N° 188.
129-
ang!
1886.
Donderdag
12 Augustus,
Middelburg 11 Augustus.
Dit blad verschijnt dage!ij ks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
Op welke wijze dient het professioneel
onderwijs voor den handwerksman
in Nederland ingericht
Toespraak, gehouden door den heer
W. C. METZELAAR,
ingenieur en lid der commissie, door de
Maatschappij van bouwkunst benoemd tot
het onderzoek van die vraag.
MIDDELBIIRGSCHE
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: P. van dee Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen"W. A. van Nieuwenhuijzen, te Terneuzen: A.van dee Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dauise Cie., John F. Jones, opvolger
De vraagWelke eischen dient men te stellen aan
een goede regeling van vakonderwijs voor handwerks
lieden werd in den laatsten tjjd in ons vaderland
druk besproken, niet het minst door de bouw
kundigen, ten opzichte van het onderwijs voor
de bouwambachten.
Wij mogen het zeker een gelukkig verschijnsel
noemen, dat die vraag heel wat gemoederen en
pennen in den laatsten tjjd in beweging bracht,
want het toont belangstelling, en geeft bljjken
dat de waarde van een goede handwerksnjjverheid
niet gering geschat wordt.
Als zoo vele vakgenooten, heb ook ik getracht,
die vraag te beantwoorden. Ik deed dit daarom,
omdat naar mijne meening de bestaande toestand
onvoldoende en in vele opzichten verkeerd is;
omdat ik voorts geen vrede vond bij een uit
sluitend afbrekende critiek, maar het plicht achtte
in een bouwmeester daarnevens ook opbouwend
werkzaam te zjjn, en alzoo aan te geven, hoe
verbeterd moest worden.
Laat het mij vergund zjjn een paar der voor
naamste eiscüen van ambachtsonderwjjs voor
jeugdige handwerkslieden hier nader te bespreken.
Een eerste eisch is m. i. dan al dadelijk, dat
dit ambachtsonderwjjs zooveel mogelijk overal
verspreid, bjjna overal binnen het bereik van den
handwerksman, worde gebracht.
In dit opzicht verschilt het al dadeljjk van het
hooger professioneel onderwijs, aan academies en
Pol. school gegeven. Wie daarvan gebruik maakt,
kan zich meestal ook de kosten van verplaatsing
gedurende den studietjjd getroosten. Maar de
ambachtsstand en wat daarmede gelijkstaat, kan
zjjn zonen niet van huis zenden, en kostgeld voor
hen betalen; hij moet het onderwjjs vinden öf
in de plaats zjjner inwoning, èf z«jo nabjj, dat de
jongens dageljjks zich toch eiken avond naar de
school zonder al te veel moeite begeven kunnen.
Dat nu zou vrij wel bereikt worden, als er
ambachtsscholen werden opgericht in alle ge
meenten van ons vaderland met een bevolking
van 8000 zielen en daarboven. Zulke gemeenten,
ten getale van 66, zjjn in ons vaderland grooten-
deels zóo gelegen, dat zjj als 't ware tevens de
centra zjjn van de meeste in ons dichtbevolkt
land gelegen dorpsgemeenten. Daardoor zou dan
aan het bjjna algemeen verkrijgbaar zjjn van
ambachtsonderwjjs werkelijk weinig ontbreken.
Een tweede eisch, evenzeer billjjk te noemen,
is, dat deze ambachtsscholen zooveel mogelijk
zonder eenig onderscheid allen ambachten ten goede
komen, die in hare omgeving worden beoefend,
zoodra slechts het aantal leerjongens dat voor elk
ambacht in het bjjzonder verwacht kan worden,
een zeker, laag te stellen minimum overschrjjdt,
onverschillig of dit bouwambachten zjjn of andere
handwerken. Deze eisch zal wel geen nadere
toelichting behoeven.
Een derde eisch nu volgende is deze, dat al
die ambachtsscholen, avondscholen en wel vointer-
avondscholen zullen zjjn.
Hiermede zjjn we tevens in eens in het hart
der onderwijskwestie aangeland.
Laat ons, om het onvermjjdeljjke van dezen
eisch goed te begrjjpen vooraf eens een blik slaan
op onze maatschappeljjke toestanden.
Beginnen we daartoe bovenaan, met de rjjke
lui, of hooge standen.
Van dezen kan gerust gezegd worden, (bedenkt
dat wjj in het algemeen spreken) dat zij niet
behoeven te vragen en angstvallig behoeven na
te gaan, wanneer hun zoons geld gaan verdienen,
en financieel van de ouders onafhankeljjk worden.
Bekjjken we echter den op hen volgenden
stand, den gegoeden burgerstand dan wordt de
zaak al aanstonds wat anders; hier zullen b.v,
yre 1 een of meer zoons behoorljjk kunnen etudee
ren, maar na afloop der studie niet lang meer op
's vaders bijstand kunnen rekenen, en voor zich
zelf moeten zorgen.
De gewone burgerman echter, nu aan de beurt,
kan aan het bovenstaande meestal niet meer
denken. Zjjn jongens moeten b.v. volstaan met
een opleiding H.B.&. met 3jarigen cursus, dan
leeren voor officier, telegraphie, postergen, enz.
enz. Meestal echter op 19 Èl 20 jarigen leeftijd
moeten de jongens zoo goed als geheel zichzelve
bedruipen.
De kleine burgerman, die nu volgt, kan zoo ver
niet eens komen, of hjj gaat boven zjjn krachten.
Zjjn jongens kunnen slechts tot 14 a 15 jarigen
leeftjjd op school bljjven, moeten dan naar een
handels-of ander kantoor, in een winkelzaak, bij
een of andere administratie, altijd onder beding
van dadeljjk verdienen, eerst wel wat minder,
doch zeer spoedig genoeg voor zichzelven.
En nu komen we aan den handwerksstand, een
stand waarin over 't algemeen ook vrjj wel bo
vendien de talrjjkste gezinnen te vinden zjjn.
Welnu, hier is men werkelijk big, als de jongens
tot hun 12 a 13 jaar de lagere school kunnen
afloopen. Maar dan is het uiterste gedaan, en
komt de tjjd van meêverdienen ook dadeljjk aan.
Zoo heeft men het logisch verband, dat bjj
daling op den maatschappelijken ladder, een steeds
jeugdiger leeftjjd, waarop geld verdiend moet
worden, noodzakeljjk wordt.
Men moge dit betreuren, de werkeljjkheid
is niet anders, en met die koude werkeljjkheid
moet rekening gehouden worden.
Daaruit volgt, dat het bezoeken van ambachts
scholen, dat op 12 a 13jarigen leeftjjd begint,
het geld verdienen niet in den weg moet staan.
Dit nu is alléén mogeljjk met een avondschool,
meer bepaald met een winteravondschool.
Werden de ambachtsscholen dagscholen, het
zou geljjk staan, met deze inrichtingen onverbid-
delljjk voor een zeer groot gedeelte van den
handwerksstand ontoegankelijk te maken, juist
voor de minst bedeelden, waarvoor zjj in zeker
opzicht het noodzakelijkst zjjn of die in alle
gevallen het meest aanspraak op hulp hebben.
De ervariDg in ons vaderland met dagscholen
opgedaan, strekt hiervoor tevens ten bewjjze; in
de allereerste plaats de geschiedenis der burger
dagscholen. Deze scholen moesten, volgens de wet
op 't middelbaar onderwjjs, worden opgericht in
alle gemeenten boven de 10.000 zielen en waren
bestemd voor den kleinen burgerstand en hand
werksman. Yele gemeenten, zelfs zjj die anders
bovenaan staan in uitgaven voor volksonderwijs,
durfden deze scholen niet aan en wisten uitstel
op uitstel van de regeering voor hare oprichting
te krjjgen. Slechts vijf gemeenten gingen ertoe
over; maar met zeer weinig succes. Het waren
Amsterdam, 's-Gravenhage, Utrecht, Groningen en
Leeuwarden. Na een allerkwjjnendst bestaan
zjjn de vier eerste alweer lang dood, en ligt de
vijfde op sterven. De Haagsche burger-dagschool
telde als maximum 61 leerlingen en eindigde met
37, De school in 't volkrijke Amsterdam had
hoogstens 76 leerlingen, en eindigde met slechts
36, zoo ging het naar rato overal.
Wijlen de inspecteur van het middelbaar
onderwjjs, dr Stejjn Parvé, moest dan ook al
spoedig openljjk in zjjne officieele rapporten er
kennen, dat de proef met de burger-dagschool
geheel mislukt was.
Nu zou men echter hiertegen als bedenking
kunnen aanvoeren, dat die mislukking niet zoozeer
lag hierin, dat men hier met dagscholen te doen
had, dan wel dat de programma's dier scholen
niet deugden, Maar tot mijn spjjt kan dit argu
ment niet toegegeven worden. De burger-avond
scholen dier zelfde wet trokken, met bjjna geljjk
program, betrekkelijk veel meer leerlingenmaar
ook andere inrichtingen en wel de bestaande
ambachts-dagscholen, geven, wat het schoolbezoek
aangaat, alles behalve stof tot tevredenheid aan
hun ijverigste voorstanders en bevorderaarsen
hier toch heeft men, met opoffering van zeer veel
geld, belangrjjke subsidies, met lage schoolgelden
en zeer ruime vrjjstelling daarvan, met plechtige
prjjsuitdeelingen en programma's geheel voor den
nandwerkstand berekend, alles wat de werklieden
begeeren kunnen.
De Rotterdamsche ambachtsschool b. v. begon met
235 leerlingen, had in het 2e jaar 246, doch daarna
is zjj weer sterk gedaald, eens zelts jot 148, en zweef
nu, niettegenstaande kolossalen aanwas van be
volking dezer gemeente om en om 170 leerlingen.
Achteruitgang dus, niettegenstaande uitmuntend
bestuur, goede leeraren en jjverigen directeur.
Die hooge cjjfers der 2 eerste jaren laten als
't ware tevens zien, dat de ambachtsschool na 2
jaar werken» en een eerljjke proef, gedurende dien
tjjd, door vele handwerkslieden met haar genomen,
als niet van hunne gading werd beschouwd en
veler sympathie verloor.
Dit cijfer van 170 leerlingen is voor Rotterdam
veel te gering, evenals dat van 130 voor de
Haagsche en 150 voor de Amsterdamsche
ambachtsscholen, vooral dit laatste. De avond-
teekenscholen in die plaatsen daarentegen met
cursussen die veel minder uitsluitend voor den
ambachtstand zjjn ingericht, tellen veel meer
handwerkslieden onder hun leerlingen.
Tot avondscholen en nog wel winteravond-
scholen moet men dus besluiten, 's Zomers na
lange werkdagen zjjn de jongens te vermoeid,
's winters bjj korter werkdag gaat het leeren
beter en behoeft er geen loon of bjjna geen loon
ontzegd te worden tot bezoek der school.
Hieraan nu vasthoudende voor de algemeene
inrichting d^ ambachtsscholen, wordt een ander
gewichtig pu*t als van zelve beslist, dit nl. of
men op de ambachtsscholen ook onderwjjs in de
handgrepen met het gereedschap, in de zooge
naamde praktijk van het ambacht, geven moet.
Het antwoord luidt, neenen wel omdat het
theoretisch vakonderwjjs op de school moet vóór.
gaan, en dit alleen reeds allen beschikbaren tjjd
gedurende den leertjjd, die van 't 13e18e jaar
gesteld mag worden, in beslag neemt.
Doch ook op financieele bezwaren, zou dat
practisch werken, op school algemeen ingevoerd,
zeer zeker afstuiten. Onpartjjdige berekeningen
toch hebben doen zien, dat de kosten veel meer
dan verdubbelen, en dit practisch werken een
algemeene ruime verspreiding van ambachtsonder
wjjs dus zeker in den weg zou staan, wat niet
toegelaten mag worden. Hiernevens Staan nog
andere bezwaren, die zeker mede in aanmerking
mogen komen.
Zoodra men toch zich blijft bepalen bjj het
algemeen theoretisch vakonderwjjs worden alle
ambachten op gel jj ken voet behandeld.
"■Die gelijkheid verdwjjnt geheel en al zoodra
men overgaat het practisch vakonderwjjs in te
voeren. Dit kan voor enkele ambachten zeer goed
op een school onderwezen worden, voor andere
echter veel minder, voor sommige in het geheel
niet. Smeden en meubelmaken, om eenige voor
beelden te noemen, vallen onder de eerste categorie
timmeren valt onder de 2e, terwjjl metselen,
steenhouwen, stucadooren, behangen en zoovele
andere weer onder de laatste categorie vallen,
van alle ongeschiktheid voor scho.olonderwjjs, wat
de praktjjk betreft.
Er heeft dan alaoo sterke bevoorrechting plaats
van het eene ambacht boven het andere, eene be
voorrechting, die alles behalve gel jj ken tred houdt
met de belangrijkheid der ambachten, en due ook
daarom zeer ongemotiveerd, en niet te verdedigen is
Bovendien, men moge zeggen wat men wil,
maar sc/(oo/onderwijs in de praktjjk staat verre
ten achjer bjj opleiding in de werkplaats zelve.
Dit staat als een paal boven water zoo lang het
bekende spreekwoordleering,en wekken, maar
voorbeelden trekkenals waar erkend zal bljjven.
In de werkplaats ziet de jongen van de oudere
knechts voortduren het werken af, leert hij de
loopjes der praktijk als van zelve,, ziet hg steeds
hoeveel hg te kort schiet in vlugheid en handig
heid al te maal krachtige prikkels tot aanspo
ring om zich hoe langer zoo meer te bekwamen.
Die krachtig trekkende voorbeelden ontbreken
in de school geheel.
Door de vooratanders van de ambachts-dagscho
len wordt verder tot verdediging harer oprichting
hoog opgegeven van de ontaarding der werkplaats,
zoodat zjj geen goede opleidingsplaats meer zou
zjjn voor onzen jongen handwerksman.
Maar wij mogen hier wel vragenis die kwaal,
als zjj al bestaat, wel zoo algemeen onder alle
ambachten verspreid om daardoor alléén de op
richting van veel kostbaarder en met het maat
schappelijk verband in conflict komende ambachts
dagscholen te rechtvaardigen Ik geloot dat het
antwoord beslist ontkennend moet zjjn. Bovendien
vergete men hierbjj niet dat de jongens in de
eerste jaren op 12, 13 tot 14 jarigen leeftjjd in
de werkplaats werkzaam, daar ongeveer het dub
bel aantal uren verbljjven van dat der jongens
op de ambachtsschool op denzelfden leeftjjd en
het dus pedagogisch zelfs goed is, in allen gevalle
zonder schade voor den jongen geschieden kan,
dat eenige uren, zelfs de helft er van, worden ge
bezigd voor minder ingespannen arbeid, en zoo
noodig met het doen van een boodschap voor den
baas, iets wat sommige voorstanders van ambachts
dagscholen zoo afschuweljjk en ongelukkig voor
de jongens vinden 1 Zullen zjj daarvan bederven
vragen wjj.
Er is meer; ambachtsdagscholen, zoo als thans
bestaan, hebben meest alle een driejarigen cur
sus, en laten dus het onderwjjs van den jongen
los op 15 en 16 jarigen leeftjjd. Juist den tjjd
waarin de jongen eerst recht begrip krijgt van
zijn vak, dat vak gaat doorzien en leert liefheb
ben het is jammer het leeren dan af te breken.
Den schooljongen, dan tevens voor 'teerst kennis
makende met de praktijk der werkplaats, zoo
geheel anders als die der school de werkplaat»
met zijn voortdurende herhalingen van hetzelfde
werk, langeren werktjjd en grootere vermoeienia
dien jongen valt het ambacht in de werkeljjk
heid tegen en hij vindt zich theoretisch veel te
bekwaam voor zulk een handenarbeid. Van daar
stof te over voor een geest van misnoegen, dik-
wjjls waar te nemen, dien de jongen, opgeleid op
de werkplaats met bezoek der avondschool, niet
ondervinden zal. Bjj hem toch houdt tot rijperen
leeftijd theorie en praktjjk meer geljjken tred.
Ontaarding der werkplaats beweert men. Maar
als men de personen, die zoo spreken, en het
schoolonderwjjs in de praktjjk zoo noodzakelijk
vinden, vraagt, waarom zjj dan nog jongens hou
den, of de jongens niet op de werkplaats in
de gelegenheid stellen meer te leeren, en hen
minder met futiele zaken ophouden; waarom
zjj b. v. niet liever de ouden van dagen onder
de knechts, die een half genadebrood eten, ge
bruiken voor de vele werkzaamheden, welke thans
door leerjongens worden verricht, dan kjjken ze
vreemd op, verklaren de uitvoering van dit denk
beeld voor onmogeljjk, en bepleiten dan zelve
het behoud en de onmisbaarheid van jongens in
de werkplaats. Hierin nu ligt zeker de schrome-
Ijjkste inconsequentie, en de krachtigste veroor
deeling van hun eigen fraai klinkende theorie
van opleiding buiten de werkplaats.
Er zjjn, dit geven wij hun toe, zeer zeker am
bachtsbazen, die de leerjongens exploiteeren op
een alles behalve te verdedigen wjjze, er zjjn
onder dezen stand, evenals in eiken anderen stand,
egoïsten van de grofste soort, maar naar ben
mete men toch in Godsnaam den geheelen bazen-
stand niet at. Men zende daarheen de jongen»
eenvoudig niet. Er zjjn er Goddank nog genoeg
andere, die de wezenljjke belangen der jongen»
aan hun zorgen toevertrouwd niet over het hoofd
zullen zien, ja veel voor de jongens overhebben.
Acht ik alzoo in beginsel het allerwege op
richten van ambachtsdagscholen verkeerd, dan i»
daarmede niet gezegd dat ik daarom op het
oogenblik de opheffing van al de bestaande in
richtingen van dien aard zoude wenschen. Der
Mohr hat seine Schuldigkeii gethan, der Mohr kann
gehen, past niet te zeggen tegenover eenige in
richtingen in ons vaderland: zooals o. a. de am
bachtsscholen te Amsterdam,Rotterdam en 'b Hage
die tal van jaren reeds, zjj het ook op hare wjjze,
tegemoet gekomen zjjn aan gebrek in ambachts
onderwjjs door particulier initiatief zijn gesticht,
en min of meer worden onderhouden. Dat zou
ondankbaar zjjn, en ondankbaar mogen we niet
wezen.
Trouwens in deze groote gemeenten zoo even
genoemd, is er plaats voor hen naast talrjjk be
zochte goed ingerichte ambachts-avond scholen
maar ambachtsdagscholen in kleinere plaatsen al»
Kampen, Zwolle, Harlingen, Deventer, Goes, Mid
delburg enz., zjjn niet te verdedigen en behooren
boe eerder hoe beter te verdwijnen, voor zoo ver
zjj reeds aanwezig zjjn, of, waar zjj niet bestaan
moet van bare oprichting worden afgezien. Zjj staan
het oprichten en onderhouden van algemeen
bruikbare ambachts-avondscholen bepaald in den
weg; en doen aan meer ambachten schade, dan
zjj anderen nut doen.
En nu de programma's der seholen Hier geldt
de eisch dat zjj allereerst zóó eenvoudig mogeljjk
zijn moeten. Alles wat er geleerd wordt, moet
zooveel mogeljjk in onmiddellijk verband met het
ambacht gebracht wordendan bljjft de belang
stelling der jongens verzekerd.
Voortgezet onderwjjs in geschiedenis, aardrjjks-
kunde, voorts staatsinrichting, scheikunde en
dergeljjke vakken, hoe fraai ook op zich zeiven,
en thans voorkomend op het programma der bur
geravondscholen moeten onverbiddelljjk geweerd
worden.
Het lezen en schrijven worden er onderhonden
met opstellen en brieven over het ambacht, het
rekenen, zoo veel mogeljjk met toepassingen op
het ambacht, uitgebreid tot en met de kennis
van die stel- en meetkunde, welue voor de praktjjk-
noodig is. Vaardig uit het hoofd leeren rekenen
is mede aanbevelenswaard. Onderricht in hand- en
rechtljjnig teekenen worde gegeven, alleen voor
zoo ver dat noodig is, om een geoefend oog ejj