N° 227.
129'
1886.
Maandag
27 September.
Middelburg 25 September.
Onderwijs.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel:
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL,
Aan den voet van een standbeeld
IUIDDELBURGSCHE COURANT.
Agenten te Ylissingen: P. G. de Yet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. van dee Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moou,te Tholen"W. A. van nieuwenhuijzen,te Terneuzen: A.van dee Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parps en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
ter eere van een groot man, die in de 17e eeuw
ons land tot sieraad strekte; wiens naam over
de gansche aarde bekend is en wiens verdiensten
nu nog door de geheele geleerde wereld worden
erkend, stonden heden te Delft tal van personen
geschaard om een schuld af te doen, welke reeds
sedert meer dan twee eeuwen op ons drukt.
Hun is door mr. W. H. de Beaufort, den feest
redenaar, herinnerd de wensch van Vondel, toen
deze in 1645, kort na het overljjden van Hugo
de Groot, met zinspeling op de hulde, door Rot
terdam aan Erasmus bewezen, den wethouders van
Delft toezong:
»Men stel, gelijk den Rotterdammer,
Een beeld den wijzen Delvenaar
Men paar die groote nagebnren
Wier faam alle eeuwen zal verduren.
Zoo sta de wijsheid op 't altaar."
Eindelyk is die wensch vervuld en Nederland
kan, als straks de geleerden van heinde en ver
het bezoeken, hun met trots toonen dat zij den
beroemden Grotius niet hebben vergeten.
En het beeld, dat heden, 25 Sept. 1886, is ont
huld, vertoont ons niet den advocaat-fiscaal, den
pensionaris van Rotterdam of den gezant van
Zweden aan het Fransche hof, maar den schrjjver
van het Recht van den oorlog en den vrede, „dat
boek met eene luisterrijke geschiedenis. Bij het
leven van den schrjjver werd het achtmaal her
drukt. In het jaar 1758 verscheen de vjjf en
veertigste druk. Geleerden van den eersten rang
zooals Barbeyrac, Cocceji en Gronovius hebben het
uitgegeven, met de zorg, die destijds alleen aan
den tekst der oude schrijvers werd besteed, en
het met tal van aanteekeningen verrijkt. Gedu
rende de 17e en 18® eeuw is het Jus Belli ac Pacis
voor alle vorsten en staatslieden, het leerboek
geweest, waaruit zij hunne kennis geput hebben;
en dat het in onzen tijd nog steeds zijn waarde,
als wetenschappelijk werk, heeft behouden, kan
bljjken uit de omstandigheid, dat nog in de tweede
helft dezer eeuw, in Duitschland, in Engeland en
in Frankrijk nieuwe, door bekwame geleerden
bewerkte vertalingen, bet licht hebben gezien.''
Wel jammer dat eerst thans, en na veel moeite
dit monument is opgericht, maar er staat toch
ook weêr eene lichtzijde tegenover dien donkeren
achtergrond. »Ons huldebewjja is niet" zoo sprak
de heer De Beaufort heden den aanwezigen
bjj de plechtigheid toe „wat voor twee
eeuwen niet te ontgaan zou zjjn geweest, de
betooging eener staatkundige of godsdienstige
partjj, die een harer leiders, door tegenstanders
bjj zjjn leren fel bestreden en grievend miskend,
in eere komt herstellen. Ik durf er mjj van
verzekerd houden, dat noch het godgeleerde
vraagstuk aangaande God's voorbeschikking en
's menschen vrjjen wil, noch het staatsrechtelijke
betreffende de souvereiniteit der staten-generaal
en die der provinciale staten, op dit oogenblik
bet gemoed van een uwer in hooge mate vervult.
Over de rechtsvraag in de jammerljjke oneenig-
heden van den aanvang der zeventiende eeuw,
mag nog verschil van meening heerschen; aan
de vaderlandsliefde en de goede trouw van geen
der beide partpen wordt door het tegenwoordig
geslacht meer getwjjfeld. Vandaar dan ook, dat
niemand heden in zjjne feestvreugde zal worden
ontstemd, wanneer hij den blik slaat naar gindsche
kerk, waar Maurits zjjne laatste rustplaats heeft
gevondenintegendeel geen onzer zou er denk
ik bezwaar tegen hebben, om, nadat wjj onze
kransen aan het standbeeld van De Groot hadden
vastgehecht, een lauwertak neder te leggen op
het graf van den grooten veldheer."
Dat bjj de hulde, hem gebracht, het minst aan
het partjjhoofd wordt gedacht, zou De Groot
zelf zeker niet bejammeren, want hjj heeft het
diep betreurd dat de omstandigheden hem een
der hoofdrollen in den feilen staatkundigen
strjjd zjjner dagen hadden toebedeeld. „Ik heb,"
zoo schreef hjj aan Prins Maurits „de par
tyschappen niet gemaakt, maar gevonden," De
Groot was niet een geboren staatsman, maar een
geboren geleerde. Bp zpn staatkundige werk
zaamheden stond niet zelden zpn karakter hem
in den weg.
„De Groot was vredelievend, niet ongeneigd tot
schikken en toegeven; maar hjj miste die buig
zaamheid; die er niet tegen opziet om ook bet
onwrikbare recht te buigen. Van een staatkunde,
die eerst naar macht en dan naar recht vroeg,
die hooger prjjs stelde op het gelpk krjjgen dan
op het gelijk hebben, was hij in het diepste
zijner ziel afkeerig. Voor hem behield de zede
lijkheid op staatkundig gebied hare volle rechten.
Toen hjj, in 1631, na zpne terugkomst in het
vaderland zich beklaagde, dat men hem niet in
het land wilde dulden op denzelfden voet als de
predikanten, die indertijd evenzeer veroordeeld
waren, maar thans oogluikend werden toegelaten,
en hierop de opmerking moest hooren, dat er
onderscheid diende gemaakt te worden tusschen
hen, die om de consciëntie, en hen die om poli
tieke redenen veroordeeld waren, vroeg hp of
men dan meende dat de politieken, luiden waren
geweest zonder consciëntie."
De ervaring zal hem echter genoeg geleerd
hebben dat die vraag lang niet altpd ontkennend
beantwoord kon worden.
En zoo is het tot op heden gebleven
Is het wonder dat de heer De Beaufort bp de
vervulling van de taak, die heden op hem rustte(
bjj voorkeur verwjjlde met zpne gedachten
bp den geleerde en eraan herinnerde, „boe het
uit den aard der zaak aangenamer is bp de vruch
ten van De Groot's rechtsgeleerde studiën stil te
staan, die voor de nakomelingschap van blpvende
waarde zpn geweest. Hier denken wp natuurlpk
allen in de eerste plaats aan dat deel der weten
schap van het recht, dat gezegd kan worden aan
De Groot zpn zelfstandig bestaan te danken. Hp
is toch, naar bet oordeel van alle bevoegden, de
eigenljjke grondvester van het wetenschappelijk
volkenrecht geweest. Zpn: Recht van den Oorlog
en van de Vrede, was de aanleiding tot het
oprichten, te Heidelberg, van den eersten acade-
mischen leerstoel voor het natuur- en volkenrecht,
en voor alle geleerden, die gedurende de zeventien
de eeuw en de eerste helft der achttiende het
volkenrecht hebben beoefend, zpn de geschriften
van De Groot het uitgangspunt hunner studiën
geweest. De geschiedenis van het volkenrecht,
gedurende dit eerste tpdperk, bepaalt zich tot de
uitbreiding en wederlegging der denkbeelden van
De Groot."
Zestien jaar vóór dat belangrpk werk had De
Groot geschreven De vrije zee, een boek dat alge
meen geprezen werd.
De Groot was een man van buitengewone kennis;
hoe meer men zpne geschriften leert kennen, hoe
me er men verbaasd staat over de veelzpdigheid
zjjner kundigheden. De Fransche geleerde Hiero-
nymus Bignon schreef van hem„dat er na Aris-
toteles geen man geleefd had, met zulk een groot
en scherp verstand en zulk een overvloed van
veelzpdige kennis."
Ook als godgeleerde staat Grotius hoog, zeer
hoog aangeschreven.
„Zpne aanteekeningen op het Oude en op het
Nieuwe Testament hebben in de godgeleerde
wereld, tot heden hunne waarde behouden zpn
Bewijs voor den waren Godsdienst heeft, in veel
ruimer kriug, zpnen naam, voor altpd, aan de
verdediging van den chrisfcelpken godsdienst ver
bonden. De letterkundige geschiedenis van Europa
zal weinig boeken kunnen vermelden, die in alle
landen en onder alle standen der maatschappp"
zoo algemeen verspreid zjjn geweest als de Groot's
Bewijs. Er is een tpd geweest, toen het in de
boekenkamers der geleerden evenmin ontbrak, als
in de saletten der aanzienljjke vrouwen, toen geen
Oost-Indievaarder of walvischvanger een Holland-
sche haven verliet, die het boek van De Groot
niet aan boord had en het zelfs daar gevonden
werd, waar het met den Bpbel, den eenigen
boekenschat uitmaakte."
Dat alles is heden door den feestredenaar herin
nerd, die aan het slot van zjjne rede er vooral op
wees, dat Hugo de Groot voor alles met hart en
ziel Hollander is gebleven, hoe hard en onbilljjk
dat vaderland ook voor hem moge geweest zjjn.
Dat vaderland heeft hem nu den opns der dank
baarheid betaald, voor de eer dat de faam van
zpn naam ook den roem van zpn geboorteland
verbreidde.
En wp danken dat niet het minst aan de stad,
waar ook het graf van onzen Willem den Zwjjger
den nazaat herinnert aan een glorierpk verleen,
en die nu met dubbelen trots ook wpzen mag op
het standbeeld van De Groot, wiens wieg daar
eenmaal stond.
„Door groote opofferingen heeft de Delftscbe
regeering getoond dit voorrecht op hoogen prps
te stellen, en deze merkwaardige stad, die voo?
het vaderlandslievend hart reeds zoovele dierbare
herinneringen bezit, zal op dezen dag een aan-
trekkelpkheid rpker worden, die zonder twp-
iel tal y^s Nederlanders en vreemdelingen tot een
eerst of een vernieuwd bezoek zal uitlokken. Wie
toch zal zich niet aangetrokken voelen om, door een
bedevaart naar dit beeld, hulde te komen bewjj-
zen aan den staatsman, die recht en gerechtigheid
heeft lief gehad, den geleerde die den onmetelpken
overvloed zjjner kennis aan het heil der mensch-
heid heeft besteed, den christen, evenzeer afkeerig
van hen, die in het christendom alleen de leer
stellingen zien, als van hen die om die leerstel
lingen het geheele christendom verwerpen. Maar
de grootste en beste hulde, die aan De Groot kan
bewezen worden, zal deze zpn, dat de volgende
geslachten, die naar zpn standbeeld zullen opzien,
door hunne hoogachting voor kennis en weten
schap, door hunnen eerbied voor oprechten gods
dienst en vroomheid des harten, door bunnen
afkeer van staatkundige en kerkelijke twisten,
die den band der volkseenheid verscheuren, het
toonen, dat de groote Delvenaar voor zjjn land en
volk, niet te vergeefs heeft geleefd."
Met deze woorden besloot de heer De Beaufort
heden zpne toespraak. Zp verdienen even ernstige
overweging als al het door hem gesprokene aan
dachtige lezing.
Men maakt ons de opmerking, dat de kamer
mr. Eyssell waarscbpnlpk daarom de eerste plaats
op de voordracht voor een lid van den hoogen
raad heeft toegekend, omdat de balie door het
uittreden van mr. Donker Curtius niet langer in
het hoogste rechtscollege zou vertegenwoordigd
zpn en het gebruikelpk en wenschelpk is ook haar
een plaats daarin te geven. Daarom zou dan
ook den hoogen raad zelf deze keuze welgevallig
zjjn. Het bljjft dan alleen bevreemdend, dat de
hooge raad op zjjn aanbevelingslpst mr. Van
Swinderen de eerste plaats heeft gegeven en
daarmede niet heeft gewacht, totdat een nieuwe
vacature de gelegenheid zou bieden. \Vad.)
Bp Prov. blad no. 134 wordt den gemeente
besturen in ons gewest kennis gegeven dat van
wege den minister van waterstaat enz. op dezelfde
wpze als vroeger heeft plaats gehad, een voor-
loopig overzicht omtrent de uitkomsten van den
oogst van dit jaar zal worden opgemaakt en uit
gegeven.
Ter verkrpging van de daartoe noodige opgaven
worden de gemeentebesturen verzocht, de tabel
met de verlangde maatstaf-cpfers in te vullen en
haar vóór 15 November eerstkomende aan den
commissaris des konings terug te zenden.
Bljjkens een nader bericht van den minister
ligt het echter in diens bedoeling dit overzicht
nog dit jaar het licht te doen zien, zoodat de
directeur der rpkslandbouwschool er mitsdien
prps op sou stellen de van de gemeentebesturen
gevraagde opgaven zoo spoedig mogelpk te ont
vangen.
De gemeentebesturen worden mitsdien uitge-
noodigd die opgaven nog vóór 15 October
te doen.
Üit Wolfaartsdpk schrijft men ons
In de Donderdagavond gehouden raadsvergade
ring, die door 6 leden werd bijgewoond de
heer Kallemein was afwezig is het eigenaardig
toegegaan.
In het mandaat betreffende de jaarwedde van
den gemeente-deurwaarder was een abuis gemaakt,
dat echter door burg. en weth. was opgemerkt,
zoodat zij dit mandaat voor een nieuw verwisselden.
De commissie, belast met het onderzoek der
gemeenterekening, keurde deze handeling van bet
dag. bestuur af. De voorzitter deed dientenge
volge in de raadsvergadering van 3 Sept. jl. de
toezegging, in eene volgende bjjeenkomst te zullen
overleggen het oorspronkelpk mandaat, dat door
hem in ruil voor het nieuwe aan den belangheb
benden deurwaarder, (of eigenlpk aan diens erven,
want die ambtenaar is intusschen overleden) was
gegeven. Zooals echter Donderdag bleek kon de
voorzitter zpne toezegging niet gestand doenuit
een aan den raad medegedeelden brief bleek toch
dat het oorspronkelpk mandaat door de erfgena
men was yernietigd, omdat het voor hen weinig
of geen waarde had.
Niettegenstaande dit feit, waaraan burg. en weth.
geen schuld hebben, besloot de raad met 4
stemmen zpn medewerking te weigeren tot voor-
loopige vaststelling der rekening over 1885, zoolang
dat bewuste mandaat niet wordt overgelegd.
De voorzitter deelde daarna mede dat hjj,
ingevolge koninkl. besluit van 28 Mei 1878 n° 21,
de rekening aan ged. staten ter vaststelling zal
zenden. -
Na dit incident kwam de begrooting voor 1887
in behandelingen lang niet ongeschonden kwam
zjj daaruit te voorschijn,
De uitgaven werden aanzienlijk verminderd.
Eerst werd de jaarwedde van den ambtenaar ter
secretarie geschrapt; daarna werden die van den
ambtenaar van den burgerljjken stand en den
gemeentebode verminderd, respectievelpk met 70
en ƒ80, zoodat die voor den eerste in het ver
volg 30 en voor laatstgenoemde 60 zal be
dragen.
De jaarlpksche belooning van den schatter der
huurwaarde, bedoeld in art. 6 der wet van 28
Juni 1881, Stbl. 97, werd met 75 verminderd
en gebracht op ƒ5.
Of de gemeente-opzichter, die eene jaarwedde
van ƒ30 geniet, deze in 1887 nog zal behouden,
moet blijken in eene volgende vergadering, want
over een voorstel van den heer Jacobs om deze
wedde te royeeren, staakten de stemmentegen
stemden de heeren Van Damme, De Jager en
De Kater.
Nog is men niet aan het einde van de gevolgen
der bezuinigingswoede.
Te Oud-Sabbinge is een schoolbibliotheek,
waaraan de gemeente sedert twee jaren eene
subsidie geeft van 10. Hoe luttel dit bedrag
ook is, het vond geen genade in de oogen van
vier raadsleden, en werd doorgehaald.
De jaarwedde van den telephoonhouder en diens
plaatsvervanger bedraagt 100; maar ook deze
last schijnt voor de ingezetenen te zwaar te wezen
om ze nog langer te torschen.
Op voorstel van den heer Philipse werd nl.
besloten aan den minister van waterstaat, handel
en np verheid te verzoeken om tegemoetkoming
in de kosten der telephoon. Indien het antwoord
op het verzoek ongunstig is, dan wordt de telephoon
opgeheven.
De meerderheid van den raad vond zoo'n ver
spreker eene overbodige luxe, waarvan-* weinig:,
gebruik werd gemaakt.
En toch, naar ik vernam, worden alhier door
de telephoon gemiddeld 100 berichten per maand
behandeld. Zoo heel gering is dns dat gebruik niet.
Maar wat kan den lust tot schrappen bedwingen
bp een meerderheid, die zelfs niet luisteren wil
naar de eenvoudigste logica.
Zooveel als in zpn vermogen was, bestreed de
voorzitter de voorgestelde schrappingen, doch te
vergeefs, de ooren der raadsleden bleken voor
de goede wenken en nuttige raadgevingen in het
belang der gemeente gesloten te zfln.
Ten slotte werden de voorstellen tot verhooging
der begrafenisrechten en tot heffing van leges-
gelden op verrichtingen voor den burgerljjken
stand enz. verworpen.
En hierop ging de raad uiteende meerderheid
zeker hoogst voldaan over haar sloopingswerk
Met 1 October a. wordt bevorderd tot machi
nist 2de klasse de machinist 3de klasse J. Z.
Risch, welke tevens met dien datum op non
activiteit wordt gesteld.
Te Bruinisse is bp herstemming tot lid van den
raad gekozen de heer W. Jumelet Mzn., candidaat
der liberalen, met 51 stemmen.
Op den anti-revolutionnairen candidaat, den
heer R. de Waal Jzn. waren er 46 uitgebracht.
Te Terneuzen moet eene verkiezing voor een
lid van den gemeenteraad plaats hebben door het
vertrek van den heer M. Schuplenburg naar Mid
delburg, die zitting had tot 1891.
Voor artsen, beneden den leeftpd van 36 jaren,
bestaat gelegenheid om als officier van gezondheid
2e kl. bp de zeemacht in dienst te treden, voor
den tpd van 8 jaren, onder genot eener premie
van 8000 of wel voor 4 jaren, tegen de premie
van 4000.
De bezoldiging aan die betrekking verbonden,
bedraagt binnen 's lands van 2000 tot 23001
in de koloniën 3500 's jaars.
Het tafelgeld aan boord is binnengaats 25,
buitengaats 50 's maands.
Men scbrpft ons uit Goes:
In weerwil der algemeen bekende en erkende
bekwaamheden van den heer Saamans als
musicus, verkeerde de zangschool der afdeeling van
de maatschappp loonkunst alhier in kwpnenden
toestand. Of men hier te doen had met de gevolgen
van »onbekend maakt onbemind," dan wel of het
schoolgeld te hoog was, i9 moeilpk te beslissen.
Men zou haast tot de eerste onderstelling be
sluiten, daar nl. door de pverige bemoeiingen van
de tegenwoordige bestuursleden het aantal leer.
lingen vrjj belangrpk is toegenomen.