N° 236, 12Öe Jaargang! mm: Donderdag Sm 7 October. Middelburg 8 October. Een verwerpelijk voorstel. Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen; Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.' Advertentiën 20 Cent per regel; Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1- 7 regels/1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. MIDDELBllRGSCHE COURANT. w Agenten te Vlissingen: P. Gr. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. van deb, Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moou,te TholenW. A. van NiEuwENHuuzEN,te Ternenzen: A.van dek Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger Het lang verwachte ontwerp tot wijziging en aanvulling der wet van 22 April 1855, tot regeling en beperking der uitoefening van het recht van vereeniging en vergadering, is nu verschenenen eigenaardig viel met die in diening samen de verschijning van een tweetal artikelen in de tijdschriften van het jonge en het allerjongste om met Uilenspiegel te spreken Nederland over de treurige gebeur tenis te Amsterdam, die den stoot gaf aan de uitvoering van plannen, door de regeering reeds geruimen tijd gekoesterd. Wij doen immers niet te kort aan de waarde van de mannen der Vragen des Tijds, wanneer wij aan hun collega's van de Nieuwe Gids het epitheet allerjongste toekennen, tot tijd en wijle de profetie van het satyrieke blad wordt ver vuld en een allernieuwste gids verschijnt. De redactiën van beide tijdschriften doen in opgewektheid voor elkaar niet onder en er bleek een eigenaardige overeenstemming tusschen beide uit de jongste nommers van die periodieken ten opzichte der, voor ons land in het algemeen belangrijke, gebeurtenis in onze hoofdstad; te meer opmerkelijk omdat, vergissen wij ons niet, beide artikelen over het Amsterdamsche oproer van de hand van echte Amsterdammers zijn. Op dat van Van Amstel wezen wij gisteren met opzet, in verband met ons opstel van heden aan eene beschouwing van mr Heineken in de Vragen des tijds wijden wij een oogenblik onze aandacht. Hij gaat daarin de oorzaak van het treurig paling-oproer nazoo noodzakelijk, wil men de ware beteekenis der beweging schatten. Hoe belangrijk ook" zoo schrijft hij de storing van de materieele o rde zich moge hebben vertoondhet is van oneindig meer betee kenis te wetenwat de geesten der menschen zoodanig in beroering heeft gebrachtdat tot maatregelen van geweld de toevlucht werd genomen. Dat de liefhebberij voor het trekken aan een paling eene zoo ernstige uitbarsting van volks misnoegdheid teweeg gébracht kan hebbenis even onaannemelijk als dat de heer Domela Nieuwenhuis die, zooals bekend is, tot de vegetariërs behoort, het palingtrekken heeft willen maken tot het begin van eenen socialistischen oorlog, waaraan hij zichzélf Onttrokken heeft. Wel is gebleken, dat, wanneer er ontevreden heid heerscht, eene kleine botsing voldoende is om eene uitbarsting van ernstigen aard te doen ontstaan. In Amsterdam waren bijzondere redenen, die het voor eene ontplofing zeer ontvankelijk maakten' En dan volgt eene opsomming van die rede nen, waarbij, geheel in denzelfden geest als dit door anderen geschiedde, gewezen wordt op den tegenspoed in de laatste jaren en de richting, die men uitging bij de regeling der verhouding van de burgerij tot de overheid, speciaal op den weinigen tact dien de politie in den jongsten tijd toonde. De oorzaken zitten echter dieper, en terecht schrijft mr Heineken„Eet heet thans wel dat de onlusten waren ontstaan door het opruien van de zich noemende sociaal-democratenen dat, wanneer de opruiers worden gestraft, deze buiten staat zullen zijn hun werk voort te zetten en hun voorbeeld anderen zal weerhouden. Maar men bedenkt niet, dat opruiers geen invloed hebben, wanneer er geen terrein is, waar zij met vrucht werkzaam kunnen zijn. Eene bevolking, die rede. gen van tevredenheid heeftlaat zich niet opruien. „Doch ook omtrent de hoofdpersonen der sociaal-democraten zijn de gangbare meeningen bij de regeringspersonen onjuistAl kan men zich niet vereenigen met hunne méthode om propaganda te maken voor hunne denkbeelden of een groot deel der burgerij tot zich te trekken, het is niet waar, dat de heeren Nieuwenhuis, Fortuyn en anderen van huis uit onruststokers zijn geweest. Zij zijn tot hunne tegenwoordige wijze van han delen langzamerhand gekomen. De redenen, die hen daartoe hébben gébracht, leveren meer gevaar op dan hun persoonlijke eigenschappen. Wat hen in beweging heeft gébracht, zal het ook anderen doenen er is meer belang bij, die beweegkracht te kennen dan hun personen op meer of minder gezochte gronden achter slot te hebben „De beweging der zoogenaamde sociaal-demo craten heeft beteekenis gekregen door de houding van hendie de regeering in handen hebben." Ieder zal wel doordrongen wezen van de noodzakelijkheid om het gezag te handhaven, maar velen zullen ook van meening zijn, dat in de laatste jaren het gezag meer geleden heeft door eigen schuld dan door aanvallen, die het had te ondergaan. Met eene herinnering aan hetgeen de Bel gische onlusten voorafging, en na eene verge lijking van onzen tegenwoordigen staatkundigen toestand met dien der Yereenigde Neder landen even voor den Belgischen opstand, wijst de schrijver erop, dat de verlichtingsmethode van Willem I bij de.liberale partij navolging heeft gevonden. Het verzet tegen eene door tastende verandering van het kiesrecht mag niet alleen worden geweten aan onwil om invloed uit handen te geven. Edeler beweeg redenen. zijn niet uitgesloten. Er bestaat vrees, dat de regeering in verkeerde handen wordt gebracht. Die vrees beheerscht reeds geruimen tijd onzen politieken toestand. Zij is de oor zaak van de onvruchtbaarheid van het parle ment. Terugkeer van dat idee en oplossing van de moeielijkheden, welke ten aanzien van onderwijs en kiesrecht zijn ontstaan, is eisch voor een verstandig staatsbeleid. Aanleiding voor zijne beschouwing vond de heer Heineken in de bewering van het kamer lid Beelaerts van Blokland, dat de autoriteiten plotseling voor z<5o bedenkelijke toestanden zijn geplaatst dat de staat van beleg moest te hulp worden geroepen. In de eerste dagen na het te Amsterdam voorgevallene was dit de gangbare en overheer- schende meeningen het zou onhandig geweest zijn destijds voor redeneeringen als van mr. Heineken en Van Amstel aandacht te ver langen, Maar evenals Bismarck een lijn uitgooit, wanneer het getij voor zijn plannen gunstig is, evenzeer wist ook onze regeering, zich koeste rend in de stralen van bet licht dat men van uit Amsterdam over de feiten liet schijnen, omdat men liefst niet wilde hooren van eigen tekortkomingen, den wenk van mannen als Beelaerts ter harte te nemen. Er zou een wet worden in het leven geroe pen om de woelingen van sociaal-democraten c.s. tegen te gaan; zij alleen waren schuldig; en de schoone gelegenheid, te Amsterdam door een treurig evenement in het leven geroepen, mocht niet ongebruikt gelaten. Wij hebben steeds tegen, het gevaarlijke van die stelling gewaarschuwdal erkenden wij dat door de holle theorieën der socialisten de gemoederen licht tot opgewondenheid werden gebracht; en dat door hun verzet-prediking zoowel als door de leer, door zekere kerkelijke partij verkondigd dat men zich tegen een gestelde macht kan en mag verzetten, het minder ontwikkelde volk op een dwaalspoor moest geraken, aan dat alles alleenlijk de schuld geven deden wij niet en voor uitzonde ringswetten toonden wij ons steeds huiverig. Tot geruststelling werd ons echter verzekerd dat slechts eenige meerdere beperking zou worden gemaakt in het recht van vergaderen; terwijl hij voorbaat ons op het gemoed werd gedrukt toch vooral ons in het algemeen belang zulk een beperking te laten getroosten. Maar nu het ontwerp voor ons ligt, rijst bij ons groote twijfel of de daarin vervatte bepa lingen en voorgestelde wijzigingen der wet van 1855 wel als grondslag kunnen en mogen dienen voor een onderling overleg op dit punt tusschen regeering en vertegenwoordiging. Wij nu gelooven dit niet; en genoegen deed het ons, terwijl wij dit schrijven, te ontdekken hoe van verschillende kanten een ernstig protest tegen dit ontwerp opgaat. Wat de regeering in de bestaande wet wil veranderen weten onze lezers; het art. 18 daarvan wordt grootendeels gewijzigd. Dat men daarbij door het uitlichten der woorden „tot gemeenschappelijke beraadslaging" wil ver duidelijken dat alle openbare vergaderingen in de open lucht slechts na bekomen vergunning van het hoofd van het gemeentebestuur mogen worden gehouden dat men voorwaarde lijk vergunning kan verleenenteneinde eventueele misbruiken, welke van het verlof gemaakt zouden kunnen worden, te voorkomen, dat alles valt niet te wraken. Maar ernstig bezwaar bestaat er bij ons tegen eene bepaling, geschoeid op de leest van de Pruisische socialistenwet, en waarbij aan den minister van binnenlandsche zaken het recht zou worden toegekend om, indien buiten gewone omstandigheden zulks in het belang der openbare orde vorderen, het houden van vergaderingen en optochten, als in het artikel worden bedoeld, voor een tijd, drie maanden niet te boven gaande, telkens des noodig voor ten hoogste drie maanden te verlengen, voor eene of meer gemeenten of provinciën, of in het algemeen te verbieden of te onderwerpen aan voorwaarden, door de hoofden van gemeente besturen en de commissarissen in de provinciën in elke vergunning te vermelden. In de mem. van toel. verdedigt de regeering zulk een ingrijpend voorstel met deze woorden „Het belang van het geheele land is soms zeer nauw betrokken bij vergaderingen of optochten. Daarom acht de regeering het noodig, dat zij in buitengewone omstandigheden de bevoegdheid erlange om tusschenbeide te komen, door een tijdelijk algemeen verbod, of wel het tijdelijk stellen van algemeene voorwaarden, waarop dan weder gunstige uitzonderingen moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld in het belang van bijeenkomsten, aan godsdienstige doeleinden of aan kunst of wetenschap gewijd." Wat kan de regeering tot zulk een voorstel anders bewogen hebben dan overdreven vrees, door haar opgevat nog altijd onder den indruk van de eenzijdige voorstelling der feiten van het te Amsterdam gebeurde De macht, aan hoofden van gemeentebesturen en commissarissen der provinciën verleend, is haar nog niet voldoendeboven die alle moet als alleen heerschende zij zelve staan om het land te behoeden. Maar begrijpt de regeering niet welk een gevaarlijk wapen daardoor aan bevreesde en partijdige ministers in handen wordt gegeven? Hij, die geen vrees kent of liefst alle partijen te vriend houdt, zal zich wel wachten voor misbruiken, maar dat is voor het algemeen belang niet voldoende. Een artikel, aldus geformuleerd, zou in dagen van verkiezingsstrijd een minister, van welke kleur hij zij doet er niet toe, het recht geven vergaderingen van zijn tegenpartij te schorsen. Een enkele schrik, een minister op het lijf gejaagd; een angstige droom m meteen enkele pennestreek verklaart hij een of meer gemeenten, een of meer provinciën als het ware in staat van beleg. De zorg voor kunst en wetenschap en voor den godsdienst is hij onze regeeringen grootdit weten wij hij ondervinding, maar dergelijke uitzonderingen te willen maken is lastig en gevaarlijk; lastig en gevaarlijk voor den minister maar niet gevaarlijk voor hen, die de bepaling toch willen overtreden, en godsdienst, kunsten en wetenschappen in den arm nemen om voor hun doel te kunnen vergaderen. En zoo ernstig als die al ernstig mag heeten is in ons land de toestand niet om tot zulk een despotieke bepaling de toevlucht te moeten nemen. „Om verder te voorkomen dat langs een omweg, zonder toelating van publiek, en dus - ware die toelating het eenige criterium voor openbaarheid zonder dat de vergade ring onder de in art. 18 bedoelde zou vallen» toch het daar gesprokene of verhandelde in ruimen kring zou worden bekend gemaakt, namelijk door middel van de pers, wordt voorgesteld onder openbare vergaderingen ook die te begrijpen, waarhij een of meer verslage gevers voor de pers zijn toegelaten". Deze toelichting van de regeering bij een artikel, waarvan de bedoeling eerst ons niet duidelijk genoeg scheen, maakt het geheel verwerpelijk. Een wezenlijk aangenaam idee moet het voor de pers zijn, te ervaren dat met haar komst de politie tevens haar achtervolgt en, als onafscheidelijk aan haar verbonden, den vergaderden hare opwachting komt maken. Doch dit is bijzaakernstiger is de inbreuk op het recht van vergaderen, waartoe deze bepaling aanleiding geven kan» Eerst meenden wij, dat er louter kwestie was van openbare vergaderingen, wanneer die door het publiek konden worden bijgewoond, maar nu de tegenwoordigheid van de pers eene vergadering tot eene openbare stempelt, nu wordt het zelfs bij een eenvoudige nuts-verga- dering, kiezersbijeenkomst, of welke ook, ge vaarlijk verslaggevers toe te laten. Dat de regeering zelve mannen der pers zendt om verslag te leveren; het kan mis schien nuttig zijn, maar mag vragen wij op onze beurt bij verschil van meening tusschen den spreker en den reporter, de rechter wel altijd, vooral in dergelijke moeilijke gevallen, aan een feilbaar verslaggever gezag toekennen Geen moeilijker taak dan die van verslaggever^ maar ook niet een waarbij een vergissing of een misverstand zoo gemakkelijk kan plaats hebben, en een verkeerde opvatting ka» ontstaan. Deze kwestie is echter van ondergeschikt belang tegenover de ernstige bezwaren, door ons geopperd tegen een tweetal hoofdbeginselen uit het ingediende wetsontwerp. Blijven die gehandhaafd dan is, dunkt ons, het wetsvoorstel geheel verwerpelijk. Maar wij gelooven niet, dat dit ontwerp het verder brengen zal dan tot het in het leven roepen van een voorloopig verslag. Kwam het nog in openbare behandeling, dan werden wjj versterkt in onze meening, dat zelfs onze vertegenwoordiging door een socia listen-koorts is aangegrepen. Bp de in het district Sneek gehouden verkiezing voor een lid der Tweede kamer vacature-Wybenga) werden uitgebracht 3627 geldige stemmen. Er moet eene herstemming plaats hebben tus schen de heeren mr. P. J. G. van Diggelen (L.) die 1712 en mr. W. G. baron Brantsen van de Zjjp (A.) die 1584 stemmen verkreeg. Op den heer Vitus Bruinsma waren' er 305 uitgebracht. In Juni werdeg de heeren Wybenga, Heldtj

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1