N« 275. 1886. Maandag iiie Jaargang. 22 November. Yertiezii Tan Men van de kamer van el en Middelburg 20 November. FEUILLETON. ïïetboschvandeZwavelgroeve Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke n om ra er s zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels /1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Onze Leestafel. ANAïS SEGALAS. MIDDELBURGSCHE w 1st Agenten te Vlissingen: P. Gr. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: F. van dee Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou,te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Park's en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekend dat by de op heden plaats gehad hebbende verkiezing van zes leden van de kamer van koop handel en fabrieken alhier, zijn gekozen de heeren J. Luteijn, J. A. Tak, H. P. den Bouwmeester, F. G. Sprenger, J. P. Fokker en J. J. H. Doorenbos. Middelburg, den 19 November 1886. De burgemeester en wethouders voornoemd, PICKE. De secretaris, A. DE VUL DER VAN NOORDEN. Wij hadden ons neergezet voor onze schrijf tafel en overzagen hetgeen ter aankondiging of bespreking ons was gezonden. Als van zelf onder den indruk van het te wachten kinderfeest, grepen wij het eerst naar twee werkjes in een en hetzelfde genre. Beide bevatten sprookjes voor kinderen, maar zy hebben ook dit gemeen, dat sij op menige bladzjjde niets kinderlijks te lezen geven. Wy werden verlegen met de zaak, toen, als een reddende engel, de post ons een pakje bracht uit Rotterdam, waarin de firma Nygh en Van Ditmar ons toezond een kleurboek in kwarto formaat, getiteldWat zou ik 't liefste kleuren Het be staat uit 5 series, elk 8 bladen met illustration bevattende, terwijl iedere serie afzonderlijk ver krijgbaar is tegen billijken prys. En wy lazen de voorrede by de eerste serie, onderteekend door een bekenden naameen voorrede eenvoudig en kort, die ons de aanleiding tot deze uitgave bekend maakte. Men heeft vele kleurboeken, zeer fraaie zelfs, maar daarbij ontbreekt het aan gelijdelyke opvolging van gemakkelijk naar moeilyk. Welnu, om in die behoefte te voorzien, heeft mej. A. Ogterop te Middelburg de gelukkige gedachte gehad een kleurboek saam te stellen, eenvoudig en practisch. De twee eerste series bevatten afzonderlijke voorwerpen en figuurtjes. Mislukt er by het kleuren nu een, welnu, dan kan de kleine met nieuwen moed een volgend beginnen. Daarbij zijn de voorwerpen van dien aard, dat meestal eene kleur voor elk ervan vol doende is, waardoor de moeilijkheid om de verf niet in elkaar te laten vloeien, wordt voorkomen, En by het aandachtig bezien van dezen arbeid onzer stadgenoote werd daarvoor meer en meer onze sympathie opgewekt. Geen twijfel meer of wy zouden voor St.Nico- Uit het Fransch van Twee jaar na dit sterfgeval voelde mynheer Vernand zich zoo verlaten en verveelde zich zoo zeer cat hij besloot de wijde wereld in te gaan, want hij hield byzonder veel van een nomaden leven. Hy begon met naar Frankrijk te gaan en daar bij al zijne bezittingen ten gelde hadde gemaakt (een gril, die hem tamelijk duur te staan kwam; want in de Antilles staat verkoopen gelijk met verliezen) belegde hij zyn geheele fortuin in Fransche staatspapieren, welke hij bij etn bankier te Parijs in bewaring gaf. Hij nam alleen crediet- brieven mee op bankiers in de voornaamste s.eden, die hij dacht ie bezoeken. Daar hij van het eene land naar het andere trok en de blieven toch weggeraakt zouden zijn, meest hij zich natuurlijk getroosten om zonder tijding te blijven totdat hij weer op Martinique terug zou wezen. Br verliepen eenige jaren zonder dat men iets van hem hoorde, maar op zekeren „dag schreet de notaris van St. Pierre aan Charley dat mijnbeer Vernand te Alexandrië gestoi ven was en verzocht hem op zyn kantoor te komen, ten einde kennis te nemen van het testament, dat mijnheer Ver laas-cadeau aan kinderen beslist onze keuze op dit kleurenboek doen vallen. Een prettige, afwisselende bezigheid moet dat den kleinen verschaffen; liever dan hun hersentjes te veel te prikkelen met allerlei overdreven ver haaltjes, geven wy hun, tegen den tijd dat ze moeten gaan slapen, het kleurenboek om zich daarmee te vermaken. Breken wy daarom den staf over alle sprookjes Zeker niet. Maar de phantasie van de kleinen wordt meestal te veel opgewekt, wanneer zij lezen van satans, oude heksen en toovergodinnen waarvan zij geen idee zich kunnen vormen. Onte genzeggelijk prikkelt dit hunne verbeeldingen waar zij meestal zich 's avonds daarmee bezighouden, kan het niet anders of hun slaap wordt daardoor onrustig, hun zenuwen worden er door in de war gebracht. Wy roeren hier een vraagstuk aan, dat meer dere hoofden bezighoudt, en menige pen in be weging bracht. Niet met enkele regelen is de kwestie uit te maken, en breedvoerige bespreking is ook thans onze bedoeling niet; maar waar ons twee boekjes gezonden worden ter beoordeeling, die kindersprookjes bevatten, moesten wij het punt wel aanroeren en onze meening openbaren. Die beide boekjes zien er allerkeurigst uit. De prentjes, vooral in de Sprookjes van Anna Lindau door Gerard Keller, uitgegeven door den heer C. L. Brinkman te Amsterdam, zyn om te stelen. De Kindersprookjesi van Helena Sivarth werden door den beer J. B. Wolters ook in net gewaad gestoken, al geven wy om den snit daarvan de voorkeur aan dat, waarin Lindau's kinderen zyn gestoken. Maar wanneer wij by het lezen van een Vacan- tiesprookje van Anna Lindau, als natuurlyk gevolg van het verhaal der boschheks, waardoor de kin deren zenuwachtig en angstig werden, lezen dat Marie/je gedurende haar slaap nog droomde van 3 heksen en donkere bosschen, dan is het ons te machtig met zulke overdreven vertellingen te dwepen. Waren ze alle even eenvoudig en kin derlijk als het vertelseltjeIn den banketbakkers winkel, wy zouden er sympathie voor kunnen gevoelen. Hetzelfde geopperde bezwaar geldt van de sprookjes van Héléna Swarth, waarby o. a. ver teld wordt van reuzen, reuzenzoons, en reuzespel- den, waaraan men dreigde Booswang en Blauwoog te zullen steken. Maar het sprookje van de Ap- pelbloezem daarentegen trot ons weer door zyn eenvoud en de vriendelijke gedachten, daarin vervat. Er is dus groot onderscheid tusschen het een en het ander; en wanneer wy zeggen, hoe wy met Andersen's sprookjes dwepen, dan zal ieder die deze kent onze bedoeling begrypen. Wie echter onze bezwaren ten opzichte der sprookjes niet deelt, by kieze uit een der beide, die wij hierboven bespraken; wie de waarheid daarvan erkent, hij zy by de keuze van zulk een boekje voorzichtig. nand bij zijn vei trek bij hem gedeponeerd had. Door een brief van den bankier te Parijs, die weer door zijn agent te Alexandrië verwittigd was, had de notaris bet siertgeval vernomen, Charley begaf zich naar St. Pierre en bij de opening van het testament bleek dat dit niet ten zyneu gunste was. Mijnheer Vernand vermaakte zijne heele vermogen aan Rosélie, doch met dit voor behoud dat, indien het kind vóór hem kwam te sterven, zijn geheele fortuin zou overgaan opeen verren bloedverwant, van wien hy volstiekt niet hield maar wien hy het toch liever gunde dan een Charley de Tercel, voegde hij er bij. AI was Charley overtuigd dat Rosélie dood was, hy had er toch geen bewijzen voor en dus meende hij voorloopig neg te St. Pierre te moeten blijven en niet in eens hare belangen in den steek te mogen laten want als zij door het een of ander wonder misschien neg leefde en eenmaal terugkwam, zou zij hem kunnen verwijten, dat hij haar zonder protest had laten onterven. Hij bevond zich sedert eenige maanden te St. Pierre, toen hij op een ochtend iemand in zijn kamer zag komen, die keurig, ofschoon eenigszins be lachelijk, gekleed was. Aan zijn houding, een slanke gestalte, begreep men dat bij jong was; maar het was moeielijk om uit zijn gezicht op te maken ot hij bejaard, jeugdig, mooi oi leelijk was, daar het onkenbaar was door al de roode vlekken en bulten die er op zaten. „O mijn vriend! Wat ben ik blij van u En mogen wy dan den mama'* een raad geven Zy lezen uit de boekje» voor. Dit heeft tweeërlei voordeeleerstens wordt den kinderen nog meer genot verschaft en tweedons kunnen de moeders zelve kiezen en weglaten wat haar minder ge schikt voorkomt. Yan een geheel anderen aard zyn de verhalen, die een voor onzen lezers zeer goede bekende, de heer F. Nagtglas uit Utrecht, in het licht gaf. Onder den titel Voor honderd jaren, Uit de papieren van een tijdgenoot heeft hij bij de Gebr. vau der Post uitgegeven de herinneringen, door een man van meer dan vier en tachtig jaar in, 1858 op het papier gebracht. De heer Nagtglas voegde daarbjj, wat in latere aanteekeningen en brieven voorkwam, en hij zond ze de wereld in, in de hoop daarmee niet alleen den lezers een oogenblik van genoegen te schenken, maar ook stof te geven tot nadenken en vergeljjken. Wy hebben ter introductie van dit boekje in onzen lezerskring niets te zeggen. Het spreekt, door den heer Nagtglas, voldoende voor zich zelf. Alleen moet ons een enkele vraag van het hart aan het adres der uitgevers: hadden zjj aan het geheel niet een smakelijker aan ien kunnen geven? Wij vinden èn papier, èn druk, èn omslag van het boekje niet fraai. Een groot en gunstig contrast vormen daarmee twee werken, van meer wetenschappelijken aard, nl. De wereld voor de schepping van den mensch naar Flammarion bewerkt door dr. B. C. Goudsmit, waarvan de eerste aflevering by de firma W. J. Thieme C° te Zutphen verscheen; en het Tijdschrift van het JSed. aardrijkskundig genootschap, onder redactie van prof. C. M. Kan en J. M. C. A. Timmermans, waarvan de uitgever C. L. Brinkman te Amsterdam ons een eerste aflevering van den nieuwen jaargang toezond. De firma Thieme heeft voor zijn uitgave reclame genoeg gemaakt door de groote aanplakbiljetten, die men bjjna overal ziet. Wij hebben daarbjj niet veel te voegen. Yoor eiken belangstellende in het ontstaan van al wat is, voor zoover de wetenschap ons dit ontsluierde, is hlammarion's boek een schoon werk. Natuurlyk beschynt de schrijver de zaken met het licht van zyn eenzijdig oordeel, dat niet algemeen goedkeuring zal vinden maar zyn werk getuigt van een ernstig onderzoek, van een zelfstandige meening. En het zal voor onze jongelui vooral een kostelijk geschenk wezen. Met voortdurende belangstelling zullen zjj dit boek doorlezen; de heldere betoogtrant moet hen steeds boeienhun worden de geheimen ont sluierd, die .tot nadenken hen moeten stemmen, en bevorderlijk kunnen wezen aan het opwekken by hen van een eigen, zelfstandig oordeel over zaken, waarbjj velen nog liefst het gelooven op gezag in eere zien gehouden. Het lied. Aardrijkskundig Genootschap besloot den prijs van het tijdschrift aanmerkelijk te ver minderen en heeft dien van 16 op ƒ11.90 ge bracht per jaargang van twaalf maandelyksche afleveringen, vormende te zamen 100 vel druks, terug te zieu", begon bij met groote onstuimigheid. „Zeg mij eens of gij ook zoo blij zijt van mij te zien". „Ik zou niets liever doen, mijnbeer", hernam Charley, „maar dan moet ik eerst weten, wie gij zijt „Wat! herkent gij een uwer beste vrienden niet, die uit Parijs overkomt om u de hand te drukken. Het is waar, ik ben erg toegetakeld ik ben zoo dwaas geweest van het muskietennet, waarvan ik het groote nut niet kende, op te slaan, zoodat ik vreeselijk gestoken ben. Het is heel onaangenaam. Te Parijs hebben we onze straatjongens, die zyn ook lastig, maar die mis vormen ons toch zoo niet en ik verkies ze ver boven uwe muskieten, schorpioenen, muggen en spinnen, die de plaag der Antilies zyn". - „O, nu beu ik erriep Charley uit. „Gij zijt Roland, dien ik op mijn reis door Frankrijk heb leeren kennen, en dien wy den mooien Roland noemden. Ik heb eenigen tijd noodig gehad om u te herkennen. Hoe gaat het te Parijs en op de boulevards? „Heel goed, dank je „Ik vat nog niet hoe een boulevard-slente raar, zooals gij, er toe komt om zulk een reis te ondernemen". -— „Maar bedenk toch eens," antwoordde Roland, „dat een reis naar de Antilies iets heel bijzonders is. Ik zal er heel wat opzien mee baren als ik te Parijs terug ben. Als mijne vrienden van hunne uitstapjes komen en zeggen; 16 pagina's, terwyl de kaarten en platen gratis erby geleverd worden. Hst bestuur van dat genootschap en de uit gever van het tijdschrift deden dit om het meer algemeen te doen verspreiden. Wij willen hopen dat dit doel worde bereikt. Het tijdschrift verdient, om zyn nuttigen en ryken inhoud, veler aandacht. Te 's Gravenhage heeft Donderdagavond in eene vergadering van Patrimonium de heer K. Kater eene redevoering gehouden tegen de liberalen. Dat is natuurlyk niets bijzonders. Maar wel verdient de aandacht dat hij de sociaal-democraten beter vond dan de liberalen; en zyn beweren dat de chistelijk historiBchen met de sociaal-democraten kunnen samengaan tot den dag van onherroepe lijk scheiden: als de liberalen tusschen de demo cratische en christelijk socialisten zijn doodgedrukt. Op die vergadering, welke door de kamerleden Keucheniu» en Van Alphen en de socialisten Do- mela Nieuwenhuis, Croll c. a. werd bijgewoond, ontstond nog eene discussie, waaromtrent het Vad. het volgende zegt „De heer Domela Nieuwenhuis begreep niet hoe men samen kon gaan naar verschillend doel. De inleider had gezegd, vooruit te willen naar Jezus troon, maar dat zou achteruitgang zijn het bond genootschap tegen de liberalen werd door dezen spreker echter aangenomen. »Ook over school- en kieswet word door ver schillende sprekers {(allen Soc. Dom.) het woord gevoerd, waarby op het punt van kiesrecht een klein verschil (stemrecht van niet-gezinshoofden) aan den dag kwam, terwijl beide partjjen de libe rale onderwyswet afkeurden, de eene omdat zy voor het geld niet gaf, wat zy geven kon, de ander omdat de kosten door allen gedragen werden, en zy de gelederen hunner bondgenooten tegen de liberalen sterkte 1 >By het bespreken der kieswet bracht Domela Nieuwenhuis hulde aan den heer Keucheniu», voor zyn woorden van afkeuring over de onvol ledige Tweede kamer doch verklaarde niet te begrypen, dat deze heer dan niet bedankte, in plaats van mede te werken tot beslissingen, door een ongrondwettige kamer genomen. »Het debat kenmerkte zich door waardige kalmte (de voorzitter had toejuichingen verboden), al ontbrak het niet aan allerlei incidenten, soms van zeer pikanten aard, hetzy over de vraag of D. N. en Kater elkander vroeger ontmoet hadden, over de vraag ot dit de eerste vergadering van tegenstanders, was, waarop de socialisten zich debat waardig toonden, enz. »Toen de heer Keuchenius de vergadering onder dankzegging wilde sluiten, werd het sVrjjheids- lied" uit de vergadering vernomen, waaraan da heer Domela Nieuwenhuis, op verzoek van den president, den heer Lankester, een einde maakte, zoodat de sluiting, onder dankbetuiging, kalm kon. plaats hebben." „Ik kom uit Trouville ik uit Dieppe ik uit Nantes ik nit Interlaken zie ik hen uit de hoogte aan en zegIk kom van Marti nique dan zullen ze ahemaal kijken of ze heb te Keulen hooren donderen' „Dat geef ik toe", hernam Charley, „en ik begrijp dat dit vooruitzicht u de grootste gevaren doet trotseeren", voegde hij er met gemaakten ernst bij. „Wel zeker!" riep Roland uit, „als ik op de sociëteit onze gewone reizigers hoor praten van Normandische ot Bretonsche boeren, Zwitsers, die iedereen kent, zal ik wat trotsch zijn, dat ik hun kan vertellen van menseden van allerlei kleuren; van de Capres, die mij deed denken aan de mahoniehouten lataiel mijuer tante, of van de nog donkerder Griffie, die mij aan mijn palissanderhouten kast herinnert, enz. enz." „Capres Griffie gjj schijnt de plaat selijke henamingen reeds te kennen". „Opperbest! Die heb ik geleerd van mijn vriend den mulat. Maar wat hebt gij T\ vroeg hij, ziende dat Charley een zenuwachtig gebaar maakte. - „Niets", hernam de ander, die niet kon nalaten te schrikken als bij een blanke hoorde praten van zijn vriend den mulat. „En ziet gij, ik ben hier gekomen om de zeden te bestuileeren. Ik wil den vooruitgang in de Nieuwe wereld en de uitwerking uer af schaffing van de slavernij gadeslaan. Ik sprak er zoo even nog met mijn vriend dm mulat over,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1