129® Jaargang.
Woensdag
15 December.
N° ^5.
1880]
Middelburg 14 December.
8 FEUILLETON,
DE EIST a EL;
V>>,
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 8/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
IDDELBIRGSCHE
Agenten te'Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nibttwenhtjijzen.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daxjbe Cie., John F. Jones, opvolger
De van heden tot liet einde van dit jaar ver
schijnende nommers van ons blad worden kos
teloos toegezonden aan allen die zich tegen
1 Januari 1887 daarop abonneeren.
In de gisteren gehouden zitting der Tweede
kamer werd zooals uit het korte telegram in
ons vorig nommer bleek, de kwestie der subsidie
voor de middelbare meisjesscholen ter sprake ge
bracht door den heer De Meijier, die zijn leed
wezen uitsprak dat de regeering geen reden heeft
gevonden om terug te komen op de opheffing
der subsidies voor middelbare meisjesscholen. Hjj
acht dit onbillijk, de aangevoerde redenen niet
steekhoudend, den raad tegenover de genieenten niet
behoorlijk en niet in 's rijks financieel belang. Hij
zou, in afwaching eener meer principiëele beslis
sing in deze, geen amendement voordragen, vooral
niet omdat hij wist dat vele leden, ofschoon
voorstanders van meisjesscholen, de subsidiën nu
niet wilden herstellen. Hij bepaalde zich daarom
tot 't uiten van zjjn leedwezen.
De heer Van Houten verklaarde eenvoudig
herstel van de geschrapte subsidiën niet gerecht
vaardigd, vooral niet tegenover de genieenten die
de zaak nu op andere wijze reeds hadden gere
geld. Zjj, die tot de »naloopers" behoorden, zouden
dan alleen 'srjjkshulp ontvangen. Daarbij geldt
het hier een zaak van principe, omtrent de ver
houding van den staat tot de gemeenten en
tusschen de gemeenten onderling. Maar de tegen
woordige toestand brengt het M. O. voor meisjes
achteruit en dat wil hjj, die voorstander is van
gelijkheid voor de beide seksen, op 't gebied van
onderwijs in alle takken, voorkomen. Daarom
verwacht hjj dat, na de grondwetsherziening, de
regeering de zaak principieel tot regeling zal
brengen.
De minister van binn. zaken zeide, dat de reg.
op dezelfde gronden als die van dtn heer De
Meijier geen nieuw voorstel heeft gedaan. De
min. heeft alle reden aan te nemen, dat ook zon
der subsidie vele bestaande H. B. scholen voor
meisjes behouden zullen bljjven.
Verder merkte de minister op dat er wel gelden
voor 'tmidd. ond. voor meisjes zjjn uitgetrokken,
want er zijn vele scholen voor jongens, waar
meisjes worden toegelaten, en er worden subsidiën
gegeven aan vakscholen voor meisjes, wat ook M.
O. is. De heer Heemskerk erkende gaarne dat er
een meer principieele regeling in deze te wenschen
is en hjj zal zjjn aandacht daaraan ook wjjden,
maar hjj moest opmerken dat, wat vaste regelen
voor de subsidies betreft, die voor de jongens
scholen ook niet bestaan.
De Haagsche correspondent der N. Gron. Ct.
schrjjft: Het tweede telegram, door mevr. Bulkley
Naar het Poolsch,
VAN HENRYK SIENKIEWICZ.
Het orgel speelde altijd door. De brandewijn
begon de vrouwen naar het hoofd te stijgen. Ku
likowa herhaalde op klagenden toon, „arm wurm,
arm wurm 1" en Kapuceinska begon m eens aan
den dool van haar man te denken.
„Toen die gestorven is heelt hij toch zóó
gesteund, zóó gesteund, ózó gesteund I" Zij haalde
die woorden hoe langer hoe meer uit, en verviel
onwillekeurig in een soort van gezaug, ging van
dat gezang in de maat der muziek over en einde
lijk begon ze op de meloaie, die het orgel sptelde,
met de handen in de zijden hardop te galmen:
<,Zóó gesteund, zóó gesteund, zóó gesteund
O, tu dans, zóó gesteund I"
Eensklaps begon ze bitter te schreien, gaf den
orgelman een kwartje en nam nog een goeden
slok. Ook Kulikowa was aangedaan, maar haar
gevoel keerde zich tot de kleine wees.
„Denker aan, weeskind", zei zij, „wat de
weldoener u gezegd heeft, toen men uw moedertje
in de sneeuw begroetEen engel zweeft er boven
u, heeft bij gezegd."
Eensklaps zweeg zij, zag verwonderd om zich
heen en herhaalde met nadruk:
„Als ik zeg een engel, dan is het een engel 1"
aan de kamer gezonden en later gebleken niet
van haar afkomstig, maar een laaghartige ma
noeuvre van een harer belagers te zijn, bevatte
de mededeeling, dat de adressante op reis ging
en de behartiging harer belangen had opgedragen
aan den heer.... J. A. de Bergh, den man,
wiens reis om de wereld men met nieuwe plannen
van mevr. Bulkley heeft in verband gebracht.
Er lag derhalve iets boosaardigs in de bedoeling
met dit telegram, dat bovendien in geen enkel
opzicht juist was. Een geacht advocaat en pro
cureur alhier is en bljjft de zaakgelastigde van
Mevr. Bulkleyzjj was, op 't oogenblik dat het
telegram aan de kamer kwam, nog te Scheveningen
en is er nog dagen daarna gebleven. Eerst Dinsdag
der vorige week vertrok zij naar Parijs, om na
eenigen tijd vandaar zich naar het zuiden te
begeven. Eindelijk zal de heer De Bergh zich
pas in Mei 1887 in den Haag vestigen om zjjn
oude „Penkrassen" te hervatten. Tot hiertoe is
het der justitie nog niet gelukt den dader van
de valschheid, die nu wel geen kwaad gesticht,
maar toch de zaak Van mevr. Bulkley in de
kamer geen goed gedaan heeft, op te sporen.
Een ander punt. De verspreiding der Nieuw
Malthusiaansche geschriften door agenten van
politie werd door den heer Keuchenius in de
kamer ter sprake gebracht en daarbjj bleek weder
eens hoe allerliefst de verhoudingen van de
Haagsche politie-beambten zjjn. Een dienaar der
politie had den heer Keuchenius 't geschrift be
zorgd, natuurljjk met geen ander doel dan om
er tegen op te komen, dat de hoofdcommissaris
het brochuretje door zjjn agenten had doen ver
spreiden. Dit feit echter sprak de heer van
Schermbeek tegenen het is ook een pertinente
onwaarheid, wat men hem heeft toegedicht. Iets
anders is het dat de hoofdcommissaris de in zijn
oog verstandige wenken van den Nieuw Malthu-
siaanschen bond in het «orderboek" der politie
had doen opnemen om ze onder de oogen van elk
zjjner ondergeschikten te brengen. Dit nu ligt
geheel binnen zijn bevoegdheid en. het ontsnapt
aan de kritiek van wien ook. Daartegen nu was
eigenlijk de toorn van den heer Keuchenius
gekant, maar hjj kon en mocht van dit feit niets
weten zonder gebruik te maken van trouweloos
heid van een der politiebeambten. Daarom
getroostte hjj zich een verkeerde voorstelling der
feiten, die hem toch gelegenheid gaf op te komen
tegen het actief optreden van den hoofdcommis
saris van politie als bevorderaar der Nieuw
Malthusiaansche theorieën.
De minister van oorlog heeft bepaald dat ge
durende de wintermaanden geen voordrachten tot
pensioen of ontslag met paspoort wegens lichaams
gebreken van militaire ot militaire geëmploieerden
beneden den rang van officier mogen worden
ingezonden, dan alleen ten aanzien van zoodanige
militairen, die uitdrukkeljjk verlangen om, on
danks het ongunstige jaargetijde, uit den dienst
te worden ontslagen.
Niemand sprak haar tegen. Marysia knipte me*
de kleine, schuchteie oogjes en zag de oude vrouw
aandachtig aan. Kulikowa ging voort
„Gij zijt een wees en daarom heeft de duivel
geen recht op u. Over weezen waakt de engel.
Die engel is goed. Daar hebt ge een kwartje.
En ai ware het ook te voet, gjj zult te Leszc-
zyne komen, want de engel zal u geleiden."
Eapucinska begon weer te zingen
«Hij zal steeds voor n waken,
GeSn leed zal u genaken 1"
sStil," gebood de audere en ging tot het
kind voorts
„Weet gij, dom kind, wie er boven u is?"
„De engel," zei het kind met haar zachte
stemmetje.
»0, gij, arm klein weeskind, mijn poesje»
mijn wurmpje! Ja een engel met vleugels," nep
Kulikowa snikkende uit en drukte het kind aau
haar hart.
Het meisje begou ook te schreien. Misschien
begon in dit kleine hoofdje, dat nog niet iu staat
was iets te begrijpen, een zweem van bewustzijn
door te dringen.
De herbergier sliep al achter het jenevervat-
De vetkaarsen walmden en hadden groote dieven
aan de pitten, de orgelman hield op met draaien,
daar de vrouwen met het kind al zijn aandacht
in beslag namen.
Het werd stil in de gelagkamer tot dat men
eensklaps paardengetrappel in de modder hooide
en een stem een lang uitgerekt brrrr tegen de
Iu het verslag der eerste kamer over de Indi
sche begrooting worden o. a. de volgende onder
werpen korteljik besproken.
Financieele toestand. In een afd.,
waar men dezen besprak, achtte men het eindelij fer
bevredigend, daar, in verband met de lage koffie-
raming, een batig saldo was te voorzien. Toch
zagen verscheiden leden de toekomst van Java
met bezorgdheid te gemoet, waarvan ten deele
de reg. de schuld draagt omdat zjj tot heden
schier niets deed voor de suikerindustrie en om
dat men zich bleef vastklemmen aan de gouv.
koffiecultuur, terwjjl daarentegen de ontwikkeling
van een gezonden landbouw op Java meer werd
belemmerd door buitensporige lasten, zoodat de
parficnliere cultures den strjjd zullen moeten op
geven, als niet gebroken wordt met het systeem
van overdreven fiscaliteit.
Afscheiding van rechterljjke en
administratieve macht. De toepassing
daarvan scheen weifelend. Men wees op '1 jiomas,
waar het administr. gezag in strafzaken recht sprak;
op de drukpersprocessen, waarbjj de rechter de
reg. in het ongel jjk stelde, welke toestand strekt
tot groote schade van het gezag.
Leger. Verscheiden leden vreezen dat de be
raamde maatregelen in geenen deele voldoende zjjn
voor duurzame verbetering.
T j i o m a e. Men vroeg het advies van den
raad van Indië over de uitzetting van de heeren
Sol en De Steurler.
Koelies. Wjj moeten onze inlanders niet
minder beschermen dan andere mogendhedenhet
stellen van algemeene regelen voor de werving
werd aanbevole*.
Pakketvaart. Met ingenomenheid vernam
men de voornemens der reg., doch vroeg nu reeds
de toegezegde gegevens omtrent het vervoer enz.
Veie leden achtten het noodig, het vertrouwen
uit te spreken, dat de minister zjjn beloften stipt
zou nakomen. Uitsluitend een Nederlandsche
maatschappjj zal h. i. kunnen voldoen.
Mjjnwezen. Men verzocht een spoedige
wetteljjke regeling. Wat den Ombiliën-spoorweg
aangaat, wees men echter op het spoedeischende
van die mjjn-exploitatie.
Spoorwegen. Onderscheiden leden waren
niet gunstig gestemd voor 's ministers plannen
tot overdracht. Een aantal leden wilden in elk
geval eigendom en exploitatie in éen hand zien.
Anderen wilden hun oordeel opschorten tot er een
wetsontwerp zal zjjn. En vele leden betuigden
instemming met de plannen. De ljjn Tjitjalengka—
Warong Bandreg was men vrjj algemeen bereid
goed te keuren.
Briefport. Met nadruk kwam men tegen
het hooge tarief op.
Volgens het eindverslag over het wetsontwerp
tot schorsing van het uitvoerrecht op suiker
kwamen enkele leden der Tweede kamer op tegen
de overhaaste behandeling, in verband met het
telegram uit Indië.
Eenige leden meenden, dat de regeering in de
paarden riep.
Daar trad Wotjek Margula de herberg binnen
met een brandende lantaarn in de hand, die hij
neerzette, teneinde met zijne verkleumde handen
tegen zijne schouders te kunnen slaan om zich te
verwarmen.
„Geef mjj een halve kan," riep hij tot den
kastelein.
„ffargula, mijn jongen!" riep Kulikowa,
„neem toch dit meisje mee naar Leszczijne."
„Ik zal het meenemen, ik heb er ai order
toe gekregen," antwoordde Margula, bekeek de
twee drinkende vrouwen en zei: „Wat ziet gij
er uit
„Loop heen!" liep Krrlikowa, „als ik zeg
voorzichtig met het kind, dan voorzichtig; het is
een weesWeet ge ook, wie er over haar waakt
Wotjek vond het niet noodig deze vraag te
beantwoorden en wilde blijkbaar iets anders ter
sprake brengen. Hij hief althans zijn glas omhoog
en begon:
„Gezondheid 1"
Hij dronk den brandewijn in een teug uit,
spuwde er een gedeelte weer van uit, zette het
glas op taftl en zei op gemelijken toon.
„Dat is niets dan water. Geef mij wat uit
die andere flesoh!"
De kastelein voldeed aan zijn verzoek maar
Wotjeh was nog niet tevreden.
„Hebt gij dan geen arak, zeg?"
De kastelein gaf hem het verlangde en moest
meer dan eens het glas vullen,
suikerzaab een weifelende houding had aange
nomen, waartegen werd aangevoerd dat dit
ontwerp reeds vroeger was aangekondigd.
Onder verwjjzing naar de vroegere verslagen,
bleven onderscheiden leden volhouden, dat alge-
heele afschaffing van het uitvoerrecht de voorkeur
verdient. Onder de anderen, die dit niet toegaven,
waren er, die ook tegen deze voordracht zouden
stemmen, omdat zjj vreesden dat de schorsing
onvermijdelijk tot de afschaffing zou leiden.
In elk geval achten men een schorsing voor
twee jaren te kort om aan de industrie eenige
zekerheid te geven. Naar veler oordeel verdient
5 jaren de voorkeur. Anderen echter gaven aan
de 2 jaar de preferentie, als voldoende en het
tjjdeljjk karakter meer aanduidende.
Ook de minister van marine verleent deze week
geen audiëntie.
Tengevolge van het in werking treden op 1
Januari 1887 der nieuwe statuten van de veree-
niging het Nederlandsch Rundvee-Stamboek, waar
bjj zooveel mogelijk provinciale afdeelingen moeten
worden opgericht, is gisteren, onder voorzitterschap
van den heer H. J. E. Gerlach alhier, eene verga
dering belegd yan leden der vereeniging in Zeeland
woonachtig. De opkomst was niet zeer talrjjk.
Nadat algemeen de wenschelpkheid was erkend
om ook alhier eene afdeeling te vestigen werd
besloten dat de.nieuwe afdeeling den naam Zeeland
zal dragen en zich zal uitstrekken over de ge-
heele provincie. Tot bestuursleden van de afdeeling
werden benoemd de heeren H. J. E. Gerlach, A»
M. Tak, A. van der Have te Oosterland, J. Sie
mens te Serooskerke en Jan Polderdjjk te Nieuw
en St. Joosland.
In de daarop gehouden bestuursvergadering
werden benoemd tot voorzitter de heer H, J. E.
Gerlach, tot 2eB voorzitter de heer J. Riemens en
tot secretaris-penningmeester de heel' Jan Pol
derdjjk. De contributie voor de gewone leden
werd bepaald op 1.50.
Wjj wenschen deze jeugdige vereeniging aller
steun en medewerking toe. Het stamboek, in
Zeeland nog zoo weinig bekend, kan ook hier veel
nut stichten en het schoone doel dat men zich
voor oogen stelt veredeling van den veestapel
mag wel terecht op waardeering van velen
aanspraak maken.
De aanbeveling aan aandeelhouders van de
stoomtrammaatschappjj Breskena—Maldegem, gis
teren door commissarissen opgemaakt voor de
betrekking van directeur, bestaat uit de heeren
D. E. C. de Voogt, ambtenaar voor de compta
biliteit bjj de staatsspoorwegen te Zwolle, en A.
Hammacher, adj. commies ter provinciale griffie
van Zeeland te Middelburg.
Uit Terneuzen schrjjft men ons:
Maandag avond gaf Neuzen''s Mannenkoor eene'
eerste uitvoering in dit seizoen, waaraan zich dit
maal hadden toegevoegd eenige jonge dames, tot
het geven van een viertal stukken in gemengd
Eindelijk dacht Wotjeh aan den aftocht.
Hij vergat zijn lantaren, waarin het eindje
vetkaars opgebrand was, nam het halfslapende
kind bij de hand en zei:
„Vooruit, schaap 1"
De oude vrouwen zaten al in een hoek te dom
melen, zoodat niemand afscheid van Marysia nam.
Zij gingen naar buiten en namen plaats in de
slede. Margula zette de paarden aan en voort
ging het. In den beginne kwam de slede met
moeite door de modderige straten; maar weldra
waren zij buiten op de witte velden. Toen ging
het vlug er overheen en de sneeuw kraakte te nau-
wernood onder de hoeven. At en toe snelde hun
een paard voorbij of hoorden zij in de verte een
hond blaffen.
Zij reden hard door, en Wotjeh vuurde de
paaiden aan ot bromde een dronkenmansliedje.
Doch weldra verstomde hij en begon slaperig
rechts en links te zwaaien. Hij droomde dat nij
slaag kreeg, omdat hij de posttasch verloren had,
Af en toe ontwaakte hij even en riep
»Op je gezondheid 1"
Marysia sliep nietzij was te koud en zat met
open oogen voor zich uit te staren, op de witte
velden en nu en dan kwam het haar in de ge
dachte, dat haar moedertje dood was. Dau zag
ft ij duidelijk haar bleek uitgeteerd gelaat met die
grooie holle oogeu en herinnerde zij zich, hoe liet
en goed dat gezicht eenmaal geweest was maar
dat het er niet meer was en zij het te Leszczijne
ook niet zien zou, Zn had immers zelf gezien