Uitvoerpremiën waren in verschillende landen
het verguldsel, waarmede de slechte staal van
enkele industrieën wordt bedekt.
Een crisis zocals wij die thans beleven bestond
in vroegere tijden niet was zelfs onmogelijk,
omdat de gebrekkige gemeenschapsmiddelen oor
zaak waren dat de gemeenschapsbelangen veel
minder sterk waren en ieder volk meer op zich
zelf een geheel vormde, 't Was eerst voor de
laatste helft dezer eeuw weggelegd om door groote
uitbreiding van het wereldverkeer en de snelle
middelen van gemeenschap in de belangen der
volken meer eenheid te brengen, en evenals een
tik op den telegraaftoestel hier in een ander wereld
deel zijne uitwerking zal doen gevoelen, zoo zal
een stoornis in den handel aan de andere zijde
van den onmetelijken oceaan hier merkbaar zijn.
Kon ik mij nu maar van mijn taak ontslagen
rekenendoch helaas dat gaat niet. Hij, die tegen
woordig het woord malaise op de lippen neemt,
denkt onwillekeurig tevens aan de zilverkwestie
of liever aan de standaardkwestie. Vele geleerden
schrijven de geheele malaise alleen toe aan de
demonetisatie van het zilver door Dnitschland,
Zweden en Noorwegen, Denemarken en de
niet meer aanmunting van zilver door de Latijn-
sche unie waarin Zwitserland, Frankrijk, Italië
en Belgie zijn betrokken, om van Nederlanden
nog meer rijken te zwijgen die den dubbelen
standaard heeten te hebben doch door dien maat
regel feitelijk den gouden standaard hebben
aangenomen.
Het volgend overzicht leert ons hoe het in
verschillende landen daarmee is gesteld
Gouden Zilveren Dubbele
Standaard. Standaard. Standaard.
Brazilië. Oostenrijk. V. S. v. N.-Amerika.
Britsch- Bolivia. Belgie.
Amerika
Denemarken. Ecuador. Chili.
Egypte. Indië (Eng.) Cuba.
Duitschland. Japan. Frankrijk.
Engeland. Mexico. Griekenland.
Liberia. Peru. Haïti.
Noorwegen. Rusland. Italië.
Portugal. Tripoli. Nederland.
Zweden. Columbia. Spanje.
Turkije. Zwitserland.
Venezuela.
Zeer zeker is daardoor zilver op de markt
gekomen en is de vraag naar zilver gedaald. Te
gelijkertijd is eveneens daardoor de vraag naar
goud toegenomen. Doch de daling van het zilver
en de stijging der goudprijzen is daaraan alleen
niet toe te schrijven, wat ten volle blijkt uit
staten die prof. Soetbeer ons geeft. Daaruit zien
wij dat te gelijkertijd met de maatregelen, door
Duitschland en de andere rijken genomen, de
gondproductie is afgenomen en nog steeds afne
mende is en dat met het zilver het omgekeerde
het geval is.
De staten, die professor Soetbeer geeft, ver
schillen iets met die, welke Alphonse Allard op
geeft, doch de eerste worden meer algemeen als
juist aangenomen. Zij leeren ons het volgende
Productie van edele metalen in de geheele wereld.
WAARDE IN MARKEN.
Totaal ge-
Goud. Zilver. middetd
per jaar.
1721—1740 53.233.000 77.616.000
1741—1760 68.662 000 95.966.000
1761—1780 57.767.000 117.493.000
1781—1800 49.634.000 158.231.000
1801—1810 49.600.000 160 947.000
1811—1820 31.932.000 97.339.000
1821—1830 39.663.C00 82.901.000
1831—1840 56.606.000 107.361.000
1841—1850 152.777.000 140.475.000
1851—1855 551.067.000 159.501.000
1856—1860 574.901.000 162.898.000
1861—1865 516.493.000 198.207.000
1866—1870 535.400.000 241.035.000
1871—1875 476.183.000 354.496.000
1876—1880 482.112.000 441.045.000
1881
1882
1883
440 541.000 466.675.000
409.851.000 498.432.000
401.593.000 521.193.000
130.849.000
164.628.000
175.260.000
207.865.000
210.547.000
129 271.000
122,564.000
163.967.000
293.252.000
710.568.000
737.799.000
714.700.000
767.435.000
830.679.000
923.157.000
Totaal.
907.216.000
908.283.000
922.786.000
1884 390.600.000 514.800.000 905.400.000
Percentsgewijze
verhouding der productie van
edele metalen naar het gewicht en de waarde.
Gewicht.
Waarde.
Perioden.
Goud.
Zilver.
Goud.
Zilver.
1493—1520
11.0
89.0
65.7
34.3
1521—1544
7.4
92.6
55.2
44.8
1545—1560
2.7
97 3
29.7
70.3
1561—1580
2.2
97.8
20.1
73.9
1581—1600
1.7
98.3
21.4
78.6
1601—1620
2.0
98.—
23.8
76.2
1621—1640
2.1
97.9
24.6
75.4
1641—1660
2.3
97.7
27.1
72.9
1661-1680
2.7
97.3
29.9
70.1
1681—1700
3.1
96.9
32.8
67.2
1701—1720
3.5
96.5
35.8
64.2
1721—1740
4.2
95.8
40.7
59.3
1741—1760
4.4
95.6
41.7
58.3
1761—1780
3.1
96.9
33.0
67.0
1781—1800
2.0
98.0
23.9
76.1
1801—1810
1.9
98.1
23.6
76.4
1811—1820
2.1
97.9
24.7
75.3
1821—1830
3.0
97.—
32.4
67.6
1831—1840
3.3
96.7
34.5
65.5
1841—1850
6.6
93.4
52.1
47.9
1851—1855
18.2
81.8
77.6
22.4
1856—1860
18.5
81.5
77.9
22.1
1861—1865
14.4
85.6
72.3
27.7
1866—1870
12.5
87.5
69.0
31.—
1871-1875
8.0
92.—
57.3
42.7
1876—1880
6.6
93.4
52.2
47.8
1881
5.7
94.3
48.6
51.4
1882
5.0
95.—
45.1
54.9
1883
4.7
95.3
43.5
56.5
1884
4.7
95.3
43.1
56.9
Terwijl derhalve in
de periode van 1851—55
de jaar lij ksche zilverproductie niet een derde der
waarde van de goudproductie beliep, overtreft
thans, ondanks de sterke reductie van den zilver-
prijs, de totale waarde der productie die van het
goud met 25
Merkwaardig zijn vooral de cijfers, welke aan-
toonen hoe met enkele schommelingen de waarde
van het zilver tot het goud, die in de oudheid
nog was als 16 a 7, steeds daleode is gebleven.
Dip verhouding was namelijk
STAAT, aantoonende de verhouding tusschen
goud en zilver.
In de
1501
1521
1541
1501
1601
1621
1641
1661
1681
1701
1781
1791
1801
1820-
1841.
oudheid als 1
1520 1
1540 1
-1560
-1600 1.
-1620 1
-1640 - 1
-1660 1
1680 1
—1700 h 1
—1710 1:
1790 - 1.
1800 1
■1810 1
-1830 1
-1850 1
1:
6 k 7
10.75
11.25
11.30
11.50
11.80
12.25
14.00
14.50
15.—
15.—
14.76
15.42
15.61
15.80
15.82
1851-1855
1860—1870
1871—1875
'1876
1877
1878
1879
1880
1881
1882
1883
1884
Medio 1885
Feb. 1886
April 1886
27 Juli 1886
4 Aug.
als 1
1:
1:
1:
1:
1:
1:
1:
15.41
15.55
15.97
17.72
17.24
17.96
18.39
18.00
1: 18.15
1:
1:
1:
1
1:
1:
1
1:
18.17
18.62
18.58
19.18
20.33
20.79
21.53
22.46
Ons Nederlandsch zilver geld is geslagen op
de basis van 15.501, en dan is de zilverprijs in
Londen 60'/8.
In 1870 had onze gulden dus nog een waarde
van bijna 100.
In 1884 was die waarde 83 ruim:
Medio 1885 80
Febr. 1886 76
16 Juli 1886 72 bijna;
het zilver stond genoteerd 43^$; thans is de
noteering slechts 42, waardoor onze gulden nog
geen 69 cents waard is.
De ƒ144,000,000 zilver, die Nederland geacht
wordt te bezitten en waarvan er wekelijks bijna
100 millioen op den staat der Ned. Bank voorko
men, hebben thans nog slechts eene reëele waarde
van ƒ99,360,000, en zouden dus bij ontmunting
een verlies geven van f 44,640,000.
Deze staten wijzen duidelijk aan dat niet alleen
de ontmunting of niet aanmunting van het zilver
en de meerdere vraag naar goud schuld is van
de veranderde waardeverhouding tusschen goud
en zilver, doch dat de mindere productie van
goud en de meerdere productie van zilver daartoe
zeer zeker veel heeft bijgedragen.
Doch om geheel den invloed van de sterke vraag
naar goud op de waarde van alle artikelen op
zijde te zetten gaat dunkt mij te ver.
Die overtuiging verkrijgt men, wanneer men
nagaat wat in hetzelfde tijdperk in de voornaam
ste landen van goud is aangemunt
Dat is in bet tijdperk van 18511884 alleen
in de voornaamste staten M. 22.722,054,000
tegenover een productie van. 17.123,365,000
Zoodat dit een tekort in produc
tie geeft vanM.
Doeb nu zijn wij er nog niet,
want men berekent dat er jaar
lijks voor kunstwerken en weelde
artikelen noodig isM.
dns in 34 jaar
Waardoor dns de mindere
productie dan de behoefte
of wel jaarlijks gemiddeld
bedraagt.
DeEe statistiek loopt over een groot tijdperk,
doch aangezien de val in de prijzen van de
laatste jaren dagteekent is het van belang te
weten hoe de toestand in den laatsten tijd was.
De productie was in:
1881 440541.000
1882 409.851,000
1883 401.593.000
5.598.689.000
200.000.000
6.800.000,000
12,398.689,000,
364.667.000,
1,251.985.000
kunstwerken en weelde
De consumtie voor
artikelen als boven.
M. 200.000.000 X 3 600.000.000
Aanmnnt 1881 612.563.000
1882 416.290.000
1883 421.939.000
Het tekort in de 3
was dus
of gemiddeld per jaar
1,450.792.000
jaren
M. 798.807.000
266.269.000
Men ziet hieruit dat het zoogenaamde deficit
in productie gunstiger wordt en in de opgegeven
3 jaren reeds ruim 100.000.000 Mark minder is
dan in de laatste 34 jaren dooreen genomen.
Maar nu mag men terecht vragen, hoe het mo
gelijk is dat de aanmunting en verwerking jaren
lang de productie kan overtreffen. Daarvoor
is echter een goede reden.
De rijken munten niet alleen gond van baren
of staven maar zeer dikwijls gemunt geld van
andere rijken. Zoo heeft bijv. Duitschland veel
gouden 20 francsstnkken vermunt van de oorlogs
schatting, Frankrijk opgelegd.
De fabrikanten van gouden voorwerpen, blad
goud enz. nemen de laatste jaren ook geen baren
of staven, omdat het hun goedkooper uitkomt ge
munt gond dan grondstof te nemen.
Dit is weder oorzaak dat men moeilijk kan
weten of liever in het geheel niet kan weten
hoeveel gemunt goud er in iederen staat in
omloop is, doch zeer zeker is het dat de vraag
naar goud groot blijft en de prijs hoog, wat wil
zeggen dat men hoe langer hoe meer koopwaren
moet geven om goud machtig te worden, of met
andere woorden dat alle artikelen goedkoop wor
den. Met het zilver heeft het omgekeerde plaats,
de productie neemt steeds toe, de behoefte at,
omdat de staten, die den gouden standaard heb
ben aangenomen, geen zilver meer aanmunten en
daarbij nog zilver aan de markt hebben gebracht
in staten die den dubbelen standaard hebben en geen
zilver aanmunten, behalve Noord-Amerika dat
door de blaudbill daartoe genoodzaakt is; die
aanmnnt beloopt jaarlijks 70 millioen.
Van af 17911875 schommelde de verhouding
van de zilverwaarde tot de goudwaarde tusschen
15,42 1 en 15,97 1toen kon men goud
en zilver rustig als zijnde beide waardemeters
aannemen. Na dien tijd is de verhouding verbro
ken en door de aangegeven redenen het goud
tegenover het zilver steeds in waarde gestegen,
waardoor het zilver feitelijk als waardemeter is
onttroond en tot gewoon handelsartikel gedegra
deerd. Daardoor is de wisselkoers tusschen
de landen, die den zilveren standaard heb
ben met de landen, die den gouden standaard
hebben zeer onzeker, wat belemmerend op den
handel werkt, omdat men niet zeker is welken
prijs men voor de wissels zal maken noch voor
de koopwaar moet betalen.
Ik zeide zoo even dat, indien goud schaarseh
wordt, men hoe langer hoe meer voor alle andere
zaken zal moeten geven om goud machtig te
worden of met andere woorden dat alle artikelen
goedkoop worden, en ziehier waarom.
De prijs van de artikelen vertegenwoordigt hunne
algemeene waarde, uitgedrukt door middel van
een derde koopwaar welke aangewezen of geroe
pen is zich tegen alle zaken en tegen alle dien
sten te doen verwisselen deze koopwaren zijn
de edele metalen, door de natuur der dingen be
stemd om dezen dienst te vervullen.
De prijs is dus het resultaat van de verhouding
die er bestaat tusschen de ruilingen welke tot
stand gebracht zijn en de diensten die bewezen zijn
aan de eene zijde en de hoeveelheid edel metaal
aan den anderen kant.
Nu is het duidelijk dat, indien de hoeveelheid
ruilingen verdubbelden en de hoeveelheid edele
metalen hetzelfde zon blijven, men dan de
helft edel metaal voor denzelfden dienst zal geven.
Zoo ook, indien de koopwaren en de gevraagde
diensten hetzelfde bleven en de hoeveelheid
edele metalen verdubbelden, dan zou men einde
lijk de dubbele hoeveelheid metaal moeten geven
voor dezelfde hoeveelheid waren en dezelfde
diensten.
Ruimts van edele metalen zal strekken om de
waarde van alle verhandelbare zaken te verhoo-
gen, schaarsehte om die te doen verminderen.
Op dien grond zeide dan ook Michel Chevalier:
„Door de rol, die goud en zilver in de rui
ling vervullen, welke de menschen onder elkander
tot stand brengen, voor de rijken tegenover de
individuen zal iedere belangrijke verandering, die
er in de waarde van goud en zilver plaats heeft,
eene belangrijke gebeurtenis, een soort van revo
lutie zijn."
Er worden vele bewijzen nit de oudheid bijeen
gebracht om deze stelling te bevestigen. Hier
alleen wijs ik er op, dat van 18111851 er
slechts geringe vooruitgang was te constateeren
overal was het pauperisme een groot vraag
stuk ook in Engeland.
Gaan wij even na hoe het met de productie der
edele metalen gesteld was. In 1851 komt daarin
groote verandering; de productie, die gemiddeld
200 millioen M. was, steeg plotseling tot ruim 700
millioeD, ja tot ruim 900 millioen; alle zaken, alle
bewezen diensten stijgen in waarde totdat de goud-
productie vermindert en een der twee metalen wordt
nitgestooten door dezen en niet meer aangekocht
voor aanmunting door genen staat, tegen de
waarschuwingen van beroemde deskundigen
in. En dit roept een toestand in het leven,
waardoor het algemeen railmiddel, waartegen
alles wat waarde heeft geruild kan worden,
schaarseh wordt. Er zijn er, die dit zeer kalm
opnemen en zeggen: de verhoudingen worden
anders, doch die veranderde verhoudingen heeten
in waarheid crisis, dat is te zeggen ondergang
voor den industrieel, ellende voor den werkman,
malaise en lijden voor haast iedereen.
Van den anderen kant zegt men: er is geld
genoeg in de banken.
Het is mogelijk, maar is er goud genoeg? dat
is een andere vraag. Voor het internationaal ver
keer telt zilver nagenoeg niet meer mee, en dat
er geen goud genoeg is, bewijst dat men in
ieder land reeds angstig wordt als het goud in de
banken inkrimpt en dat die banken hun disconto
boven de open markt houden, opdat het goud
terng zal komen. En dan vraag ik: Is er wezen
lijk gond genoeg? en is dat zoo, dan zal dit wel
hierdoor komen dat alle andere waarden zoo
laag zijn, de speculatie-geest tot nul gedaald en
de ondernemingsgeest uitgedoofd is. Als er goud
genoeg is, dan is dat daarvan de eenige en zeer
bedroevende oorzaak.
Nu zegt menlaten alle staten het bimetallisme
invoeren, laat het goud naast het zilver weer
waardemeter zijn zooals van vroeger eeuwen af
tot voor 1873 en de waarde van alle goederen zal
weer rijzen en hoewel leek durf ik, niettegenstaande
de vermaning van prof. Summer, dat (hij zegt
het in andere woorden maar 'tkomt op hetzelfde
neer) leeken niet in deze kwestie mogeD meepra
ten, toch als mijn gevoelen zeggen, dat dit
ongetwijfeld het geval zou zijn goud zon minder
gevraagd worden en zilver door de daardoor
ontstane vraag in waarde toenemen.
Doch overal zou het bimetallisme moeten wor
den ingevoerd en overal zon dezelfde verhouding
moeten worden aangenomen.
Maar welke verhouding 1
En dan worden er velen gevonden die ruw weg
zeggennatuurlijk de verhouding zooals die
vroeger was, bijna eene eeuw lang, nl.alsl: 15§.
Nauwlijks zal men eene nieuwe conferentie
bijeenroepen of het zilver zal daarop alleen reeds
niet onbelangrijk in waarde toenemenen indien
de onderhandelingen eenige hoop op een goed
resultaat gaven zou er verdere rijzing plaats hebben.
Thans is de uoteering in Londen 42; wil het
de verhouding van 115J bereiken dan moet
het stijgen tot 60'/a*
Thans is de verhouding als 1: 22.46, maar als,
tengevolge van de vraag, de zilverprijs wel zal
stijgen doch bijv. door de daardoor vermeerderde
productie en de mogelijkheid dat de goudproductie
nog inkrimpt de natuurlijke verhouding de stijging
tot 154 in den weg staat, dan zal immers niemand
dat zilver willen nemen en de moeilijkheden
zullen blijven bestaan, want dan zal het goud
agio doen. De zilverproduceerende staten zullen
blijven aandringen op een hooge, de zilver be
hoevende daarentegen op een lage koersver-
houding en de geleerdste uit de geleerde econo
misten, zij die jaren lang een studie van het
onderworp hebben gemaakt, zullen niet in staat
zijn te bepalen welke verhouding moet worden
aangenomen, omdat, al zouden zij bepalen de
hoeveelheid gemunt zilver die iedere staat ver
plicht zou zijn te bezitten, zij onmogelijk vooruit
kunnen weten wat van goud of zilver geprodu
ceerd zal worden. En daarom zal iedere inter
nationale conferentie blijken eene vereeniging van
geleerde mannen te zijn die volgens prof. Sum
mer bezig zijn te beproeven een touw te
fabriceeren van zand.
Mogen de eerste door mij genoemde oorzaken
tot de hevigheid van de crisis bijdragen, de
laatstgenoemde beschouw ik echter als de hoofd
oorzaak van den tegenwoordigen toestand.
Bimetallisme zon de crisis bezweren doch
de invoering zal hoogstwaarschijnlijk tot de vrome
wenschen blijven behooren.
Gaarne wil ik bekennen, dat deze uitspraak
troosteloos is en het zou eene verlichting voor
velen geven,indien uit de discussie, die zal volgen,
zou mogen blijken dat ik ongelijk had. Ik zou
het wenschen voor de vele slachtoffers van den
tegenwoordigen toestandvoor mi) zeiven. Doch
buiten het bimetallisme zijn er nog vele middelen
die de kwaal wel niet kunnen opheffen doch
zeer zeker verzachten.
Men make ernstige studie van de wetten die
handel en nijverheid beheerschen.
Men kome meer en meer tot de overtuiging
dat in de verschillende besturen mannen zitting
moeten hebben, die wat knnnen presteeren en
dat het afvaardigen van stemmachines een onver
geeflijke fout is.
Gepaste zuinigheid worde betracht in de rijks-,
pov.- en gemeente-uitgaven, opdat belastingdruk
verminderd worde, daar de druk der tijden het
opbrengen der belastingpenningen zoo moeilijk
maakt, 't Gouvernement moet er streng op letten
dat alles wat landbouw, handel en fabriekswezen
kan belemmeren worde uit den weg geruimd en
geen maatregelen worden ingevoerd die het tegen
deel bewerken.
Het gouvernement richte in Amsterdam of
Rotterdam een handelsmuseum op, ingericht zooals
het Brusselsche, waar een koopman, exporteur en
fabrikant alle mogelijke inlichtingen kan ontvan
gen omtrent de soort goederen, wijze van ver
pakking, generale kosten en eveneens over den
prijs waarvoor die goederen elders verkocht wor
den. 't Is de moeite waard dat Museum te gaan
zien, 't ligt in het centrum der stad bij den Bou
levard Anspacb.
De verschillende consuls moeten maandeljks
rapporten indienen over den handel in de arti
kelen die uit andere landen worden geïmporteerd
en in den smaak of meer in den smaak vallen
der bevolking. Dat alles moet maandeljks in
een Blue Book verzameld worden, dat voor een
matigen prjs verkrijgbaar moet worden gesteld.
Ook dienen de consuls de kooplieden en fabri
kanten met hunne adviezen ter zjde te staan,
evenals dit de Duitsche en Belgische consuls doen.
Andere maatregelen neme het bestuur niet.
Daardoor zou het welvaart slechts knnnen ver
plaatsen, niet scheppen.
Bij het plaatsen van kapitaal verkieze men
lage rente bij groote zekerheiden bij het nemen
van aandeelen in financieele ondernemingen be
trachte men de grootste voorzichtigheid.
De landbouw legge zich toe op het voortbrengen
van die artikelen welke het voordeeligst z jn en de
landbouwer reike meer en meer de hand aan de
wetenschap om verhoogde opbrengst te verkrijgen
en beteren prijs voor zijn product.
De fabrikant doe evenzoo en honde steeds in het
geheugen dat de oog en van den meester het
paard vet maken. Hj zie door overleg en toe
wijding zjne productie-kosten te verlagen en zijn
product te volmaken.
De koopman verschaffe zich nieuwe connectiën
en opene zich nieuwe handelswegen.
De tusschenhandel verlegge bij tijds de bakens,
alvorens het getij verloopt en hij ten deele over
tollig worde.
Men verbetere het onderwijs, waarmede ik niet
bedoel dat men de hersens der jeugd nog meer zal
overladen, doch lette daarbij meer dan thans ge-
brui kei jk is op de vorming van het gemoed.
Men bestrijde het voeren van oorlog als demorali-
seerend werkende op het gemoed en schadeljk
voor de materieele welvaart, en de dwaze over
dreven uitgaven voor militaire doeleinden zullen
verminderen.
Door eenvoudige, goedkoope gesehriften lichte
men het volk voor op sociaal en economisch ge
bied; de politieke en sociale agitatie kan
daardoor genezing vinden.
Men zj hoogst voorzichtig in het geven en
nemen van krediet. Een verstandig gebruik maken
van krediet werkt weldadig doch een lichtvaardig
toepassen ervan kan de schromelijkste gevolgen
hebben en wat een zegen kon zijn in vloek doen
verkeeren.
Men keere terng tot eene eenvoudige levens
wijze, beperke zijne uitgaven en late den treurigen
moed varen zich arm te maken en een toekomst
van ellende tegen te gaan. Een landbouwer, tevens
veehouder, en dat niet een uit een weelderige
streek verzekerde mj nog onlangs de boer
kan bestaan als hij eenvoudiger leefde en even
als vroeger zelve aanpakte, evenals de vrouw, en
niet alles aan vreemden overliet. Zoo is het in
vele vakken. De ouden van dagen herinneren
zich vroegere prjzen, en toch destijds ging niet
ieder de toekomst met angst en zorg te gemoet
maar richtte de uitgaven naar de winst. Die
verhouding is thans bj velen verbroken door
een weelderige levenswijze, dwazen opschik en
rusteloos jagen naar genot. Men late dat varen
en eer men het vermoedt is men den kwaden tijd
te boven. In ieder geval niet bj de pakken
neergezeten, het hoofd omhoog, de handen uit de
mouwen! De malaise kwam ongemerkt aanslui
pen, voor velen onverwacht, maar even onver
wacht zal ook weer het morgenlicht van een
betere toekomst aan de kimmen gloren voor hen
die niet zijn ondergegaan maar door jver, overleg
en spaarzaamheid het hoofd hebben geboden aan
deze slechte tijden.
Gedrukt bj de Gebroedode Abrahams te Middelburg