N° 29.
1305 Jaargang!
1887!
Y rijdag
4 Februari.
Middelburg 3 Februari,
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen;
Prijs per 8/m. franco f 3.50.
Afzonderlijke nommers ziin verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regels
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte;
Staatkundige bespiegelingen.
MIDDELBURGSC
COURANT
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: Fvan dek Peijl, te Zierikzee: A. 0. de Mooij, te TholenW. A. van Nieüwenhtjijzen.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
De burgemeester en wethouders van Middelburg
noodigen allen die genegen zijn om als plaats
vervangers bjj de brandweer tegen eene belooning
van 10 'sjaars dienst te doen, uit, om zich,
aan te melden ter gemeente-secretarie.
Middelburg, 28 Januari 1887.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
F. ERMERINS, L. B.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
Onder dezen titel heeft de heer Van Houten in
de Vragen des tijds van Februari een beschouwing
geleverd, welke bp opent met te wijzen op de
nieuwe poging om te geraken tot grondwetsher
ziening, die volgens hem in menig opzicht onder
ongunstige omstandigheden door de Tweede kamer
beproefd zal worden. Heemskerk is niet meer dan
notaris, die den wil der partijen naar haar
zin tracht te formuleerende anti-liberale partpen
willen daarbij beproeven het volk eene school-
regeling naar hun zin op te dringen, maar zjj
durven die niet aan de beoordeeling van het volk
te onderwerpende leiding der geheele hervorming
moet uitgaan van de liberale partjjen juist dat
zp nu in de bres moet springen voor het behoud,
van hetgeen onveranderd bljjft, levert gevaar op
van mislukking.
Had zp zich destijds, overeenkomstig Kappeyne's
plan, bepaald tot eene beperkte herziening, waarbij
slechts enkele gedeelten der grondwet in debat
worden gebracht; dan ware haar taak gemakke
lijker geweest dan thans, zegt mr. Van Houten.
De clericalen, die de herziening tegenwerkten,
omdat artikel 194 niet in hun geest veranderd
wordt, maar die na het gebeurde in het vorige
jaar den strjjd niet weder op dit terrein willen
aanbinden, zijn nu in de gelegenheid, bjj wijze
van amendement, onderwerpen aan de orde te
brengen, waarover zij weten dat de liberale partij
verdeeld is. Gelukt het hun, met de hulp van
een deel der liberalen, een voor de regeering of
de eerste kamer volstrekt onaannemelijk amen
dement te doen opnemen, dan kunnen zp tegeljjk
èn de grondwetsherziening doen mislukken èn de
liberale partp verzwakken.
Het meest dreigt dit gevaar bp de behandeling
van de regeling der eerste kamer.
Verschillende stemmen niet alleen van clericale
maar ook van liberale zijde gingen reeds op om
die af te schaffen.
„Misschien" zegt de schrpver „is er geen
gevaar, dat de zaak op deze of dergelijke klippen
strandt. Maar ook dan is het zeker niet overbodig,
de algemeene eischen van een welingericht staats
bestuur uiteen te zetten. Daaromtrent heerschen
vele dwalingen, omdat men bp de beoordeeling
van het nut van menig orgaan van het staats
bestuur enkel de vraag stelt, of het goed doet, en
niet ook de vraag of hei kwaad verhindert. Even
als in eene machine moeten er in bet staatsbestuur
onderdeelen zjjn, welke de werking der beweeg
krachten temperen en de beweging zelve matig
en gelpkmatig doen zjjn."
Die eischen nu zet de heer Van Houten in
zpne beschouwing nader uiteen, en hp gaat daarbjj
van de stelling uit dat de beweegkracht, die het
staatsbestuur 6voortdrpft, het volk zelf ia. Het
staatsbestuur schijnt de uitingen van den volks
wil te leiden, doch inderdaad wordt het voort
gestuwd. Althans is dit bjj vrjje volken regel.
Bjj de herziening der grondwet moet ons ernstig
en eenig streven zjjn, aan het volk in zjjn geheel
gelegenheid te geven, zjjn wil te doen kennen,
en noch aan een koning, noch aan een beperkten
kring van aanzienljjken of rjjken, noch aan een
zoogenaamd denkend deel der natie, noch aan
het proletariaat gelegenheid te laten of te geven,
zpn wil aan het geheele volk op te dringen.
Om den volkswil uitvondig te maken, is het
niet genoeg eene vergadering bjj algemeen stem
recht te doen verkiezen en die vergadering over
alle voorstellen van wet, welke eenig lid goed
vindt in te dienen, bjj meerderheid van stemmen
te doen beslissen. En er is niet de minste waar
borg, dat zulke meerderheidsbesluiten in over
eenstemming zpn met den volkswil. Zoo een
voudig zjjn de staatkundige vraagstukken niet,
en de ervaring leert dan ook, dat de vergaderin-
ge»j die met zulk eene onbeperkte macht bekleed
zjjn geweest, bjjna zonder uitzondering eene
chaotische verwarring veroorzaakt hebben.
Eene goede staatsinrichting behoort te bewer
ken, dat alleen de ernstige en welberaden wils
uiting van het volk tot wet worde verheven, en
voor zoover eenig nieuw wetsvoorstel door eene
minderheid wordt bestreden, toch a priori hare
onderwerping en medewerking bp de invoering
verzekerd zijn. Bovendien behoort zjj echter aan
een geregeld en krachtig bestuur, overeenkomstig
de bestaande wetten, het aanzjjn te geven, en
dat bestuur te leggen in handen van de personen,
die pro tempore het meest het vertrouwen des
volks genieten. Voor het eerste doel is een
meerderheidsbesluit, hetzjj van eene vergade
ring, hetzjj zelfs van het geheele volk, onvoldoende.
Eene wet, die aan het geheele volk iets beveelt
of verbiedt, behoort slechts dan uitgevaardigd te
worden, wanneer er bjj hare invoering en toe
passing geen noemenswaardig verzet te wachten
is en het rechtsgevoel van den onpartpdigen be-
oordeelaar niet geschokt wordt door het bestraffen
van degenen, die zich verzetten. Daarentegen
moet in bestuurszaken de meerderheid zich vol
doende kunnen doen gelden om de toepassing
harer beginselen door hare eigene leiders te be
werken. In zaken, waarin onmiddeljjk gehandeld
moet worden, is geene andere regeling mogeljjk
dan den wil der meerderheid als den wil van
het geheel te doen gelden. Immers zou daarbij,
als men niet de inzichten der meerderheid volgde,
de minderheid beslissen en welke gebreken
eener beslissing der meerderheid mogen aankleven
de meerderheid heelt toch altjjd meer recht
dan de minderheid.
Yoor de vestiging van een regelmatig en vast
bestuur bevat, meent de schrpver, onze grondwet
dus voldoende bepalingen, indien slechts de
samenstelling der tweede kamer waarborgen op
levert voor overeenstemming van wil tusschen
dat lichaam en het volk. Die waarborgen
ontbreken bjj de tegenwoordige regeling van het
kiesrecht, en de tweede kamer mist daardoor niet
zelden de noodige veerkracht. Hare meerderheid
durft zich niet overal krachtig te doen gelden,
omdat het bewustzpn, de meerderheid des volks
achter zich te bebben, haar ontbreekt. Daar ligt,
ook ten opzichte van de leiding van het dage-
lijksch. bestuur, de fout van onze staatsinrichting,
die de grondwetsherziening noodzakelijk heeft
gemaakt.
Is het voor de vastheid van het bestuur noodig
gebleken, door middel van de ministerieele ver
antwoordelijkheid de eenswillendheid van de
regeering en de meerderheid der tweede kamer
te verzekeren, een rad van het eonstitutioneele
stelsel van wetgeving is daardoor ieiteljjk in
onbruik geraakt. Dit stelsel eischte voor het tot
stand komen eener wet de samenwerking van
drie organen: eene volkskamer, eene kamer van
bevoorrechten en de kroon. De kroon is echter
thans aan de medewerking van verantwoordelijke
ministers gebonden, en deze kannen slechts aan
blijven, als zjj personae gratae bjj de meerderheid
der volkskamer zjjn. Feiteljjk zjjn dus de kroon
en de volkskamer (tweede kamer) tot éen wet
gevend orgaan vereenigd. Waar kamerontbinding
geene verandering in uitzicht stelt, brengt een
veto der kroon tegen een door het ministerie der
meerderheid gewilden maatregel de kroon zelve
in te groote ongelegenheid dan dat men haar het
gebruik van deze bevoegdheid zou durven aanra
den. Wie dus niet wenscht, dat de meerderheids
besluiten eener volkskamer onmiddellijk tot wet
worden verheven, moet buiten de kroon een orgaan
in het staatsbestuur in het leven roepen, of in
het leven houden, dat er op ingericht is, hunne
invoering tegen te houden, totdat stellig bljjkt,
dat die meerderheidsbesluiten werkeljjk den volks
wil uitdrukken,
De behoefte aan zulk een remtoestel wordt ten
onzent te weinig gevoeld. Hiervoor zjjn ver
schillende redenen. De eerste en voornaamste is
zeker wel, dat tegenover onze Tweede kamer in
sommige opzichten geen remtoestel noodig was en
in de opzichten, waarin wel een remtoestel ver-
eischt werd, de Eerste kamer door hare samen
stelling voor die taak ongeschikt was. De tweede
reden, waarom op het behoud der Eerste kamer
te weinig prjjs gesteld wordt, is hare verkiezing
uit een beperkt getal hoogst-aangeslagenen. Daar
door staat zjj onder de verdenking enkel een
toestel te zijn ten behoeve der rjjken. De derde
reden is, dat haar gunstigste invloed niet in het
oog valt. Er worden ten onzent nimmer, althans
hoogst zelden, pogingen gedaan om ,bjj verrassing
of door pressie van de zjjde der regeering om
van toezegging van gansten niet eens te gewagen
een wetsontwerp ei door te halen, Waarom niet
-Omdat de minderheid en de openbare meening in
zulk een feit alleen een afdoenden grond zouden
hebben, de verwerping van den maatregel door
de Eerste kamer te eischen.
Eene Eerste kamer moet eenerzjjds onafhankelijk
zpn van de oogenblikkeljjke opwellingen des volks,
raast- ^ndérzjjds toch onderworpen aan den volks
invloed, zooals die zich in eene reeks van verkie
zingen doet kennen. Zij moet, ten einde deze
doeleinden te bereiken, vrjj door het volk worden
gekozen, maar zoodanig, dat er verscheidene
achtereenvolgende verkiezingen noodig zjjn, om
eene meerderheid, die zich aankant tegen eenen
wetgevenden maatregel, te vervangen. Dit kan
öf bereikt worden door haar slechts bjj gedeelten
te vernieuwen en onontbindbaar te maken, öf
door hare verkiezing op te dragen aan kiescol-
legiën, die geljjk onze provinciale staten
onontbindbaar zjjn en slechts bjj gedeelten worden
vernieuwd. Alleen in het laatste geval kan de
Eerste kamer zelve ontbindbaar zpn. Als het
kiesrecht voor de provinciale staten slechts goed
geregeld wordt, behoeft, meent mr Yan Houten,
in onze staatsinrichting, wat de wjjze van ver
kiezing betreft, geene andere verandering gemaakt
te worden, dan dat de verkiesbaarheid niet meer
tot de hoogstaangeslagenen beperkt worde.
Hierna komt de heer Yan Houten op de kwes
tie der monarchie, voor welker behoud niet zulk
sterke gronden pleiten.
Dit punt behandelt hp uitvoerighet financieele
verschil tusschen een republiek en een koninkrpk
acht hp van luttel belang; eene bezuiniging van
eenige tonnen gouds kan in elk geval geen be
slissend gewicht in de schaal leggen.
De voorname reden, die in 1813 aan de mo
narchie algemeenen bjjval deed schenken, was
dat zp destjjds de regeeringsvorm was, die ons
het minst verdeelde en die aan ons zelfstandig
bestaan in de rij der staten den grootsten steun
verzekerde. Deze beide voordeelen legden toen
aan alie andere overwegingen het zwjjgen op en
bleven het monarchale stelsel tot op den huidi-
gen dag steunen.
Geheel anders staat het met deze hechte steun
pilaren van de monarchie, indien de tak, die
voor weinige jaren uit den alouden stam der
Oranje's is ontsproten, mocht afsterven.
Dan kan integendeel de monarchie eene bron
van inwendige verdeeldheid en internationale
onveiligheid worden. Dit wordt bjj de aanhangige
regeerings voorstellen ter nadere regeling der
troonsopvolging ten eenenmale uit het oog ver
loren.
Na een historische herinnering behandelt hij de
voorstellen der regeering tot herziening der grond
wet op dit punt, die hjj afkeurt en schrpft hp
aan het slot zjjner beschouwing;
„Yoor het beBtaan van een klein volk is het
steeds noodig de algemeene rechtsbeginselen, die
de wereldgebeurtenissen beheerschen, te eerbie
digen. Zoo deed ons volk in 1581, toen het stout
het beginsel uitsprak, dat de koning is voor het
volk. Laat ons ook nu niet aarzelen het koning
schap te behandelen als eene volkszaak, voort
durende zoolang het ten bate des volks werkt,
maar ook voorbijgaande, indien de volksbehoefte
zjjne opheffing eischt. Laat ons ook nu fier het
volksrecht uitspreken, volgens hetwelk onze staats
vorm onze aangelegenheid is, en laat ons geene
aanleiding geven tot bemoeiingen van de mogend
heden, door eenig niet-Nederlandsch vorstenhuis
ten troon te verheffen, tenzp in geval het volk
op hel tijdstip dier verheffing daarin zijn belang
ziet. Wjj bljjven dan in overeenstemming met
de ideeën van onze eeuw en deze zullen ons
steunen. Laat ons ophouden middeleeuwsche en
onnederlandsche denkbeelden over het koning
schap te huldigen. Het is immers in zpne ge
boorte niets anders, dan eene uit de tjjdeljjke
nationale behoefte en de populariteit van Willem
I en zpne zonen voortgesproten instelling; die
nationale behoefte bljjve steeds de toetssteen, of
zp behouden moet bljjven. Wjj zjjn geen door
Willem I veroverd land, hetwelk bjj met goed
vinden van eenige door hem zeiven gekozen
notabelen aan zjjne verwanten mocht vermaken,
onverschillig, wat de behoeften der natie later
mochten eischen. Ons land is geen vorstelijk
apanagewaarover vreemde vorstenhuizen te
twisten hebben, omdat eene prinses uit het huis
van Oranje daarmede door huweljjk verbonden
werd,
„Er heerschen ten onzent vele onjuiste begrippen
over het koningsohap, Yerkeerd is de richting,
die de veroordeeling dezer instelling bouwt op
eene vergeljjking van 's konings civiele Ijjst met
een arbeidersbudget of van den omvang van's ko
nings dageljjksche taak wet de s<jm} die hem uit
de schatkist toevloeit. Verkeerd is het ook de
dwalingen, die door het staatsbestuur, vooral in
de laatste jaren, zpn begaan, aan het koningschap
te wijten. Zooveel immers staat vast, dat de
fouten, waardoor Nederland in den laatsten tjjd
zjjn Europeeschen naam verloren heeft van het land
te zjjn waar de grootste vrijheid met de grootste
orde gepaard gaht, met uitdrukkelijke of stil
zwijgende goedkeuring van de meerderheid der
kamers gepleegd zpn. Indien deze meerderheid
krachtig in eene andere richting werkzaam ware,
wettigt niets het vermoeden, dat de kroon haar
zou tegenwerken, en indien de kroon al den wil
daartoe had, zou zij bljjken de macht te missen,
haren wil door te drijven. Aan geene hervorming,
ook aan geene sociale hervorming, staat de kroon
duurzaam in den weg, als het volk haar slechts
wil. Het is daarom eene laakbare handeling de
arbeiders op te hitsen tegen eene instelling, waar
van de afschaffing hun geen enkel voordeel brengen
kan. Zoo lang wjj een Nederlandsch vorstenhuis
hebben en de troon niet aan eenig Duitsch vor
stenhuis overgaat, schenkt de monarchie ons het
voordeel een regeeringsvorm te hebben, die ons
niet verdeelt en die geene internationale verwik
kelingen of bemoeiingen uitlokt. Dit voordeel
komt allen zonder onderscheid ten goede.
„Nog laakbaarder is het.echter, in ons volk dea
eerbied voor zjjne historie en de republikeinscha
fierheid te willen dooden, door het vooroordeel te
voeden, alsof er buiten den monarchalen staats
vorm geen heil voor Nederland te vinden zou zpn,
en alsof eenig vorstenhuis legitieme aanspraken
kon hebben tegen of boven hetgeen de behoeften
des volks te eeniger tijd mochten bljjken te
eischen. Omdat ons volk -— met uitzondering
van eenige begunstigde familiè'n van ambtenaren
en leveranciers van republikeinschen zin en
geest doortrokken is, kan men de kroon niet meer
benadeelen, dan door het koningschap op te
hemelen, en op straffe van verlies van den naam
van goed staatsburger, meer van den Nederlander
te eischen, dan eene kalme waardeering van de
voordeelen, die deze instelling ons alsnog verschaft.
Moest het koningsohap bestaan door den steun
zjjner blinde vereerders, het bestond reeds lang
niet meer.
„Mogen de staten-generaal bp de behandeling
van het vraagstuk der troonsopvolging het ruime,
hier te lande historische standpunt innemen, en
waar de letter der grondwet dreigt met de be
hoeften des volks in strjjd te geraken, met voor
zichtigheid en beleid, maar tevens rond en
krachtig, het beginsel vooropstellen, dat de
behoeften des volks de eenige grond van beslissing
zpn. De Nederlandsche wetgever staat tegen-
over de oprijzende quaesties van troonsopvolging
niet op bet standpunt van Fransche legitimisten
bjj de vraag of de graaf van Parjjs dan wel Don
Jaïme de ware rechthebbende is. Geroepen de
grondwet te herzien, is het heil des volks zjjne
hoogste wet. En daar niemand thans voorzien
kan, wat bp eventueel uitsterven der rechte ljjn
van koning Willem III door het heil des volks
geboden zal zpn, is de aangewezen weg, nu niets
anders te doen, dan te zorgen, dat ten tijde,
waarop die eventualiteit mocht intreden, het volk
den weg gebaand vinde, zpn belang op zoodanige
wjjze te behartigen, als het alsdan zal goedvinden.
Mocht er dan een pretendent zpn, om wien het
geheele volk zich als éen man schaart, geljjk om
Willem I in 1813, en wiens benoeming geen ver
wikkeling met het buitenland geeft, dan stageen
letter der grondwet aan zpne verheffing in den
weg. Is er geen zoodanige, of kan degeen, die
gewenscht mocht worden, niet optreden zonde!
de Nederlandsche troonsopvolging tot het sein
van buitenlandsche verwikkelingen te maken, dan
bljjve de weg open, den republikeinschen Staats
vorm aan te nemen. Europa kan nog niet ver
geten zpn, dat onder dien staatsvorm Nederland
een, op zjjn minst genomen even nuttig lid der
Europeesche volkeren-gemeenschap geweest is,
als tjjdens het bestaan van zpn koningschap".
Aan den predikant Vos te Amsterdam. Was dooi
zjjn vrienden een pels geschonken.
Dit stak dr Kuyper; die pels 'was hem eeri
doorn in 't oog en hjj bezat helaas! te weinig
zelfbeheersching om eenige zijner hateljjkhedetó
in de pen terug te houden.
Na in de Heraut geïnsinueerd te hebben, dat
de pels geschonken was om wat warmte aan
te brengen aan het wat al te boud geworden hart,'
ging hjj zoover met in zjjn brochure allerlei
leeljjke dingen te schrjjven, waaraan thans anderen
weer te veel eer bewjjzen door ze te verspreiden.
Had men niet beter gedaan die ontboezeming
te laten yoor hetgeen zjj was Evenmin ftis wö