MIDDELBURGSCHE COURANT
BIJVOEGSEL
Maandag 4 October 1886. N° 233.
Middelburg 2 October.
Brieven uit de Hofstad,
VAK DB
VAK
1 October 1886.
Al valt het den schrijver soms moeiljjk, toch
behoort een brief actueel te bljjven. Daarom
moet ik beginnen verschooning te vragen, wan
neer ik dezen aanvang door nog even terug te
komen op een kwestie, die thans alle actueel
belang verloren heeft. Maar omdat men zoo licht
geneigd is uit stilzwegen een bewjjs van instem
ming af te leiden, ben ik er, om die gevolgtrek
king te voorkomen, wel toe verplicht.
De redactie van dit blad was zoo beleefd mjjne
opmerkingen over het bekende incident -Boelens
op te nemen aan het hoofd der courant van
Woensdag 22 September en plaatste daaronder
enkele regelen tot wederlegging. Naar aanleiding
daarvan nog een enkel woord.
Het arrest van den hoogen raad van 1846,
door rnjj aangehaald als mijne meening omhel
zende, is zeker niet recent, maar het schijnt der
redactie toch evenmin als my gelukt te zjjn een
yan latere dagteekening te vinden, althans zjj
geett er geen op. Nu, dit is niet te verwonderen,
want de zaak, die het hier betreft, komt zooniet
eiken dag voor. Het eenig bekende arrest van
het hoogste rechtscollege is dus onbetwistbaar in
mjjnen geeBt, Dat later bjj de jurisprudentie
(wat beteekent de dubbele vermelding „èn bjj
rechtsspraak èn bjj jurisprudentie" het tegen
overgestelde gevoelen heelt gezegevierd wordt wel
door de redactie beweerd maar niet bewezen. Of
beroept men zich daarvoor op dat éene, door mij
zelf genoemde vonnis der Amsterdamsche recht
bank? Dan antwoord ik, dat de jurisprudentie
gevormd wordt door den hoogen raad, niet door
éene rechtbank, wier uitspraak morgen weer door
eene andere kan worden geneutraliseerd.
Dat de ratio legis, waarom geen verjaring zou
moeten worden aangenomen, dezelfde is voor den J
eenigen dader als voor medeplichtigen van een
hoofddader, kan ik niet toegeven. Dat men, waar
meerdere schuldigen zjjn, in de vervolging van
een hunner Btuiting der verjaring voor de anderen i
ziet, zon nog zoo vreemd niet zjjn, maar hoe kan
de vervolging van een onschuldige den verjarings-
termjjn schorsen voor den werkeljjken dader
Ging deze leer op, dan had men slechts tegen het
einde van dien termjjn, wanneer de dader nog
niet is kunnen ontdekt worden, een vervolging
in te stellen tegen den een of ander, wien ook,
en terwjjl die natuurljjk niet verder zou worden
voortgezet, zou dan de termjjn opnieuw beginnen
te loopen 1
Zoo zou men de geheele verjaring tot een doode
letter maken. In hoever op grond van de nieuwe
strafwetgeving verjaring zou moeten worden aan
genomen, wil de redactie niet beslissen, maar meent
uit de artikelen 30 en 31 der invoeringswet het
omgekeerde te mogen afleiden.
Artikel 30 spreekt alleen van de bevoegdheid
des rechters en de wjjze van rechtspleging, dus
van formeel strafrecht, terwjjl de verjaring daar
toe niet behoort. Maar bovendien zegt dat artikel
dat de wetgeving zal gelden in werking op het
tjjdstip van den rechtsingang of de dagvaarding,
en dat tjjdstip zou voor Boelens immers altjjd
na 1 September vallen, dus zou op hem de nieuwe
wetgeving toepasseljjk zjjn, die de verjaring uit-
drukkeljjk aanneemt. Artikel 31 zegt wel, dat
de oude strafrechterljjke bepalingen zullen gelden
ook na verzet, hooger beroep of cassatie in alle
zaken, waarin vóór 1 September reeds een eind
vonnis gewezen is, doch in de zaak contra Boelens
was op dien datum natuurljjk nog geen eind
vonnis gewezenwel in de zaak contra Nieuwenhuis,
maar deze twee mogen niet worden vereenzelvigd
in de eerste moet nog het eindvonnis gewezen
worden, hetwelk tot verzet, hooger beroep of
cassatie aanleiding kan geven. Maar wat alles
afdoet is het tweede lid van artikel 1 strafwet
boek, dat bjj verandering in de wetgeving na
het plegen van het feit, de gunstigste bepalingen
toepasseljjk verklaart. En de gunstigste is hier
zeker die der nieuwe wetgeving, die uitdrukkeljjk
bjj art. 72 van dat wetboek verjaring aanneemt
ten aanzien van een ander dan den vervolgde.
Door juristen wordt hier dan ook bjjna algemeen
aangenomen, dat Boelens niet meer vervolgbaar
zou zjjn, ook al ware Domela Nieuwenhuis door
het hof vrjjgesproken. Nu is de kwestie intus-
schen uit, want de beslissing van het bof, dat de
laatste de schrjjver is en niet Boelens, is van
feiteljjken aard en dus kan in cassatie diebeslis
sing niet worden vernietigd. Yoor den hoogen
raad zal de zaak natuurljjk loopen over de vraag
of het in Recht voor Allen geschrevene valt in de
Wij gunnen gaarne onzen briefschrijver in deze
het laatste woord en meenen daardoor ook een genoegen
te doen aan onze lezers die van deze zuiver juridische
kwestie wel al meer dan genoeg zullen gelezen hebben
Bed.
termen der strafwet. En dit is volgens sommigen
niet zoo zeker. Velen maken er geen geheim van
dat zjj toch hopen, dat de voorziening in cassatie
zal worden verworpen, want, zoo redeneeren zjj^
een ontslag van rechtsvervolging zou zulk een
slechten indruk te weeg brengen bjj de goedge
zinde bevolking en zou de sociaal-democraten doen
zegevieren en overmoedig maken. Die redeneering
is zeker meer opportunistisch dan juridisch, en
gelukkig dat de Nederlandsche rechterljjke macht
boven alle verdenking verheven is van zich ooit
door zulke beweegredenen 'van politiek belang,
die geheel buiten de wet; zjjn gelegen, te laten
leiden.
Aan den anderen kant kan wellicht met even
veel recht worden beweerd, dat de ten uitvoer
legging van de straf aan het hoofd der sociaal
democraten de leden dier party nog meer zal
verbitteren. En waarljjk de verbittering is reeds
grooter dan menigeen denkt. Ik ondervond daar
van dezer dagen een treffend bewjjs. Een goed,
doch burgerljjk gekleed man stond op een onzer
pleinen zjjn sigaar te rooken en ik vroeg hem
beleefd om wat vuur. Minder om my een com
pliment over mijn toilet te maken dan wel om
lucht te geven aan zjjn wrok tegen al wat in de
week een hoogen hoed draagt en als heer gekleed
is, ontving ik, in plaats van vuur, ten antwoord
„wat, zoo'n mooi aangekleede meneer zou ik vuur
geven Jjj behoort toch zeker ook tot die rjjke
uitzuigers Ik beduidde den man, dat zuigen
aan een niet brandende sigaar niet bjjzonder
aangenaam is, en dat ik hem wederkeerig gaarne
aan vuur zou helpen als hjj het behoefde, en
toen reikte hjj mjj zjjn sigaar met een „no, daar
danJjj ljjkt nog al zoo kwaad niet, je zou me
waarachtig haast bekeeren I" Die bekeering be
trof zeker zjjn principe om een net gekleed mensch,
die van rooken houdt, vergeefs naar vuur te la
ten snakken, want een bekeering van de sociaal
democratische denkbeelden door de toezegging
van zoo geringen dienst is wel wat al te kras.
Wat een haat en wrevel spreken uit die aan van-
keljjke weigering van een gewone beleefdheid,
die men den eersten den besten gaarne bewjjst,
soms wel met gevaar van zjjn sigaar terug te
krjjgen besmet met minder aangename geuren
van echte Amersfoortsehe of ergerHet is een
klein staaltje van de gezindheid der ontevredenen,
dat iutusschen niet op zich zelf staatmen kan
er hier dagelijks soortgeljjke waarnemen, die
evenwel, evenals het hierboven aangehaalde,
meestal niet den minsten goeden grond hebben,
maar alleen het gevolg zjjn van kunstmatige op
wekking van klassenhaat. Dit maakt juist den
toestand te erger en de middelen tot verbetering
te moeiljjker.
Gegronde grieven weg te nemen is mogeljjk, t
al gaat het met bezwaren gepaard, maat al doet
men die alle verdwjjnen, dan zal toch nog voort
durend met ongegronde worden geschermd; de
ontevredenen zullen in alles een achterstelling,
een onderdrukking beweren te zien. En juist die
overdreven eischen maken het aan den anderen
kant noodzakeljjk maatregelen te nemen tegen
de nadeelen, die kunnen voortvloeien voor het
algemeen, voor de openbare orde en rust, uit de
wjjze, waarop zjj die eischen doen hooren. Uit
die overweging schjjnt ook de voorgestelde wjjzi-
ging van de wet op het recht van vergadering
voortgevloeid. Maar natuurljjk zal door deze weer
de verbittering niet verminderen. De regeering
bevindt zich in moeiljjke omstandigheden, die
zoowel verzoening als een krachtig optreden schjj-
nen te gebieden, maar door het een wordt dan
weer de goede indruk weggenomen, dien het ander
wellicht heeft nagelaten. De bedoelde wjjzigings-
wet is echter, naar ik verneem, niet bepaald
tegen de socialisten gericht maar algemeen, gel
dende voor alle vergaderingen, van wie ook.
Gelukkig dus geen uitzonderingswet. Nu zullen
in zekeren zin de goeden het wel met de kwaden
moeten bekoopen, maar het is te hopen dat de
goedgezinden zich eenige beperkingen hunner
vrjjheid zullen willen getroosten in het algemeen
belang. Men vergete niet de oude spreuk: wjj
zjjn aan wetten onderworpen, opdat wjj waarljjk
vrjj kunnen zjjn.
Sommigen kunnen zich anders moeiljjk schik
ken in omstandigheden door den drang van het
noodlot in het leven geroepen.
Wat is natuurljjker bjjv. dan dat wjj, die dezen
zomer een abonnement namen om steeds toegang
te hebben tot het Kurhaus, en ons voorgesteld
hadden daarvan ook nog gedurende de maand
September te genieten, thans berusten in de on-
mogeljjkheid om zulks te doen Nu het Kurhaus
door een ramp, buiten schuld van de directie, is
afgebrand, spreekt het van zelf, dat wjj er geen
gebruik meer van kunnen maken. Vry velen
denken er evenwel anders over. Niet alleen, dat
zjj hun abonneraents-kaart tjjdens den brand ge
bruikten om zich toegang te zien verleenen bin
nen de door militairen afgezette ruimte, alsof de
brand een vermakeljjkheid in het Kurhaus was,
waarop het abonnement recht gaf, maar toen ook
dat genot voorbjj was, zjjn velen een deel van
het betaalde bedrag komen terugvorderen, naar
evenredigheid van den tjjd en het seisoen, dien
wjj nu zonder Kurhaus moeten doorleven. Na de
weigering der directie om aan die vordering te
voldoen hebben sommigen zelfs getracht een
procureur te vinden, die zulk een eisch in rechten
zou willen instellen. O die Rechthaberei, vooral
wanneer het behalve om het recht van het spel,
ook nog om een deel van de knikkers te doen is 1