I aangename verrassingen, dan geeft zg .althans I eenigen waarborg tegen uitbuiting bij overrom- I peling. Ik bezig deze uitdrukkingen .niet ge- I dachteloosintegendeel ik ben overtuigd, dat zg I niet te sterk gekozen zgn. Men kan znlk een I wetsbepaling uitbreiden tot alle vakken, tot fa- I brieksbedrijf en landbouw, in één woord tot alle I werklieden, zonder iemands individueele vrgheid I te kort te doen, en de arbeidersverenigingen I zouden daarin waarscbgnlgk een welkom aan- I grijpingspunt vinden, om de pogingen door haar I tot verdere regeling en organiseering van den I arbeidsdunr in het werk te stellen. Daarbij wordt I dan tevens aan werkgever en werkman alle vrij- I heid gelaten, om met elkander over langer arbeid I overeenkomsten aan te gaan. werkman wilde doen overwerken, ten nadeele zijner gezondheid, dan zon ik meenen dat zij daarmede zelve aan haar vorig argument alle be teekenis ontneemt, want zij heeft daarmede be wezen dat de volksmeening, waarop zij als tegen- Btander zieh meende te beroepen, juist sterk vóór de regeling zelve gestemd is, en dat zij, die zich tegen de wettelijke wijding van dit beginsel ver zetten, met de openbare meening in strijd zijn moesten. Niet degelijker is haar bewijstrant, wanneer zij zich op het gevoelen van een arts beroept, om te betoogen, dat de schadelijke invloëfl van den arbeid in fabrieken alleen van de beschikbare ruimte en ventilatie, niet ook van den duur van den arbeid afhankelijk is. Het behoeft in den tegenwoordigen tijd vooral geen betoog meer, dat in overwerken een gevaar voor de gezondheid is gelegen, en daaruit allernadeeligste gevolgen kannen ontstaan. Geen arts ter wereld, die deze opvatting kan weerleggen; de vraag is slechts tegen hoeveel uren arbeid per dag het lichaam bestand is. Wettelijke waarborgen, zegt de minderheid verder, hebben niet zooveel waarde voor de ar beiders, als datgene, wat zij zich zeiven weteB te verschaffen, te veroveren „aus eigener freier Krap". Groote woorden, dunkt mij, want hoe zullen zij dit veroveren, wanneer zij ieder voor zich den strijd te strijden hebben? De geschie denis van zulke veroveringen is alles behalve verkwikkelijk, allerminst voor hen, die, evenals bedoelde tegenstanders, aan deze ontwikkeling der eigene kracht niet willen tegemoet komen met behulp der wet. Juist wettelijke bepalingen als hier besproken, zijn bet doel dat de werk lieden najagen, en men bewijst hun een slechten dienst door hun de bereiking van dit doel te onthouden, om hun de voldoening te schenken, zeiven nu en dan dezen of genen fabrikant met bebnlp van werkstakingen te dwingen tot het verkorten van den arbeidstijd. Maar de vraag heeft een ruimere beteekenis dan het belang van den arbeider zeivenhet belang der geheele maatschappij is er in betrok ken; het belang der industrie in het algemeen raakt de bronnen van bestaaD, de vervulling der economische behoeften van het volk. De industrie zou te gronde kunnen gaan door de middelen zelve, die men wil in toepassing brengen om het lot harer dienaren te verbeteren. Hier staan de tegenstanders op vaster bodem, en indien zij be wijzen knnnen, dat de industrie inderdaad door de beperking van den arbeidsduur in gevaar komen zal, hebben zij het pleit reeds half gewonnen; bij dit pleit toch is alleen van fabrieksarbeid sprake, niet van huis- of anderen arbeid. De industrie, die met samengestelde werktuigen arbeidt, kan inderdaad geen beperking velen, zegt strww TVau gvlrard "aen&Tt e,1 "flatiWiteiïr igWu uïa nagekomen, en daarvoor is uitzetting van den arbeidstijd nu eu dau noodzakelijk. Toegestemd dat veel van den industriëel wordt gevergd, wanneer men hem op straffe van boete dwingt, zich in dit opzicht te beperken, toch is het dui delijk, dat zekere grenzen in geen geval mogen overschreden worden,? en even zeker is het, dat maar al te dikwijls ook de niterste grens over schreden wordt, en het eind den last draagt, niet voor den fabrikant, die de opengevallen plaatsen gemakkelijk kan aanvullen, maar voor den werk man, die er de gezondheid bij inschiet. De com missie bewees hiermede dus iets te veel. Maar sterker klemt het argument van de eischen der indn8trie wanneer men bedenkt, dat vele takken van bedrijf het niet in de hand hebben, de drukte over het jaar te verdeelen, maar ge heel afhankelijk zijn van het seisoen, van de mode, van warmte of koude, enz. Belang hier tegw""*- v "a ","v,ou uua vragen, «ei* algemeen belang het grootste is: dat van de massa der werklieden, of dat van de maat schappij, als geheel genomen. De werklieden zelve toch hebben ook groot belang bij den bloei der industrie, en menigvuldig zijn de voor beelden van kwijning of vernietiging der be staansmiddelen juist ten gevolge van de eischen der medearbeiders. En hun eischen treden dik wijls dan het sterkst op den voorgrond, wanneer de algemeene toestand het slechtst is en de wel vaart reeds kwijnt. Wel weten zij menigmaal voor een werkstaking dat oogenblik te kiezen, waarop tal van bestellingen hnn hulp het minst j ontbeerlijk maken, maar dikwijls stellen zij bun eischen ook dan hoog, wanneer vermindering van welvaart hen prikkelt tot verzet. Wil men nn al deze zg, practische gronden aan de werkelijkheid toetsen, en wendt men den blik naar Engeland, dan, wij zagen het reeds, leert de ondervinding eensdeels, dat de werkgever aldaar zich in het onvermijdelijke weet te schik ken, anderdeels dat de gevolgen van den korten I arbeidsduur zich heilzaam doen kennen in de I ontwikkeling van den werkman, die meer en beter arbeid levert in de week van 56J uur, dan I zijn Fransohe broeder in de week van 72 uur. I De kracht van dit argument wordt aanmerkelijk versterkt door het feit, waarop mr. Kerdijk met nadruk de aandacht vestigt: in het verslag der I minderheid wordt met geen woord gerept van de eigen ervaring der Zwitsersche industrie, in het kanton Glarus reeds opgedaan. En dit met reden, I want die ervaring leert dat Glarus' katoenin- I dustrie door de beperking van dra arbeid tot U I uur per etmaal, gedurende 10 4 12 jaar, geen schade had geleden en de proefneming der be perking dus uitstekend gelukt was. Nog èen argument van de minderheid der Zwitsersche commissie blijf ons over ter bespre king. De individueele vrijheid zou schade Ijjden door de beperking van den arbeidstijd. De Staat heeft niet het recht den enkele te dwingen, een deel van zijnen kostbaren tijd ongebruikt te laten. Geen bewijsgrond heeft in ons land meer kracht dan deze: de individueele vrijheid staat hier;zoo hoog aangeschreven, dat iedereen daaraan het recht meent te mogen ontleenen, het algemeen belang te verwaarloozen voor zijn nietig eigen belang. De bepaling vaa het Zwitsersche ontwerp, waartegen de commissie zich verzette, verbiedt den werkman, meer dan het bl) de wet bepaalde getal uren aan den geregelden fabrieksarbeid te wijden. Hem wordt echter niet verboden, elders zijn vlijt aan te wenden, en hieruit volgt onmid dellijk, dat de fabrieksarbeider, waar hij beschikt over een klein lapje grond bij zijn woning, tijd overhoudt tot het bebouwen van zijn grond, tot het in orde houden van zï)b tuin, evenals tot het verrichten van het noodige binnenshuis. Ik behoef er wel niet op te wijzen, dat zoodoende een toestand kan ontstaan, waardoor het lot van den werkman hemelsbreed verschilt van wat het thans iu de groote steden is en waardoor het leven voor hem in aantrekkelijkheid wint, voor zijn gezin inderdaad vreugde kan opleveren. Maar de idyllische toestand van den fabrieks arbeider-landbouwer of tuinder moge in enkele kleinere plaatsen langzamerhand nit eenige voor beelden aanschouwelijk zijn geworden, der over- groote meerderheid is die levensvreugde niet ge schonken. Wij hebben dus ook, en in de voor naamste plaats, te letten op den fabrieksarbeider stedeling, en merken dan op, dat dezen evenals allen bij de Zwitsersche wet wél werd verboden, met zijnen werkgever over meer werkuren tegen meerder loon overeen te komentegen dit verbod kwam de commissie voornamelijk op, en het komt mij voor dat deze bepaling ook bij ons te lande op ernstigen tegenstand zou stuiten. Maar niet alleen omdat 'thier een der duidelijkst geteekende karaktertrekken van ons volk geldt, ongetwijfeld samenhangende met den trek van zuinigheid, die, hoewel ten gevolge van langdurige welvaart min der scherp geteekend, mede een der hoofdtrekken onzer volksphysionomie uitmaakt niet alleen daarom, maar ook op algemeene gronden houd ik deze tegenwerping voor de allergewichtigste, welke wij ontmoeten kunnen. Ook hier echter dient te worden onderscheiden. Bepaling van den arbeidsduur bij de wet is denkbaar ook zon der dwang; dan beteekent zij niet beperking, maar eenvoudige bepaling van den arbeidsdunr JJve^eenk^mst; dan I Men kan verder gaan, en bepalen dat zelfs I bij opzettelgke overeenkomst da afwisseling van I n-haïB on non mat aan zekeren bg de wet be- I paalden norm moet beantwoorden. Deze norm, I eerst zoo weinig mogelijk ingrijpende in de be- I staande toestanden, ware langzamerhand te wij- I zigen en in verband te brengen met de eischen I van verschillende vakken en industrieëndit I alles met de grootste voorzichtigheid en na be- I hoorlgk onderzoek te regelen. Maar zoover te I gaan dat de huisarbeid, de arbeid van den zelf standigen werkman en kleinen baas ook aan banden I gelegd worde, dat acht ik in de eerstvolgende halve eeuw hier te lande onbereikbaar en, het volkskarakter in aanmerking genomen, ook niet wenschelgk. De Zwitsersche wet bepaalt zich tot den arbeid in fabrieken ik ben evenwel geenszins over tuigd, dat zulk een wet in de eerste plaats voor fabrieken noodig is, althans in ons land. In vele neringen, in vele takken van handel, in vele bedrijven wordt meer misbruik gemaakt van de krachten der werklieden, dan juist in fabrieken, waar in elk geval de duur van den arbeid aan vaste regelen is gebonden. Mij zijn voorbeelden bekend van zoodanig misbruik in dit opzicht ten onzent, dat ik geen oogenblik aarzel den wensch uit te spreken dat daaraan zoo spoedig mogelijk een einde worde gemaakt door de wet. Een bakkersknecht, dien ik persoonlijk ken, blijft bv. elke week van des Vrijdagsavonds te II uren tot des Zaterdags te middernacht aan éen stnk aan den arbeid; het is bek end, dat ov.r het algemeen van de bakkersknechts veel gevergd wordt. Een ander werkman, te Amsterdam, die negen gulden in de week verdient, is daar voor in touw met sjouwen en pakken van 'smorgens zes oren tot avonds negen turen, maar in den drukken tijd werd de arbeid somtijds verlengd tot 1 uur des nachts, en de overuren worden hem niet betaald; de Zondag is voor hem inden drukken tijd niet vrij, doch wordt afzonderlijk betaald. Dat niet voor fabrieksarbeiders alleen en mis schien zelfs voor hen niet in de eerste plaats moet gezorgd worden, waar het geldt te waken tegen de schadelijke gevolgen van het overwerken, werd ook in Engeland onlangs bewezen, door de aanneming van de door Sir John Lubbock inge diende „Shop Bows regulation bill". Het werd bewezen, dat o. a. te Londen de jonge helpers in winkels gewoonlijk werkzaam zijn van half negen 's morgens tot halftien of later *s avonds, en des Zaterdags tot twaalf of éen uur 's nachts. Hun etenstijd is dikwijls beperkt tot vijftien of twintig minuten, en op drukker dagen wordt het eten dikwijls half genuttigd. Ia aansluiting aan de Factory and Wbrkshopact" is nu bepaald, dat ook in winkels de werktijd voor jeugdige personen zal beperkt zgn, en wel tot 72 uren 's weeks. Het heeft heel wat voeten in de aarde ge had, eer deze wet werd aangenomeneen enquête bad plaats, en het bleek dat in het algemeen zij, die een vervroegd sluitingsuur der winkels wensch- ten te zien vastgesteld, deze wet een stap in de goede richting achtten, hoewel de leden der Early Closing Associationzelve de wet be streden, in de meening, dat door de aanneming de vervulling van hunne wensch en doel, alge meen vervroegde sluiting der winkels, nog langen tijd zou uitblijven. Het is natuurlijk voor ons niet mogelijk, de gevolgen dezer wet nu reeds te overzien, doch wel mag bier worden herinnerd dat de factory- acUd, die ook den werktijd alleen van jeugdige personen en vrouwen regelt, feitelijk grooten iD- vloed beeft op den werktijd in het algemeen en al die vakken waarin de arbeid der beschermden (kinderen en vrouwen) in nanwen samenhang stond tot dien der onbeschermden (volwassen mannen). Dergelijk gevolg is ook van de Shop Hoursbill te voorzien. Tegenover feiten, als in Engeland aan den dag gebracht, en ook bij ons geen zeldzaamheid, ver liest elke redeneering, dat de werklieden door eigen kracht hunnen toestand moeten verbeteren zonder daarin door de wet te worden geholpen, haar beteekenis. De juistheid der meening dat de medewerking der wet noodzakelijk is voor verbetering in dit opzicht, treedt nergens duide lijker in het licht, dan in de geschiedenis van den strijd over den arbeidsduur in de Vereen. Staten van Noord-Amerika. De arbeidersbeweging, die in N.-Amerika van 1830 dagteekent, heeft tot haar allervoornaamste doel het bereiken van den beperkten ar- M v O 7 UOWl/UU UtAwtlA tuil dusverre geen succes gehad, en alle krachten der werklieden scharen zich rondom de vaan der hervormingspartij op w ettigen grond slag. Hiermede is gezegd, dat voor het ver krijgen van den beperkten arbeidsdag met de vereende krachten van alle werklieden voor alle staten wordt gearbeid. In 1834 werd een alge meene werkmansbond opgericht, aan welks be stuur een jaar later door de stedelijke regeering van Boston het gebruik eener publieke zaal werd geweigerd voor de bespreking van de invoering van den 10-uurdag. Het volgende jaar werd een groote schoenmakersvereeniging door den rechter na een geruchtmakend proces in het ongelijk gesteld, omdat zij werklieden van den arbeid trachtte uit te sluiten, die niet tot hare leden behoorden. Deze beide mededeelingen zijn vol- loende, om de stelling der regeerende machten tegenover de arbeidersverenigingen aldaar dui delijk te maken. De algemeene werkmansbond organiseerde van 183540 verschillende werkstakingen, doch kon den 10-uurdag daarmede niet Ingevoerd krijgen. In 1840 vonden de eiscben der werklieden eenig gehoor bij de regeering der unie, die den lOuur- dag op alle staatswerkplaatsen invoerde, doch vier jaren later werd deze maatregel reeds niet meer nageleefd. In de jaren van 1850— 60 werd in sommige staten de 10-nur dag als normaaldag erkend, met dien verstande, dat voor elke andere overeenkomst tusscben werkgever en werkman gelegenheid bleef. De regeling gold dus geenszins den arbeidsduur, om dien tot 10 uur te beperken, gelijk wij zagen, dat dit in Zwitserland het geval is, maar daarmede werd alleen wettelijk bepaald dat dit bedoDgen weekloon stilzwijgend betrek king hebben moest op 60 uren arbeid, tenzij tusschen partijen iets anders uitdruk kelijk ware bedongen. Vijf jaren later, in 1865, was nagenoeg overal behalve in de textiel-industrie der Noordelijke Staten, de 10-nur dag op deze wijze wettelijk ingevoerd, en van dit oogenblik werd door de national labour Union de 8uur-dag met de meeste hardnekkigheid geëischt. Het tijdstip voor de instelling van deze vordering viel samen met den algemeen gedrukten toestand van handel en nijverheid, tengevolge van den burgeroorlog en de uitgifte van papieren munt, een tijdvak van lage loonen en hooge prijzen van levensbe hoeften. Toch had de beweging ook nu weder een gunstig gevolg, het eerst brj de regeering der unie, die reeds driejaren later (1868) den 8»uur dag als regel stelde in alle staatswerkplaatsen, terwijl dit voorbeeld spoedig door de staten Pennsylvanië, Illinois, Wisconsin en New-York werd gevolgd. Merkwaar dig was evenwel de tegenzin, dien deze bepaling ontmoette bij hen, die over de werklieden gesteld warende beambten en opzichters van den staat hielden aanstonds een vijfde van het loon in, en daardoor bleef de prijs per uur op dezelfde hoogte. De werklieden, hiertegen in verzet gekomen, wonnen het pleit een jaar later, toen Grant aan deze wetsultlegging een eind maakte, terwijl drie jaren daarna (1872) zelfs het in 1868 en '69 aldus ingehouden loon van staatswege weder werd teruggeven. Men stelle zich voor, welke energie er vereischt werd van de zijde der werklieden om den eisch van 1868 tot in 1872 vol te houden en door te drijvenVier jaren later was het noodig, dat door het hooggerechtshof der Unie bij vonnis uitgemaakt werd, dat de beteekenis der wet van 1868, evenals die van 1840, geen andere was dan deze: wettelijke regeling van den normaal werkdag zonder eenig verbod hoegenaamd van overeenkomsten omtrent langeren arbeidsduur men beseft alweder, dat aan deze beslissing, ten nadeele der werklieden uitgevallen, een heftige strijd moet zijn voorafgegaan. Het ministerie van marine maakte na eenigen tijd (1878) van deze rechterlijke beslissing ge bruik, en contracteerde met de werklieden voor 10 uur daags met extra loon voor de twee over uren; deze maatregel had tengevolge, dat de motie in de vergadering der volksvertegenwoordi ging werd gebracht, welke bij motie verklaarde, dat met de wet van 1868 wel degelijk bedoeld was den arbeidsduur wettig te beperken, en niet alleen den normaal arbeidsduur vast te stellen in alle gevallen van stilzwijgende overeenkomst; de senaat evenwel ontkende de juistheid van dezen wetsuitleg. Daarop werd in 1880 het voorstel van eender afgevaardigden, gewezen secretaris van de inter nationale steenhouwersvereeniging, om de wet zoodanig uit te leggen en te formuleeren, dat de 8-uur-dag het wettelijk maximum van den arbeids duur, en langer werken verboden zou zijn, door de volksvertegenwoordiging aangenomen, maar door den senaat opnieuw de hoop der arbeiders partij verijdeld: hij nam het wetsontwerp niet in behandeling. In het licht dezer geschiedenis wordt ons het streven duidelijk van de Knights of Labour, waar over de N. R. Ct in Maart en April jl. belang wekkende mededeelingen bevatte tevens leeren wij hieruit, dat de in 1876 verkondigde meening der minderheid in de Zwitsersche commissie ten eenenmale onhoudbaar is. Geen wet tot beper king van den arbeidsduur wenscht zij, want wat de werklieden uit eigen kracht kunnen veroveren zal door hen meer op prijs gesteld worden, dan wat de wet hun geeft. Welnu, van 1835 tot 1886 "Uu wüiiinuUoü <lo\. Yorcoxxigde Staten onver- moeid bezig, om den arbeidsduur te beperken tot hetzelfde aantal ureD, dat in den regej ook door niet-werklieden, behoudens enkele uitzonderingen, als maximum wordt in acht genomen; en toch zijn zij daarin niet geslaagd, hoewel hun land de gunstigte verhoudingen op leverde voor de bereiking van hun doeleen drachtig ontwikkelende industrie, gepaard aan den feitelijk onbegrensden voorraad van onont gonnen land, dat de wijkplaats kan zgn voor alle in de industrie niet geslaagde werkkrachten, en krachtens de wet voor dat doel beschikbaar blijven kan in verband daarmede een uitvoer van landbouw- en veeproducten zoo overweldigend dat vele nadeelen der aan de industrie door in voerrechten verleende bescherming, daardoor gedurende langen tijd geheel werden opgewogen. Thans, nu de economische verhoudingen zich lang zamerhand wijzigen, nu Amerika's uitvoer niet meer overweldigend dien van alle andere wareld- deelen schijnt te blijven overtreffen en de nadee- lige invloed der beschermende rechten zich ook daar langzamerhand begint kenbaar te maken, door binnenlandsche overproductie der nijverheid, wordt de strijd voortgezet met een kracht, die den Europeaan, den Nederlander wel het meest, verbaast. Wordt die strijd eenmaal, gelijk te voorzien is, beslist, door de wettelijke beperking van den arbeidsduur tot 8 uren per etmaal, dan zal wel niemand onzer het in het hoofd krijgen te beweren, dat zulk een overwinning niet is te danken aan eigen kracht. De geschiedenis van Noord-Amerika heeft dus dat argument der tegenstanders voor goed den hals gebroken. Laat ons na deze uitweiding op buitenlandse' gebied, eens zien, wat onze Nederlandscbe wer lieden van de beperking van den arbeidsdi'r denken. Het dezer dagen verschenen ver^fL waarvan ik in den aanvang mijner rede spral is opgesteld naar aanleiding van de beantwoo"ng van eenige vragen, door het centraal bituar aan de afdeeling gericht. In dit verslagffor(if zeer duidelijk uiteengezet, hoe de tegenw°r(üge richting van goedkoop aannemen, snel perken en overhaast afleveren in de bouwyaken tot overspanning geleid heeft; hoe hetzelfs kwaad bij alle verkeer- en vervoermiddelen «n gevolg is van den spoed, waarmede alle hanctl gedreven wordt; hoe in alle vakken de leer „.ijl is geld" zoodanig wordt gehuldigd, dat de vastheid vau het spreekwoord„de boog mag niet altijd ge spannen zijn", overal tot groot nadeil van ge zondheid en leven dagelij ks wordt beween. Had de steller scherp willen zijn, hij had e kunnen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 6