N° 197. 1886: Maandag 23 Augustus. i Middelburg 21 Augustus. Opvoeding door Stemrecht. Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel.1 Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. Brieven uit de Hofstad, 9HIDDËLBIJRGSCHE COURANT. Agenten teYlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van dee Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Inieu wenhüijzente Terneuzen: A.van dee Pexjl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger Sprekende over het „palingtrekkers-oproer", heeft de Werkmansbode gezegd, dat er geen beter middel bestaat om dergelijk verzet tegen de openbare orde te voorkomen dan aan het volk stemrecht toe te kennen. Meer algemeen uitgedrukt, behelst deze be wering een bevestigend antwoord op de vraag, welke wij aldus stellen: Is het bezitten en uitoefenen van politieke rechten een middel om hen, wien deze rechten worden toegekend, te helpen vormen tot bur gers, bij wie onderwerping aan de wet zich paart aan ontzag voor hare dienaren en aan eerbied voor de rechten van anderen Eene halve eeuw geleden is deze vraag behandeld door een denker, wiens uitspraken, voor de beoefenaars der politieke wetenschap klassiek geworden zijn. Alexis de Tocqueville schreef, in zijn boek over de Volksregeering in Amerika(Deel II, hoofdstuk VI) »Ik vraag mg af wat, in onzen tijd, het middel is om het volk het begrip van R e c h t in te prenten, te maken dat dit begrip voor bet volk. om zoo te zeggen, tast- en zichtbaar wordt. Ik zie daartoe slechts éen middel, dat is: allen in het bezit te stellen van de ongestoorde uitoefening van zekere rechten. Een voorbeeld daarvan vind ik in de kinderwereld, Kinderen zjjn niet anders dan vol wassenen, maar zonder hunne kracht en hunne ervaring. In den eersten tjjd van zijn bewustzijn volgt het kind zjjn instinct en maakt het zich meester van al wat het onder de handen krijgt. Het kent het begrip van den eigendom nog niet. Naarmate het echter de waarde der dingen leert beseffen en bemerkt dat het ook zelf daarvan beroofd kan worden, begint het kind minder stoutmoedig toe te tasten. Ten laatste eerbiedigt het in anderen, wat het wenscht dat in hemzelf geëerbiedigd zal worden »In de politiek is het niet anders. In Amerika heeft de man uit het volk een hoogen dunk van politieke rechten, omdat hp die zelf bezit. In Europa trotseert hij het gezag van koningen; in Amerika onderwerpt de burger zich zonder morren aan den eenvoudigsten magistraatspersoon »Eene regeering, uitgaande van de heerschappij des volks, doet het begrip der politieke rechten doordringen tot den minsten burger, evenals de verdeeling van goederen het begrip van eigendom inprent aan ieder die iets bezit. Ziedaar, naar mjjne zienswjjze, eene van de grootste verdiensten der democratie. »Ik beweer niet dat het gemakkelijk gaat, de menschen te leeren, hoe zjj politieke rechten ge bruiken moeten. Ik zeg alleen, dat, wanneer men het zóo ver brengen kan, de uitkomsten grootsch zullen wezen. »Ik voeg er bij, dat, indien er ooit eene eeuw geweest is, waarin dit beproefd behoorde te worden, het de onze is. 5Bespeurt gjj niet dat de invloed der godsdiensten zwakker wordt en dus het goddelijk begrip des Rechts verdwjjnt? Ontgaat het uwe aandacht, dat de zeden achteruitgaan en dus, tegelpk met de zeden, ook het zedelijk Rechtsbegrip flauwer wordt Ziet gij niet hoe overal het geloof verdrongen wordt door redeneering, het gevoel door berekening Wanneer gjj, medegevoerd door deze algemeene beroering, er niet in slaagt het begrip van Recht te vereenigen met het per soonlijk belang, dat alleen bjj de menschen onverzwakt is gebleven, wat zal u dan overblijven om de maatschappij te besturen, indien het niet is de vrees? »Zegt men mjj dus dat de wetten zwak zijn en zjj, die aan de wetten onderworpen zijn, oproerig; dat de hartstochten heftig zjjn en de deugd weinig vermagdat men, dit alles zoo zijnde, niet denken mag aan uitbreiding der volksrechten; dan ant woord ik dat juist omdat het eene zoo ia, men aan het andere moet denken Tot zoo ver dit betoog van Tocqueville, die, zpn boek is misschien niet bekend aan allen, die niet gewoon zijn zich met poli tieke studiën bezig te houden alles behalve een onverdeeld bewonderaar der volksregeering is. Hij is dit zoo weinig, dat hij in de inlei ding tot zijn werk zijne overtuiging, dat de voortgang der democratie iets onweerstaanbaars, iets door de voorzienigheid zelve gewilds is, Uitspreekt als eene waarheid tot welke hij, ondanks zichzelven, door de overweldigende macht der feiten gekomen is. „Eene groote omwenteling", schrijft bij in zijne Inleiding, »die de regeering volgens den volkswil tot doel heeft, is bezig zich te voltrekken Slaat men die bladzpden der geschiedenis op, dan ontmoet men, om zoo te spreken, zeven eeuwen achtereen niet éene groote gebeurtenis, welke niet heeft medegewerkt om de gelijkstelling aller menschen te bevorderen Deze gestadige ontwikkeling van de gelijkheid is derhalve een verschijnsel, door de Voorzienigheid aldus besteld. Het bezit al de karaktertrekken, aan welke men eene uiting van den goddelijken wil pleegt te onderkennen. Het is algemeen en het is duur zaam geene macht van menschen is in staat geweest het tegen te houdengebeurtenissen en personen werken gelijkelijk samen om het te bevorderen en te bevestigen. „Kan dan iemand van meening zpn dat eene maatschappelijke beweging, welke zoo diep ge worteld en zoo vast gegrondvest is, zou kunnen opgeheven worden door den tegenstand van één menschengeslacht? Gelooft men dat de volks heerschappij, die het leenstelsel vernietigd en het koningschap overwonnen heeft (voor Nederland: die de oligarchie heeft zien ondergaan en het landsvaderljjk monarchaal bestuur zichzelf heeft zien opheffen), terug zal deinzen voor het gezag van den burgerstand en van de meest gegoeden Zal zjj, thans zoo krachtig geworden, zich laten tegenhouden door zooveel zwakker tegenstanders?" Wij zien dus dat De Tocqueville, schrijvende eene halve eeuw geleden, voor de destijds levende bevolking van Frankrijk en Europa, de algemeene toekenning van politieke rechten heelt aangewezen als de natuurlijke vrucht der geschiedenis, als geboden door de noodza kelijkheid, als onvermijdelijk voor de instand houding en ontwikkeling der maatschappij. Zegt nu iemand dat de lotgevallen en daden der Amerikaansche democratie, sedert 1836, de gunstige verwachtingen, door Tocqueville van haar gekoesterd, niet in alle opzichten bevestigd hebben, dan is ons antwoord dat hierdoor de kracht van zijn betoog niet ver zwakt kan worden. Wij herinnerden reeds dat hij met de volksregeering alles behalve afgoderij drijft. Geen vriend heeft hare ondeugden haar ernstiger onder het oog gehouden. Dat zij dus de menschen tot engelen, hun samenleven tot een ongestoord samenwerken maken zou, niemand heeft het minder verwacht dan Tocqueville. Maar deze Amerikaansche democratie heeft dan toch, in eene halve eeuw, de twee zwaarste beproevingen doorstaan, welke misschien aan eenigen regeervorm zijn opgelegd geweest. De eene is de ontwikkeling en samensmelting van een volk van twaalf, tot een van zestig millioen menschen, voor een talrijk deel ge vormd uit het woeligste en werkzaamste over schot van alle natiën. De andere is de burgeroorlog, waarvan de vernietiging der slavernij en het allengs tot elkander brengen van het blanke en het zwarte ras de moeilijk gekweekte, doch langzamerhand rijpende vruchten zijn geweest. Zulk een triomf dorst zelfs De Tocqueville de Amerikaansche demo cratie niet voorspellen. Zij heeft die wereld gebeurtenissen overleefdzij gaat voort de staatkundige en maatschappelijke ontwikkeling van een werelddeel in haren schoot te zien tot stand komen, zonder dat de grondslagen van haar wezen, welke Tocqueville ter navolging aanbeval, nog sporen van splijting of ondermij ning vertoonen. Hoe het met die navolging ten onzent staat, hebben wij, zoo pas nog weder, kunnen ver nemen, toen ons geleerd werd dat, in Nederland, „de beschaving nog een langen weg heeft af te leggen, alvorens de massa hier te lande geacht kan worden rijp te zijn voor algemeen stemrecht, of zelfs voor een stemrecht dat de grens daarvan nadert." (N. Rott. Ct. van 19 dezer). Wel ontmoedigend, en beschamend voor ons vaderlandsch gevoel Want laat ons nogmaals eene halve eeuw teruggaan. In 1831 reeds, verwierven onze gewezen landgenooten, de Belgen, den parle mentairen regeervorm, de reehtstreeksche verkiezingen en de ministerieele verantwoor delijkheid. Het duurde tot 1848, toen onze koning,uit vrees voor revolutie, Noord-Nederland diezelfde politieke rechten schonk. Sedert markeeren wij den pas. Om ons heen, leeft alles en ontwikkelt zich. Het algemeen stem recht, of een „dat de grens daarvan nadert", heeftoveral den zegevierenden weg,dien Tocque ville het voorspelde,afgelegd,Nederland en België alleen (het laatste minder halsstarrig echter dan wij) zijn blijven stilstaan. Wel zijn schatten uitgegeven voor ons volksonderwijs, wel is de reuzenvlucht der algemeene ontwikkeling, door pers en middelen van verkeer, ook binnen onze landpalen niet te knotten. Maar vraagt niet naar de natuurlijke gevolgen daarvan, naar de uitbreiding, welke onze politieke rech ten hebben ondergaan, dan kunnen wij slechts wijzen op in de geboorte gesmoorde census- hervormingen en op waggelende, weifelende stappen naar grondwets-herziening. Ontmoedigend en beschamend voorwaar, indien de bewering, dat onze volks-ontwikke- ling eene halve eeuw achterstaat bij die onzer tijdgenooten, waarheid was. Gelukkig is zij dat niet. Want wat partij belang en behoudzucht als waarheid verkon digen, is de waarheid niet. Zooveel te ongelukkiger echter, voor onze politieke toe komst. 20 Augustus 1886. In de hondsdagen is het niet te verwonderen, dat men van dolle streken hoort. Daarvoor is de vrjj lage temperatuur van den laatsten tijd geen beletsel. Wel zouden wjj, zonder een almanak te hebben geraadpleegd, of de wjjsheid van een ander of uit de eene of andere courant te hebben opgedaan, er niets van zjjn gewaar geworden, dat wij in de laatste weken de zoogenaamde honds dagen doorleefden, maar toch komen met die dagen ook de dolle streken. Misschien bemerkten sommigen het wel juist daaraan, dat wjj in dien tijd van het jaar verkeerden, want het is of deze met magische kracht dwingt tot het uithalen van dwaasheden, ook al zjjn de dagen vrij frisch, de avonden kil en de nachten bepaald koud, zoodat het onmogelijk is, dat de hitte de hoofden in de war heeft gebracht. Nu, als de eierboer waarheid spreekt, wanneer hjj ook in dit j sar zich op de hondsdagen beroept tot verontschuldiging Voor een paar minder versche „niseitjes," is het duideljjk, dat niet de warmtegraad het 'em doet, maar enkel en alleen de hondsdagen, die, hoe koel dan ook, op alles en allen een verderf brengenden invloed schijnen uit te oefenen, op eieren, vleesch, menschen, honden enz. enz. Wat de levende wezens betreft, levert de residentie daarvan meer dan één bewjjs. Want ook de lucht der hofstad bljjkt in die dagen bezwangerd te zjjn met miasmen, die dolheid veroorzakende wierookvaten, die in een hofstad zoo trouw worden gebrand, kunnen de lucht daarvan niet zuiver houden. Integendeel, niet alleen de dompige hofjeslucht, maar ook de anders met de fijnste geuren doortrokken Hoflucht schjjnt door die miasmen besmet. Of is het misschien juist de wierook zelve, die de lucht daar onzuiver maakt? Zou het soms in die bedwelmende atmospheer een normaal verschijnsel zijn, dat een meisje van nauweljjks vjjf jaren, als zjj maar van vorsteljjken bloede is, met een ridderorde wordt begiftigd? Ieder zal ons lief prinsesje gaarne dat speelgoedje gunnen, maar het is de vraag of zij het haar geschonken grootkruis als zoodanig zal beschouwen. Wellicht vindt het jeugdige kind er behagen in met het kruis of het lint te spelen, geljjk andere kinderen van haren leeftjjd zich gaarne tooien met blikken dito's, opgehangen aan een sigarenlintje. Doet ons Willemjjntje dit, dan ia het wel niet een geheel onschuldig ge noegen, evenmin als voor die andere kleinen, maar dan steekt er toch geen groot gevaar in. Intusschen is het te verwachten, dat zij zal ge leerd worden de kostbare gave van den koning van Portugal niet als speelgoed te behandelen, maar als een ernstig huldebljjk, als een heuscbe ridderorde, en in dat geval heeft de hooge be zoeker van het Nederlandsche Hof onze aanstaande koningin geen dienst bewezen, door in haar kin derlik gemoed de jjdelheid, die in vorstenhoofden toch zoo welig tiert, aan te wakkeren. Laat ons hopen, dat de verstandige leiding, waaraan onze jeugdige troonsopvolgster is toevertrouwd, de verkeerde indrukken, die de schitteringen van de Portugeesche ster anders zoo licht zouden ver oorzaken, zal weten te keeren. Ook onze gemeenteraad schijnt een tijd lang onder den invloed der hondsdagen te hebben ver keerd. Gejaagdheid aan den eenen kant en weinig lust tot ernstig en nauwgezet onderzoek aan den anderen hebben de behandeling van onze tramweg aangelegenheden in groote mate gekenmerkt Over matige en drukkende hitte kan daarvan de schuld niet zjjnwellicht zijn het ook weer de alleen volgens den kalender bestaande hondsdagen. Eindeljjk is even de helft van het aantal aan wezige raadsleden tot bezinning gekomen. Tegen het einde der hondsdagen hebben een dertiental hunner zich losgerukt van den leiband, waaraan zjj zich geruimen tijd gewillig hadden laten rond voeren daarheen, waar de nieuwe zoogenaamde Nederlandsche tramway-maatschappij hen hebben wilde. Ondanks dat ongeluksgetal geloof ik dat het een geluk voor den Haag is, dat ten laatste die gewillige meegaandheid heeft plaats gemaakt voor een flink verzet. Een regeling, die voor een tijdvak van veertig jaren alles beslist en bindt in een zoo gewichtige zaak als de concessie voor het exploiteeren van tramwegen ontegenzeggelijk is, behoort niet tot stand te worden gebracht door éen derde van het aantal raadsledenen toch zou dit het geval zjjn geweest als ware door gegaan met de behandeling dier zaak in een zitting, waarin slechts vier en twintig leden tegen woordig waren, en dus het ongeluksgetal van dertien steeds den doorslag kon geven. Te minder mocht dit, omdat de meerderheid van het dage- lijksch bestuur, dat ook al verdeeld was, in alles der maatschappij ter wille bleek te zpn en maar haastig, dikwjjls zonder eenigen tijd tot overwe ging te geven, wilde afhameren. Het uitkiezen van den tijd, dat vele leden op reis zpn, voor da behandeling van deze hoogst gewichtige zaak, en den spoed, waarop voortdurend werd aan gedrongen, moesten zelf reeds achterdocht wekken, of alles wel in het reine was. Vooral is twjjfel gerechtvaardigd of de maatschappij wel een Hol- landsche is, waarvoor zjj zich uitgeeft. Evenmin als ésn zwaluw lente brengt, maakt één Hollan der, al is hij ook een voornaam ingezetene, een maatschappp tot een Hollandsche. Het was daarom goed eenige weken bedenktjjd te nemen en de nu afwezige heerenmedein de gelegenheid te stellende voordracht te beoordeelen en daarover hun stem uit te brengen. Wjj zullen zien of de herhaaldelpk door den burgemeester als een soort van^bedreiging afgelegde verklaring, dat uitstel de geheele con cessie in gevaar zou brengen, waarheid worden zal. In zooverre zal zp dit wellicht worden, dat de meer zorgvuldige behandeling der zaak tot andere uitkomsten zal leiden dan men door de voortzetting in de hondsdagen zou verkregen hebben, en de maatschappjj zich daarbjj niet zal neerleggen. Welnu, daarin zou veel minder nadeel gelegen zpn dan in het ondoordacht toestaan van al hare eischen. Liever nog vpftien jaren voort* gesukkeld, dan veertig jaren lang aan handen en voeten gebonden. Gemuilkorfd, had ik haast geschreven, omdat het einde der hondsdagen ons ook die hondenplaag beeft gebracht. Ook het hon* dengeslacht is, zegt men, tot dolheid overgeslagen. Of die dolheid een gevolg is van de hondsdagen, waarop men wel eens de schuld werpt ook van die ziekte, zou ik niet durven beweren; deskun digen zeggen, dat hel een met het ander in geenerlei causaal verband staat. Intusschen is het zeker, dat de hondjeB, tot Btraf voor de dolle streken van een enkelen hunner, de hondsdagen niet hebben mogen doorleven zonder dat over hem het vonnis werd uitgesproken, dat hen doemt tot het dragen van een muilkorf, subsidiair tot 48 uren gevangenisstraf, gevolgd door den dood op het hondenschavot. Waar menschen in de honds dagen dolligheden uitrichten is het den hondjes niet kwaljjk te nemen. Die diertjes beginnen hoe langer zoo meer overeenkomst met den mensch te vertoonen. Men hoort tegenwoordig niet meer van keffende, blaffende en van zich af bjjtende menschen dan bjjv., behalve van de van ouds bekende kaart- en domino-spelende doesjes, van sprekende en zingende honden. De verbroedering tusschen mensch en hond, welke namen in de spreektaal zelfs menigmaal voor elkaar worden gebruikt, is tegenwoordig inderdaad grooter dan die tusschen de menschen onderling. En wat de voorgangers der Christeljjke gemeenten hunne kudden ook spreken van liefde en verbroedering, het werkt weinig uit. Ook zelfs de hulp der gewapende macht om het heil deg evangelies aan de verzamelde schare op te dringjej|

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1