PT 213»
129® Jaargang.
1886.
Vrijdag
jtïK,
10 September.
Middelburg 9 September.
De mijl op zevenen?
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco f 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel;
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
MIDDELBURGS» COURANT.
w
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Krainingen: F. yan dek Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhtjijzen, te Terneuzen: A.van dek Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
In onze parlementaire geschiedenis zijn er
oogenblikken, waarin menigeen, wiens bloed
wat sneller vloeit, die nog droomt van krachtige
hervormingen, en op dat punt nog idealen
koestert, waarvan hij echter de verwezenlijking-
steeds verder en verder ziet verwijderd, in de
verzoeking zou komen om met Damas in zijn
jongsten brief te gaan dwepen met een ver
licht despotisme met een erfelijk hoofd.
„Het lands bestier onder de hoede van een
krachtig, werkdadig" daarop komt het
vooral aan „eenhoofdig gezag, in handen
van weinige wijze mannen."
Zulk eene instelling zou nuttig kunnen wezen
om wat schot te brengen in de werkzaamheden,
om voortgang te krijgen, en vooruitgang te
bevorderen op menig gebied, waar andere
landen ons vooruit zijn.
En in 't bijzonder hebben wij hierbij op 't
oog de arbeiderswetgeving in ons landmeer
malen reeds besproken maar in deze dagen
van strooming en beweging op dat gebied meer
en meer de aandacht wekkend en verdienend.
Een krachtig man met goeden wil bezield,
bevelend en handelend in goede richting
Maar hierbij staan wij juist voor de gevaar
lijke zijde van het ideaal, dat de schrijver der
Haagsche omtrekken koestert.
Wat goed is, blijft en zal steeds blijven een
kwestie van persoonlijke opvatting. En waar
wij het voorrecht kunnen hebben, dat zulk een
eenhoofdig gezag stiert in goede richting, blijft
toch ook het gevaar bestaan dat de wagen van
den staat een verkeerden kant wordt uitgestuurd.
Damas is niet de eenige, die slecht te spre
ken is over ons hedendaagsch parlementarisme,
datvolgens hem, „geene enkele Nederland-
sche Grondwet ooit heeft bedoeld. Dat stelsel
is gegrond op nijdafgunst en wantrouwensloopt
de beste krachten der natie en kan slechts in
uitvoering gébracht worden door menschbedervende
verkiezingen." Maar op nog gevaarlijker klip
pen zouden wij kunnen stranden, wanneer wij
tot het andere uiterste overgingen, dat hp
wensehenzou. Den tijden van het despotisme
zijn wij ontwassen; en wij wenschen ze niet terug.
Dan maar liever getracht, zooals tegenwoordig
het streven is, om dat parlementarisme te
ontdoen van zijn slechte zijden en de deuren
open te zetten om wat nieuw leven te geven.
Hoe men ook wanhopen moge, wie het goed
meent met zijn land en zijn volk, mag zich
niet werpen in de armen van het despotisme^
dat alle energie, alle macht, allen invloed bij
het volk wil fnuiken.
Toen over het wetsontwerp van den minis
ter Modderman, tot uitbreiding en herziening
van de wet-Van Houten, ingediend bp kon.
boodschap van 23 April 1882, het voorloopig
verslag der Tweede kamer was verschenen,
ging er uit menigen mond en vloeide er uit
veler pen als het ware een wanhoopskreet,
over het treurige oordeel door onze vertegen
woordiging geveld over een ontwerp, waarbij,
zooals tal van bevoegde mannen der Tweede
kamer te kennen gaven, „de stoffelijke en
zedelijke belangen der natie betrokken zijn."
Een dier wanhoopskreten was van mr Kerdijk
en luidde Och dat alleen over uitstellen en
talmen te klagen vielAan den langzamen tred
der vaderlandsche wetgevmgs-machine gewend
sou men geneigd zijn die klacht te onderdrukken
indien men slechts reden had om de eindelijke
beslissingwanneer de dag der beslissing aanbreekt
met goed vertrouwen tegemoet te zienDoch
tviens vertrouwen daaromtrent bleef ongeschokt
m de lezing van het voorloopig verslagdat
zoolang met ongeduld was verbeid Aan het
hoofdorgaan der idtramontanen ontlokte het de
vreugdekreetIn langen tijd hebben wij gem
stukuitgegaan v an de tweede kamermet zooveel
genoegen gelezenals dit voorloopig verslag.""-
Zoo luidt het oordeel van hen, die er zich over
te verheugen hebben dat de kansen slecht staan
voor maatregelenwélke de zelfstandige kracht
van de massa des volks verhoogen moeten."
En aan het slot dezer beschouwing, in de
Vragen des tijds van Sept. 1883, liet mr Kerdijk
deze krasse woorden hooren Voor een vijftal
jaren schreef ik: Zoovaak de gelegenheid zich
aanboodvervulde ik de onaangename taak den
werkliedendie het algemeen stemrecht op hun
programma schrevenhet ijveren voor dien eisch
te ontraden. Inderdaad een taak, waarom niemand
mij behoeft te benijden. Want als men moet
toegevendat de bestaande toestand in het wezen
der zaak neerkomt op een voogdij van weinigen over
velen, dan valt het hardniet te kunnen weer
spreken dat de voogden met grooter liefde voor
hun eigen belangen waken dan voor die der
massa, welke onder hunne>hoede staan."" De
kennismaking met het voorloopig verslagdat
thans in zake den kinderarbeid is uitgebracht,
heeft mij den moed, om ook voortaan die taak
te vervullen, voor goed ontnomen
Een drietal jaren zijn voorbijgaan.
Wie er gewoekerd heeft met dien tijd, niet
onze wetgevers, waar het gold de belangen der
arbeiderspartij te behartigen.
Het wets-ontwerp van den minister Modder
man werd door zijn opvolger ingetrokken, en
eenigen tijd later is een nieuw ingediend, maar
ook dat had al even weinig kans op succes
als het eerste.
Voor de behandeling van andere vraagstukken
tot welzijn der arbeiders, was geen tijd te
vindenonze parlementsleden moesten hun uren
aan andere zaken wijden, welker meerdere
of mindere vruchtbaarheid voor 's lands welzijn
wij thans niet zullen onderzoeken. De grond
wetsherziening, hoe nuttig en noodig ook, nam
al te veel den tijd in beslag.
Mr Kerdijk ging middelerwijl voort in zijn
tijdschrift ons als 't ware een spiegel voor te
houden waarin wij onze tekortkomingen konden
zien. Telkens en telkens weer wees hij naar
Duitschland heen, en toen in het vorig jaar
het voorloopig verslag over het wetsontwerp Du
Tour betreffende de wet op den kinderarbeid ook
even ongunstig luidde als het vroegere, waar
over hij zijn geesel zwaaide, vroeg hij, als
antwoord op de bewering dat beide ministers
te veel geluisterd hadden naar den drang van
enkelen: Reeft dan de aandrang sedert een reeks
van jar en namens duizenden werklieden geoefend, in
de schatting der kamer geen beteekenis? Ont
breken haar werkelijk de voelhoorens voor hetgeen
er omgaat in den lande Of blijft zij, hoezeer
daarvan niet onkundig en trots den ernst der
tijdenniettemin willens doof voor de stemmen
die tot. haar trachten door te dringen
Thans is er een lichtstraal doorgebroken, waaruit
blijkt dat die kamer niet doof is; uit haar
midden toch werd een voorstel gedaan om een
enquête in te stellen.
Zouden wij ver van de waarheid zijn, wan
neer wij beweren dat de drang, door de Liberale
Unie uitgeoefend, veel heeft bijgedragen tot
dien stap, maar vooral dat mr. Kerdijk zich
de eer mag toerekenen een krachtigen stoot
daaraan gegeven te hebben? Na in Jan. 11.
gewezen te hebben op de Duitsche wetgeving
op de ziekteverzekering der werklieden, ver
scheen in het Aug.-Sept.-nommer van de Vragen
des Tijds de bekende, hoogst belangrijke be
schouwing over de wettelijke beperking van
den arbeidstijd voor volwassen mannelijke
werklieden, waarin hij ons een blik deed slaan
op het buitenland in 't algemeen en een leer
zaam, beschamend overzicht schonk van het
geen daar op dat gebied gebeurd is, om
tevens eraan te herinneren, hoe in ons land de
aandrang tot verbetering op dat punt steeds
toenam.
En ten slotte spoorde hij aan tot het instellen
van een onderzoek door een al dan niet parle
mentaire commissie, met uitgebreide volmacht
bekleed en bestaande uit mannen, tot onbevoor
oordeeld nasporen van de feiten gezind.
Dato 12 Aug, nu kwam bij de Tweede kamer
in het voorstel van 11 leden om een enquête
in te stellen: a omtrent het tegengaan van
overmatigen arbeidb omtrent den toestand van
fabrieken en werkplaatsen met het oog op de
veiligheid, de gezondheid en het welzijn der
werklieden.
Daarbij luidt tevens de vraag: „Welke
wettelijke maatregelen zouden dien toestand
kunnen verbeteren
In den beginne lachte ons het plan niet
bijster toehet leek ons de mijl op zevenen en
de kapstok om tal van vraagstukken aan op
te hangen, waarvan de behandeling dringend
noodig is. Wij dachten aan het woord van mr.
Levy, in de Liberale TJnie gesproken, dat de
ervaring, door ons opgedaan ten opzichte van
enquêtes van staatswege, niet gunstig is, en
men daardoor wel veel papierbundels rijk wordt
maar weinig nieuw licht.
Doch in de gegeven omstandigheden kan
het plan zijn nut hebben en is het nadeel, er
aan verbonden, zeer gering. Tijdverlies voor
de oplossing der sociale vraagstukken kan
daardoor niet ontstaan, omdat op dit oogenhlik
de grondwetsherziening den tijd van onze
vertegenwoordiging in beslag neemt en m i d-
d e 1 e r w ij 1 die enquête kan gehouden worden.
De dan verkregen inlichtingen kunnen de
halsstarrigen, die op dat gebied van staatsin
menging huiverig zijn, wellicht overtuigen van
het nut een er wettelijke regeling van verschil
lende vraagstukken
Is het waar wat de voorstellers in hun
memorie van toelichting zeggen, dat n. 1. „de
noodzakelijkheid van uitbreiding der staatszorg
op dit gebied door schier niemand meer wordt
ontkend" en zij slechts op zich laat wachten bij
gemis van kennis der feitelijke toestanden
dan is er alle reden om nu dien weg in te
slaan, den eenigen die nog kans geeft dat er
iets zal gedaan worden voor vraagstukken,
welke nu minder dan ooit onafgedaan mogen
blijven.
Een verblijdend verschijnsel is daarom de
medewerking van mannen van verschillende
richting om zulk eene enquête in het leven
te roepen. Naast een Goeman Borgesius, een
Heldt, een Bahlmann en een Fabius.
Onlangs is beweerd, wij meenen door mr.
Sassen, dat het met de liberale partij gedaan
zou zijn, wanneer niet spoedig de sociale vraag
stukken tot oplossing komen. Het is echter
of alle partijen beginnen te gevoelen dat in
die richting het terrein te lang braak heeft
gelegen, maar dit neemt niet weg dat, wanneer
straks tot het houden van een enquête wordt
besloten, en de resultaten daarvan bekend zijn,
men zich niet vleien moet dat allen daarom
ook tot eene goede oplossing zullen willen
meewerken.
Wanneer eenmaal de feiten aan het licht
zijn gebracht, zal deze ze ernstig vinden,
maar gene zich verschuilen achter de bewering
dat hij het zich veel erger had voorgesteld»
terwijl een derde zich niet ontzien zal te
verzekeren, dat er voor staatshulp geen aan
leiding bestaat.
Het is dus nog slechts een eerste stap, dien
wij gaan zetten met ernst en nauwgezetheid
gedaan kan hij ons verder voeren tot het lang
gewenschte doel. En het meest voldaan zullen
wij zijn, wanneer, na een niet te lang tijdsver
loop, blijken zal dat men door dralen en Hit-
vluchten niet de mijl op zevenen wil afleggen
om het einddoel te bereiken.
Een toeval deed ons deze week een beschou
wing lezen van Willem Hollander in de Lantaarn
tegelijk bijna met wat het Ultramontaan-
sche Centrum schreef over het Arbeiderscongres
te Parijs, waar de werklieden hun eischen
hadden geformuleerd, eischen die over het
geheel volstrekt niet buitensporig kunnen
heeten.
Zoo denkt het Centrum er natuurlijk niet
over; en dit weet slechts éen middel, om den
toestand te verbeteren, nl. „het voorschrift
van den wijzen manVreest God en eert den
Koning. Dat leere men andermaal den werk
man geeft hem weer den hemel en daarmede
getroost, zal hij de rijkeren der maatschappij
niet meer dreigen of met geweld zijne buiten
sporige eischen afpersen."
Zulk een gevoelen staat niet alleenmenigeen
begint zelfs bij de dreigende tijdsomstandighe
den, zooals Willem Hollander terecht opmerkt,
het oog weer te richten op de kerk als een
hoogst nuttige instelling, die grooten invloed
kan uitoefenen op het volk ter bevordering
van tucht en orde.
„In het voorjaar van 1794= zag Robespierre
dat de revolutie hem de baas zou worden zoo
er niet een kluister gevonden werd voor de
teugellooze willekeur. En toen sprak hij in een
oogenhlik van zwakheid „si Dieu n'existait pas
il faudrait Vinventer. Op dat oogenhlik had
hem het geloof in de beginselen der revolutie
hegeven. De man, die vrijheid beloofde, zocht
naar boeien!
Zoo zijn er ook nog velenzij betreuren het
dat de arbeider# meer op het tegenwoordige
het oog richten dan op het hiernamaals, waar
deze, naar men hun verzekerde, het beter zouden
hebben, en zij wenschen die werklieden weer
alleen door dat idee gelukkig te maken.
Wie zich voorstelt dat dit gelukken zal
bedriegt zich. Wij laten de waarde van den
aangegeven troost daarmaar merken alleen
op, dat, zoolang het andere deel van het
menschdom zich niet onvatbaar toont voor het
goede dat de aarde (hun aanbiedt en ook ver
schaft, het den werklieden niet kwalijk te ne
men is, dat ook zij gaarne een deel verlangen van
de wereldsche zaken, zonder dat zij daarom
nog naar weelde behoeven te verlangen.
Er is nog veel, zeer veel te doen om hun
lot te verbeteren, voor wij aan de grens zijn,
waar het hoognoodige eindigt en de overdaad
begint. En wanneer de werklieden ontdekken,
zooals hun nu reeds uit zoo menige daad blijkt,
dat hunne belangen niet over het hoofd wor
den gezien, dat men zich er wel op toelegt
die te behartigenmaar vooral dat de staat,
waarvan zij toch ook! een deel uitmaken,
daarin voorgaat, dan zullen zij tevredene r
zijn en gelukkiger zich gevoelen dan b ij
beschouwingen over zaken, wellicht voor hun
zielenheil zeer nuttig maar voor het stoffelijk
welzijn van hen en de hunnen van geen direct
belang.
En wij meenen dat op dit practisch terrein
velen elkaar de hand kunnen reiken, al ver
schilt men dan ook in meening over hetgeen
later voor die werklieden is weggelegd.
Naar het Vad. verneemt is de minister van
koloniën voornemens een deskundige uit Nederland
naar Atjeh te zenden, teneinde een Bpeciaal onder
zoek in te stellen naar de berri-berri.
Zondag a. voorstelling in onzen Schouwburg
door het tooneelgezelschap van den heer A. van
Lier. De oude Korporaal, het volksstuk dat in
Holland nog steeds furore maakt, wordt dan
opgevoerd. En daarlqj de heer Moor in de
hoofdrol
In het Badhuis te Vlissingen bljjven de concerten
der Hongaarsche kapel steeds een talrpk publiek
trekken. En terecht bewonderenswaardig zjjq