N' 193. 129* Jaargang! 1886. Woensdag JR - 18 Augustus. FEUILLETON. Ik zal het vergelden. Middelburg 17 Augustus, Dit blad verschijnt dagelijks; met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. „Wie drommel zal mjj dat beletten 9" „Gjj hebt mjj met uw elleboog op den maag gedïuktl God beware mjj! Wat zult ge MIDDELRIRGSCHE COURANT. w Agenten te Vlissingen: P. G. de Yet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland,te Krniningen: P. tan der Peijl,te Zierikzee: A. C. de Moou,te Tholen: W. A. tan Niettwenhuuzen, te Terneuzen: A.tan der Peul Jz. Hoofdagenten Yoor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John P. Jones, opvolger Het bericht van de N. E. Crt dat de regeering een heffing van 15 buitengewone opcenten op het personeel zal voordragen, is niet juist. Welwaren de oorspronkelijke begrootingen zoo hoog geraamd, dat tot dekking van het tekort ongeveer 15 buitengewone opcenten noodig zouden zijn, maar op aandrang van den minister van financiën zjjn sommige begrootingen niet onbelangrijk verlaagd. Intusschen zal toch, zjjn wij wel ingelicht, weder de heffing van eenige buitengewone opcenten worden voorgesteld. Vad.) Het voorstel tot het houden van een enquête omtrent het arbeiders vraagstuk omvat de volgende vragen >a. Welke is de werking van de wet van 19 September 1874 Staatsblad no. 130) in verband met art. 82 van de wet van 17 Augustus 1878 {Staatsblad no. 127 In hoever geven de bestaande toestanden aanleiding een aanvulling en uitbreiding van de wet van 19 8eptember 1874 Staatsblad no. 130) in overweging te nemen »5. Welke is de toestand, waarin fabrieken en werkplaatsen hier te lande zich bevinden met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzjjn der werklieden? Welke wettelijke maat regelen zouden dien toestand kunnen verbeteren Het is onderteekend door de heeren Goeman Borgesius, Bahlmann, Beelaerts van Blokland, Pabius, Gildemeester, Gleichman, Heldt, Yan der Kaay, Ruys van Beerenbroek, Yan der Sleyden en Smit. Arbeid zegt de toelichting is tot op ze kere hoogte een gewone koopwaar. Arbeidgevers en arbeidnemers staan tegenover elkander als koopers en verkoopers. Ook de prijs van den arbeid is afhankelijk van vraag en aanbod. Maar 'hoe groot ook de overeenkomst moge zijn, er is toch wel degelijk principieel verschil. Een koopman, die zijne waar ter markt brengt, ver koopt iets wat buiten hem staat, een product, dat wel aan arbeid zjjn ontstaan te danken heeft, maar waaraan zjjn persoonljjkheid nog slechts door eene rechtsbetrekking verbonden is. Een arbeider daarentegen, die zijn arbeidskracht aan biedt, geeft tijdelijk aan een ander de beschik king over een deel van zijne persoonljjkheid. Arbeid, arbeidskracht en arbeiders zjjn niet van elkander te scheiden. Bjj een gewoon koopcon tract is het alleen de zaak, waarover beschikt wordt; bjj een dienstcontract is de persoon zelf rechtstreeks betrokken, staat het belang van de persoonlijkheid geheel op den voorgrond. .Een ander verschil is hierin gelegen, dat van de arbeidscontracten in veel grootere mate de welvaart, ja zelfs het bestaan van honderdduizenden burgers afhankelijk is. Hjj, die met handenarbeid zjjn brood moet ver- {TJit het D eens cK) van CAE IT ETLAR. „Ik verroer mjj niet," verzekerde hjj, „en als gjj het waagt de hand aan mjj te slaan, dan zult gjj geradbraakt worden, zoo waar er een God in den Hemel leeft." „Wilt gjj niet loopen, dan moet ik u dragen," zei Jes heel bedaard, „maar weg moeten wjj." Dit zeggende bukte hij tilde den landheer in zjjne armen op en droeg hem als een klein kind. „Maar dat is God geklaagd 1" riep Terkei op klagenden en hoe langer hoe ootmoediger toon. „Zeg toch wat gjj met mjj, armen leenheer voor- hebt? Gjj zult in een pekton gezet en levend verbrand worden, als gjj de hand aan mjj slaat en mij in mjjne zonden om Let leven brengt." „Zit maar stil en ga niet zoo te keer. Hier van daan, zult gjj. Daarna kunt gij doen, wat gjj wilt." „Er is iets dat mjj in mjjn rug steekt," riep Terkei. „Dat is het handvat van mjjn mes, pas op dat gjj er u niet aan bezeert, het lemmet is lang en scherp. Eensklaps zweeg de leenheer, sloeg zjjne armen om den hals van den boer en begon zich in zjjn lot te schikken. Jes droeg hem over de heide, naar twee donkere stapels, die er uit sage» al» hoopeu turf, maar waarvan de eene bjj dienen, heeft meestal geen andere waar ter markt te brengen dan zjjn eigen arbeidskracht. Van de voorwaarden, door hem op de arbeidsmarkt te bedingen, hangt het af of hjj met zijn gezin een voldoend bestaan kan vinden. Ziet hij zich ge noodzaakt onder zeer ongunstige omstandigheden te werken, moet hjj zich tevreden stellen met een loon dat ontoereikend is om de zjjn en van het noodige te voorzien, wordt hem de voor lichaam en geest noodige rusttjjd niet gegund, moet hjj twaalf tot veertien uren achtereen verblijven in dompige lokalen, waar de eerste regelen der gezondheidsleer worden miskend en geen voor zorgen van veiligheid worden genomen, moeten zelfs zijne kinderen op een leeftijd, waarop het voor hunne ontwikkeling nog zoo noodig is op de schoolbanken plaats te nemen, den geheelen dag mee aan 't werk worden gesteld ter vermeerdering van de inkomsten van het gezin, dan loopt de persoonljjkheid gevaar en kan ook zedeljjke demoralisatie niet uitbljjven. En naarmate in een staat het aantal grooter is, dat onder zoo ongun stige voorwaarden arbeid moet praesteeren, naar die mate staat het meer te vreezen, dat de arbei dersbevolking in ontwikkeling, kracht en zede- ljjkheid zal achteruitgaan. Waar dat gevaar ernstig wordt, kan het staats gezag geen onverschillig toeschouwer bljjven. Zonder een krachtige arbeidersbevolking is even min gezond volksleven denkbaar als zonder een welvarenden middelstand. Veel wordt dan ook reeds van staatswege ge daan om de algemeene zedelijke eD hygiënische voorwaarden, waaronder het geheele volk leeft en den maatschappeljjken strijd om het bestaan voert, te verbeteren; maar zou dan die staat ljjdeljjk mogen aanzien dat in werkplaatsen en fabrieken duizenden werklieden, niet alleen vol wassen mannen maar ook vrouwen en kinderen, genoodzaakt zjjn hun arbeid te verrichten onder omstandigheden, die de volkskracht ondermijnen en de volksontwikkeling belemmeren, ja in vele gevallen schier onmogeljjk maken Het gaat niet aan die vraag bevestigend te beantwoorden met een beroep op de wenscheljjkheid van vrijheid van handel en vrijheid van njjverheid. Uit het bijzonder karakter van het arbeidscontract vloeit voort de plicht van den staat zooveel mogelijk te zorgen, dat daarbjj de individualiteit, de per soonlijkheid der arbeiders niet worde aangerand, en dat niet ten bate van het egoïsme zedeljjkheid en familiebanden, leven en gezondheid van een groot deel der bevolking in gevaar worden ge bracht. Geheel zal dit ideaal nimmer bereikt worden, omdat aan de staatszorg op dit gebied natuurlijke grenzen zjjn gesteld. Waar van overheidswege voorschriften worden gegeven, daar is het dure plicht nauwkeurig toe te zien, dat het economisch raderwerk een kunstig werk van eeuwenlangen arbeid niet door onoordeelkundige beperkingen in zjjne beweging worde gestremd, en nog grootere gevaren in het leren worden geroepen. nader inzien een hutje bleek te zijn met een pus aan welker wip een steenen kogel gebonden was en een gebroken stuk jjzer. Het paard van den adellijken heer bleef een oogenblik staan en keek om zich heen, doch volgde weldra heel langzaam en bedaard naar de hut. „Kom nu binnen," zei Jes, terwijl hjj zijn last voorzichtig op den grond zette „dan zullen wjj er eens over praten, wat dit beteekent." Hjj bond het paard vast, duwde Terkei in de hut en sloot de deur. De leenheer keek om zich heen en zocht naar een stoel. Er was slechts een houten bank langs den muur en aan den overkant een lage legerstede; daar ging hjj liggen, nadat hjj zijn vest op de borst wat verder opgemaakt had. „Kom nu voor den dag met hetgeen gjj tot uw verontschuldiging te zeggen hebt, gij leeljjke straatrooverMaar verbeeld u niet, dat gjj uw leven daarmede redt; gjj zult tot pulver geslagen worden en door iederen man op mjjn goed ge- geeseld, eer ik u laat ophangen." Jes scheen voor al die bedreigingen niet ver vaard te zjjner lag diepe ernst en beslistheid op zjjn gelaat, terwjjl hjj sprak: „Edele heer Bork, voor zoover ik weet, waart gjj op weg naar Lundenaes om van middag voor de dorpsbewoners te spreken. Als dat geschiedt, is Hartvig Saxe verloren en van al zjjn rechten beroofdwant iedereen hier in den omtrek weet, dat niemand tegen u opgewassen is in het praten. Daarom moet gjj hier bljjven en van daag niet naar Lundenaes gaan." Vrjj algemeen wordt aangenomen, dat het laat ste het geval is, waar de staat zich wil bewegen op het gebied der loonkwesties en regelend wil inwerken op de wet van vraag en aanbod. Maar hetzelfde kan niet gezegd worden van maatregelen tot beperking van overmatigen arbeid en van toezicht op fabrieken en werkplaatsen in het belang van de veiligheid, de gezondheid en het welzjjn der werklieden. Hier is bjjna overal staatsonthouding uitzondering, staatstusschenkomst regel. Menschonteerende toestanden in groote centra van industrie hebben zelfs in landen, waar vrjjheid van handel het meest in eere is, den wetgever genoopt zeer ingrijpende bepalingen te maken tot bescherming van de persoonlijkheid der arbeiders, en ook Nederland heeft reeds in 1874 een eersten, zij het ook zeer bescheiden Btap op dien weg gezet. Toch mag men geen oogenblik vergeten, dat het een weg is, waarop men geen belangrijke schrede verder mag gaan, zonder eerst het terrein te hebben verkend en zonder te weten met welke belangen men daar in botsing kan komen. Met andere woordenfeitenkennis is onmisbaar. In ons land daarentegen bepaalt de staat zich nog altijd tot bescherming van kinderen beneden de twaalf jaren. Dat daarmede genoeg is gedaan, wordt door weinigen beweerd. De hoofdreden, waarom de ontwerpen van de ministers Modder man en Du Tour een zoo ongunstig onthaal von den, was dan ook, naar het schijnt, hierin gelegen dat ingrijpende maatregelen werden voorgesteld, zonder dat de regeering de wenscheljjkheidHen het nauwe verband met de bestaande toestanden met feiteljjke gegevens toelichtte. Op dien grond werd dan ook in het laatste voorloopig verslag voor alle» gevraagd„een grondig onderzoek, voor zooveel noodig gestaafd door statistieke op gaven, naar de werking der wet van 1874 en naar de misbruiken, welke ondanks die wet nog worden aangetroffen." Niet ten onrechte wordt echter zekerheid ver langd, dat geen enkele beperking der vrjjheid zal worden gedecreteerd, welke niet door werkeljjk bestaandejtoestanden en arbeidsverhoudingen wordt gewettigd, en dat rekening zal worden gehouden zoowel met de uiteenloopende belangen van de verschillende categorieën der arbeidersbevolking als met de zeer verschillende behoeften der talrjjke n jj verheidstakken Wil men in ons land dit deel van het sociale vraagstuk in verband met de eischen des tjjds, een stap nader tot oplossing brengen, dan is de aangewezen weg die gegevens zoo schieljjk en zoo volledig mogelijk bjjeen te zamelen. De voor stellers achten een parlementaire enquête daarvoor het meest geschiktdaar toch zal men de ver schillende betrokken belangen kunnen doen spreken op eene wjjze en met eene volledigheid, zooals die door een van regeeringswege ingesteld onderzoek niet licht te verkrijgen zou zijn. Waar zjjn de wettelijke voorschriften tot ver mindering van de gevaren, waaraan de werklieden „Ik," zei Jes en ging in zjjn volle lengte voor Terkei staan. „Doet gjj een stap buiten die deur, dan gebruik ik geweld, wat er ook van kome. Laat ons daarom de zaak in het kalme bespreken." Terkei antwoordde niet; maar zjjn bedrukt gelaat kreeg een kalmer uitdrukking, hjj vatte weer een weinig moed en begon te fluiten. Eens klaps rees hjj overeind, sloeg met zjjne sporen op het veêren bed en riep: „Wat gaat die zaak u aan, gjj ellendige landlooper En weet gjj wel, dat gjj uw meerdere voor u hebt?" „Dat weet ik best," zei Jes terwjjl zjjn onderlip trilde. „Ik heb dikwjjls genoeg hooren beweren dat er geen sterker man in Jutland wa# dan gij." „Zeg gerust in Eünen er bjj," verzekerde Terkei. „Als ik wilde smeet ik je daar in dien hoek en brak je armen en beenen; maar ik kan er niet tegen om mjj zoo veel te bewegen in de warmte en ik zou u ook voor geen geld met een vinger willen aanraken. Morgen zend ik den rentmeester hierheen, dan zullen wjj samen praten en eer de dag ten einde loopt is uw vonnis geveld." „Ik heb toch niet zooveel kwaad gedaan." „Gjj zjjt mjj te ljjf gegaan, mjj een adelljjk heer en een leenheer tevens." „Ik droeg u, opdat gjj u niet zoudt ver moeien met over de heide te loopen." uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid en welzijn in fabrieken en werkplaatsen blootstaan Ze ontbreken bjjna geheel of worden vrjj algemeen onvoldoende geacht. De inspecteurs van het ge neeskundig staatstoezicht zjjn bevoegd ook fabrie ken en werkzalen binnen te treden, teneinde uit het oogpunt van gezondheid naar bouw en inrichting onderzoek te doen, maar zelfs al werd van die bevoegdheid veelvuldig gebruik gemaakt, wat thans niet het geval is de werklieden zouden er toch weinig door gebaat worden, zoolang de inspecteurs niets kunnen doen dan adviseeren en het van de welwillendheid der ondernemers afhangt of deze hunne wenken willen opvolgen. Behoorden over geheel Nederland de patroons niet verplicht te zjjn om bij de inrichting van hunne gebouwen, loka len enz. althans aan de eerste hygiënische eischen te voldoen Intusschen, die verplichting bestaat niet, al zijn er vele patroons die zich vrjjwillig van haar kwijten. Al is het te voorzien, dat bjjvoorbeeld door ontwikkeling van giftige stoffen, zonder voldoende inrichting, het leven der werklieden gevaar zal loopen, tegenover den onwilligen, baatzuchtigen fabrikant staat het gezag in de meeste gevallen machteloos. Evenmin kan onder de bestaande wet de pa troon gedwongen worden tot het aanbrengen van de noodige veiligheidsmaatregelen. De noodzakeljjkheid van uitbreiding der staats zorg op dit gebied wordt dan ook schier door niemand meer ontkend, en dat zij desniettemin nog steeds op zich laat wachten, moet zeker weer grootendeels, zoo niet uitsluitend, worden toege schreven aan gemis van kennis der feiteljjke toestanden. Om tot een goede regeling te komen is het evenzeer noodig na te gaan, aan welke gevaren de werklieden in de verschillende takken van njjverheid het meeBt blootstaan, welke voor zorgsmaatregelen thans reeds vrjjwillig worden genomen en in hoever de klacht over hoogst gebrekkige inrichting der fabriekslokalen gegrond is, in hoeverre ook doorgemeenteljjke verordenin gen kan meegewerkt worden om een beteren toestand in het leven te roepen, welke wetteljjke voorschriften uit technisch, hygiënisch en zedeijjk oogpunt aanbeveling verdienen, wat noodig ig voor het uitoefenen van voldoend toezicht, en eindeljjk, hoe ver men met dit preventieve toezicht kan gaan zonder de industrie te veel te belemmeren. Het rapport van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond over een bjj de wet geregelden arbeidsdag is verschenen. Het is bewerkt door den heer B. H. Heldt. De eerste vraag door het centraal bestuur aan de afdeelingen toegezonden, luidde Acht gij het vaststellen van een normalen arbeidsdag noodzakelijk Deze vraag werd eenstemmig met „ja" beant woord. Wel vreesden enkelen voor tegenstand en wel bjj de werklieden zelf, maar men meende dat dit wel zou terecht komen. De arbeid is niet voor enkelen, maar voor allen en het beperken een ransel hebbenEn wat gaat Hartvig Saxe u aan? Hij heeft zich een zonderlingen makker gekozen „Hjj redde mjj van den dood, toen de strop reeds om mjjn hals hing. Toen beloofde ik dat ik het hem zou vergelden en zag wel dat hjj daarover lachte; hoe zou zulk een onbeduidend mensch als ik, hem iets kunnen vergelden? Maar ach 1 men wacht zjjn tjjd maar af, edele heerl Als het zoover is, doet men wat men kan en laat de rest aan onzen Lieven Heer over. „Hartvig Saxe heeft zwaar tegen mjj ge zondigd; hij joeg Turk een lading hagel in da borst." „Turk verscheurde Kip." „Wat drommelTurk had tanden gekre gen om te bijten, evenals Kip pooten om weg ta loopen; waarom gebruikte hjj die niet beter?" «Als gjj slechts wist, hoeveel mjjnheer Hart vig van u houdt, zoudt gjj niet zoo boos op hem zjjn. Nooit rjjdt hij in Oosteljjke richting zonder zich op zjjn paard om te keeren en naar Skjern te kijken, zoo lang het in het gezicht is. Onlangs hoorde ik hem aan mjjnheer Munk te Void borg vragen, of hjj ooit iemand gezien had, die zóo sterk was als mjjnheer Terkei Brok en zuchtende voegde hjj er bjj, dat was een goede tjjd, toen hjj en ik als vrienden leefden en hij zooveel bjj mjj aan huis kwam. Ik heb nooit iemand gekend die zoo knap is in het vertellen van kronieken en spookgeschiedenissen." (Slot volgt.}

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1