N°. 256.
129e Jaargang.
Zaterdag 30 October.
FEUILLETON.
1886.
~V -A. ]ST JD E
Middelburg 29 October.
EEN WONDERKIND.
ZONDAGSRUST.
BIJVOEGSEL
MIDDELBIJRGSCHE COERANT.
De regeering heeft, zooals -wij gisteren in 't
kort meldden, een wetsontwerp ingediend, hou
dende bepalingen ter bevordering van Zondagsrust.
Het bevat de volgende bepalingen
Artikel 1. Het is verboden op Zondag arbeid te
rerriehten in of voor eenig bedrijf of beroep in
dienst of tegen loon van anderen, buiten gebouwen
en afgesloten plaatsen, en daarbinnen indien die
arbeid van den openbaren weg zichtbaar of
hoorbaar is.
Art. 2. Het verbod, vervat in art. 1, is niet toe
passelijk op 1° arbeid, waartoe men wettelijk op
Zondag verplicht is2o huishoudelijke en stal-"
diensten3o het verrichten van boodschappen
4o het bezorgen van levensmiddelen5o werkzaam
heden in of voor het bedrjjf van logement-, socië
teit-, koffiehuis-, wijnhuis-, bierhuis- opentafel
houder of restaurateur6o het vervoervan goederen
te water of met openbare middelen van vervoer
en werkzaamheden verricht tot personenvervoer
en vervoer van reisbenoodigdheden7o werk
zaamheden verricht tot ziekenverpleging; 8o
het bereiden en toedienen van baden9o het
verzorgen van dierenlOo werkzaamheden met
de godsdienstoefening in verband staande.
Art. 3. Voor arbeid in of voor eenigen tak van
openbaren dienst kan geheele of gedeeltelijke vrij
stelling worden verleend van het verbod, vervat
in art. 1, voor het geval dat de eischen van den
dienst haar vorderen, door het betrokken hoofd
van den tak van dienst ter plaatse, behoudens de
bevoegdheid van het hoofd van het departement
van algemeen bestuur, waaronder iedere tak van
dienst behoort, tot het verleenen van algemeene
vrjjstelling en het geven van voorschriften, door
het hoofd van den tak van dienst in acht te nemen.
Art. 4. Voor anderen dan in art. 3 bedoelden
aibeid kan in geval van noodzakelijkheid, schrif
telijk vrjjstelling worden verleend van het verbod,
vervat in art. 1, door den burgemeester der ge
meente, of, als die arbeid zich over meer gemeenten
uitstrekt, door den eommissaris des konings in de
provincie of in de provinciën, waarin die gemeenten
gelegen zijn.
In deze vrijstelling worden haar duur en de
arbeid, waarvoor zjj geldt, duideljjk en met name
omschreven.
Yan de weigering van vrijstelling door den bur
gemeester is hooger beroep toegelaten bij den
commissaris des konings, die bij het verleenen
van vrijstelling de bepalingen van het vorige lid
in acht neemt.
Art. 5. Het is verboden op Zondag openbare
verkoopingen, verhuringen of aanbestedingen te
houden.
Art. 6. Het is verboden op Zondag koopwaren
met uitzondering van eet- en drinkwaren, op den
Novelle van JDressel.
III.
Toen nu echter de ernstige, bezadigde man, die
zoolang dien grooten hartstocht bedwongen had,
zijn goed begon te pakken, overviel hem eens
klaps een koortsachtige gejaagdheid en hij zuchtte
dat hij geen vleugelen kou aanbinden. Hij had
jaren geduldig kunnen wachten, maar de dagen,
de uren, die hem nu nog van haar scheidden,
schenen hem eene eeuwigheid toe.
Hoe zou hij Stela terng vinden! Als zij eens
onbereikbaar voor hem was gewordenHaar
broer Hans, met wieu hij af en toe briefwisseling
had gehouden, had zelden over haar geschreven;
hij wist immers niet hoe Wolf slechts naar dien
eenen geliefden naam in zijne brieven zocht
hij had slechts eens ter loops verteld, dat Stella
naar Dresden was vertrokken om zich verder te
bekwamen. Sedert bijna twee jaar had hij niets
meer gehoord. Hans vond in zijn hnwelijksgeluk
nichtje Marie was wezenlijk zijn vrouw ge
worden zeker geen tijd of geen lust meer om
aan iemand te schrijven, die toch eindelijk nooit
meer dan een goede kennis geweest was.
Wat zou er nu van Stella geworden zijnAls
hunne wegen eens voor altijd uit elkaar liepen
Wolf beefde.
openbaren weg of elders buiten gebouwen uit te
stallen, te koop aan te bieden of te verkoopen.
Art. 7. Het is verboden op Zondag vóór 8
uren des avonds of bij vroeger eindigen van de
laatste openbare godsdienstoefening in de gemeente,
voor dat eindigen openbare vermakelijkheden te
houden of aan geraasmakende spelen deel te
nemen, tenzij een en ander geschiede op een af
stand van ten minste 200 meter van iedere plaats,
bestemd en op dat oogenblib gebruikt voor open
bare godsdienstoefening.
Art. 8. Het is verboden op Zondag voor 12
uren 's middags in voor het publiek toegankeljjke
localiteiten sterken drank toe te dienen of te
leveren bij hoeveelheden van minder dan twee
liter.
Art. 9. Met. geldboete van ten hoogste 25
wordt gestraft elke overtreding van een der ver
bodsbepalingen dezer wet.
Indien tijdens het plegen van de overtreding
nog geen jaar is verloopen sedert een vroegere
veroordeeling van den schuldige wegens overtre
ding onherroepelijk is geworden of hp vrijwillig
het maximum der geldboete heeft betaald, kan,
in plaats van de geldboete, hechtenis van ten
hoogste zes dagen worden opgelegd.
Art. 10. Met gelijke straffen wordt gestraft hjj
die een overtreding van een der verbodsbepalingen
van deze wet in zijn woning, op daarbij behoo-
rende afgesloten plaatsen in zijn fabriek of op zijn
werkplaats of inrichting toelaat.
Art. 11. Niet strafbaar is de overtreding van
het verbod, vervat in art. 1, in geval van brand,
watersnood en andere omstandigheden, die geen
uitstel van den arbeid gedoogen en niet toelieten
vooraf de vereischte vrijstelling aan te vragen.
Art. 12. De strafbare feiten, bij deze wet voor
zien, worden beschouwd als overtredingen.
Art. 13. Met het opsporen van overtredingen
van deze wet zijn, behalve de bij art. 11 van het
wetboek van strafvordering aangewezen personen»
belast de maréchaussée en alle ambtenaren van
rijks- en gemeente-politie.
Art. 14. Met het in werking treden dezer wet
vervalt de wet van den len Maart 1815 Stbln° 21).
Art. 15. Deze wet treedt in werking op een
nader door den koning te bepalen tijdstip.
Aan de memorie van toelichting is het volgende
ontleend
De Zondagswet is verouderd, wordt niet toege
past dan bij uitzondering, en uit dat laatste ont
staat dan een grove onbillijkheid jegens enkelen.
Last tot strenge uitvoering van de Zondagswet zou
afstuiten op de hedend aagscbe begrippen en toe
standen, en daarom is ook de onveranderde in
standhouding niet wensehelijk. De eischen van
het tegenwoordig maatschappelijk leven dulden
niet een volstrekt verbod van openbaren arbeid.
En zulk een beperkte opvatting, aan den eenen
kant toch reeds, ondanks hare beperktheid, in
onverzoenlijken strijd met de eischen van ons
maatschappelijk verkeer en zelfs met die der na-
Hij haastte zich meer en meer met pakken, en
alleen, toen hem een schilderij, een mooi donker
meisjeskopje in de handen kwam, bleef hij het
een geruimen tijd beschouwen.
Het was Stella. Hij had haar volgens zijn
herinnering geschilderd, zooals zij hem op dien
lentemorgen verschenen was. Als een vogeltje,
onbezorgd en vrijmoedig op dien muur zittende,
met haar jeugdig, rond figuurtje, hare overmoe
dige, schalksch lachende oogen, terwijl haar half
geopende mond scheen te zeggen„Als gij mij
niet open doet, Wolf, spring ik er over heen".
Er lag een groote waarheid en bekoorlijkheid
over die schilderij. Hare innemende schoonheid,
hare onschuldige zekerheid van te overwinnen,
haar schalksche brutaliteit alles was er op
weergegeven en maakte een betooverenden indruk.
Hij legde het eindelijk met veel meer zorg dan de
andere schilderijen in de kist.
i/Ueberm Garten, durch die Lüfte
Hörte ich Wandervögel ziehn
Das bedeutet Frühlingsdüfte
Und es fangt schon an zu blühn."
klonk het opeens in het Duitsch door het open
venster. Het lied werd met een onbeschrijfelijk
innige uitdrukking en een heerlijke, frissche jonge
vrouwenstem gezongen.
Wolf hief het hoofd op en luisterde.
„Dat lied windt mij heelemaal op," prevelde
hij, „het doet mij denken aan de stem van Stella;
ij had ook zulk een buigzaam krachtig orgaan
en ik geloof dat die juist zóo zou gezongen heb-
tuur, leidt aan den anderen'kant, juist door hare
beperktheid, tot een bevoorrechting van hen, wier
Zondagsarbeid niet beantwoordt aan de criteria
door de jurisprudentie voor „openbaren arbeid"
aangenomen, met name van allen, wier werkzaam
heden binnenshuis worden verricht en toch even
zeer in strijd zijn met het uitgedrukte doel dei-
bestaande wet. Immers die onderscheiding in
wat men ziet, en wat men niet ziet, is onmogelijk
te rijmen met de considerans volgens welke beoogd
wordt de plichtmatige viering van Zon- en be
paalde feestdagen te verzekeren.
Dat doel is door de wet niet bereikbaar en
een nieuwe Zondagswet behoort das op een van
minder wijde strekking gericht te zijn.
Het eenige verbod der Zondagswet, dat werke
lijk doel kan treffen, is dat tot het geven van
openbare vermakelijkheden en tot het houden
van zekere spelen, maar of door dergelijke uit
spanningen, op gepaste wijze genoten, de Zondags
rust pér se wordt gestoord, mag met grond worden
betwijfeld. Bovendien beroolt een dergeljjk ver
bod honderdduizenden in den lande van deeenige
gelegenheid tot een geoorloofde verademing na
zes dagen hard werken. Hoe velen zien zich juist
alleen op Zondag ontslagen van den plicht, om
voor het onderhoud van zich en hun gezin tg
arbeiden, en kunnen dus alleen dan zich eenige
uitspanning veroorloven, zoo noodig tot verfris-
sching van den overspannen geest of tot opbeuring
van het afgematte lichaamDaarom is een der
gelijk verbod alleen gerechtvaardigd voor zooverre
de Zondagsrust het eischt, dat is wanneer de
godsdienstoefeningen door die uitspanningen zouden
worden gestoord.
Aan den anderen kant mag alleen bjj gebleken
onmogelijkheid om een nieuwe wet in de plaats
van de bestaande te brengen, de geheele Zondags
wet opgeheven worden.
De staat heeft ook hier dure plichten te ver
vullen, zoowel tegenover den menseh als zoodanig,
als tegenover de leden van eenig kerkgenootschap.
De macht der individuen en der kerkgenootschap
pen schiet te kort in het vervullen der voorwaar
den, noodzakelijk voor het lichamelijk welzijn van
den menBch en voor de ongestoorde bevrediging
zijner godsdienstige behoeften.
Die leemte behoort de zooveel machtiger staat
naar vermogen aan te vullen. En in die richting
kan de staat door tusschenkomst van den wetge
ver zeer veel doen.
Eenvoudige intrekking van de wet van 1815
zou daarenboven bij een zeer groot deel der be
volking een pijnlijken indruk teweeg brengen en
voet geven aan de valsche bewering, dat Neder
land een godsdienstlooze staat is. De strijd der
partijen zou er des te heviger door worden en de
openbare orde en rust zouden daardoor waar
schijnlijk in gevaar worden gebracht.
Vervanging der tegenwoordige Zondagswet door
nieuwe bepalingen moet derhalve het middel zijn
om de gewenschte verbetering aan te brengen in
ben, als zij op het denkbeeld ware gekomen om
haar stem te ontwikkelen. Alleen ligt er in deze
voordracht een innigheid, die van een beproefde
ziel getuigt. Hoe zou Stella, het sterrekind, ooit
leed hebben kunnen ondervinden Wie Schumann
zingt, zuoal8 ik het ook gisterenavond reeds van
deze stem hoorde, moet weten wat liefde is
De komst van een vriend maakte een einde
aan zijn alleenspraak. Hij kwam hem eeuuitnoo-
diging brengen voor dien avond by een rijken be.
schermer der kunst.
„Gij kunt er u niet aan onttrekkv vriend;
graaf Palvi is u bijzonder genegen en het zou
meer dan onbezonnen zijn om hem te beleedigen.
Bovendien wacht den gasten en vooral u, als
muziekliefhebber, een groot kunstgenot. Een
jonge Duitsche zangeres, die sedert, een jaar
beroemd is geworden, zal zich op die soiiée laten
hooren. Men vertelt wonderen van haar stem,
baar schoonheid en bekoorlijkheid. Daarenboven is
zij zeer rijken tieedt heel zelden op. Zij wil zich
aileen in kerkelijke concerten en nu en dan in
voorname gezelschappen laten hooren. Graaf
Palvi was niet weinig trotsch, dat zij van avond
wilde komen en wij eenvounige schilders mogen
ons gelukkig prijzen dat wij dit wonder zullen
hooren."
«Weil'auf mir, du dunkles Auge
Unergründlich süsse Nacht
De wind bracht weer een paar regels van het
lied over naar het atelier.
den slechten toestand, door die verouderde wet
allengs in het leven geroepen.
En wat nu de beginselen betreft, waarvan de
wetgever daarbij moet uitgaan, zegt de regeering:
De wetgever heeft in deze een tweeledige taak,
èa tegenover de kerkgenootschappen èn tegenover
den mensch, doch bij de vervulling van die taak
heeft hjj zich zorgvuldig te onthouden van de uit
gebreide regeling van het gekozene onderwerp,
waardoor al zeer spoedig inbreuk zou worden ge
maakt op het beginsel van rechtsgelijkheid en een
der grieven tegen de bestaande wet zou worden
bestendigd. Trouwens het is niet de roeping van
een staat te zorgen voor de waarneming van gods
dienstige en kerkelijke plichten door de burgers,
hjj heeft voor de leden der kerkgenootschappen
alleen de algemeene voorwaarden te scheppen,
zonder welke de ongestoorde uitoefening van den
eeredienst onmogeljjk zou zjjn. Met het voorko
men van hinder aan die uitoefening eindigt dus
de taak, die de staat jegens de kerkgenootschap
pen beeft te vervullen, en blijft alleen nog het
tweede gedeelte van zijn taak dat den mensch
betreft. Waar deze ten gevolge van economische
en maatschappelijke toestanden door machtigeren
dan hij gedwongen wordt zijn godsdienstige nei
gingen en zjjn lichamelijke behoeften op te offe
ren voor zijn onmiddelljjk materieel belang, moet
de staat tusschenbeide treden om dien maatschap
pelijke zwakkere te beschermen en zijn natuur
lijke rechten te doen eerbiedigen.
Die natuurlijke rechten bestaan niet alleen in
de mogelijkheid tot godsdienstige samenleving,
maar ook en hierin ligt de rechtvaardiging
voor het optreden van den staat in dezen in
de gelegenheid tot het genieten van rust na vol
brachten arbeid. Het is hier den staat niet aller
eerst om een godsdienstig, maar vooral om een
maatschappelijk belang te doen. Rust op gezette
tijden is noodig voor het liehaam, zoowel uit een
physisch als uit een maatschappelijk oogpunt
beschouwd. Het is waarlijk overbodig hier nader
aan te toonen, dat de mensch niet altjjd door»
dag in dag uit, kan arbeiden. lederen dag wor
den meer krachten verbruikt dan door de nacht
rust zjjn aangevuld, en natuur]jjk kan die klim
mende reeks niet steeds doorgaaü. Een dag rust
is nu en dan noodig om het verlorene te her
winnen. En is dit noodig voor den physieken
mensch het behoeft geen betoog dat ook de
maatechappjj er belang bjj heeft, dat de noodza-
keljjke rustdag worde ia acht genomen.
Waar nn het individu niet bjj machte is zich
altijd dien rustdag te verzekeren, is het de plicht
van den staat hem te hulp te komen. Deze be
vordert daardoor zjjn eigen belang, omdat het
belang der burgers ook hier dat van den staat is.
Dat de staat, een maatschappaljjken rustdag
stellende, daarvoor den Zondag kiest, ligt in den
aard der zaak. De keuze is gegrond op een eeuwen
her bjj de overgroote meerderheid der bevolking
bestaande gewoonte en is tevens bevorderljjk aan
„Let eens op die stem, mijn vriendIs
daar niet iets betooverends in Edeler, inniger,
bezielendei zal uw kunstenares zeker niet zingen.
Maar gij hebt gelijk, ik mag niet onbeleefd zijn
tegen den graaf en het is een goede afleiding vóór
mijn vertrek. Maar bevrijd mij thans van uw
tegenwoordigheid, beste jongen. Gij staat mij in
den weg bij bet pakken, tot van avond."
Lachend, aan dergelijke ongedwongenheid ge»
woon, snelde de ander weg.
«Bin Bichtenbaum steht einsam
lm Norden auf kahler Höh."
begon de zangeres weer.
„Zou er wel een mooiere stem op de wereld
zijn prevelde W olf.
De Duitsche sehoone, die graaf Palvi wel de
eer wilde aandoen van op zijn soiiée te zingen,
scheen een zeer verwen ie dame te zijn; want Zij
liet laDg op zich wachten. De voorname gasten,
die de prachtige zalen vulden, wisselden reeds
allerlei aanmerkingen over die ster uit het Noor
den, de steeds toenemende Duitsche verwaandheid,
totdat er eindelijk een bevallige, slanke gedaante
in het wit satijn, met viooltjes in het donkere
haar, aan den arm van den gastheer verscheen en
zich met zichtbaren trots als juffrouw Stella
Werner liet voorstellen. En bij haar sierlijke
buiging, haar lietelijken glimlach, haar voorname
houding vergat men terstond, wat men zooeven
over haar aanmatiging gezegd had. Zij had met