Dinsdag N" 222: 1886: 21 September. 129* Jaargang! Middelburg 20 September. Onderwijs. Advertentiën 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. MIDDELRURGSCHE COURANT. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, teGoes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van dee peijl,te Zierikzee: A. C. de Mooi j, te Tholen: W. A. van nieuwenhuijzen.te Temeuzen: A.van dee Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger Per buitengewoon nommer deelden wij van middag aan onze geabonneerden mee de woor den, door den minister van binnenlandsche zaken heden, namens den koning, gesproken bij de opening der nieuwe zitting voor onze vertegenwoordiging. Wij herhalen ze hieronder. Die rede getuigt van praktischen zin en, wanneer men haar vergelijkt met zoo menig woord, dat den koning in den mond werd ge legd, vraagt men zich als van zelf af, of soms de kortheid van menige troonrede een gevolg is van het streven om den vorstelijken mond niet te veel te doen zeggen en niet meer dan hoog noodig te vermoeien. Zoo dit het geval is, dan zou men geneigd zijn er zich over te verheugen, dat men thans eens iets vrijer spreken kon; iets meer kon zeggen dan gewoonlijk. Het is waar, veel hoorden wij dat wij wisten, maar aan wie de schuld? Zoo menig onbescheidene verkondigt reeds dagen te voren wat ons te wachten staat, en de plannen van ministers blijven niet licht verborgen voor de onbescheiden blikken van dezen of genen berichtgever. Dat er een voorstel gedaan zou worden betreffende het recht van vereeniging en ver gadering werd reeds lang geleden meegedeeld en daarover is al menig woord gevallen; dat de regeering der suikerindustrie in Indië zou te hulp komen was ook bekend en dat een commissie is benoemd tot onderzoek naar de berri-berri, wisten wij dezer dagen eveneens uit de dagbladen. Wij weten dus dat ter bestrijding van die ziekte iets gedaan wordt en vertrouwen de waarheid der verzekering dat daartoe „niets onbeproefd wordt gelaten". Dit alles, hoezeer niet nieuw, vernamen wij met genoegen, maar er komen in de gesproken woorden andere verzekeringen voor die ons niet minder aantrekken. Dit zijn natuurlijk niet de gewone formules dat 's konings betrekkingen met alle mogend heden van den meest vriendschappelijken aard zijn, en zee- en landmacht, zoowel in Indië als hier, reden tot tevredenheid geven en op loffelijke wijze de gevorderde diensten bewijzen. Alleen verdient de eerste formule de aandacht, omdat de aanvallen van de Atjehers op En- gelsche schepen en vervelende histories als met de Hok Canton ons allicht in nieuwe moei lijkheden, evenals met de Nisero kunnen brengen, en er tot heden daarvoor dus nog geen vrees behoeft te bestaan. Wat wel de aandacht verdient is de mee- deeling dat vermeerdering van middelen door hoogere belastingen niet gevraagd behoeft te worden. Zou het dan nu niet juist de tijd wezen om krachtig de hand te slaan aan v e r- betering van ons belastingstelsel Of daarvoor echter de rechte stuurman aan het roer staat, betwijfelen wij ten sterkste. Aan den toestand van den landbouw en de veeteelt heeft de regeering haar aandacht geschonken. Er zal eene koninklijke commissie van deskundigen benoemd worden om een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van den slechten toestand van beide bronnen van ons volksbestaan, en tevens naar hetgeen verder in het belang van den landbouw van staats wege te doen valt, Uitmuntend. Als dit dan maar spoedig geschiedt en de commissie met eenige voort varendheid haar taak volbrengt. Er zullen natuurlijk mannen benoemd worden, van wie men weet dat zij nu reeds voldoende op de hoogte zijn 5 daarvoor zijn het deskun digen. Feitenkennis zullen zij wel reeds vergaard hebben, want de toestand dagteekent niet van vandaag of gisteren, maar van jaren. En wij hopen dat hare voorlichtingen der regeering zoozeer zullen bevallen en zoo nuttig zijn, dat zij besluit aan zulk eene commissie een b 1 ij v e n d karakter te geven. Reeds lang genoeg is daarnaar verlangd en, zoolang wij geen afzonderlijk ministerie van landbouw hebben, moet dat van waterstaat, zooals meer dan eens terecht is beweerd, op zulk een hulp gesteld zijn. Niet alleen in dagen van nood maar ook hij voorspoed moet raad gegeven worden; deze is bij de behartiging der belangen van land bouw en veeteelt voor de regeering steeds onmisbaar, teneinde zoo mogelijk rampen te helpen voorkomen. Dat de regeering, met het oog op de grond wetsontwerpen, zich bepaalde tot het indienen van strikt noodige nieuwe ontwerpen, is ver klaarbaar en toe te juichen. Door vele be loften, het is reeds voldoende gebleken komt men meestal nog geen stap verder. In zake Atjeh schijnt de regeering geen plan te hebben van de aangenomen gedragslijn af te wijken. Zij verwacht daarvan allengs verbetering in den toestanden waar die ver wachting, zooals zij zegt, op goede gronden steunt heeft zij gelijk dat zij zich door al het gedruisch en al de beweging, die gemaakt wordt, niet laat afbrengen van het spoor, dat zij het goede acht. Wij kunnen ten slotte niet anders dan het staatsstuk, heden onzen vertegenwoordigers meegedeeld, met ingenomenheid begroeten. Het wekt geen overdreven verwachtingen op het slaat, geheel en al overeenkomstig den toestand van het oogenblik,een kalmen, ernstigen toon aan; de regeering wijst daarin onze wonde plekken, maar tevens, zooals een ge neesheer past, de middelen ter genezing aan. Nu hangt echter nog wel veel af van den aard der middelen, dat is waar, maar daarover verder uit te wijden lag bij deze gelegenheid allerminst op den weg der regeering. Wij wachten nu slechts af; en wij deden dit wel eens met veel minder grond en geringer stof tot tevredenheid dan het ministerieel woord van heden morgen ons schenkt. De vereenigde zitting der staten-generaal werd heden door een commissie, namens den koning, geopend. Deze commissie werd gevormd door de mi nisters, hoofden van ministrieele departementen; terwijl de heer Heemskerk, minister van staat en binnenlandsche zaken de openingsrede hield. In deze rede wordt geconstateerd dat 's ko nings betrekkingen met alle mogendheden van den meest vriendschappelijken aard zijn en zee- en landmacht reden tot tevredenheid geven. Verder wordt gezegd „De druk op vele takken van handel en nijverheid blijven niet zonder invloed op de opbrengst der geldmiddelen; lettende op dit, naar wij hopen, voorbijgaand verschijn sel, is 's lands financieele toestand bevredigend. Vermeerdering van middelen door hoogere be lasting behoeft niet te worden gevraagd. „De berichten omtrent den oogst luiden over het algemeen gunstigde gezondheid van den veestapel is zeer voldoende, „Dat de bedrijven van den landman en den veehouder, behoudens uitzonderingen, minder winstgevend zijn dan voor eenige jaren, is aan verschillende oorzaken toe te schrijven. De regeering is voornemens aan eene koninklijke commissie van deskundigen een onderzoek op te dragen, zoowel naar de oorzaken, als naar hetgeen verder in het belang van den landbouw van staatswege te doen valt. „Wij hopen zoo spoedig als de aard der zaak dit toelaat, voor zoover dit van de regee ring afhangt, de herziening der grondwet van den staat in openbare behandeling te brengen en vleien ons dat de beslissing der wetgevende macht over dat gewichtige onderwerp niet laat in deze zitting moge plaats hebben. „Met het oog daarop heeft de regeering bij de samenstelling der staatsbegrooting alleen voor zoover strikt noodig, nieuwe onderwerpen ter sprake gebracht. „Voorts zullen voorstellen omtrent eene herziening van de wet op het notarisambt, betreffende het recht van vereeniging en ver gadering en betreffende de Nederlandsche bank worden ingediend. „Spoedig zullen wij aan uwe overweging maatregelen onderwerpen tot afwering van schade, die het algemeen belang zou lijden door eveutueelen stilstand der suiker-onder nemingen in Oost-Indië. „In het Noorden van Sumatra is voortdurend waakzaamheid noodig. Van volharding in de aangenomen gedragslijn wordt op goede gronden allengs verbetering in den toestand verwacht. „In het oostelijk deel van dat eiland beleeft de Europeesche landbouw een tijdvak van bloei; aldaar werden groote belangen ernstig bedreigd door vijandelijke invallen, waartegen echter met goed gevolg krachtige maatregelen werden gesteld. „Het leger in Indië, dat, evenals de zee macht aldaar, op loffelijke wijze de gevorderde diensten verricht, wordt geteisterd door eéne ziekte die, ofschoon thans verminderende, zorg baart en tot wier bestrijding niets onbe proefd wordt gelaten. „Door tijdelijke uitbreiding der legersterkte wordt zooveel mogelijk tegemoetgekomen aan de bezwaren, die uit een groot getal zieken en herstellenden, vooral onder het Inlandsch gedeelte van het krijgsvolk, voortvloeien." Het Hbld wjjst op een der belangrijkste her vormingen, welke het nieuwe strai wet boek heeft ingevoerd, nl. deze, dat een gevangene, die drie vierde van zijn straftijd en ten minste drié jaren in de gevangenis heeft doorgebracht, voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld bij besluit van den minister van justitie. Het doel van deze bepaling isden gevangene, die door zijn gedrag er aanleiding toe heeft gegeven, allengs in de vrije maatschappij te doen terug- keeren. De voorwaardeljjk verleende vrjjheid is ten allen tjjde door den minister van justitie her roepbaar, ingeval de veroordeelde zich slecht gedraagt of in strjjd handelt met de in zijn ver lofpas vermelde voorwaarden. De burgemeester of de officier van justitie kan wegens die redenen den vrijgelatene in hechtenis doen nemen en moet daarvan dan onverwjjld aan den minister kennis geven. Ingeval van herroeping moet de veroordeelde den vollen straftijd volbrengen, zonder dat de tusschentjjd van vrjjheid in aitrek wordt gebracht. Maar is de straftijd geheel verstreken, zonder dat herroeping noodig was, dan mag de veroordeelde niet worden opgesloten, tenzij hjj een nieuw mis drijf heeft gepleegd. Zulk een regeling bestaat reeds geruimen tijd in eenige andere landen, o ,a. in Duitschland. Daar werkt zij gunstigdit is wederom gebleken op den onlangs gehouden Duitschen juristendag. Algemeen prees men daar de gelukkige uitkomsten der voorloopige invrijheidstelling. In twee opzichten werd echter aanvulling noodig geacht. In de eerste plaats werd afgekeurd dat de Duitsche wet reeds de voorloopige vrijlating toelaat, als ten minste 1 jaar van den straftijd is verloopen. Men wenschte dien termijn tot 2 jaren verlengd te zienonze strafwet eischte zelfs drie jaren. In de tweede plaats achtte men de bestaande bepaling onvolledig, omdat zij als voorwaarde stelt dat de veroordeelde zich in de gevangenis goed gedragen moet hebben, om aanspraak op vrijla ting te erlangen. De opmerking werd gemaakt, dat de gevaarlijkste misdadigers zich in de gevan genis gewoonljjk het best gedragen en derhalve die omstandigheid niet voldoende is om de vrijlating te rechtvaardigen. Op de gegronde overtuiging dat de veroordeelde zich gebeterd heeft, komt het vooral aan, en in vele Duitsche staten wordt dan ook by de toepassing der bepaling daarop de nadruk gelegd Men wenscht daarom wijziging der be paling in dien geeBt. In art. 15 van ons strafwetboek komt zulk een voorwaarde niet voor. Ook daar stond oor spronkelijk de eisch, dat de gevangene zich gedu rende den eersten straftijd „door goed gedrag moest hebben onderscheiden". Bp de behandeling in de Tweede kamer werd echter gewezen op dezelfde ervaring, waarvan thans in den Duitschen juristendag gewag werd gemaakt, dat nl. „juist de ergste boeven die gevangenen zjjn, die zich het best gedragen, d. i. die zich het gewilligst aan de gevangenistucht onderwerpen". Daarom wenschte de commissie van rapporteurs bet ontslag niet alleen afhankelijk te stellen van goed gedrag, maar vooral te letten op de antecedenten van den gevangene en de vraag of bjj in zjjn onderhoud zal kunnen voorzien. «Wanneer dit het geval is", zeide de commissie, „wordt de gevangene ontslagen niet als gunst, maar omdat zijne kostbare opsluiting niet behoeft te worden bestendigd en men den veroordeelde reeds vóór het einde van zijn straftjjd de gele genheid geven kan zich te gewennen aan een geregeld leven in de maatschappij, waarin hjj na het einde van dien straftjjd zal moeten weder- keeren. En in dit opzicht valt het algemeen belang samen met dat van den gevangene zelf". De minister Modderman gaf toe, dat men, om de nieuwe instelling goed te doen werken, ook op de laatste voorwaarde, welke de commissie genoemd had, behoorde te letten, en liet daarom de woorden omtrent „goed gedrag" vervallen. Zoodoende stelt onze strafwet zelve thans, be halve de tijdsbepalingen, geen eischen meer voor de vrijlating, en is het geheel aan den minister van justitie overgelaten te beoordeelen of er termen bestaan voor de toepassing. Daarbjj zal natnurljjk aan de geschiedenis van het artikel worden vast gehouden en dus niet alleen met het goed gedrag tjjdens de opsluiting rekening gehouden. De kapitein N. Bergman van het 3e regimen** infanterie te Vlissingen is op pensioen gesteld Uit het 35" verslag over den toestand der land bouwkolonie Nederlandsch Mettray op Rjjssel, bjj Zutfen, blijkt, dat op 31 December 1885 de in richting 128 kweekelingen telde van verreweg de meesten, die gedurende de laatste 4 jaren de inrichting verlieten, bleven de berichten gunstig luiden. Voor hen, die s deze inrichting zouden willen steunen merken wjj op, dat zjj alle inlichtingen kunnen bekomen bjj den heer jhr mr W. H. Snouck Hurgronje, Singelstraat, die secretaris ea thesaurier is van de afdeeling Middelburg. De contributie voor het lid maatschap bedraagt 5 De heer P. A. Daum, gewezen redacteur van het Indisch Vaderland, is door den raad van justitie veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, Op 9 Sept. hebben zich voor de burger-avond school alhier aangegeven 95 leerlingenbieronder waren 40, die voor het eerst de school wenschten te bezoeken een trok zich terug en 12 vertoon den eervol ontslag van de lagere school; examen werd afgenomen van 27, waarvan 21 slaagden. Heden avond opent de school met 94 leerlingen, verdeeld als volgt38 in de eerste, 38 in de tweede, 16 in de derde klasse en 2 voor enkele De eerste en tweede klasse zjjn voor de meeste lessen gesplitst in twee afdeelingen. Zaterdag 11. werd zoo schrjjft men ons te Zierikzee de gewone kwartaalsvergadering van onderwjjzers in het arrondissement Zierikzee ge houden, onder voorzitterschap van den schoolop ziener mr J. W. A. Schnejj Jers van Greiffenswerth. Behalve 25 onderwjjzers, woonde ook de heer W. J. van Gorkom, district-schoolopziener, de vergadering bjj. Na mededeeling van eenige zaken werd op voorstel van' den voorzitter besloten de behan deling der voorgestelde punten uit te stellen tot eene volgende vergadering en nog eenigen tjjd gezellig bjjeen te bljjven, aangezien het, tengevolge van zijn aangevraagd en verkregen eervol ontslag als schoolopziener, de laatste vergadering was, dia hij als voorzitter zou bjj wonen. De heer Schneiders nam daarop het woord en dankte in harteljjke bewoordingen allen en inzonderheid den secretaris, den heer Bastmejjer, voor den steun, de welwillendheid, achting en vriendschap, die hjj steeds van hen had ondervonden en verzekerde, dat hij steeds belang zou bljjven stellen in hen en hun werk. De heer Bastinejjer dankte hem voor zjjne woor den en goede wenschen en was zeker de tolk van allen, toen hjj zjjn groot leedwezen uitdrukte over het genomen besluit van den voorzitter. Nog meer woorden van wederzjjdsche waardeering en vriendschap werden er gewisseld, 0. a, tusschen de beide schoolopzieners. Allen onderwjjzers in het arrondissement zal het wis zeer epjjten, dat zjj hun humanen raadsman en vriend ale schoolopziener moeten missen, evenzeer ak het allen aanwezigen genoegen deed, toen deze geen «vaarwel" maar een «tot weerziens" uitsprak» daar hjj plan had, zoo mogeljjk de vergaderingen toch te bljjven bjj wonen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1