ycrtroM ei aangfim schip.
Moopp en yerpacWip li ZeeM.
Ingezonden stukken.
Ben splinternieuwe Jcattengeschiedenis.
Schoondijke een land van belofte
Verkoopingen en aanbestedingen.
visch uit te gaan. Tot zoolang wordt de rusttjjd
volop genoten. Inmiddels staat de waterschout
gereed om de monsterrollen weer te doen teekenen.
Tot dusver zjjn reeds een kleine dertig beman
ningen toegetreden.
Moge intusachen de rust onze brave visschers
zoet smaken! Vad
Een zonderlinge manier om zjjn geld te
beleggen hield wjjlen de heer L. Steenmejjer te
Sexbierum erop na. Na zijn begrafenis vond men
in zijn tuin een sommetje van 16.000 in een
pot onderden grond. Hjj had zelf aanwijzing van
een en ander gedaan.
Te Amsterdam wordt Nieuwjaarsdag voor
de 250ste maal de Gijsbrecht van Amstel gespeeld.
Op verzoek van den burgemeester van Ambt-
Almelo begaf zich Maandag avond de gemeente
geneesheer naar de woning van den landbouwer
Pezie, aldaar, ten einde een voorloopig onderzoek
in te stellen omtrent de oorzaak van den dood
eener daar inwonende dienstmaagd Johanna Hele
na Schipdara, oud 26 jaar. Tengevolge daarvan
werd de begrafenis uitgesteld, en begaf zich
de rechter-commissaris, vergezeld van den offi
cier van justitie en den beëedigden klerk ter
griffie, benevens de geneesheeren De Vlieger en
Aalbertsberg derwaarts, om het lijk aan een
nauwkeurig onderzoek te onderwerpen.
Uit het onderzoek is gebleken dat zij een
wonde aan het hoofd had van 5 centimeter lengte.
Aan de justitie was in een ongeteekenden brief,
gezonden aan den brigadier-titulair K. Kok, te
Wierden, verzocht, een onderzoek naar haar dood
in te stellen. (Tw. Ct.)
Dinsdag stonden te Amsterdam terecht twee
lieve heertjes, nl. zekere H. A. Vermeulen en J.
V. Zinderdjjk, wegens valschheid in geschriften
en een paar diefstallen. De eerste hal zich
bovendien nog over een afzonderlijken diefstal en
over mishandeling te verantwoorden. De met zulk
een zondenregister beladen man is pas 21 jaren
oud en belooft dus nog wat voor de toekomst.
Voorloopig echter zal hij zijn bedrijf eenige jaren,
die hij in de gevangenis zal doorbrengen, moeten
staken.
Met 1887 zal Het Huisgezin^driemaal per
week verschijnen.
De telegraphische gemeenschap met Londen
is weder geheel hersteld.
Te Utrecht is bp een kind van ouders uit
den gegoeden burgerstand „tongblaar" geconsta
teerd bjj nasporing bleek de oorzaak te zijn,
dat hefjkind ongekookte melk had gedronken van
een aan die ziekte lijdende koe. Dit tot waar
schuwing om steeds de melk te kooken.
eenvoudig een kruis van haar beide handschoenen
en legt ze in dezen vorm op haar schoot.
Dit zjjn de voornaamste teekenen met de
handschoenen, maar een nauwkeuriger studie dezer
taal zou aan het licht brengen, dat zij evenveel
kan uitdrukken als Addison's bekende waaiertaai.
MIJNE RUST.
Het ([auteursrecht wan..,Schumann's werken
vervalt op 1 Jan. 1887, en reeds op 3 Jan. zullen
de complete werken van dien toondichter in de
Peters-editie verschijnen.
Een Franschman geeft de volgende wecken
aan jonge dames, welke een conversatie in de
handschoenentaai willen voeren zonder dat hun
geleider de beteekenis begrijpt. »Ja" wil zeggen,
.«...I- 7,-> Anita.jjcitie' uanatöno'enen
opgerold in de rechterhand beteekent„neen
Indien gjj eenjj heer wilt toonen, dat hij u on
verschillig is, zoo trekt gij den handschoen aan
de [rechterhand^ half uit. Wenscht gij, dat een
vriend u in een ander vertrek volgt, dan sla de
beide handschoenen om uw linkerarm. »Ik be
min u nog" wordt uitgedrukt door langzaam en
voorzichtig de beide handschoenen glad te strijken-
Wil de dame weten of haar genegenheid beant-
woord|wordt, dan .trekt zjj ..den handschoen aan
de linkerhand half aan. Daar dikwijls onge-
wenschte dwarskijkers naar bals of andere ver
makelijkheden mede gaan om een oogjop het
jonge volkje te houden,^heeft men ook^voor deze
omstandigheden teekens noodig.
„Wees op] uw.hoede^voor den ouden'heer" of
„mijn schoonmoeder" is eenjjsein dat,zeer.dikwjjls
moet te kennen gegevenjjworden. Het wordt
uitgedrukt door_ voorzichtig, de vingers van den
handschoen [om f.den duim terjwikkelen. Indien
de dame in een ^slecht*.humeur is, maakpzij
het zou mij niet verwonderen, indien Lettice met
Lady Jenkins knoeide."
„Maar," herhaalde ik, „Lettice Lane had
heusch de juweelen niet gestolenzij wist er niet
van. Zij was volkomen onschuldig."
„Kunt gij daarvoor instaan, Johnny
„Ja, dat kan ik. Ik weet wie het gedaan heeft".
„Weet gij dat, Johnny Ludlow riep Fam
lijn uit, terwijl de ander mij stilzwijgend aanstaarde»
„Ik hielp jnffronw Deveen om er achter te
komen. Althans ik was bij haar tijdens de ont
dekking. Het was een dame zooals juffrouw
Chattledon zegt. Zij kreeg een flauwte, toen zij
overtuigd werd en viel tegen mijn schouder aan."
Ik geloof dat zij niet wisten of zij mij gelooven
moesten of niet. Het klonk natuurlijk nog al
vreemd, dat ik, een jongmensch, een geheim van
juffrouw Deveeu kende, dat zij niet eens aan
haar oudste, beste vriendin Chattledon had toe
vertrouwd.
„Wie was het dan, Johnny?" zei Famlijn.
„Dat wil ik liever niet zeggen, mijnheer. Ik
geloof dat ik het niet zeggen mag. Terwillo der
jongedame heeft juffrouw Deveen de zaak gesust
in de hoop, dat het haar een waarschuwing voor
het vervolg zou zijn. En ik geloof dat het dat
wel zal geweest zijn."
„Was zij jong
„Ja. Zij is sedert getrouwd en ik kan u
met den besten wil haar naam niet zeggen."
„Nu, dan moeten wij u gelooven, Johnny"
zei dr. Knox schoorvoetend, „maar gij geeft toch,
't Lied beduidt Carmen, en Sylva het woud,
't Woudlied weerklinkt, frisch, oorspronklijk en stout;
En dacht ik niet steeds aan mijn woud van weleer,
Dan zong ik sinds lang mijne lied'ren niet meer.
„In een der bruin-ingebonden boeken" zoo be
gint Mite Kremnitz haar door oprechte bewonde
ring en warme liefde ingegeven levensschets van
Carmen Sylva „in een dier bruin-gebonden
boeken, waarin Carmen Sylva sedert baar vroegste
jeugd als in een dagboek haar ervaringen en
gedachten in liederen heeft neergeschreven, met
de goddelijke gave des dichters, om persoonlijk
leed en persoonlijke vreugde in het onpersoonlijke
gebied der kunst over te planten, bevindt zich
uit het jaar 1878 een gedicht in proza „Een
leven."
„Het begint:
„Ik wilde de waarheid vinden, toen vatte het
leed mijne hand en zeide: „„Kom met mij; ik
wil u naar de waarheid voeren, maar gij moet
op weg geen vrees koesteren.""„Neen, ik vrees
niets, want ik beu zoo sterk, ik kan een berg
verzetteu."
„Geen woord kon karakterestieker voor de eigen
lijke natuur der dichteres zijn „ik zoek de waar
heid en koester voor niets vrees, want ik gevoel
mij sterk."
„Het leed blikte haar echter medelijdend aan
en bracht de zoekende bij de kunsten; en zij wijdde
zich aan eene der kunsten en wilde de muziek
dienen. Zij speelde en zong, tot haar hand ver
lamde en haar keel verdroogde, maar aan baar
eigen ideaal beantwoordde zij niet en in kleine,
heimelijk gedichte verzen klaagde zij, dat zij
geen kunstenares was. Daarop leidde het leed
haar tot de wetenschap en zij leerde en leerde
en zocht de wijsheid te ontdekken om de waar
heid te vindon. Maar de oogen werden haar
moede, en de eigen gedachten kwamen vlug en
levendig en lieten zich niet door vreemde ver
dringen Daarom nam zij weder de stift en
klaagde in: „kleine, heimelijke verzen", dat
zij geen geleerde was en in de wijsheid de
waarheid niet kon doorgronden. Doch het
leed verscheen opnieuw en toonde haar het leven.
En zij zag haar geliefden sterven, zag de ondra
gelijke kwelling van het zijn en te niet gaan, de
rustelooze meoscbheid in het noorden en zuiden
en zeide
„Ik kan niet leven, ook in het leven is geen
waarheid." Maar weder greep zij naar de pen,
ea deze troostte haar. Het leed bracht haar Verder,
voerde baar tot liefde en huwelijk, gaf haar arfceid
op een ruim veld en maakte haar tot moeder.
In de gansche volheid van haar geluk nam zij
alles mede vast te houden, te vereeuwigen, doch
het onverbiddelijke leed kwam, en weder was
het de pen, die de van haar eenig kind beroofde
moeder troostte, wanneer zij haar droefheid in
den vorm van wonderlijk lieflijke liederen goot.
„Altijd sneller vloog mijn stift, altijd rijker
stroomden de gedachten, altijd breeder werd het
veld vau mijn arbeidea ik schreef en schreef
en wist niet, dat ik een kunst beoefende."
Juister laat zich dunkt ons het karakter
van Carmen Syiva's poëtisch talent in het alge
meen en van haar dichtbundel: Mijne Bust in het
bijzonder niet schetsen. Het zoeken naar waar
heid, de onverbiddelijk daaraan verbonden twij
fel, liefde en smart, scherts en ernst, ontgoocheling
en berusting dit alles, wij vinden bet weder in
deze verzameling liederen, sonnetten, balladen,
legenden en spreuken, naar de maanden des jaars
(waarom ontbreekt Augustus?) geschikt.
Mijne Rust naar Carmen Sylva door Eiore della
Neve. Sneek, H. Pyttersen Tz.
naar het schijnt, toe dat Lettice er de hand in
gehad heeft."
„Maar zij heeft ze niet gestolen dat was
een ander", en zeer omzichtig mijne woorden
kiezende, zoodat niets eenig vermoeden op Sophia
Cbalk kon vestigen wier naam zij vermoede
lijk nooit gehoord hadden gaf ik hun een
schets van de wijze, waarop juffrouw Deveen achter
de waarheid was gekomen. Het gelaat van Fam
lijn werd onder mijn verhaal besehenen door den
rooden gloed van het vuur.
„Gij begrijpt nn dat het onmogelijk Lettice
kau geweest zijn," besloot ik, „het spijt mij dat
juffrouw Chattledon zich zoo ongunstig over haar
uitgelaten heeft."
„Ja ik begrijp dat Lettice de juweelen niet
kan gestolen hebben", antwoordde Knox. „En toch
heb ik een onaangenamen indrnk van het meisje
gekregen en ik zal haar een beetje in het oog
houden. Waarom wil zij naar Australië
„Alleen omdat zij daar twee broers heeft.
Ik geloof dat het praatjes voor de vaak zijn en
dat zij nooit gaan zal."
Men sprak niet meer tot mjj. Ik nam mijn boek
en verliet de kamer om hen vrij te laten om de
zaak verder samen te bespreken.
Carmen Sylva, de tweevoudig gezalfde, de met
de dichterkroon en de koningskroon getooide
vrouw, beschouwde in haar jeugd verzen als iets
ziekelijks, iets sentimenteels, wat haar Sturmnatur,
die zich altijd tot het krachtige aangetrokken ge
voelde, weerstond. Haar eigen gedichten pleiten
tegen deze valsche opvatting van de poëzie. Uit
elk gedicht stroomt ons het warme, werkelijke
leven te gemoet, zooals de kunstenares het met
haar liefdevol hart en scherp verstand in zich
opnam.
En hoe de lieden onder 't oog mij brachten,
Ik zon mijn krachten door 't gebruiken sloopen,
Mijn kapitaal ik moest de vuurgedachten
Verkoelend in het alledaagsche doopen.
Ik kan niet koeler zijn Ik hen geboren
Aan 't Rijnstrand, in vulkanische landouwen
In haar jeugd verzamelde menigmaal de kleine
prinses, die overigens het liefst, wind en weer
trotseerend, in haar bemind woud bij Neuwied
rondzwierf, de dorpskinderen rond zich en ver
maakte zich zelf en hen met phantastische spelen
of verhalen, in haar altijd bezig brein ontspro
ten en haar kleine speelgenooten, hetsij uit
aanzienlijken stand of eenvoudige pachterskindereu
erkenden in haar hun meerdere, waardoor zij zich
zonder verzet lieten beheerschen. Er licht iets
absoluuts in Carinen Syiva's natuur, zij werd tot
heerschen geboren, maar dit strenge, dit bewust
zijn: ik ben sterk, dit gans niehl halb, dat zich
nergens in iiaar gedichten verloochent, verstikt
geen zachtere gevoelens.
Geen inniger, weemoediger liederen dan aan
haar gestorven kind, zoo o. a. Een woord
Het zeide duidelijk «Moeder
Mijn kind heeft «Moeder" gezegd
En 't lacht en zegt het wel weder
Als men het sluw overlegt.
Of het schoone sonnetVergeefs of Een verzoek
Lief Moesje, neem my op nw schoot
Ik hen van 't spelen moê
De kamer wordt zoo ruim en groot,
Mijn oogjes vallen toe.
Dan, Moesje, zing mij dan een lied
Vertel een sprookje er hij,
Waarin wat vreeselijks geschiedt
En beiden heven wij.
En, Moesje, als dan mijn kopje rust,
In uwen arm gevat,
Zeg dan, terwijl ge in slaap mij sust
«Mijn lieve, kleine schat."
Mijne Bust is een soort familie-kroniek, schijn
baar nietige dagelijksche gebeurtenissen, vluchtige
indrukken naast smartelijke teleurstellingen; zij
zijn bewaard in kleine, nu geen heimelijke verzen
meer. Vergissen wij ons niet, zoo is in Vrouiven-
handen een klein huiselijk tafereel weergegeven
in ons koninklijk gezin afgespeeld, tijdens Carmen
Sylva daar een kort bezoek bracht.
Dat Carm.enK„SvJ.T"I„ir <1a7i aanvang, toen zij
guuivjUtoO DegOn Op tö ocLiijvdu} yv/u ouuvtJ"*
reine minachting voor poëtische regels en vor
men had, zal schier niemand bij het lezen van
Mijne Bust in den oorspronkelijken tekst ge
looven dat deze schoonheid in den vorm bij de
innigheid en pittigheid van den inhoud onder de
vertaling niet verloren ging, hiervoor waarborgt
de naam van Fiore della Neve op het titelblad.
Wie beter dan de dichter van Een liefde in het
Zuiden en Liana ware de moeielijke taak toe
vertrouwd geweest om de schoone verzen vol
heerlijke gedachten van Carmen Sylva, meer
en meer de lieveling van ons lezend publiek en.
onze letterkundigen, in vloeiend Nederlandsch
over te zetten
Ten slotte nog een enkel gedichtje tot bewijs
Eens had een drietal katten,
Met kattengeduld en list,
Een kleine muis bemachtigd,
En heerlijk opgedischt.
II.
Mijnheer Famlijn mocht een knap medicus zijn;
maar een groot diplomaat was hij niet.
Dr. Knox had hem zoo duidelijk de wensche»
lijkheid om hun vermoeden voorloopig geheim
te houden uiteengezet en toch maakte Famlijn
terstond van zijn vrijheid gebruik om het aan
madame St. Vincent mede te deelen.
Geslingerd tusschen allerlei weifelingen en ver
moedens voelde hij zich na dien bewusten avond
net als een visch op het droge, en veranderde
honderdmaal op een dag van meening. „Gij ver
gist u, Arnold ik ben zeker dat er niets ver
keerds plaats heeft," zei hij het eene oogenblik
en even daarna was hij weer overtuigd, dat er wel
degelijk kwaad gedaan werd en dat Lettice Lane
de schuldige moest zijn. Zijn onrust maakte dat
hij veel vroeger uitging dan hij anders kou gedaan
hebbenwant na een koortsaanval, dien hij zich
zelf met zijn tobberijen op den hals gehaald had,
zei hij den derden dag
„Het is zulk mooi weer, dat ik eens ga
beproeven of een wandeling mij goed doet."
Door eenige straten kwam hij al heel spoedig
op den Londenschen weg en aan Jenkins-Huis.
De deur stond open en de dokter, die zich daar
geheel thuis voelde, liep zonder schellen naar
binnen.
De eetkamer, waar zij 's morgens gewoonlijk
zaten, was leeghet salon was leeg en zoo kwam
hij aan een derde kamer, die met glazen deuren
in den tuin uitkwam.
„Is hier iemand of is het heele huis uit
gestorven riep Famlijn binnengaande, en stond
eensklaps voor een groep van drie personen die
bij een stapel muziek geknield lagen madame
En toen zij 't binnen hadden
En praatten over 't feest,
Bedachten zij, hoe aardig,
Het muisje was geweest.
Het arm verslonden muisje
Zij bedachten 't niet zoo ras,
Hoe lief het was, of wenschten
Wel dat het weer levend was.
Zij hebben met droevig miauwen
Er over gejeremieerd,
En toen met welbehagen
Het gegeten muisje verteerd.
Mijnheer de Eedacteur.
In uw courant van 28 Dec. 11. wordt, naar aan
leiding van een beBluit van den raad te Schoon
dijke, om de tegenwoordige traktementen van
het hulppersoneel aan school A, met ingang van
1 Jan. '88, van 700 en ƒ600 te brengen op
550, door X. de finantieele toestand van
Schoondijke geschetst alsof wij hier in het land
van belofte wonen en de druk, die overal elders
in alle standen zoozeer gevoeld wordt, ons als
het ware over het hoofd gegaan is. Dit is vol
strekt het geval niet.
De opmerking van X. dat wij, tengevolge der
wet van '78 zulke belangrijke voordeelen behaald
hebben door de 30 van het rijk, gaat niet op.
Wie toch betaalt vooraf die 30 aan het rijk
Zouden de ingezetenen die zei ven niet onder een
anderen vorm betalen Op de gemeentebegrooting
voor 1887, die in zijn geheel nog geen 11,000
bedraagt, komt het onderwijs met een postje van
5030 voor. Ik wil erkennen dat dit groot
bedrag vooral een gevolg is van de uitgebreidheid
der gemeente. Op een bevolking van 1800
zielen toch hebben wij twee scholen, terwijl aan
twee naburige gemeenten nog over de 300
betaald wordt voor kinderen uit deze gemeentei
die daar de school bezoeken. X. weet ook zeer
goed dat die post nog belangrijk zal moeten
verhoogd worden.
Wat de inkomsten betreft; zonder zich te veel
aan voorspellingen te wagen kan men toch als
zeker aannemen dat die belangrijk zullen moeten
stjjgen om met de uitgaven in overeenstemming
te zijn en dat die zullen moeten gevonden worden
uit een veel kleiner totaal bedrag van zuiver
inkomen, daar de hoogstaangeslagenen menschen
zijn van 80 en meer jaren.
Ziedaar M. de Red. een en ander tegen de
rooskleurige voorstelling van X. Over de kwestie
van trouw blijven aan verplichtingen, verschil ik
ook met hem. De hulponderwijzers hebben gepro
fiteerd van een abnormalen toestand, en wie zou
hun dit ten kwade duiden Nu is echter die
toestand weer abnormaal maar in omgekeerden
zinen waar de gemeente, niettegenstaande er in
v1*"''"r o^vooj-Iag TOOI" 400
nog 14 sollicitanten waren, toch nog f 550 wil
geven, is dit volstrekt geen bewijs van kwade
trouw. Al moge het besluit verre van aangenaam
zijn voor de hulponderwijzer en de hulponderwij
zeres de ingezetenen vinden het ook niet aange
naam wanneer de lasten jaarljjks stjjgen zonder dat
de inkomsten vermeerderen en een lid van den
raad staat niet voor het belang van enkelen
maar van allen.
Met de meeste hoogachting,
Schoondijke, 30 Dec. 1886. A.
(A. zal in ons vorig nommer zeker wel gelezen
hebben, dat ged. staten het besluit hebben ver
nietigd. Eed.)
Blijkens ontvangen telegram heeft Zr. Ms.
schroefstoomschip le klasse Zilveren Kruis, onder
bevel van den kapitein ter zee D. J. Weys, in
den namiddag van den 29en dezer Rio Janeiro
verlaten, koers stellende naar de Kaap de Goede
Hoop. Aan boord was alles wel.
Bjj de aanbesteding van zwemvesten, aan
's rjjks marinewerf te Amsterdam, was minste
inschrjjver de firma wed. J, 0. Massee Za te
Goes voor 6.10 per stuk.
Datum. Plaats. Voorwerpen. Information.
II Jaa. Huis t. Duine, Hout, Verheij.
13 Groede, Hofstede, Hammacher.
18 Zeeduin, Hout, - Yerheij.
St. Vincent, Mina Knox en kapitein Collison.
Twee hunner stonden op. Mina alleen bleef in
dezelfde houding liggen.
„Wij zochten naar een geschreven lied dat
zoek is," zei madame St. Vincent hem de hand
gevende. „Mina weet zeker dat zij het hier heeft
laten liggen; maar ik herinner mij niet het ge
zien te hebben."
„Het was niet van mij," zei Mina, den.dokter
aanziende. „Caroline Parker had het mij geleend
en nu heeft zij er al tweemaal om gezonden."
(Wordt vervolgd.)