W 221
129e
1880.'
Maandag
20 September»
Middelburg 18 September.
Advertentiën 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dit blad verschijnt dagelijks;
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 8/m. franco f 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
3P ix Toiioatie
Benoeming van leden der vaste commis-
siën uit den gemeenteraad.
Brieven uit de Hofstad,
MIDDELBIRGSCHE COl RANT.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krniningen: F. van der Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te ïholenW. A. van Nieuwenhuuzen, te Terneuzen: A.van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend
dat de bij art. 54 der gemeentewet bedoelde
commissiën zijn samengesteld als volgt
a decommissie tot het ontwerpen van veror
deningen tegen wier overtreding straf is bedreigd,
waarvan de burgemeester, ingevolge art. 166 der
gemeentewet, voorzitter is, uit de heerenmr
W. A. van Hoek, mr A. P. Snouck Hurgronje,
mr J. A. van Hoek, dr J. P. Berdenis van Berle-
kom, leden.
6 de commissie van financiën uit de heeren:
F. Ermerins, voorzitter, J. Luteijn, M. I'olkrjjk
Liebert, J. A. Tak en F. G. Sprenger, leden.
c de commissie van fabricage uit de heeren:
W. J. Sprenger, voorzitter, D. Jeras en M. B. G.
Hogerwaard, leden.
d de gas-commissie uit de heerenden bur
gemeester mr C. J. Pické, voorzitter, J. J. van
der Harst en P. M. de Ligny, leden.
e de commissie ten behoeve van de oudheid
kundige verzameling en het oud archief der
gemeente de heerenW. J. Sprenger, voorzitter,
mr G. N. de Stoppelaar en mr W. A. van Hoek,
leden.
Middelburg, den 17 September 1886.
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
F. ERMERINS, L. B.
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
17 September 1886.
Daar alles een oorzaak moet hebben ligt het in
den aard der zaak, dat de onderzoekende mensch
van alle gebeurtenissen de oorzaak tracht op te
sporen. Zoo ook ten aanzien van een gebeurtenis,
waarop ik mij veroorloof nog even terug te komen,
op gevaar af van mijn lezers te vervelen. Ik be
doel den brand van ons KurhausDe oorzaak van
het ontstaan van dien brand behoeft niet meer
gezocht te worden; dat het kind, op kamer n°.
85 logeerde, gevoed werd met pap, gekookt op
een spirituslampje, is nu eenmaal uitgemaakt, en
daarmede is de kiem van de Scheveningscheramp
geconstateerd. Hoe die kiem zich zoo ongeloofelijk
snel ontwikkelde, staat evenwel nog niet zoo vast.
Van de diersoorten der oudheid is er eene, die
nog lang niet uitgestorven blijkt; het ras der
zondebokken is nog ruim vertegenwoordigd. Dat
een nauw zichtbaar Bpiritusvlammetje binnen zóó
korten tjjd tot zulke hoog uitslaande vlammen
aangroeide, heeft ertoe geleid verschillende zonde,
bokken de woestijn in te jagen. De een belaadt
zijn beestje met het bestek van het Kurhaus, dat
niet zorgde voor stevige binnenmuren, voor af
scheidingen van de zolders der verschillende onder-
deelen van het gebouw, voor afsluitkranen dei-
gasleiding en zooveel meer. De ander doet zijn
diertje gebukt gaan onder den zwaren druk van
de personeele en materieele Haagsche brandweer.
Een derde legt weer andere ongerechtigheden op
den rug van het arme bokje, zooals bjjv. de
schending der Zondagsrust en de ontheiliging van
den sabbath, door op dien dag aan den bouw van
het Kurhaus te werkeD. Maar allen stemmen hierin
overeen, dat zij hun zondebokken uit dezelfde
kudde kiezen: het gemeentebestuur moet voor
alle zonden opdraaien. Dit is trouwens een zeer
gewoon verschjjnselbg voorspoed wordt maar al
te vaak te kort gedaan aan den plicht der dank
baarheid jegens de overheden, maar in tegenspoed
dragen zjj altjjd de schuld. Gelukkig dat het er
bjj ons gemeentebestuur op een enkelen bok meer
ot minder niet aankomtOm het hardst roept men
nu, dat het gemeentebestuur hierop niet beeft gelet,
dit heeft verzuimd, daaraan niet heeft gedacht,
voor dat niet gezorgd. En natuurlijk heelt de
grootste bok van die kudde, die gewoonlijk vooraan
loopt, het meest te lijden; zoo gaat bet altijd
met hen, die haantje de voorste willen zjjn. Wie
aan den weg timmert, heeft veel aanmerkingen te
verduren, en zelfs behoeft men, om daarmede
overstelpt te worden, niet eens te timmerende
werkman, die niet timmert, ontvangt er dikwijls
nog meer. En als men eenmaal het mikpunt is,
heeft het heel wat in, het den menschen naar den
zin te maken. Dit ondervindt onze burgemeester
in ruime mate. Hoe ijverig Zjjnedelachtbare zich
by den brand ook weerde, dan hier bevelen ge
vende, dan daar een door een ander gegeven order
verbeterende, straks weer verkeerde maatregelen
van deze of gene autoriteit herroepende, daarna
fluks op een ladder klimmende om een stoel of
iets dergeljjks te redden, vervolgens een brand
spuitslang verleggende: wat hjj ook deed, het
vond afkeuring. Het was waarlijk om moedeloos
te wordenDe man had eens stil hier of daar
bij den brand moeten gaan toekjjken, zoodat
ieder, die den burgemeester, voerende het opper
bevel bjj brand, wenschte te raadplegen, telkens
daarheen had moeten loopen, men zou er eens
wat over gehoord hebbenEn nn hij dan hier,
dan daar was, zich overal vertoonde, zelfs op de
gevaarlijkste punten, was het ook weer niet goed;
nu klaagde die betweters weer, dat zij hem niet
vinden konden, als ze hem noodig hadden. Nota
bene, iemand die hoog boven op een ladder staat
Na den brand heeft men weer evenveel aan
te merken. De burgemeester heeft zeer juist in
gezien, dat het beste materieel tot blusschen, een
overvloed van water als de Noordzee aanbiedt,
een watertoren van de drinkwaterleiding op een
kwartier afstand, een korps van autoriteiten, zelfs
met een burgemeester-pjjpvoerder aan het hoofd,
niets vermogen, waar éen persoon ontbreekt, die
over alles het bevel voert. Een commandant der
brandweer is er dus noodig; een opperbrandmees
ter is niet genoeg. Onmiddellijk heeft de ijverige
burgemeester een zjjner kennissen onder de offi
cieren over dat denkbeeld geraadpleegd en dien
adviseur zelfs overgehaald zich wel een benoeming
tot commandant op een jaarwedde van 3000 te
laten welgevallen. En ziet, ook dit plan vindt
van vele zjjden bestrjjding. Maar heeft men dan
nog niet genoeg aan de verwezenlijking van het
spreekwoord „als het kalf verdronken is dempt
men den put Zelfs nog niet, nu bet kalfje van
den Kneuterdijk in dien put gezelschap heeft ge
kregen aan den reusachtigen paaschos van Sche-
veningèn Wil men werkelijk den put dempen,
dan moet men toch een werkman daarvoor hebben,
en die werkman is de aanstaande commandant
van de brandweer. Is het al niet heel mooi als
men na een half jaar peinzens over het verdrinken
van het kalf tot het besluit is gekomen, dat men
aan zulk een werkman behoefte heeft? Als men
daarmede nu begint dan kan de geheele reorga
nisatie, ook wat het materieel betreft, toch over
een paar jaar zjjn afgeloopen. Tot zoolang zou
men dan wellicht het gebruik van spirituslampen
ot wat een nog radicaler middel zou zijn
het veroorzaken van branden, waartegen de tegen
woordige bluschmiddelen niet zijn opgewassen,
kunnen verbieden. Jammer, dat het nieuwe straf
wetboek niet zulk een bepaling bevat; zjj had
anders juist op den eersten dag van invoering van
dat wetboek hare toepassing kunnen vinden.
Yan dat wetboek gesproken, moet ik zeggen,
dat het toch een wonderljjk ding is. Allerlei
nieuwe hervormingen, die een mensch maar in de
war brengen. Zoo vernam ik eergisteren uit een
noot, geplaatst onder de rechtzaken in dit blad,
dat wat het wetboek gevangenisstraf noemt
eigenlijk geen gewone gevangenisstraf maar cel
straf is, en dat de nieuwigheid «hechtenis" juist
hetzelfde is als gewone gevangenisstraf. Maar
eilieve, waarom dan maar niet liever de oude
benamingen, gewone en cellulaire gevangenisstraf,
behouden Sommigen beweren wel, dat hechtenis
heel wat anders is dan gevangenisstraf, en dat
gevangenisstraf inderdaad gevangenisstraf en cellu
laire zelts gewone is, omdat de gewoonte medebrengt
dat gevangenisstraf in afzondering wordt ondergaan
doch dit acbjjnt onjuist te zjjn; zeker maar een
vertelseltje om het dwaze van die nieuwigheid
£e verbloemen. Nu, dwaas is ze, een volkomen
contradictio in terminisgevangenisstraf is geen
gevangenisstraf, maar hechtenis is gevangenisstraf.
Het is een waardige tegenhanger van het bekende
„santé nest pas santé mais maladie est santé1"
Deze laatste tegenstrijdigheid is echter misschien
nog gemakkelijker op te lossen dan de eerste. De
oplossing van deze is, dunkt mjj, even moeiljjk
als van die, welke voorkomt in eene advertentie,
die eenigen tjjd geleden in de Haagsche bladen
te lezen was. Zjj bevat de aankondiging dat
zekere kapper voorhanden heeft en aflevert «tot
U neemt me niet kwalijk, Mijnheer de
Redacteur
Volstrekt niet, mijnheer de briefschrijver
Wannneer u ons maar veroorlooft op te merken
dat de mededeeling eenvoudig voor 1 e e k e n was
bestemd, voor wie de nieuwe woorden hechtenis
en gevangenisstraf, die zjj zoo op eens in de
rubriek rechtzaken opgenomen zagen, niet erg
begrijpelijk waren en die van zulk eene veran
dering de aanleiding niet begrepen. Red.
het onzichtbaar maken van kale plekken op het
hoofd, te breede scheidingen ot erg dun haar, een
stuk haarwerk, dat vooral om de onzichtbaarheid
uitmunt." De kunst gaat toch verMet iets,
dat zelf onzichtbaar is, iets anders onzichtbaar
maken! Of de man veel van die «stukken haar
werk" verkocht heeft, weet ik nietals het waar
is, wat hp zegt, dat zjj erg dun haar onzichtbaar
maken, vrees ik er voor, want dan zouden zjj den
patient van kwaad tot erger brengen. Dun haar,
vooral erg dun haar, is al onaangenaam genoeg,
als dat weinige nu nog onzichtbaar wordt
Kappers hebben veel overeenkomst met kiezers,
althans met adverteerende kiezersbeiden houden
van opkammen. En is het een kapper onver
schillig door wiens haren hij de kam haalt, vele
kiezers schjjnen ook geen voorliefde voor blond
of bruin, grjjs of zwart, te hebben en gaan zelfs
zoover van aan ieders coiffure precies evenveel
zorg te besteden. Toen onlangs de heeren De
Niet en Metzelaar elkander een zetel in den ge
meenteraad betwistten, verschenen voor beiden
onderteekende aanbevelingen in de kranten, en
om van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid
blijk te geven hadden een achttal Scheveningscbe
kiezers hunne namen doen plaatsen zoowel onder
de aanbeveling voor den een als onder die voor
den ander.
Waarom veroordeelt men toch zoo den eensus
als maatstaf van kiesbevoegdheid, en eischen som
migen een capaciteiten-stelsel? Waar de census
blijkt waarborgen te geven voor het bezit van de
twee genoemde schoone hoedanigheden is zjj toch
waarljjk nog zoo kwaad nietWaar de tegen
woordige niet-kiezers zulke voorbeelden van
juisteopvatting van den kiezersplicht zien, kan
het niet anders, ot ons volk wordt allengs voor
bereid voor algemeen stemrecht, dat middel,
waarvan verbetering van alle maatschappelijke
kwalen wordt verwacht. Welk een heerljjke toe
komst wacht ons I
Wonder genoeg heeft er gisteren eens een
terechtstelling van een sociaal-democraat plaats
gehad, en nog wel van den generalissimus Domela
Nieuwenhuis, zonder dat de beklaagde een lofrede
op dat algemeen stemrecht heeft gehouden. Dit
maal had hij de verdediging geheel aan zijn raads
man overgelaten, in vereeniging met een zekeren
heer Boelens uit Amsterdam, die als een deus ex
machina alle schuld van Domela Nieuwenhuis
kwam uitwiBsehen, door openljjk zich zeiven als
den schuldige, als den schrjjver van het bekende
stuk in Recht voor Allen aan te klagen. Indien
hij werkeljjk de sehrjjver is, deed Boelens niets
meer dan zjjn plicht, dan hetgeen elk eerljjk man
doen zou. Een ander, die onschuldig is, voor zich
te laten boeten, zou hoogst afkeurenswaardig zijn
dan liever maar zelf de gevolgen van zjjn mis
drijf dragen. Of onze Amsterdamsche reddende
engel nog wel gevaar loopt om deswege vervolgd
te worden gesteld dat de rechter D. N. on
schuldig verklaart meen ik echter zeer te
moeten betwijfelen en misschien is de man wel
zelf van die opinie, al verklaarde hij op de zitting
zeer wel te weten, dat hjj ernu voor zou opdraaien,
om met den president van ons hof te spreken.
Wat toch is het geval? Het bedoelde Btuk ver
scheen in Recht voor Allen van 24 April jl., op
dien datum moet dus het misdrijf geacht
worden gepleegd te zijn.
Art. 7 der wet van 1 Juli 1830 Staatsblad no
15) bepaalt, dat de rechtvervolging van misdrijven
als het hier ten laste gelegde zal verjaard zijn na
verloop van drie maanden sedert het begane misdrjjfj
Derhalve kan in September geen nieuwe vervolging
meer worden ingesteld wegens het op 24 April ge
pleegde misdrijf. Ware de zaak behandeld op 23
Juli, zooals eerst was vastgesteld, maar toen op ver
zoek van den beklaagde en diens advokaat uitstel
werd verleend, dan zou het nog juist tjjd geweest
zjjn om tegen den nu uit de lucht gevallen getuige,
als hij toen dezelfde bekentenis was komen afleg
gen, alsnog een vervolging op touw te zetten. En
ook toen had hjj reeds kunnen gedagvaard worden
als getuige, omdat hjj zich reeds daags na het
vonnis der rechtbank, zjjnde 19 Juni, had bekend
gemaakt. Door dat uitstel te verleenen is dus de
vervolging van Boelens onmogeljjk geworden;
of die noodig zal zjjn, d. i. of D. N. zal worden
vrijgesproken op grond van de verklaring van
Boelens, daarover schorte het profanum vulgus zjjn
oordeel op: sub Judice lis estop s rechters oordeel
loope men niet vooruit. Maar een andere opmer
king wensch ik te maken, nam. deze, dat de loop
dien de zaak nu genomen heeft mij leed doet
voor den geachten verdediger uit Middelburg, dia
zich met zooveel talent van zjjn taak heeft
gekweten. Immer! de schjjn is nu tegen hem;
hjj staat nu bloot aan de verdenking, dat het
uitstel door hem is verzocht om den verjarings
termijn geheel te doen verloopen alvorens den
nieuwen schuldige te doen optreden, in de hoop,
dat zijn cliënt, na het afgelegde getuigenis, toch
wel niet zou veroordeeld worden.
Het hof blijkt dus nu achteraf wat al te edel
moedig te zjjn geweest en heeft er blijkbaar niet
aan gedacht, dat in appel naast de rechtsvraag
of de daad strafbaar is zich ook nog eene andere
kan opdoen van meer feitelijken aard, nam. of de
beklaagde wel de schuldige is. In ieder geval
heeft het badreisje van mr. De Witt Hamer niet
alleen voor hem zeiven goede uitwerking gehad
Wat de aanleiding tot de besproken strafzaak
betreft, dezer dagen hebben eenige kranten weer
opnieuw een voorbeeld geleverd van de door
Recht voor allen terecht verfoeide zoutelooze en
zinnelooze berichten, die omtrent de leden van
ons vorstelijk huis worden opgedischt. Die nieuws-
bladen bevatten de belangrijke mededeeling, dat
de koning het prinsesje opmerkzaam maakte, dat
zij deD goochelaar Bamberg, die op Soestdjjk een
voorstelling had gegeven, wel eens mocht bedan
ken, dat ons Willemjjntje aan dien wenk voldeed
en vol verrukking over het genotene uitriep
„Hé Pa, ik heb zoo'n plezier gehad Ik neem
gaarne aan, dat ook een vorstenkind van dien
leeftijd genoegen schept in goocheltoeren en op
gewonden wordt van de pretdie uitroep is daarom
niet vreemd en dus weinig der vermelding waard.
Maar ik zou durven wedden, dat ons kroonprin
sesje niet letterlijk aldus gesproken heeft, al
worden de woorden tusschen aanhalingsteekens
geplaatst. De koninkljjke ouders hebben toch
niet de dwaze gewoonte van fatsoenlijke, niet-
vorsteljjke Nedërlandsche ouders gevolgd, om het
echt Nederlandsche woord «vader" over boord te
werpen en dat te beschouwen als alleen passende
voor den gewonen burgerman. Zij hebben hun
dochtertje geleerd van „vader" en „moeder" te
spreker, en niet van «pa" en „ma." De Middel-
burgsche Courant, die verstandiger is dan vele
barer zusters, en niet het gsnsche verhaal opnam
maar alleen wees op de goede leiding, aan onze
troonsopvolgster gegeven, had tot die opmerking
dus wel dubbel recht.
Het zal zeker onzen briefschrijver wel be
kend zijn dat het omgekeerde gevoelen b jj n a
algemeen gehuldigd wordt, nl. dat door de
vervolging van een beklaagde de verjaring ge
stuit wordt niet alleen tegen hem maar
ook tegenover alle anderen, die zich
met hem aan hetzelfde misdrjjf heb
ben schuldig of medeplichtig ge»
maakt.
Art. 7 van de wet van 1 Juni 1830 Staatsblad
no 15) zegt bovendien niet alleen, wat door onzen
briefschrijver wordt aangehaald, nl. dat de rechts
vervolging zal verjaard zjjn drie maanden na het
begane misdrijf, maar ook, aldus luidt het slot
van dat artikel, indien er vervolgin
gen hebben plaats gehad, sedert de
laatste gerechtelijke akte.
Op dien grond zou de verjaring tegen den heer
Boelens eerst aanvangen drie maanden na het
eindarrest, in de zaak tegen Domela Nieuwenhuis
gewezen.
Ten slotte dit. Wat onzen briefschrijver opmerkte
gaf ons aanleiding den heer De Witt Hamer
eenige inlichting te vragenen ons bleek toen
dat deze eerst 7 Aug. vernam dat er een andere
schuldige in het spel was. Ergo, wanneer die
verjaring van drie maanden opging, zou die op
dien datum reeds verloopen zjjn.
Voor den schijn, waarop in bovenstaanden brief
wordt gezinspeeld, bestaat dus zelfs niet de minste
grond.
Aan de Israëlietische militairen kan, voor hiiH
eerlang invallende godsdienstige feesten, verleend
worden
1° Aan hen, wier ouders of betrekkingen buiten
het garnizoen wonen, een binnenlandsch verlof
van en met 29 September a. tot en met 24 October
d. a. v.
2° Aan de overigen vrijstelling van dienst tot
viering van bet Nieuwjaarsfeestvan 29 September
's namiddags tot 1 October 's avonds tot viering
van den Grooten Verzoendag; van 8 October
's nam. tot 9 October 's avondsvan het Loof
huttenfeest: van 13 October's nam. tot 15 October
's avonds en van 20 October 's nam. tot 22
October 's avonds.
Uit Vlissingen schrijft men ons
Op de Juta'/cfums-tentoonstelling voor beeldende
kunsten te Berljjn is o. a. met de gouden medaille
bekroond de heer Von Hermann, een jong Duitsch
schilder, die tegenwoordig alhier verbljjf
houdt en al sedert eenige jaren Zeeland voorzjjne
studiën hjj is figuren-schilder des zomers
bereist! om aldaar schetsen te nemen. By des$