N° 166;
129* Jaargang
1886.
Zaterdag
17 Juli.
Nationale Militie.
Middelburg 16 Juli.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën 20 Cent per regel.1
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Oproeping van verlofgangers der
lichting 1884.
Doch wjj wezen er tevens op dat in Rotterdam
MIDDELBURGSCHE COl RAM.
Agenten te Ylissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. tan de» Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nietjwenhtjuzen, te Terneuzen.-A.van dek Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger
De tuigemeester van Middelburg,
gezien de ciiculaire van den commissaris des
konings in deze provincie van den 13en Mei 1886,
A no 654/1, 3e af deeling (provinciaal blad no 76),
ioept bij deze op de in deze gemeente wonende
milicien-verlofgangers der lichting 1884, behoo-
rende tot de 7e en 8e compagnie van het le en
de 7e en 8e compagnie van het 4e regiment
vesting artillerie,
om op den tijd en de plaats ais in de aan hen
uit te reiken order is vermeld, tegenwoordig te
zijn, voorzien van al de voorwerpen van klee
ding enuitrusting, door hen bij hun vertrek
met groot verlof medegenomen, benevens van
hun verlofpas, teneinde rechtstreeks naar hun
korps te vertrekken.
Zij moeten zich vooraf, en wel op Vrijdag den
6en Augustus a., des voormiddags tusscben 10 en 11
uren, bij den burgemeester hunner woonplaats aan
melden, voorzien van hun verlofpas, teneinde de
noodige biljetten, alsmede daggeld, indien zij dit
verlangen, en daarop recht hebben, te ontvangen.
De verlofgangers, die op bet bepaalde uur niet
ter aflevering verschijnen, worden bij hun korps
gestraft.
Zij, die niet aan de oproeping voldoen, worden
als deserteurs behandeld, terwijl degenen, die
door ziekte verhinderd worden op den bepaalden
dag onder de wapenen te komen, van die om
standigheid, onder overlegging van eeu verklaring
van den geneesheer, tijdig kennis behooren te
geven aan den burgemeester. Na hun herstel
vervoegen zij zich bij hun korps.
Middelburg, den 16en Juli 1886.
De burgemeester voornoemd,
P I C K E.
Eene polemiek over een en hetzelfde onderwerp
wordt voor de lezers van een blad vervelend.
Toch dwingen ons de regelen, die het Hbld.
wjjdt aan onze repliek in ons nommer van Woens
dag, tot een wederwoord.
Het zal echter kort zjjnwat ons te gemakke
lijker valt, nu wij uit de nadere toelichting van
dat blad tot de ontdekking kwamen dat er punten
van overeenstemming tnsschen ons bestaan en er
slechts kwestie is van begripsverwarring.
„Is het geloofsvervolging, lieden te straffen die
anderen opruien en tot wetsovertreding aansporen"
vraagt het Ebld.en ons antwoordt luidt cate
gorisch neen.
„Men mag niet toelaten dat spijt wordt uitge
drukt, dat een politie-commissaris, op wien ge
schoten werd, niet gedood is;" heet het op een
andere plaats. Kan men dit beletten, vragen wjj
op onze beurt en is het weer verstandig aan zoo'n
lage verklaring veel waarde te hechten?
„Het is geen geloofsbelijdenis die vervolgd
moet worden, maar wel de opruiing tot strafbare
daden." Dit lezen wij iets verder in dezelfue
regelen, aan ons gewijd.
Dit alles is goed en wel; maar wanneer nu het
Hbld. de ingestelde vervolging tegen, en de ver
oordeeling van den heer Domela Nieuwenhuis
toetst aan deze premissen, dan zal het zelf moeten
erkennen aat zjj daarmee niet in het minste ver
band staan. Yoor een kleinzielige, kinderachtige
opmerking pakt men hem aan. En daaraan ver
bond het O. M. eene beschouwing over zijne
socialistische gevoelens. Daartegen kwamen wjj op.
Wil en kan men hem vervolgen, omdat hjj het
volk aanzet tot oproer en tot wets-overtreding,
laat men dit dan doenmaar men zoeke niet een
achterdeur als men de hoofddeur niet kan ingaan,
want daardoor juist zaait men ontevredenheid en
wekt men nog meer agitatie.
Nog schrjjft het Amst. blad:
„De gevolgen van het straffeloos toelaten der
ophitsing tot zulke daden, kan men beter waar
nemen in groote steden dan in kleine provincie
steden."
Dat kan men zeker, maar wjj, die van verre
staan, kunnen daarom ook de zaken kalmer en
van onpartijdiger standpunt beoordeelen.
En als het Hbld. ons artikel Strijd en bestrijding
de noodige aandacht heeft geschonken, zal bet
ook bemerkt hebben dat wjj wel degeljjk daar
aan gedachtig zijn geweest, en zelfs gewezen
hebben op de elementen, die in zulk eene groote
stad aanwezig zjjn en gevaar opleveren, omdat zjj
de beweging van de socialisten niet steunen uit
sympathie maar uit berekening.
en Den Haag, ook groote steden, terwijl de resi
dentie nog wel den leider in haar midden heeft
de agitatie een veel minder bedenkelijk karakter
heeft gekregen en er in geen van beide zulk eene
gespannen verhouding bestaat tuaschen de politie
en de bewegingmakers als in Amsterdam. Wij
spraken daarover geen oordeel uit, maar consta
teerden het feit; overlatend aan een ieder om
daaruit de conclusie te trekken, of het ook soms
bij de politie in de hoofdstad nu en dan aan
tact ontbroken kan hebben.
Al de ophef, die van het door den heer D. N.
gesprokene en tutti quanü gemaakt is was koren
op hun molenen tegenover den enkelen onna-
denkenden lezer van Recht voor allen, die door de
repliek van het Hbld. tot nadenken zou worden
gebracht, staau er misschien vijftig, die door het
Hbld. juist vernamen wat er zoo al geschreven
werd en wie de angst en schrik om het lijf
sloegen. Zoo gaf men aan de beweging voedsel
en schonk men een niet verdiende belangstelling
aan misplaatste uitdrukkingen.
Ook voor de pers is het een groote kunst en
volstrekt niet laf om op zijn tijd te zwjjgen.
Wij kunnen het hierbij laten.
De toekomst zal wel aan het licht brengen of
onze bewering omtrent de gevolgen der veroor
deeling van D. N. al dan niet juist is. Waar een
dergelijke stap rust op hechte grondslagen, niet
steunt op kleingeestig zoeken, kan zij goede
vruchten dragen, maar anders zaait men daardoor
een Btorm, waarvan de gevolgen niet zijn te
overzien.
Zoover zal die toekomst niet verwijderd zijn of
de redactie van het Hbld. en wij zullen die nog
wel kunnen beleven.
Geheel in onzen geest scbrjjft de bekende Jantje
Blanus in het jongste nommer van de Lantaarn
over de vervolging van den heer Domela Nieu
wenhuis en de bejegening, den heer Yan der Goes
aangedaan.
Hij schrijft ten slotte
„Gaan wjj op deze reactionnaire wijze voort
dan mag binnenkort wel aan de hoeken van alle
straten en wegen in Nederland de volgende waar
schuwing geplaatst worden: »»Het is verboden in
Nederland anders te denken en te spreken dan
men vjjftig jaren geleden deed.""
Wat Domela Nieuwenhuis betreft; Ik geloof aan
de volkomen oprechtheid en eerlijkheid in de
bedoelingen van den leider der sociaal-democraten.
Ik geloof, dat liefde voor het volk en de diep
gewortelde overtuiging, dat de maatschappij groote
hervormingen behoeft, tot heil der verongelukten
en zonder te veel schade voor de meer bevoor
rechten, zjjne drjjlveeren zijn. Maar de middelen,
waarmee hjj zjjn doel tracht te bereiken vooral
in den laatsten tjjd keur ik in booge mate at.
Bjjv. Ik ben overtuigd dat Domela Nieuwenhuis
den aanslag van Geel op den policie-commissaris
Stork evenzeer aikeurt, als ieder weldenkend man.
Yermoedeljjk om zjjne partjj steeds, door dik en
dun heen, getrouw te bijjven en de hand boven
het hoofd te houden, tracht hij die gruweldaad
in zjjn blad Recht voor allen als problematiek voor
te stellen. Dit is niet alleen onwaardig, maar
bovendien een tactische fout. Het bewjjst mjj dat
hjj niet de meester, de veldheer zijner schare is.
Wanneer hjj vol verontwaardiging die wandaad
afgekeurd, het schurftig schaap uit zjjne kudde
geworpen had, zou hij als leider zijne positie
hebben versterkt. Indien hjj bovendien in de volle
beteekenis een partjj-hooidman ware, zouden
buitensporigheden als net aanplakken der schend-
plakkaten en bandeloosheden als het schieten op
den heer Stork niet plaats grjjpen.
Maar dit niet alleen verwijt ik den heer Domela
Nieuwenhuis als leider. Mjjn grootste grief is, dat
hjj door zjjn groven, onbehouwen toon, door zich
steeds en uitsluitend te wenden tot de onderste
lagen der inaatschappjj, door zjjn ongebondenheid,
zjjn gebrek aan maat Houden, zjjn doorhollen, niet
alleen de meest vooruitstrevende mannen totaal
van zich vervreemd, ja atgestooten heelt; maar
ook voor zjjne party geen enkel werkeljjk voor
deel behaalt, ja, zelfs geen nut sticht. Hjj, de
vertegenwoordiger en leider van de verongelukten,
of die het meenen te zjjn, in de maatschappjj, hjj
moest een nauwkeurig en zorgvuldig afgebakend
doel, stap voor stap» trachten te bereiken. Hjj had
zjjne partjj sterk moeten maken door bezadigdheid
in haar optreden, ingetogenheid in hare .eischen,
tucht in hare gelederen. Hjj had eerst het ééne,
daarna het andere moeten veroveren. Hjj had zich
moeten aansluiten, zonder meer te eischen voor
het oogenblik, bjj hen die algemeen stemrecht
eischen, en intusachen met practische voorstellen
voor den dag moeten komen ter verbetering der
sociale verhoudingen. De strijd zou langer geduurd,
maar vruchten opgeleverd hebbenterwijl hij,
gevoerd als hjj thans wordt, aan den eenen kant
verbittering wekt, aan den anderen kant een
spotlach.
Domela Nieuwenhuis had geen dominé moeten
geweest zijn. Een dominé heeft de wjjsheid alleen
in pacht. Een veldheer, zelfs een genie als Napo
leon, omringt zich van en raadpleegt ten allen
tijde met: een staf.
Domela Nieuwenhuis heeft geen staf van even
bekwame lieden als, of nog bekwamer lieden dan
hjj. Daarmee is zjjne partjj gedoemd tot machte
loosheid.
De partij der toekomst, de partjj, welke eenmaal
de noodzakelijke en gewenschte sociale wijzigingen
zal invoeren, stel ik mij voor niet als een bende
uitgelaten schreeuwers en rumoermakers, maar als
een schare weldenkende geavanceerde mannen, die
uit ernstige liefde voor het volk, uit oneerzuch-
tigen ijver voor de goede zaak, met vaste hand,
onbenevelden blik, en onverzettelijke, maar beza
digde wilskracht den zegen van billijker levens
voorwaarden aan de arbeidende klassen zullen
brengen."
Omtrent het verbod der Belgische regeering,
om den heer Domela Nieuwenhuis in België toe
te laten, verneemt de Amst., dat het slechts voor
eenige dagen gold. Bljjkbaar heeft men in België
alleen de manifestatie, die te Gent zou plaats
vinden, willen voorkomen.
De telegraaf of onze Haagsche berichtgever heeft
ons gisteren weêr een leeljjken part gespeeld. Aan
de nominatie voor president der Tweede kamer
ontbrak de naam van den derden candidaat, maar
overigens stond alles zeer duidelijk.
Thans blijkt dat de heer Gleichman niet bjj
derde maar bij eerste stemming met 44 stemmen
tot tweeden candidaat werd gekozen, terwijl de
heer Reuther, wiens naam aan het telegram ont
brak, bij derde stemming als derde werd aange
wezen.
Dat de heer Cremers als no 1 op de ljjst staat
weten onze lezers.
Tot definitief candidaat voor het lidmaatschap
der Tweede kamer in het hoofdkiesdistrict Amers
foort is door de liberale kiesvereenigingen in dat
distriet, nadat de heer Roëll voor eene candida-
tuur had bedankt, geproclameerd jhr mr J. E.
Huydecoper van Nigtevegt, bankier te Utrecht
ook de vorige maal candidaat gesteld.
In ieder geval beter dan het steunen van een
conservatief-clericaal man als graaf Schimmelpen-
ninck. Dit zou men desnoods nog altjjd tot eene
herstemming kunnen uitstellen.
Omtrent het voorgevallene tusschen den heer
Keuchenius en de R. K.-kiesvereeniging meldt
men aan de Maasbode dat genoemde heer in zjjn
zeer uitvoerig antwoord op het schrjjven van het
bestuur der kieovereeniging verwezen had naar
de redevoeringen, door hem in de kamer gehouden.
»Deze verwjjzing bevredigde niet, want behalve
dat ieder niet weet, of althans zich maar niet
dadeljjk herinnert, wat de heer Keuchenius in de
kamer gezegd heeft, begon men nu juist weder
te denken aan zekere door den heer Keuchenius
in de kamer gedebiteerde hatelijkheden, welke
de katholieken nimmer hebben kunnen verduwen".
Er zijn er anders die dit wel hebben kunnen
doenadres aan de R. K. kiezers in het district
Middelburg.
Waar bljjft nu dr Schaepman om zijn bescher
meling te verdedigen, en ook de kiezers in het
district Amersfoort aan het verstand te brengen
dat het debiteeren van zulke hatelijkheden be
hoort tot „de eigenaardigheden van den heer
Keuchenius,die men over het hoofd moet zien"?
Toen wjj indertjjd klaagden over de wjjze
waarop de Nederlandsche jeugd hare moedertaal
op de scholen leerde, kwamen verscheidene onder
wijzers ja zelfs onderwijzersgenootschappen er tegeD
op. Wjj hadden ons, ongelukkig tegenover hen
die zóo het Hollandsch onderwezen »den naam
van schoolmeesters" laten ontvallen, omdat we
het geen onderwijzen heeten konden, en dit had
kwaad bloed zelfs bjj goede harten gezet. Wjj
lieten daarom de zaak maar rusten. Trouwens
andere deskundigen namen onze pavtjj op en
leverden vele bijdragen tot bewijs onzer bewering.
Thans ia de zaak van het taalonderwijs ter
sprake gekomen in het genootschap van leeraren
aan de gymnasia naar aanleiding der vraag: in
hoeverre de lagere school medeschuldig is aan
de veelal onbevredigende resultaten van het
gymnasium.
De heer Frantzen toonde met sprekende voor
beelden, op eene negenjarige -ervaring als leeraar
en examinator gegrond, aan, hoe allerjammerljjkst
het omtrent de kennis onzer moedertaal bjj het
gros der jongere onderwijzers en bij de leerlingen
der lagere school gesteld is. Hij wees er op hoe
een deel der schuld van dezen beklagenswaardigen
toestand moet geweten worden aan den verkeerden
jjver, die de schrijvers van spraakkunsten in het
classificeeren aan den dag leggen. De zucht om
het aantal indeelingen te vergrooten, om onge-
wenschte onderscheidingen aan te brengen en de
meest onverstaanbare nomenclatuur in te voeren,
is daaraan mede schuldig.
Algemeen was de vergadering van oordeel, dat
het peil van kennis der Nederlandsche taal in
de lagere school, in de laatste jaren niet stijgende is.
Juist tegen dat eindeloos uitpluizen en uitrafelen
van de grammatica waren we opgekomen, waar
door zoo ten volle wordt verkregen ce qui fut blanc
au fond rendre noir par la forme. ArnhCrt
In Juni 1886 bedroeg de opbrengst der rijks
middelen 8.490.311 tegen 8.043.862 in dezelfde
maand van het vorige jaar. Derhalve een meer
dere opbrengst van ruim vier ton. Op zichzelf
is dat cjjfer zeker alleszins gunstig, maar als men
nagaat waaraan de vermeerdering te danken is,
dan is de hoop, dat die stjjging van middelen
duurzaam zal zjjn, niet groot. Minder hebben
opgebracht de accijnzen, de registratierechten, do
hypotheekrechten en de loodsgelden. By de accijn
zen bedraagt de vermindering zelfs 165.000,
van welk cijfer bjj na een ton komt voor rekening
van de suiker en ruim 350.000 voor rekening
van het gedistilleerd, dat bjj het vorig jaar reeds
2| ton ten achteren is. Maar die verminderingen
worden ruimschoots opgewogen door de hooge
cijfers, die de staat der middelen aanwjjst voor
zegelrechten en recht van successie. De zegel
rechten brachten in de afgeloopen maand op
341.591 tegen f 236.038 in Juni 1885. Dat
verschil van een ton is zeker vrjj aanzienlyk,
maar niet buitengewoon hoog in verband met de
invoering van de nieuwe zegelwet op de effecten
met 1 Juni 11. Als men bedenkt in hoe grooten
getale de effectenhouders naar de kantoren
stroomden om hun effecten te laten zegelen, dan
is er veeleer reden tot verwondering, dat het
verschil nog niet grooter is. Welk deel der be
staande effecten thans reeds van zegel voorzien
is, valt moeiljjk uit te maken het is te verwach
ten, dat in de eerstvolgende maanden, waarin
men nog tegen het lagere vecht kan laten zegelen,
de opbrengst van deze bron van inkomsten nog-
vrij aanzienlyk zal bljjven, maar waarschynlyk zal
het toch van maand tot maand weer minder
worden, en het cjjfer van Juni voorspelt niet, dat
de opbrengst van dit belastinkje op den duur zal
meevallen.
Meer dan de zegelrechten hebben de successie
rechten tot het gunstige cjjfer van Juni bjjgedra-
gen. In Juni 1885 werd nog het cijfer van 8 ton
niet bereikt, terwjjl in de vorige maand niet
minder dan 1,124.387 aan deze belasting werd
ontvangen. Maar het behoeft nauwelijks herin
nerd, dat er geen belasting is, die grilliger is in
de opbrengst, dan juist de successie belasting. De
dood van een paar millionairs brengt terstond een
belangrijke wjjziging in de eindcjjfers. De vier
ton meer, die thans in Juni is aan te wjjzen, kan
zeer goed over eenige maanden door lagere cjjfers
weer te niet gedaan worden. Maar daaruit volgt
dan ook, dat de min. van financiën verkeerd zou
doen er op te rekenen, dat de gunstige cjjfers,
die de laatste maandstaat aanwjjst, bljjvende
zullen zjjn. Zoolang de malaise niet voor een
meer gezonden toestand in handel en nyverheid
plaats maakt, is een bljjvende stjjging van de
opbrengst der rijksmiddelen niet te verwachten.
j Vad.)
De kamer van koophandel en fabrieken alhier zal
eene openbare vergadering houden op Maandag,
den 19 dezer, te 3 uren precies. In die zitting
worden behandeldhet telegraaftariel en inge
komen stukken.
De sluitsteen van de beraadslagingen over den
torenbouw is eindelyb gelegd; zoo schrijft men
ons uit Yerseke. De kerk heeft zich by het
laatste raadsbesluit omtrent haar aandeel in het
gebruik der klok neergelegd en de raad heeft in
zjjn zitting van Donderdagavond besloten tot het
aangaan eener geldleening, groot 9000 ad 4%,
af te lossen in hoogstens 18 jaar.
't Is een langdurig, onbehagelijk gehaspel ge
weest, dat op bet laatst de» indruk maakte