N° 165. 129' 1886. V rijdag 16 Juli. Middelburg 15 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën 20 Cent per regel: Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Bij detfe courant behooren drie BIJVOEGSELS. De troonrede. MIDDELBIRGSCHE COURANT. Agenten te Ylissingen: P. G. de Yet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kroiningen: F. tan dek Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moou, te Tholen: W. A. van Niettwenhuijzen, te Terneuzen:A.van dek Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dahbe Cie., John F. Jones, opvolger Hoewel in bjjzaken verschillend, komen de oordeelvellingen van de verschillende bladen over dit staatsstuk vrij wel met elkaar overeen. „Kort maar bondig" noemt het Hbld haar. De verklaring dat de ontbinding der Tweede kamer noodig was geworden wegens een»verschil van meening" tueschen de regeering en een deel der Tweede kamer, vindt het »een zeer zachte uitdrukking voor de hoogst ernstige aanleiding der ontbinding. Die woorden zijn vermoedelijk met voordacht aldus gekozen, om bij het adres van antwoord elk debat over een Krachtiger omschrijving van het obstructionisme der thans verslagen rechterzijde af te snijden. Deze ver zoenende houding tegenover de overwonnenen verdient zeker waardeering en navolging. Wan neer de rechterzijde niet zelve een scherpe kritiek van hare handelingen uitlokt, zal de liberale meerderheid wel geneigd zijn het voorbeeld der openingsrede te volgen, en niet harerzijds thans het debat heropenen." De voornaamste tirade vindt het Amst. blad evenals andere bladen deze: «Behalve de wetsontwerpen betreffende de grondwet en andere, die in de vorige zitting aanhangig waren, zullen nog enkele spoedeischende aan u worden onderworpen." De regeering heeft dus plan de grondwetsvoor stellen opnieuw in te dienen. Maar noe zy dat doen zal; of de voorstellen zullen zjjn zooals zjj aanhangig zijn geweest dan wel gewjjzigd, be paaldelijk wat het kiesrecht betreft, daarvan hooren wij niets, evenmin als welke Bpoedeischende ontwerpen ons wachten. Yooral ten opzichte van hare plannen omtrent het kiesrecht is, zegt het Hbld, eene duidelijke verklaring der regeering noodig, en het is zonder eenigen twijfel de plicht der lioerale meerderheid om, in geval de regeering omtrent het kiesrecht geen bevredigende inlichtingen verschaft, in het adres van antwoord haar gevoelen duideljjk uit te spreken. „In dit opzicht"" kunnen de adresdebatten van de volgende week zeer belangrijk zjjn. Het minis terie-Heemskerk is blijkbaar niet geneigd om at te treden. Het zal ongewijzigd voor de kamers treden, hoe veel er ook op het beleid van velen zjjner leden valt aan te merken. Moest men dien toestand tot dusver dulden, wegens den ongezon den toestand der Tweede Kamer, thans is die toestand veranderd. Er is een meerderheid, welke waarborgen kan en mag verlangen voor een goed beleid van zaken. Ontbreken die waarborgen, dan behoort hoe eer hoe liever het vertrouwen aan het ministerie te worden ontzegd." Verder vindt het Amst. blad de verzekering in de troonrede omtrent de conversie onjuist. Het noemt die conversie veeleer eene veroordee ling van het beleid der financiën. De N. R. Crt. heet de openingsrede eene troon rede in miniatuur. Zjj schrijft o. a. uitvoeriger maar geheel in den zelfden geest als wjj dit deden »Aan troonredenen, die tot het gemoed des volks spreken, of den stempel dragen van warm gevoel, zjjn wjj nu eenmaal niet gewend. Wan neer het voorgeschreven ware, dat zulk eene rede vóór alle3 moet uitmunten door dorheid, de in houd zou aan dit voorschrift uitmuntend beant woorden. Zoo was het vroeger, zoo is het ook nu. Na de hoogst gewichtige gebeurtenissen in ons politieke leven, die aan deze buitengewone zitting zjjn voorafgegaan, treft ons deze verge dreven soberheid meer nog dan anders. Thans vooral had voorzeker ieder iets anders verwacht van dit koninkljjk woord; thans vooral moet ieder dit algeheel gebrek aan warmte in den toon stuitend vinden. Vreesde men misschien, dat zonder deze angst vallige soberheid de kroon in het gevaar zou komen hare onpartjjdige plaats te midden van den strjjd der partyen te verlaten Maar is dan het geschil, dat tot de ontbinding der kamer heeft geleid, buiten de kroon omgegaan, of was zjj in dat geschil wel degeljjk party In de sluitings- rede vau 18 Mei waren de constitutioneele vor men met opzicht tot de plaats, welke de kroon jn ons staatsstelsel inneemt, niet zoo overdreven gestreng opgevat. Integendeeldaar trad 's ko- nings overtuiging (hoewel nu gedekt, zooals het behoort, door de verantwoordelijke raadslieden der kroon) zelfs zeer sterk op den voorgrond. Na die rede zou het zeker niemand verwonderd hebben, wanneer in de troonrede 'skonings ver wachting, dat de afgebroken arbeid der grond wetsherziening thans zal worden hervat, op ietwat warmer toon ware uitgesproken." Over de, enkele spoedeischende ontwerpen en de conversie laat dit blad zich op dezelfde wijze uit als het Hbld., evenzeer als over het gebrek aan duidelijk aanwijzing hoe de voorstellen tot grond wetsherziening er wel zullen uitzien. Of zij n. 1. gewjjzigd dan wel onveranderd de kamer weer zullen bereiken. De Amst., Dagblad voor Ned., schrijft o. a. De Natie zal niet vergeten dat de troonrede eene buitengewone is ter opening van eene buiten gewone zitting. Zjj sehrjjft het daaraan toe, dat eenige stereotype uitdrukkingen in dit staatsstuk ontbreken. Zij beklaagt zich deswege niet. In 't algemeen keurt zij het goed, dat de noodige beknoptheid is betracht. Wij verkeeren in een spoedeischende periode. De stjjl der troonrede is daarmede in overeenstemming, zelfs zóó, dat het onmisbare woordje „onmisbaar" voor „zegen" is weggevallen. Ook dit, zoo hoopt zjj, zal ditmaal geen aanstoot geven. „Mag echter de Natie, zonder onbescheiden ge acht te worden eene opmerking maken, dan zou zjj gaarne verklaren, dat in één enkel opzicht de beknoptheid der koninkljjke rede haar heeft teleurgesteld en gegriefd. Zjj gevoelt zelve welzjj is niet veel meer, heeft onder de volkeren dezer wereld weinig meer te eischen en in te brengen. Maar zjj heet toch nog altijd de tweede koloniale Mogendheid op onzen aardbol. En nu weet zjj, dat zii illiaf iv. /U- LbjizOndpi. r7TOaU- gevaarljjk ziek is. Hoe is het mogelijk, vraagt zij, dat in dien toestand Z. M. de koning der Neder landen, op een uiterst kritiek, hoogst buitengewoon oogenblik, de kamers kan openen, en een rede uitspreken, als waren wjj reeds geen koloniale mogendheid meer De Natie stelt zeker belang in de grondwets herziening, maar zjj is nog niet dermate „verpo litiekt, verclericaald en veianticlericaald", dat heur eer en stoffel ijk belang haar ganscheljjk niet meer zouden ter harte gaan. Zjj bemint Heemskerk en zou hem gaarne een ministerschap voor het leven zien aangeboden. Maar meer dan Heemskerk en zjjn politieke kunstjes zjjn haar het Vaderland en de Koloniën. De Natie weet het, al zwjjgt de troonrede er over die beiden zjjn niet buiten gevaar." Het Vad. drukt zjjn gevoelen aldus uit „Die zich heeft voorgesteld, dat er ditmaal gewichtige meedeelingen gedaan zouden worden, zal by het hooren van de troonrede teleurgesteld zjjn geweest. „De regeering heeft het den koning, die er vermoeid uitzag, zeer gemakkeljjk gemaakt. Korter troonrede is nog nimmer uitgesproken en verras, aingen bleven ditmaal ook achterwege. „Trouwens, er was ook weinig aanleiding om bjj deze gelegenheid een belangrijke troonrede en gewichtige medeelingen te verwachten. Het was reeds bekend, dat het ministerie Heemskerk met de nieuwe kamer het werk der grondwetsherzie ning wenscht voort te zetten, en er was weinig zienersgave noodig om te voorspellen, dat van dat voornemen ook in de troonrede melding zou worden gemaakt, maar dat het ministerie verder den koning niets in den mond zou leggen, wat de verdere behandeling der zaken zou kunnen preju- diciëeren." Over hetgeen gezegd is, laat het Haagsche liberaal orgaan zich geheel in den zelfden geest uit als het Hbld en de N, R> Ct. Ook volgens dat blad is er alle reden voor de regeering om ernstig te overwegen ol niet, althans met betrek king tot de regeling van het kiesrecht, een andere formule moet worden voorgesteld dan het regee- ringsartikel, dat niet in behandeling is gekomen reden evenzeer om ernstig te overwegen of het goed gezien zou zjjn artikel 194 niet meer in de herziening te begrjjpen. Het conservatief-cierieale hoofdorgaan der resi dentie drukt als zjjne meening uit, dat het niet anders kon of deze troonrede moest louter een incidenteel karakter dragen en behoefde niet aan die eischen te beantwoorden, waaraan men het gewone jaarlyksche staatsstuk, onder dezen naam bekend, gaarne ziet beantwoorden. Wjj dienen er ons, volgens het Dbld, over te verheugen „dat het niet was een openingsrede, namens Z. M., maar inderdaad is een troonrede door Z. M. den koning persoonlijk, in verbljjdenden welstand, aan de vertegenwoordigers der natie overgebracht. Was dit den koning een genoegen, het Neder- landsche volk waardeert het als een geluk." Het meent verder zich „niet in al te gewaagde gissingen te begeven met de onderstelling, dat de aanvulling van het aantal leden der kamer tot het grondwettelijk vereischte cjjfer, met de daar voor noodzakeljjke wjjziging van de kiestabel, behooren zal tot de toegezegde spoedeischende wetsontwerpen." De Tijd Bchrjjft, in tegenstelling met het Hbld. „„Kort en niet krachtig"" is de qualifica- tie, die het koninklyk woord ons toeschynt te verdienen. Onder de onbeteekenende redevoerin gen, die het kabinet bjj gelegenheden als deze het hoofd van den staat pleegt in den mond te leggen, is deze zeker wel een der meest onbetee kenende. Eigenljjk zou men kunnen zeggen dat de troonrede volstrekt niets bevat. Ten minste wanneer men aan eenig denkbeeld mocht hechten dat er in zal worden uitgedrukt. Een herinne ring aan het „„verschil van meening"", dat aan leiding gaf tot de ontbinding der vorige kamer, zonder eenige aanwijzing van den rechtsgrond, waarop die ontbinding steundeeen uitgesproken verwachting in 's Blaue hinein omtrent het her vatten van een grondwetsherziening, die door iedereen, bjj den toestand waarin zjj verkeert, voor monnikenwerk wordt gehouden; ue banale ver zekering van de vriendschappeljjke betrekkingen met het buitenland alsot üe Atjeh-gevaren van geen andere zjjde dan van Atjeh dreigden; een mededeeling over de kustvaart" terwjjl op het schip van staat men slechts oog heett voor den stuurman, die door menig dreigend gevaar zal moeten heensturen, neenbij onze geringe ver wachtingen hadden wjj toch van de troonrede nog meer gehoopt!" T..-~ i i-i „Zon het in ae otastandigheaén mee betamelijk geweest zjjn, indien de minister zich door Z. M. had doen deputeeren, om zelt zijn proza aan de vertegenwoordigers des volks voor te lezen? Ons dunkt, het prestige der kroon had er door ge wonnen, en de heer Heemskerk ochl had er toch niet meer bjj te verliezen." Het begint er voor den heer Keuchenius zells in het district Amersfoort zeer donker uit te zien. Vele anti-revolutionnairen willen hem hunne Btem niet geven en de katholieken verlangen hem evenmin als hun afgevaaidigde. De R. K. kiesvareeniging Recht voor Allen te Amersioort besloot n. 1. met algemeene stem men ditmaal den candidaat der anti-revolution- naire kiesvereeniging niet te steunen, en stelde mr. R. J. Schinimelpenninck van Nyenhuis, conservatief, vroeger lid voor het district 's Gra- venhage, voorloopig candidaat, in afwachting van het bericht, ot de candidatuur door dezen wordt aangenomen. Tot overmaat van ramp voor hem zegt men dat de liberale kiesvereenigingen, om den heer Keuchenius te weren, den heer Schimmelpenninck zullen steunen. Arme Keuchenius! Opmerkeljjk is deze atkeerige houding der Room- schen in het district Amersfoort tegenover onzen oud-afgevaardigde, als men daarmee vergeljj kt wat in het district Middelburg voorviel. Hier beval hem zelfs de man, dien hjj het hevigst aanviel, en die hem het scherpst te woord stond, dr. Sehaepman, warm aan; hier spanden de ka tholieken zich zeer voor hem in en ginds, in het district Amersfoort, willen de Roomschen niets van hem weten. Dat teekent toch, maar werpt geen bjj eter fraai licht op hetgeen voor hem in ons district is verricht, voor de ondersteuning, hem hier ge schonken. Wie toonden zich fermer, de katholieken daar of hier? Kort verslag van den verkiezingsstryd: De liberalen hebben getriomfeerd de roomschen hebben geprofiteerd» de anti-revolutionairen hebbenhe^ ge lag betaald. De roomschen hebben aan de anti-revolutionnairen onttroggeld b jj n a alles wat te onttroggelen viel. Hun eenige fout is geweest, dat ze wel wat ruw zjjn te werk gegaan, waardoor een hoek uit hun masker gevallen is. Zonder dat zou bjj de eerst volgende gelegenheid ook het restantje in hun handen gevallen zjjn. Zoodra de anti-revolutionairen niets meer zullen te geven hebben, keeren de roomschen terug tot de liberalen, die dan wel weer wat zullen te even hebben. En het slot zal zyn, dat de gedecimeerde anti-revolutionairen met de liberalen zullen moeten samenwerken, om de ultramon- taansche nachtmerrie af te schudden. (Wagen. WJcbld.) De rede, waarmee gisteren de heer Wybenga, als oudste lid in jaren, de zitting der tweede kamer opende, luidt in haar geheel als volgt: „Volgens het reglement van orde ben ik ge roepen het voorzitterschap in uwe vergadering waar te nemen, totdat Z. M. een voorzitter zal hebben benoemd. Ik waardeer in hooge mate het voorrecht dit te kunnen doen, eensdeels omdat men mjj, hoewel reeds verre in jaren, nog het mandaat van volksvertegenwoordiger by herhaling heelt toevertrouwd, maar dan ook omdat het mjj nog gegeven ie, en ik niet verhinderd word door mjjne jaren, deze betrekking waar te nemen. „Wij beleefden onlangs eene parlementaire catastrophe, die den koning aanleiding gaf tot ontbinding van de Tweede kamer te besluiten. Uit de nieuwe verkiezingen, die daarop volgden,' zyn de leden voortgekomen, die wjj thans hier zien vergaderd. Ik breng u allen mjjn harteljjken welkomstgroet als zoodanig. „Laten wij met opgewekten ijver de werkzaam heden weer opvatten, die werden afgebroken, opdat daardoor zoovele groote en dringende volks belangen mogen worden bevorderd en tot practiscbe vormen mogen worden gebracht. Thans open ik deze vergadering." Gewichtiger was die van den voorzitter der Eerste kamer, den heer Van Eysinga. Deze luidde als volgt; «Mjjne Heeren! „Het behaagde onzen geëerbiedigden koning my opnieuw tot dezen voorzittersstoeL te roepen. „Steeds door uwe welwillende medq^verly stellen aan die vereerende roepstem gehoor te geven. „Ik neem deze plaats evenwel niet in, zonder een oogenblik stil te staan bjj de gewichtige ge beurtenissen der laatste dagen, gebeurtenissen die schier in alle deelen des lands groote beweging en spanning hebben medegebracht. „Ieder die den gang van zaken van nabjj heett gevolgd, moet mijns erachtens toestemmen, dat het door de regeering gevraagde ontslag, waarvan mededeeling geschiedde in de zitting der Tweede kamer van 13 April 11., alleszins gewettigd was. „De Tweede kamer, in twee gelyke helften afgedeeld, die over en weder elkander tot mach teloosheid en dientengevolge het raderwerk van de staatsmachine tot stilstand doemden, maakte de regeeringstaak onmogeljjk en benam iedere gelegenheid om ook maar iets van hetgeen voor het Nederlandsche volk wenscheljjk en noodzakeljjk was tot stand te brengen. „Dit klemde vooral toen de eene helft weigerde aan grond wets-herziening mede te werken en daar tegen strjjd voerde, en verklaarde dien strjjd te zullen bljjven voeren, al moest ook het verder! van land en volk daarvan het gevolg zyn. „Waartoe kon dit anders leiden dan dat de ministers hun portefeuilles ter beschikking van den koning Btelden? „Toen vervolgens een kabinets-formatie was opgedragen waaraan, zooals beweerd werd, een voorwaarde was verbonden, en die formatie, zonder dat bjj geschrifte of door persoonljjke bemoeiin gen getracht was, die voorwaarde te wjjzigen of te doen wegvailen, werd afgewezen, toen trad een phase in, die almede ontbinding wettigde. „En de uitkomst De onlangs gehouden verkie zingen, vergezeld van meer dan gewone krachts inspanning, hebben den toestand gewjjzigd. „De eene helft der kamer, bestaande uit mannen, die ten volle beseflen dat Godsdienstzin en vroom heid het schoonste sieraad en de grootste zegen zyn van het volk, doch die tevens overtuigd zjjn, dat het volk moet worden bestuurd, geregeerd en ontwikkeld naar de regelen, die door het verstand en de wetenschap worden voorgeschreven deze party heelt in ledental eenigszins gewonnen. „De daar tegenover staande party, die van het hoofdbeginsel uitgaat, dat men een bepaalde ge loofsovertuiging moet hebben en dat men zekere leerstellige begrippen in het godsdienstige moet beljjden, om geschikt en waardig gekeurd te worden voor het landsbestuur en de volksvertegen woordiging, deze partjj heeft in geljjke verhouding verlies geleden. „Stond vroeger die kamer, zooals men dat uit drukte, op het doode punt, thans is er een meer derheid. „De verkregen meerderheid is evenwel niet groot zal de regeering in staat zjjn daarmede haar taak met gunstig gevolg voort te zetten? Wie zal het zeggen? Wensobeljjk aebt ik het zeker,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1