BIJVOECa-SEIL. MIDDELBURGSIHE COURANT 1 FEUILLETON. Iet bosch van de Zwavelgroeve Maandag 15 November 1886. N° 269. Middelburg 13 November. Onze financiën en ons belas tingstelsel. VAN DB VAN In de Vragen des tijds van November wjjdt prof. P. van Geer eene beschouwing aan de staats- begrooting voor 1887. Dat deze niet gunstig luidt» is licht te begrijpen. Hjj begint met te wijzen op de tirade uit de jongste troonrede„vermeerdering van middelen door hoogere belasting behoeft u niet te worden gevraagd". „De nadere toelichting van dezen tekst," zegt prof. Van Geer, „vindt men in de millioenenrede van den minister van financiën en in de verschil lende hoofdstukken der staatsbegrooting, welke daarbij werd overgelegd. De scherpe tegenstel ling tusschen de opvatting der regeering, gelijk zy in de genoemde rede wordt ontvouwd, en den aandrang naar belastinghervorming, die zich steeds krachtiger laat hooren, treedt hierbij in het volle licht. Indien de eerste den toestand naar waar heid weergeeft, zoodat werkelijk geene belasting- verhooging noodzakelijk is, kunnen alle plannen en voorstellen tot hervorming veilig worden op geborgen; zij zijn overbodig geworden. Want het brengen van ingrijpende wijzigingen in een bevredigenden toestand is, vooral waar het be lastingen geldt, een gevaarlijk werk, omdat hier het evenwicht gemakkelijk verbroken kan worden, maar eenmaal verstoord, moeilijk te herstellen is. „Doch de verklaring der regeering is, zooals blijkt uit de organen der pers, in den lande vrij ongeloovig opgenomen, en de aandachtige lezing der stukken kan daarin geene verandering brengen. Met eene benijdenswaardige kalmte worden dooi den tegenwoordigen minister van financiën alle voorstellen tot hervorming, van welke zjjde ook gedaan, eenvoudig ter zijde gelaten, als ware nooit hierop aangedrongen. Dezelfde voorstellingen, waarvan het onhoudbare herhaaldelijk in het licht werd gesteld, vindt men onveranderd terug, de zelfde kunstmiddelen om tot een evenwicht te geraken, dat slechts in schijn bestaat, worden zonder eonige verbloeming of nadere toelichting aangewend." De heer Yan Geer herinnert er aan dat het evenwicht slechts verkregen wordt door eene kunstmatige splitsing der uitgaven in gewone en buitengewone, waarop reeds vroeger de aandacht is gevestigd doch de minister handelt ook ditmaal alsof daartegen nooit eenige bedenking is geopperd. »De gevolgen blijven niet uit. De gezamenlijke tekorten, waarin na de veranderde aanneming dei- voorgelegde begrooting moet voorzien worden, bedragen 26 millioen gulden, waarop de minister deze verklaring laat volgen»»tot dekking waar van de noodige gelden, naar het zich laat aanzien, zullen moeten gevonden worden door geldleening. Deze zal echter in het jaar 1887 nog niet noodig zjjn, maar tijdelyke versterking van 's lands kas door uitgifte van vlottende schuld zal in den loop van dat jaar hoogst waarschynlyk niet uitblijven.'"' »Ziedaar het geheim der moderne financie-kunst en tevens de verklaring van hetgeen men onder- het begrip naaste toekomst"" heeft te verstaan. Leenen voor alle uitgaven, die men met de benaming buitengewone"" wenscht te bestempelen, dat leenen, door het gebruik maken van krediet, zoo lang mogelijk uitstellenis de nood aan den man, dan rechts en links geld opnemen door het scheppen van vlottende schuld, eindelijk de gaten, die hierdoor in delnanciën ontstaan, door eene groote leening stoppen. Tot dat dit laatste tijdstip is aangebroken, kan men zeggen dat het evenwicht bestaat. Hetgeen dan volgt is van latere zorg, want met eenige handigheid kan het tijdstip wel wat verschoven worden." Het fraaie lijstje, door den minister by zijne rede gevoegd, is keuriger van uitvoering dan sterk in bewijskracht. Men krijgt daarin een grafisch overzicht der gewone rijks-ontvangsten en uitga ven over de jaren 18491885zoo heet het ten minste. Maar bij de uitgaven zijn niet gerekend die voor aanleg van staatsspoorwegen, later terug betaalde voorschotten, opheffing der slavernij, onverplichte amortisaties, voltooiing van het vestingstelsel, verbetering van den Rotterdamschen waterweg, aanleg van het Merwede-kanaal en verbetering van don Maasmond. Als men nu bedenkt dat in de eerste periode der voorstelling die uitgaven niet bestonden, maar hoe ze langzamerhand tot een zorgwekkend cjjfer zijn aangegroeiden thans door den minister ge heel worden geëlimineerd dan is het voor den eenvoudigsten leek gemakkelijk te begrijpen, hoe weinig waarde de voorstelling des ministers heeft. Tegenover deze stelt prof. Van Geer de uit komst van een paar berekeningen, die alleen ge grond zijn op cijfers, welke in de rede des ministers worden aangegeven. Hij zegt »Het tekort dat gedekt moet worden bedraagt 26 millioengaat men terstond eene leening aan tot dat bedrag, tegen eene rente van 3£ pet. en met j aarlij ksche aflossing, zoodat in den gejjkten termijn van 55 jaren de leening is afgeloopen, dan moet gedurende dien tjjd jaarljjks betaald worden eene som van 1.029.000. „Nemen wjj vervolgens het lijstje der zooge naamde buitengewone uitgaven, laten wij daaruit weg de uitgaaf voor de ontmunting van het zil ver 5 millioen, die tot nu toe slechts als fictief krediet op de begrooting werd gebracht ver minderen wij het aldus verkregen bedrag van 12^ millioen, om van alle overdrijving vrjj te blijven, tot 10 millioen en houden wij ons vol gens het ministerieele stelsel voortdurend aan nieuwe leeningen op gelijke voorwaarden tot dat bedrag, dan wordt het budget telken jare ver zwaard met eene som van 395,800. Voor rente en aflossing van deze nieuwe steeds aangroeiende schuld zal dan betaald moeten wordenin 1887 1,029,000; in 1888 ƒ1,424,800; in 1889 ƒ1,820,600; in 1890 ƒ2,216,400; enz. alzoo in 1900 ƒ6,174,400 enz. Ziedaar wat het ministerieele stelsel voor de »»naaste toekomst" oplevert. Het einde is ge makkelijk te zien en heet »»staatsbankroet." De buitengewone uitgaven, o. a. die van het Merwedekanaal, de verlegging van den Maasmond, zullen eenmaal een einde nemendat is waar maar steeds zullen ze door andere worden ver vangen. Het ministerie van waterstaat, dat onzen bodem moet verdedigen tegen den inwendigen vijand, heeft steeds zijne dringende en kostbare eischen; en de uitgaven voor oorlog en marine zullen, als er verruiming van middelen komt, toenemen ter bestrijding van een uitwendigen vijand. Ook zij, die alleen in doortastende wijziging van ons belastingstelsel middelen tot herstel voor den geschokten financieelen toestand van het rijk kunnen vinden, zullen, volgens prof. Van Geer, de begrooting voor het volgend jaar met hare inleiding en toelichting, onbevredigd terzij leggen. Geen enkel bezwaar wordt daarbij opgelost, geene bedenking weerlegd of opgeheven. De verheer lijking van het behoudende stelsel, waarvan zy getuigenis aflegtde zelfgenoegzaamheid omtrent voorgestelde maatregelen, die geene verandering van beteekenis veroorzaken, de miskenning van den waren toestand, die slecht» aan afkeer van doortastende maatregelen kan toegeschreven worden, zjjn in lijnrechten strjjd met de ernstige pogingen om aan 's lands financiewezen vastere grondslagen te geven. Gelukkig vinden deze in den lande een beter onthaal dan bij de regeering de stemmen, die zich steeds luider en dringender van verschillende zijden laten hooren, getuigen van den ernst, waarmede de toestand wordt in» I gezien, en'van het streven om, zij het mefgroote opofferingen,'-Vaan de financiën van het rijk een vasteren grondslag te geven. Daartoe zijn twee middelen ten eerste bespa ring en bezuiniging, ten tweede vervanging van verouderde en belemmerende belastingen door nieuwe van zuiver en billijker werking. Van het eerste verwacht de heer Van Geer weinig heil, In bestaande diensten, naar wette lijke bepalingen ingericht, mag niet worden ingegrepenandere bezuinigingen hebben meer uitstel dan afstel op het oog en baten dus per slot van rekening niets. De heer Van Geer maakt vervolgens eenige opmerkingen, die meer de inrichting en toelich ting van de begrooting betreffen dan de waarde van het bedrag der verschillende posten, waarbjj hij o. a. wijst op de onvoldoende regeling der rijks- en gemeente-flnanciën, vooral ten opzichte van het subsidie-stelsel. In de laatste afdeeling der middelen vond de schrijver een zonderling mengelmoes van bronnen bijeengevoegd. „Onder de inkomsten staan," zoo schrijft hjj „posten vermeld, die moeilijk als zoodanig kunnen aangemerkt worden, zooals de schoolgelden van verschillende rijksinstellingen, waarvan de kosten deze opbrengst ver overtreffen, de opbrengst van de Staats Courant en het Staats blad, de consulaatrechten en dergelijke. Zou het niet gewenscht zijn op dit punt de begrooting anders in ta richten Zoo als zij nu is, blijft het een lastig werk de jaarlijksche kosten van verschillende rjjks-instellingen na te gaan, omdat de uitgaven in het eene, de opbrengsten in een geheel ander hoofdstuk worden vermeld, doch de regelen der comptabiliteit zijn ondoorgrondelijk en onaantastbaar. Bij de vele voorbeelden, welke de dagbladen dienaangaande meedeelen, kan ik een sterk sprekend voegen, aan eigen ervaring ontleend. Een student had (het voorval is reeds eenige jaren geleden, voor de tegenwoordige titularissen de ministerszetels innamen) te veel college-geld gestort; toen hij hierop werd opmerk zaam gemaakt, vroeg hij aan den rijksbetaalmeester het te veel gestorte terug. Doze zou hieraan voldaan hebben, indien hij niet juist eenige dagen te voren zijne verantwoording over de afgeloopen maand had gedaan en weêr machtiging tot terug betaling van hooger hand moest ontvangen. Op een verzoekschrift aan den minister van financiën werd echter afwijzend beschikt, maar een dergelijk verzoekschrift aan den minister van binnenlandsche zaken werd gunstiger beantwoord, omdat hierin werd erkend, dat de student te veel had betaald. Toch bleef de eerstgenoemde minister weigerach tig om machtiging tot terugbetaling te verleenen. By dit verschil tusschen twee hooge machten, wendde de student zich met een adres tot den koning om uitspraak te verzoekendaar het eene zaak van comptabiliteit betrof, werd hierop het advies van den minister van financiën inge wonnen; dit luidde ongunstig, de terugbetaling werd opnieuw geweigerd en zoo heeft de student zyn te veel betaalde penningen nimmer terugge zien. Een dergeiyk geschil deed zich onlangs voor en ia mede in den geest van den fiscus beslist. Volgens de wet op het hooger onderwys (art. 63) geschiedt de inschr-yving der studenten kosteloos. De bewyzen worden jaarljjka door het depar tement van binnenlandsche zaken aan den rector der universiteit gezonden, die ze aan de betrok kenen uitreikt. Verscheidene jaren ging dat onge stoord, totdat de fiscus op een goeden dag tot het denkbeeld kwam, om van deze stukken zegel recht te heffen. Protesten mochten niet baten, het aangehaalde wetsartikel werd terzijdegesteld, de minister van binnenlandsche zaken gaf toe en decreteerde dat de stukken, die door zijn eigen departement werden verzonden, vóór de uitreiking gezegeld moeten worden. De geheele maatregel kan aan het ryk hoogstens 500 's jaars op brengen en daarvoor wordt door den fiscus op een duideiyk uitgesproken wetsartikel inbreuk gemaakt Aan het slot zijner beschouwing komt de heer Van Geer op eene rijksinkomsten-belasting en herinnert hp aan eene vroegere beschouwing van zijne hand daarover. Wordt zjj ingevoerd, dan is zoo onbeteekenend voor vreemden, doch zoo heerlijk voor een vaderdaarna volgden an dera woorden, een verbaal; het was in één woord de alom bekende geschiedenis van het kind, dat groeit en zachtjes aan haar plaats in huis en hart inneemt. Bij het begin van dit verhaal was de kleine Rosélie nog geen drie jaar. De smart van den jongen weduwnaar had haar bitterheid verloren, het leven zyn gewonen loop hernomen; afleiding en genoegens waren zelfs teruggekeerd en thans riep Charley zijne negers zoo ongeduldig voor de toebereidselen eener jachtpartij. Zij kwamen aanloopen, of liever aanslenteren met de traagheid, die hen kenmerkt. „Gauw wat, luiaards. Maakt terstond mijn geweer in orde, brengt mijn weitasch en alles wat ik noodig heb. Ik ga met mijne vrienden op de konijnenjacht in bet bosch van de Zwavelgroeve en wij willen gaarne vroeg uitgaan, ten einde de hitte midden op den dag te vermijden. Gij moest mijn jachtbuis eens gaan halen," zei hij tot een negerin, die er bij zat. Zoodra de meester de hielen gelicht had, zei de negerin zonder zich te verroeren „Neptunes, gij halen het buis van uw meester." Neptunes zag haar van ter zijde aan, leunde op den steal van zijn bezem, liet het hoofd han gen, alsof hij in slaap viel, en antwoordde op droomerigen toon „Meester u bevel gegevengaat NeptuneB het wenschelijk dat het personeel en het patent als rijksbelasting verdwijnen, terwyl van vele zjjden wordt aangedrongen op de afschaffing van accijnzen, zooals die op suiker, zout, zeep, bieren en azynen, geslacht. De registratie- en hypotheek rechten worden te drukkend voor den overgang van goederen en daarom belemmerend voor het maatschappelyk leven geacht, terwyl de successie rechten in de rechte lyn (en volgens prof. Van Geer te recht, omdat zjj in vele gevallen hard en onbillyk werken) voortdurend bestryding vin den. Deze alle zouden door de enkele nieuwe moeten vervangen worden. Met de opheffing van die accynzen zou eene aanzienlyke vermindering van administratie-kosten gepaard gaan. Volgens de berekening van den schrijver kan men de opbrengst der nieuwe ryks-inkomstenbe- lasting op ten minste 30 millioen stellen, wan neer de gewenschte hervormingen daarbij worden opgenomen. Volgens zijne vroegere beschouwingen kan het belastbaar inkomen in het ryk op 600 millioen begroot worden, zoodat het gemiddelde percentage der belasting tot 5 zou moeten op gevoerd worden. Nu komt het hem voor, dat dit cyfer, althans voor den aanvang,' veel te hoog is en daarom elke poging om die belasting in te voeren, hierdoor reeds zou mislukken. Eene op brengst van 10 millioen is het hoogste, wat men in de eerste jaren van de inkomstenbelasting mag verwachten. Zy moet in de eerste plaats dienen ter vervanging van personeel en patent als rijksbelastingen en vervolgens voor de sluiting der begrooting. Tot afschaffing van accynzen, boe gewenscht zy ook in vele opzichten zyn moge, tot vermindering der mutatie-rechten, zal men ook na de invoering der rijks-inkomstenbelasting eerst kunnen komen, wanneer de sluiting der be grooting tot stand is gebracht, het budget belang rijk is gedaald of andere bronnen van inkomst ruimer vloeien, waarop vooreerst althans niet valt te rekenen. Immers mag men hierbij niet uit het oog verliezen, dat elke verhooging van directe belastingen zeer bezwarend zal terugwer ken op de financiën der gemeenten, wier inkom sten grootendeels uit directe belastingen bestaan. Daarom is ook het invoeren eener rijks-inkom- stenbelasting ondoenlijk zonder gelijktijdige op heffing ot althans geheele hervormingen van den band tusschen de rijks- en gemeente-flnanciën. Evenmin als eene plant kan groeien, wanneer het zaad onder allerlei onkruid in den akker wordt neergelegd, evenmin kan eene inkomsten belasting vasten wortel schieten te midden van ons verouderd belastingstelsel. Dat hiermede geene genoegzame rekening werd gehouden, de gevolgen niet voldoende waren overwogen, zyn zoovele redenen, die de invoering van zulk eene belasting tot nu toe deden mislukken eene vernieuwde poging zal, volgens prof. Van Geer, eerst dan kans van slagen hebben, wanneer zy tot grondslag eener radicale belasting-hervorming wordt aangenomen. Aanstaanden Woensdag wacht het schouwburg bezoekend publiek te Middelburg opnieuw een prettige avond, Dan treedt hier weder op de Nieuwe Rotterdamache schouwburgmaatschappy, directeur de heer Ales. Paasaen, die Solide agenten gevraagd voor het voetlicht brengt. Van een bezoek aan Goes is men ditmaal afgezien. Hoog gaan de kluchten van de fabrikanten Von Moser en Von Scbönthan niet, maar toch mits ze vlug afgespeeld worden vermaken ze. En het spel van de Rotterdamsche dames en heeren in dergelijke stukken is werkelyk ver dienstelijk. De vorige maal deden zy met het vermakelijke blijspel Mijn naam is Lehman de bezoekers schudden van lachen en, naar wjj ver nemen, is Solide agenten van hetzelfde allooi. Op het gebied van tooneelspeelkunst zullen de Middelburgers dezen winter waarschynlyk niet verwend worden en zoo de Rotterdamsche M*1 en de heer Van Lier niet den noodigen steun onder vinden, komen we hier geheel en al met de nachtschuit. Waar men het neusje van den zalm nu eenmaal niet aan." „Gaat mij evenmin aan," zei de negerin. „Ik wasschen het linnen buis, maar niet halen." „En ik," her namNeptunes „kamer schoon maken, mij niet met kleeren bemoeien Jupiter." Jupiter kwam geeuwende en zich uittrek kende aan. „Jupiter," zei Neptunes „gij het buis van missié halen." (Missié beteekent monsieur in de negertaal). Daar Jupiter ditmaal vond, dat het zijn werk was, haalde hij het buis, schudde het langzaam uit, liet een rijksdaalder uit den zak vallen en aaastte zich om dieu op te rapen en zich toe te eigenen. Ztjn leer was, dat hetgeen uit den zak van een colonist valt den neger toekomt. De kleine Coco, zijn zoontje en nikkertje van acht jaar, zag hem het geld in zyn zak steken en keek hem verbaasd aan. Daarna ging hij spelen met Rosélie, het kind van Charley Tercel en het was een zonderlinge tegenstelling om dit afschu welijke nikkertje met dat aanvallige, blanke meisje te zien spelen. De kleine Rosélie, met hare blanke ronde schoudertjes, welke boven haar laag jurkje uit kwamen, haar bevallige linksche bewegingen, haar kindertaal, die nog zeer beperkt was, was nog zoo n sneeuwballetje dat men een baby noemt maar zooals bijna al die aardige wezentjes tus schen de twee en een half en drie jaar, had zij dat zekere bovenaardsche, dat elke jonge moeder Uit het Fransch van ANAïS SE G AL AS. I „Heila! Neptunes! Adonis! Apollo!" Hi) die zoo sprak was niet, gelijk men zou meenen, een god van den Olymp, die zich tot zijne medegoden wendde, maar een creool in Guadeloupe, die zijn negers riep. Die Creool woonde op een groot, mooi goed, dat hij nabij het Lage land bezat. In onze koloniën is zulk een goed meer dan een buiten plaats, het is een geheel dorp, dat aan éen eigenaar behoort. Het huis van den meester verheft zich als een soort van slot te midden van honderd tweehonderd negerhutten, die gedeeltelijk schil derachtig gegroepeerd en gedeeltelijk in geregelde rijen als straten gebouwd zyn. De meester heet noch heer van het dorp, noch burchtheer, maar eenvoudig bewoner. De negers, die vroeger slaven waren en voor vijftienhonderd of twee duizend franken per hoofd op de markt gekocht werden, zyn thans bedienden en werkliedende eersten altijd zeer talrijk en zeer lui;en doen voor een bedongen loon het huiswerk; de anderen bebou wen den grond en worden per dag betaald. Al dio negers zijn thans vrije menschende slaven zjjn niets meer dan arbeiders, die ongelukkig weinig werken en door hnn luiheid het recht vaardige eu edele denkbeeld van de afschaffing der slavernij bederven. De bezitting van Charley de Tercel was bloeiend en schoon en de eigenaar zeer beminnelijk. Charley was een jong mensch van acht en twintig jaar met fijne gelaatstrekken en geestige oogen en hij bezat in hooge mate de sierlijke houding en goede manieren, die den Creool kenmerken. Hij was verleidelijk genoeg om de jonge meisjes te nopen een roosje voor hem in 't haar te steken en een glimlach op hare lippen te tooveren, maar Charley wilde niet trouwen, of liever niet her trouwen, want hij was reeds weduwnaar en liet een klein kindje op zyn knie dansen. Hij was geen jonge minnaar, maar een jonge vader. Zijn vrouw was gestorven bij de geboorte van baar dochtertje, dat haar man overhield als herinnering aan hun korten echt. Charley beweende zyn vrouw, maar lachte tegen zijn kind. Hij nam zich voor om de taak, die de jeugdige stervende hem nagelaten had, zoo goed mogelijk te vervullen en dubbel te waken over dit kleine wezentje, dat niemand dan hem op de wereld had. Dat kleine schepseltje, dat in baar wiegje lachte, dat nog niets begreep, niets lief had, gaf hem in het eerst nog niet veel troost; maar vahi lieverlede werd zij kennelijkerden eenen dag lachtq zij tegen haar vader, den ande ren liefkoosde zij hemiets later kwam er kracht in de beentjes en liep zij hem na, toen kwam het woordje papa over hare lipjes, dat woord,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 5