N® 283.
188&
Een schrede nader.
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentien 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
129" Jaargang.
MIDDELBIIRGSCHE
Woensda^
1 December.
Agenten te Vlissingen: P. G. be Yet Mestdagb Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Niedwenbuijzen.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daebe Cie., John F. Jones, opvolger
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Middelburg 30 November.
Slechts éen vuurpijl en niet meer!
Terwijl vroeger in onze Tweede kamer bij
de algemeene beraadslagingen over de staats-
begrooting een oratorisch vuurwerk werd af
gestoken, dat in zijn soort kon wedijveren met
het fraaiste in natura, door den bekenden
Antwerpschen vuurwerkmaker vervaardigd,
was er Maandag geen zonnetje zelfs te zien,
en van een slotstuk allerminst sprake.
En welk soort vuurpijl was het dan nog!
Geen pit, geen kracht, geen heerlijkheid
was er aan te bespeuren.
Men dacht onwilkeurig aan den moedwil
van een ondeugenden jongen, als hij zulk
een brandende pijl in het water duwt.
Een sissend geluid en uit is het. Treurig
effect!
Rechter- noch linkerzijde had het noodig ge
oordeeld een woord over de algemeene politiek
te zeggen; de heer Van Baar, de eenige spreker
op dit gewichtig moment, scheen eenvoudig
als franc-tireur dienst te doenop eigen gele
genheid een spiegelgevecht met het kabiDet
en de liberale meerderheid te houden.
En liet ministerie noch de linkerzijde nam
daarvan eenige notitiede aanvaller kon zich
terugtrekken in zijne tent, meer onder den
indruk dat hij zich „singelier" had aangesteld
dan in het besef van eene heldendaad te heb
ben verricht.
Na hem sprak niemand meer; zelfs de aan
drang van den voorzitter kon geen ander lid
bewegen een woord meer te zeggeD.
Er scheen een onderlinge afspraak te zijn.
Meerderheid en minderheid bleken eenstemmig
te wezen in de meening, dat ditmaal de tijd
te kostbaar is om dien met overbodige rede
neeringen zoek te maken. Men kent elkaar,
men kent het ministerie lang genoeg; men
weet den toestand van het oogenblik wat
nieuws, wat nuttigs zou er kunnen gezegd
worden
De indruk was levendig, dat spoedig genoeg
de strijdende partijen elkaar op een ander
terrein zullen kunnen ontmoeten.
En met dit vooruitzicht kon men gerust het
geredeneer van den afgevaardigde uit Eind
hoven voor notificatie aannemen.
En toch, zoo verklaart een ooggetuige,
heerscbte er opgewondenheid in de kamer;
speelde op het gelaat van menig lid een
glimlach, en kon men zelfs zijn verbazing niet
onderdrukken over het zeldzame feit, dat de
algemeene beraadslagingen zich bepaalden tot
een praatje van een enkel lid.
En de premier verliet oogenblikkelijk de
groene tafel.
Of zij hem welkom geweest zal zijn, die
stilzwijgendheid? Een man als Heemskerk
blijft altijd dezelfde; en niemand zal zijne
geheime gedachten kunnen raden.
Maar toch onverschilligheid, sprekende uit
dat stilzwijgen, moet hem onaangenaam hebben
getroffen. Tegen aanvallen kan men zich
verdedigen; tegen zwijgende bestrijders staat
men machteloos.
Thans stond hij als 't ware gehuld in een
dikken mist die hem het vooruitzien belette.
Geen enkel woord toch deed hem zijdelings
of rechtstreeks gevoelen, hoe de liberale meer
derheid dacht over zijn kiesrecht-voorstel; en
zelfs een minister als onze premier kan in zulke
zaken toch moeilijk zonder belangstelling wezen.
Er heerschte eenmaal over deze kwestie
eene aandoenlijke eenstemmigheid tusschen
hem en de liberalen. De zitting der Tweede
kamer van 23 Juli ligt nog versch ons in het
geheugen. De vreugde was toen grootmaar
de heeren Heldt en Schaepman temperden die
eenigszinsde laatste door zijn verzekering
dat er toch nog altijd nevelen hingende
eerste door zijne zeer nuchtere maar daarom
niet minder juiste opmerking, dat hij, hoezeer
zich verheugende in de vreugde van velen,
van die eenstemmigheid nog maar weinig of
niets zag.
De paragraaf in het adres van antwoord op
de troonrede, betrefFende het kiesrecht, toen
in behandeling, bevatte de verzekering der
kamer, dat 's lands belang het beste zou
gediend worden, wanneer aan den gewonen
wetgever bij de toekomstige regeling van dat
kiesrecht eene groote mate van vrijheid werd
toegekend. Hoe verschillend men de gecursi
veerde woorden uitlegde; hoe karakteristiek
zij werden genoemd „een grooten hoed waar
onder de geheele liberale partij moet worden
gevangen"; hoe verward men redeneerde over
die mate van vrijheid, en hen, die bedenkingen
opperden, wilde geruststellen met de verzekering
dat het op de toelichting aankwam; wij be
handelden dit vroeger.
Maar in verband met het gisteren in de
Tweede kamer voorgevallene heeft eene her
innering aan dit alles waarde, want zoo die
stilzwijgendheid eens het bewijs ware, dat de
meerderheid, en speciaal mannen als Goe
man Bovgesius en Van Houten, ontnuchterd
zijn door het thans ingediende wetsvoorstel
omtrent hoofdstuk III der grondwet het
zou voor ons het bewijs wezen, hoe men heeft
leeren inzien de waarheid van onze bewering,
dat in de richting, toen aangegeven, een ver
gelijk moeilijk is.
De minister van zijn kant heeft, dit zij hem
ter eere gezegd, strikt zich gehouden aan de
toen gemaakte afspraak en de meerderheid der
linkerzijde heeft niet zich over hem te beklagen,
want in het artikel, thans door de regeering
voorgesteld, vindt men uitgedrukt eene groote
mate van vrijheid.
Of die groot genoeg is
Naar onze meening niet; wij schreven het
reeds, en verheugen zouden wij ons daarom,
wanneer de linkerzijde zich niet ingenomen
toonde met deze vrucht van de toen zoo hoog
geroemde eenstemmigheid; zonder daarom haar
gansch en al te verwerpen.
Het nu gedane voorstel toch kan ons een
schrede nader brengen tot het doei, dat wij bij
de grondwetsherziening in zake het kiesrecht
moeten najagen: vrijheid voor den wetgever.
In dat voorstel heerscht eene zekere twee
slachtigheid de regeering spreekt van be
wijzen van geschiktheid en van maatschappe-
lijken welstand.
Waartoe die samenvoeging?
Waarom die maatschappelijke welstand in
het bijzonder genoemd en alle andere bewijzen
van geschiktheid, h.v. dat men voldoende on
derwijs heeft genoten, niet genoemd?
Men is, krachtens de wet geschikt, al dan
niet. Waar de kieswet de kenteekenen van
geschiktheid moet bevatten, behoeft de grond,
wet zich niet verder in bijzonderheden te ver
diepen een gevaarlijk werk vooral omdat het
zoo licht aanleiding geeft tot verwarring, mis
verstand en moeilijkheden in de toekomst.
Waarom niet nit de eerste alinea van dat
art. de woorden „en maatschappelijken welstand"
doen vervallen en eenvoudig gezegd
De leden der tweede kamer worden rechtstreeks geko
zen door mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders,
die de door de kieswet te bepalen kenteekenen van ge
schiktheid bezitten en den door die wet te bepalen leeftijd,
welke niet heneden drie en twintig jaren mag zijn, heb
ben bereikt.
Zoo men daarbij dan voegde de bepaling dat
de kieswet tevens bevatten moet de opgaaf van
beu, die van dat recht zjjn uitgesloten, dan kon
de verdere paragraaf van het voorgestelde
artikel vervallen.
Maar dan raken wij tevens aan de hoofd
kwestie. Er zijn er, die beweren dat de grondwet
bepaalde personen moet uitsluiten, omdat men
anders niet genoeg gewaarborgd is tegen
misbruiken, door den gewonen wetgever te
maken.
Zoodra men daarvoor bevreesd is, welnu het
eerste gedeelte der tweede paragraaf van 's
ministers voorstel biedt daartoe de gelegenheid;
men bepale dan desnoods in de grondwet
Van de uitoefening 'van het kiesrecht zijn uitgesloten
zij wien dat recht bij rechterlijke uitspraak is ontzegd
zij die in gevangenschap of hechtenis zijn; zij die hij
rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over
hunne goederen hebben verloren en zij die in het burger
lijke jaar, voorafgaande aan de vaststelling der kiezers
lijsten, van eene instelling van weldadigheid onderstand
hebben genoten.
Omtrent het andere punt van uitzondering,
het niet voldoen van den aanslag in eene of
meer belastingen kan men, als men wil, even
als omtrent verdere uitzonderingen, door den ge
wonen wetgever doen beslissen; maar door, zoo
als nu wordt voorgesteld, zulk een bepaling in
de grondwet op te nemen, maakt men den toe
stand voorjaren onzuiver, omdat het belasting
stelsel weer aan ons kiesrecht wordt vastge
klonken.
Heeft de liberale meerderheid in onze kamer
dit ingezien Heeft zij begrepen dat men,
wil men het kiesrecht voldoende uitbreiden en
brengen onder uen arbeidersstand, verder gaan
darsfto minister, en hferom gezwegen
haar stilzwijgen op gisteren begroeten wij dan
als een heuglijk teeken.
Voor den minister zou zulk een weg moei*
lijk te bewandelen zijn, omdat hij per sé alge
meen stemrecht weren wilmaar zelfs bij een
regeling als wij die voorstellen zou dat stem
recht nog in den eersten tijd niet te wachten
zijn. Die vrees behoeft hem, die van onderling
overleg niet afkeerig is, dus niet te weerhouden
ook in deze toe te geven. Wat onze Tweede
kamer nu in haar verloopig verslag over de
nieuwe grondwetsvoorstellen schrijven zal, wordt,
na haar zwijgen bij de algemeene beraadsla
gingen over de staatsbegrooting, met te meer
belangstelling te gemoet gezien.
Wellicht klaren dan de nevelen, die 23 Juli
nog hingen op, of wordt het nog
nevelachtiger.
Betreffende de door de Koninklijke Nederl.
stoombootmaatschappij te Amsterdam op te richten
lijn YlissingenLouden (Deptford) meldt men ons
het volgende. De dienst zal met 1 Januari 1887
geopend worden en wel in het begin met eene
stoomboot, die twee reizen in de week zal maken.
De schapen komen 's avonds ongeveer 12 uur met
een extra-trein te Vlissingen (Haven) aan, worden
aan de oostzijde van de eerste binnenhaven
gestald in de 2 loodsen, en den anderen dag in
de Btoomboot, die 's avonds vertrekt, geladen. Er
moet een contract voor het vervoer van 150,000
schapen afgesloten zjjndit vervoer moet plaats
hebben van Januari tot en met Mei 1887.
Ook de minister van marine ontkent in zijn
antwoord op het voorloopig verslag, dat er op
drijving is in de uitgaven.
De voorgekomen scheepsrampen zjjn waarlijk
niet van dien aard om het wantrouwen op het
materieel te schokken, hebben althans niet aan
getoond, dat dit niet aan zjjn doel zou beant
woorden.
In bijzonderheden wijst de minister aan, dat
de ongevallen, aan schepen overkomen, minder
ernstig waren dan de berichten luidden. Bestaat
er reden om onvoorzichtigheid of plichtverzuim
als oorzaak aan te nemen, dan wordt een onder
zoek niet nagelaten. Het eenig middel ter voor
koming van alle ongevallen waren echterniet
varen.
De min. doet voorts opmerkeD, dat de eischen
der krijgswetenschap zoodanig zjjn gestegen, dat
een schip voor bepaalde diensten thans 100 pet
meer moet koste» dan 20 jaar geleden, en dat
evenwel nu minder wordt gevraagd dan gemid
deld in 1865-75 en 1875—85.
Toen de minister Kip en Geerling hun denk
beelden ontwikkelden, antwoordde de kamei-, eerst
dat dit bij een begrooting weinig beteekent,
daarna dat het nu onnoodig was er over te spre
ken nu daarentegen vraagt men er weer om,
het wordt op die wijze niet zeer gemakkelijk^ te
weten wat de kamer verlangt. De min. verklaart
nu echter, omtrent de taak der marine dezelfde
denkbeelden te hebben als zijn voorganger in 1873
ontwikkeldehier te lande moet de marine met
de landmacht samenwerken, in verband met de
vestingwet, en in O -Indië moet zij trachten, een
eventueele coup de main te beletten en, in vredestjjd
het gezag handhaven. Strjjd in open zee be
geert de minister niet. Wegens den voortdu-
durenden vooruitgang in de weermiddelen ware
het vaststellen van een plan van aanbouw, dat
over jaren zou moeten loopen, van geen praetisch
nut, terwijl dit zelfs noodzakelijke wjjzigingen zou
bemoeilijkenook in naburige staten wordt dan
ook eveneens, zonder zulk een plan, slechts tel
kens datgene aan de zeemacht toegevoegd wat
deze oogenblikkelijk behoeft. Voor ons nu is la
verbetering van de verouderde wapening noodig
en aanbouw van torpedobooten, en daarna ver
nieuwing van het materieel. Voor de bovenver
melde taak ten aanzien van Indië Bchiet echter
het aanwezig materieel te kort; aanbouw van
schepen voor het auxiliair eskader is dus dringend
noodig. Bedoelde schepen zullen, eventueel in
Nederland zijnde, ook hier hoogst nuttig kunnen
zjjn. Acht de min. het niet gewenscht een plan
van aanbouw voor te dragen, toch heeft hjj daarvoor
wel gevestigde denkbeelden.
Zonder zich een oordeel aan te matigen over
de werkkracht van zjjn ambtgenoot voor oorlog,
verklaart de min. in gemoede, voor zich geewg
mogelijkheid te zien om marine en oorlog onder®
éen beheer te brengen.
Ook de ministers van justitie, Waterstaat,
financiën en marine verleenen deze week geen
audiëntie.
Het eerste der geschriften over raciale vragen,
uitgegeven van wege de Liberale Unie, is versche
nen. Het draagt den titelWettelijke beperking
van arbeidsvrijheid en arbeidstijd voor kinderen
jeugdige werklieden en vrouwen en is van de hand
van mr. A. Kerdijk.
Zooals men weet zullen de geschriften over
sociale vragen op ongerpgelde tjjden worden uit
gegeven in post 8° tormaat) van 32 tot 48 pagina's
druk.
De prijs van elk nummer is tien cent.
Yolgens verslag omtrent den stand van zaken
op Oost-Sumatra, gedurende de maand September,
viel er toen niets bijzonders voor.
Blijkens een correspondentie uit Atjeh aan het
Batav. Nieuwsblad, dt. 11 Oct. blijft het daar
echieten, schieten en nog eens schieten, is het
niet van den kant des vjjands, dan is het van
onze zjjde, om onze aanvallers op een behoor
leken afstand te houden.
In den nacht van 1 op 2 October deden de
Atjehers in Kampong Djawa eene poging om kar
bouwen te stelen. Zjj werden evenwel door
geweervuur ontvangen en konden onverrichterzake
aftrekken. Ook in den nacht van 3 op 4 dezer
werden schoten gelost en wel door de Klingalee"
zen, die in de buurt van hun schilderhuisjes
verdachte personen zagen rondsluipen.
Den nacht daaropvolgende kon men duidelijk
het gebulder van het geschut hooren.
De posten Siroen en Lambaroe werden heftig
door den vjjand beschoten, terwjjl van onze zijde
een aantal granaten de naastbjj liggende kampongs
Bchoonveegden.
De beri-beriljjders, nu geheel afgescheiden van
aan andere ziekten lijdende personen, zijn op
afzonderljjke zalen gelegd, waar zjj öt heelemaal
niet meer uitkomen öf met de boot naar Padang
worden getransporteerd.
Wat de zaak nog erger maakt is, dat er zelfs
enkele beri-berilijders rijn, uit de gedesinfecteerde
kazernes afkomstig.
Hetzelfde blad meldt het volgende
De eervol ontslagen 2e-luitenunt der infanterie
W. C. van Carnpen, die bjj herhaling, maar te
vergeefs gevraagd heeft om weer als officier in de
gelederen te mogen treden, en wien eveneens en
gagement als adjudant-onderofficier geweigerd is,
heeft nu het verzoek gedaan als sergeant-majoor,
sergeant of korporaal bjj de koloniale troepen te
mogen worden ingeljjfJ. Hjj zal alsnu als onder
officier worden aangenomen,