129e Jaargang. 1886] Donderdag 25 November. k i 10 FEUILLETON. N° 278. Rijks-Belastingen. PATENTEN. Middelburg 24 November. Het bosch van de Z wavelgroeve Dit blad verschijnt dagelijks, .met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per S/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. A d v e r t e n t i n 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels f 1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. De Standaard en Keuchenius. ANA S_ S E G ALA S, MIDDELBURGSCHE COURANT. w Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van des Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TkolenW. A. van Nieuwenhuijzen. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dadbe Cie., John P. Jones, opvolger De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat bij hem ontvangen en aan den ontvanger der directe belastingen ter invordering is verzonden het - door den provincialen inspecteur der directe belastingen enz. te Middelburg, den 22 November 1886, invorderbaar verklaarde kohier vau het patentrech t over het 2e kwartaal n» 5 voor het dienst jaar 188r/7, met uitnoodiging aan ieder wien zulks aangaat, om, na bekomen kennisgeving van zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem verschuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat de bezwaren, welke dienaangaande mochten bestaan, binnen drie maanden na heden bekooren te worden ingediend. Liervan is heden afkondiging geschied waar he. oehoort. Middelburg, den 23 November 1886. De burgemeester voornoemd, P I C K De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend dat de patenten over het 2" kwartaal van het dienstjaar 1886/87 iDgevuld gereed liggen, en dat tot de atgifte daarvan ten raadbuize zal worden gevaceerd van den 27 November 1886 tot den 4 December 1886 des Woensdags en Zaterdags van iedere week, des voormiddags van 10 tot 12 uur. De belanghebbenden worden mitsdien aange maand om, binnen den boven bepaalden tijd, de voorschreven patenten in persoon te komen athalen, bij gebreke waarvan deze door den deurwaarder der directe belastingen, tegen voldoening van tien cent, aan huis zullen worden uitgereikt, terwijl zij zich blootstellen in eene boete te vervallen van vijftien gulden, indien zij, des gevraagd, hun patent ot een afschrift daarvan, niet kunnen vertoonen. Hiervan is- afkondiging geschied waar het be hoort, den 24 November 1886. De burgemeester' en wethoudeis voornoemd, P I G K De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. Onder dezen titel schrjjft het Vad. „De bewondering van de Standaard voor den heer Keuchenius gaat alle grenzen te buiten. Tegen tde lauweren, hem geworden voor zjjn optreden bjj de discussie over de Indische be grooting, past eenig protest. We willen in niets te kort doen aan den lof, dat de heer Keuchenius met uitgebreide zaak kennis en in waarljjk vrijzinnigen geest op menig punt de afkeurenswaardige richting van het tegen woordig regeerbeleid heeft aangewezen. Maar men Uit het Fransch van VI. Den volgenden dag bracht Roland Charley de Terceel bij de jonge weduwe. Zij werden in een klein salon gelaten, waar de Creoolsche in een wipstoel zat te schommelen; dat is de geliefkoosde houding van al die damesdaarin vinden zij den besten troost voor het verlaten van haar bed. Zij was in een large wijde kamerjapon gehuld een khedingstuk, dat zij het grootste gedeelte van den dag droeg, om vrij te zijn van de stijve Europees che kleeren. Volgens afspraak deed Roland niet veel meer dan kooien, zien en presenteeren. Mevrouw Eeaumanquier ontviDg Charley zeer vriendelijk, daar zij den vorigen dag reeds zijn goede maniereu had opgemerkt. Roland maakte haar schielijk een paar compli mentjes, stond toen op en zei: „Ik vraag u duizendmaal verschooning, me vrouw, dat ik u zoo spoedig meet verlaten, maar ik moet gaan werken". Werken! Ik dacht dat gjj den heelendag gaat te ver, als men hem alleen de eer geeft van het geheele debat, en al zjjn onhebbelijkheden en hartstochtelijke overdrijvingen als zoovele deugden verheerlijkt. Zoo durft de Standaard zelfs de houding van den heer Keuchenius tegenover den voorzitter in bescherming nemen. Het heet reeds een fout in den voorzitter, dat hij een man, zoo goed op de hoogte als Keuchenius, belet al zjjn licht te laten schijnen. Men moet dus, uit deferentie voor een specialiteit, het reglement van orde ter zijde stellen, en zijn hebbelijkheden, om altijd ter sprake te brengen wat niet aan de orde is, door de vingers zien. En het tot de orde roepen, acht De Standaard verkeerd, omdat daarin een gevoe ligheid kon worden bespeurd over een den voor zitter persoonljjk aangedane beleediging. Het is dus de leer van De Standaard, dat de leden, die wegens beleediging hunner medeleden door den voorzitter tot de orde kunnen worden geroepen, een vrjjbrief ontvangen om den voorzitter zelf zoo grof te beleedigen, als zjj maar verkiezen. Nog hooger stijgt de bewondering van De Stand. voor den heer Keuchenius, wegens het ombiliën. debat. Het blad geeft den indruk, alsof met de ombiliën-concessie het meest schaamtelooze onrecht en de schandeljjkstBironadeeling van het algemeen belang door de regeering is gewild, en alsof een Keuchenius nooSig ware, om de regeering met schande te doen terugtrekken. Men vraagt zich af, of de-reactie van dat blad eigenljjk wel op de hoogte is. De concessie-voorwaarden, waar over sprake was, kwamen velen minder gelukkig voor, hoofdzakelijk om de samenkoppeling van spoor weg- en havenaanleg met mijnontginning, en het was niet de heer Keuchenius, maar de heer Cremer, die daarop het eerst de aandacht vestigde. Men kan dus de regeering verwjjten, dat zjj in deze zaak het algemeen belang niet juist heeft ingezien, maar zjj heeft daarin niets gedaan, dat recht geeft aan haar goede trouw of rechtvaardigheidszin te twijfelen. Alles is in 't volle licht der openbaar heid geschied de voorwaarden kwamen overeen met het bestaande recht, van persoonljjke bevoor deelingen was geen sprake. Zoo de minister ten slotte is gezwicht voor den wensch der vertegen woordiging, die hem vroeger nooit was kenbaar gemaakt, zooals hjj terecht herinnerde, heeft hjj den weg gevolgd, hem aangewezen niet door den heer Keuchenius, maar door de heeren Van der Loeff en Cremer Als De Standaard beweert, dat er niemand is, die op de vraagwien komt in dezen strjjd de eere der overwinning, de redding van 's lands belang toe ook maar aarzelt te antwoorden Keuchenius, dan heeft zjj het zeer beslist mis. Zjj ziet dan ook door haar gekleurde brilleglazen, als zjj van den dwazen^uitval, waarmee de heer Keu chenius na het intrekken zijner motie zich schadeloos stelde, zegt, dat de kamer een moment, zoo ernstig, zoo aangrjjpend beleefde, als haar slechts uiterst zelden voorkomt. Dat integendeel die uitval daar belacheljjk misplaatst was, was bljjkbaar niet het gevoelen der liberale meerderheid alleen." De N. R, Ct., het wetsontwerp ter bevordering aan het flaneereu waart". „Maar mevrouw 1 Voor mij is flaneeren werken; wandelen is de arbeid van den reiziger. Moet ik niet alles zien, alles opmerken? Mijue voeten bearbeiden voortdurend de Groote Straat, de Madeleinestraat, de Zeestraat, de Markt, het strand, den Oranjeheuvel, deSavana's. Mijn oogen hebben het niet mie der druk; ik zet die bijzonder wijd open. Zij zijn als het ware mjjne reporters en zoeken alles om mij heen op, wat schilderachtig is en hun geschikt voorkomt om opgeteekend te worden. Verontschuldig dns dien armen reiziger, mevrouw, die gedwongen is om rond te loopen". Hij vertrok en liet Charley met mevrouw Beau manquier alleen. VII. „O! die Parijzenaarsriep zij uit, „die hebbeu nooit rust Ik word al moede als ik er aau denk". „Vooral bij deze drukkende hitte", zei Charley en veegde zich het voorhoofd at. Men sprak over het weer, over de brandende zon, maar die zon, die de heele natuur verwarmt, koelt het gesprek af. Het wilde niet vlotten. De Tercel durfde niet over het kind spreken, juist omdat hij het zoo vurig verlangde en bang was om zich te verraden. Teneinde als van zelf op dit dierbare onderwerp te komen wist hjj van de Zondagsrust besprekende, komt in hoofd zaak tot dezelfde slotsom als wjj: Die conclusie luidt De regeering meent, wellicht niet ten onrechte, dat de wet van 1815, die reeds zoo lang op zjjde wordt gezet, maar behoort te worden ingetrokken. Daar nu, gelijk wij aantoonden, de regeling der Zondagsrust, met het oog op het welzjjn der arbeidende klassen, voorshands nog niet mogelijk is, zoo bepale men zich er toe, bij de wet alleen en uitsluitend zoodanigen arbeid te verbieden, als waardoor de godsdienstoefeningen op Zondag in derdaad zouden worden gehinderd. Alleen daartoe is het staatsgezag geroepen, verder mag het niet gaan. Zal nu deze beperking wrange vruchten dragen? Zal zij den godsdienst schaden Wij gelooven het niet. De Zondagswet, de wet van 1 Maart 1815, wordt sinds lang bjjna overal in den lande buiten tqepa^ing gelaten, en terwjjl de Zondag toch over hmjWl^femeen in allerlei vormen vrjjwillig gehouden"H^ördf, beklaagt zich niemand, dat ergens of ooit de uitoefening van den eeredienst, of zelfs de openbare Zondagsrust ernstig te lijden heeft onder de vrijheid, die thans feitelijk heerscht. Laat hetgeen bestaat zjjn licht werpen over hetgeen bestaan kan. In zijn antwoord op het voorloopig verslag over zjjne begrooting verdedigt de minister van o o r 1 o g uitvoerig de oprichting van de militaire school te Haarlem. Bespaarde men het daarvoor aangevraagde, men zou er slechts nadeel mede stichten, waarbij de min. opmerkt dat de kosten hoogstens ƒ30.000 's jaars zullen bedragen. De kamers zijn echter niet voor een voldongen feit geplaatstwant, al zjjn reeds eenige jongelieden als vrjj williger aangenomen, de school zal eerst op 1 Oct. a. s. worden opgericht. Intusschen nam de min. daarom reed3 de noodige maatregelen, wjjl hjjv meende te kunnen rekenen op de instem ming der kamers, evenals in 1884 bjj geljjke han delwijze met den artill.-curaus. In elk geval hoopt de min. dat men ter wille van de zaak c. q. over den vorm zal heenstappen. Mocht, wat hjj niet kan onderstellen, een ongunstige beslissing vallen, dan zou worden on derzocht wat ten aanzien der 20 volontairs moet geschieden. De inilit. school zal, zoolang de aanvulling van het officierscorps der inf. haar bestaan eischt, staan naast de milit.-academie en naast de op leiding bjj de korpsen. Is in het incompleet voldoende ^voorzien, en leveren de beide andere instellingen de vereischte aanvulling, dan zal de milit. school weder kunnen verdwijnenwant met nadruk wijst de min. er op, dat zjj, evenals de artill.-cursus, een tjjdeljjke instelling is. Na te hebben opgemerkt, dat ieder het vereischt gestelde diploma kan trachten te verwerven, toont de min. aan, dat wel in 't algemeen het incom pleet verminderde, maar dat het bjj de infanterie toenam. Dit nu is voor den dienst in hooge mate zorgwekkend en rechtvaardigt den bjjzonderen maatregel. In 't jaar 187686 werden 67 offi cieren der inf. meer verloren dan aangesteldge middeld steeg dan ook het incompleet met 6 a niets anders te bedenken dan de alledaagtche volzin „Hoe maakt het mejuffrouw uwe dochter?" „O! uitstekend!" zei Onélia „ik zou niet weten, wat ik beginuen moest als zij ooit ziek werdhaar gezondheid is de mijne en als zij kooits had, zou ik mijn eigen pols voelen". „Zij ziet er zoo gezond en blozend uit.»., evenals haar moeder maar het is toch een ander soort van schoonheid Zij gelijkt niet op u". „Dat is doodeenvoudig, want zij is mijn dochter niet". - „Waarlijk niet?" zei Charley met voorge wende verbazing. „Dat zal uw vriend u toch wel gezegd hebben „Neen, ik wist het niet". „Het is toch genoeg bekend. Ik heb het haar zelf gezegd. Ik vond niet goed om er een geheim van te maken en het lieve kind bemint er mij niet minder omik heb haar opgevoed, zij kent niemand dan mij, ik ben haar eigenlijke moeder". „Dus leven hare ouders niet meer?" „Ik weet het niet. Ik ken hen niet. Mis schien zijn zij dood; ik durf niet te zeggen dat ik het hoop, maar dat ia zeker en heel natuur lijk,ik wil hen liever nooit vinden. Dat is begrijpelijk 7 's jaarsen gedurende de laatste jaren ontbrak een honderdtal aan de organieke sterkte. In zulk een toestand van het belangrijke wapen kon de min. niet berusten, te minder omdat wij geen reserve-officieren hebben, de proeven met militie officieren geen voldoend resultaat beloven, en bovendien bij mobilisatie een aantal officieren zouden noodig zijn voor de schutterij enz. Voort3 verloor de min. niet uit het oog dat plotseling, maar onafwijsbaar, een eisoh tot aanvulling van het Indische officierscorps zich zou kunnen voor doen. Op al deze gronden komt de oprichting van de nieuwe school, die in 10 jaren dus zeker niet te veel in het tekort zal moeten voorzien, 15 of 16 officieren 's jaars, en die de min. noodzakelijk blijft aehjen. Voor de dit jaar ofip^estelde 17 plaatsen te Delft en 20 te Haarlem meldden zich 50 aspi ranten aan. Ook de 20 laatstbedoelde plaatsen konden juist worden vervuld. Van de lichting 1884 is een adspirant tot militie-luitenant benoemdvan den ander is de opleiding gestaakt wegens een overtreding van de krijgstucht. Er hadden zich 19 aangemeld, meerendeels echter onbekend met de hooge eischen. Van de lichting '85 is niemand aangenomen. De minister verklaart ook nog dat er ernstig gestreefd is, inzonderheid de gewone uitgaven binnen zekere grenzen te houden waar uitgaven werden vermeerderd was dit meerendeels het uit vloeisel van regelingen en omstandigheden, die de minister niet kan beheerschen. Onder voorzitterschap van den heer m' F. N. van der Bilt hield gisterenavond de jjsclub Wal cheren eene algemeene vergadering op de bovenzaal der sociëteit de Vergenoeging alhier. In de eerste plaats werden behandeld een ontwerp nieuwe statuten en huishoudelijk regle ment, noodig geworden in verband met de te doene aanvraag om rechtspersoonlijkheid. De duur der vereeniging is op 29 jaar vastgesteld en iff de vroeger bestaande bepalingen zjjn slechts zeer weinig veranderingen gekomen. Een voorstel om de leden van het bestuur, die niet dadeljjk herkiesbaar zijn, wèl dadelijk ver kiesbaar te stellen werd met 32 tegen 9 stem men verworpen. Een ander voorstel, om de bestaande bepaling dat de leden, zonder entree te betalen of tegen verminderden prijs, bij door de?vereeniging te geven feestelijkheden zullen toegelaten worden, uit te breiden door te lezen „de leden met eene dame" werd aangenomen. 28 leden verklaarden zich voor en 9 tegen die uitbreiding. Uit de mededeelingen van den penningmeester bleek dat op dit oogenblik een som van ƒ580.73 in kas is. Door het bestuur werd medegedeeld dat de aan gewende pogingen om een geschikt stuk land onder de gemeente in huur of koop te krjjgen, teneinde daar des winters een ijsbaan op aan te leggen, niet geslaagd zijn. Wel is een geschikt stuk land gevonden maar met den eigenaar is, wegens den belachelijk hoogen prijs dien hg vroeg, tot geen vergelijk kunnen gekomen worden. nietwaar mijnheer en gij zoudt er net zoo oveï denken, als gij in mijn plaats waart?" „Zeker", antwoordde De Tercel, die begreep' dubbel op zijn hoede te moeten zjju en mevrouw Beaumanquier als zijn tegenpartij te beschouwen. „Gij wilt niet, dat men dat jonge meisje, wier moeder gij zoovele jaieu geweest zijt, komt op- eischen. Zjj was zeker nog heel jong, toeu gij haar tot u genomen hebt?" „Dat geloof ik. Tenauwernood drie jaar". „Drie jaar!" riep Cliarley uit, dia maar niet kon vergeten, dat Rosélie, toen zij verdween, bijna ook drie jaar was geweest. Bjj was zoo aange daan, zoo ontroerd dat Onélia het merkte en vroeg „Wat scheelt er aan, mijnheer? Lijdt gij zoo van de warmte „Een weinig," antwoordde hij schielijk „ik ben door de zon hierheen gekomen, maar die wilde ik wel trotseeren om het genoegen te smaken van u te zienAch dus was het lieve kind nog geen drie jaar, toen zij uw dochter werdIs zij al zoo lang bij u? Zij is nu ai een beel meisje eu zal ongeveer. „Zij moet dertien jaar zijn, mijnheer, want den zestienden Mei is het tien jaar ge'.eden dat ik haar in het bosc'u van de Zwavelgroeve vond. Waar blijft de tijd!" Wordt vervolgt

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1