N° 153.
129
1886.
V:rijdag
2 Juli
Middelburg 1 Juli.
8
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.'
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.'
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Aanteekenen op stembureau's.
MIDDELBIJRGSGHE CO IIRANT.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: P. van dek Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Niehwenhhijzen, te Terneuzen: A.van dek Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publieité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
Nu ook in onze provincie, en wel te Yerseke,
zich het geval voorgedaan heeft, dat aan een
kiezer en een niet-kiezer geweigerd werd om op
het stembureau aanteekening te houden van hen,
die hun biljet kwamen inleveren, willen wjj enkele
woorden aan die kwestie wijden.
Er zijn van die handelingen, welke door het
gebruik als gewettigd schijnen, zoodat men de
handen in elkaar slaat, wanneer men hoort dat
daartegen geprotesteerd wordt.
Zoo ook was het hier.
De vrijgevigheid, waarmee op menig stembureau
aan alle parijjen gelegenheid gegeven werd om
te controleeren of de partijgenooten zich wel van
hun taak kweten, maakte ons zoo vertrouwd met
zulk een maatregel, dat wij verbaasd stonden, toen
wjj hoorden, dat daartegen bezwaar gemaakt werd
maar nog meer verwonderd waren, toen wjj hoorden
dat men dit verhinderde met een beroep op de wet.
En toch, ja art. 40 der kieswet geeft aanleiding
tot zulk eene opvatting. Daar staat, zooals
gisteren gemeld werd „De kiezers, die geene krijgs
lieden zijn, verschijnen ongetoapend op de plaats,
voor de inlevering der stembriefjes bestemd. De
kiezers houden zich aldaar uitsluitend bezig met het
stemmen over le kiezen personen
Men lette vooral op die beiden alinea's, i n
verband met elkaar.
Wat kan de bedoeling wezen?
Om een antwoord te verkrijgen op die vraag
namen wij de moeite de handelingen en bjjlagen
der staten-generaal van het jaar 184950 eens
na te gaanen wjj zagen over dat artikel in
het oorspronkelijk ontwerp, ingekomen 3 Mei 1850,
was het art. 41 noch in de memorie van
toelichting van de regeering, noch in het voor-
loopig verslag der beide kamers, noch in de ge
voerde discussiën, iets wat eenigszins de nadere
bedoeling kan aangeven. Er is over het geheele
artikel geen woord geschreven noch gesproken.
Wij kunnen dus nooit apodictisch zeggendit
of dat was de bedoeling der regeering of der ka
mers, en eigen opvattiug moet alzoo beslissen.
En nu meenen wij dat het vrjj ver gezocht is
om, zich grondende op het woord uitsluitend, het
vreedzame werk tegen te gaan van aanteekening
der gestemd hebbenden.
In de eerste alinea van art. 40 wordt gesproken
van de verplichting voor de kiezers, niet-militairen,
om ongewapend te verschenen. De krjjgslieden
kan men niet beletten hun sabel te dragenmaar
voor 't overige wilde men, zoo meenen wë, voor
komen dat er by de stembus vechtpartgen plaats
hadden. Rustverstoringen; al wat eene geregel-
dèn gang der stemming zou kunnen beletten,
moest men kunnen tegengaan en daarom werd,
dunkt ons, de 2e alinea er aan toegevoegd,
opdat het stembureau zich daarop in eventueele
gevallen zou kunne beroepen.
Maar wanneer iemand in de zaal, op een af
stand van het stembureau, rustig wil aanteekenen,
dan kan, mits dit recht aan alle partëen worde
geschonken, daartegen naar ons gevoelen geen
bezwaar bestaan.
Zelfs niet-kiezers kunnen dat doen, dunkt ons;
want in art. 47 der kieswet wordt gezegd
„tot de stembus niet: tot de zaal waar
gestemd wordt wordt niemand toegelaten dan
die bevoegd is tot de keuze mede te werken."
Wg meenen dus dat, ja men zich wel, meteen
beroep op de letter der wet, kan verzetten tegen
zulk een onschuldig werk, maar dat het geens
zins in den geest van den wetgever en in de
bedoeling van art. 40 der kieswet kan liggen om
dit op zoo bekrompen wëze toe te passen.
Gaat men dien weg op, dan zou men ten slotte
tot de conclusie kunnen komen, dat het stem
bureau zelfs recht heeft alle toezicht en con-
tröle bë de stembus te weren.
Goes blëft anti-revolutionnaire en aan het district
vreemde afgevaardigden ter Tweede kamer be
houden.
Die voor ons onheuglgke maar daarom toch niet
minder door ons verwachte tëding hebben wë
heden middag onzen geabonneerden gebracht.
De liberalen in Goes hebben echter dapper
gestreden. In geen jaren ontvingen hunne can-
didaten zulk een groot aantal stemmen. Zy nemen
dus toe in kracht, wat voor de toekomst bemoedigt.
$r schynen eenige katholieken zich van stemming
onthouden te hebben, maar grootendeels zyn zë
met de anti-revolutionnairen meegegaan.
Welk een invloed zelfs aan den vooravond van
den strëd een wachtwoord van hoogerhand heeft
Dr. Bronsveld beschrëft dit in zën brief, waar
van wë in dit nommer een uittreksel geven, zeer
juist
De katholieken zën meegegaan, niettegenstaande
zg zelve gedupeerd werdenin Leiden hielpen
de anti-revolutionnairen de Roomschen, hoewel
dezen hun Donner deden vallen.
Ernstiger voorbeelden van karakterloosheid zën
er zeker zelden gegeven
En zoo wë alles eens wistenhoe treurig zou
ons dan het verloop van die verkiezing blëken.
Als zelfs de Maasbode verklaartWë hebben
gegevens in handen, die over de Goesche ge
schiedenis een leelëk licht werpen, maar zullen
zwëgen om des lieven vredes wille," wat moet
er dan wel gebeurd en tot welken prës moet de
overwinning dan wel verkregen zën
Ter bestrëding van de candidatuur van den heer
mr L. A. Bybau werd o. a. als argument gebezigd
dat hë zyn kind niet liet doopen.
Dat vinden wë een uitstekend en steekhoudend
motief van de zëde zëner bestrëders. Hetbewëst
dat het alleen om de kerk te doen is; en datwë
recht hebben om hen te besteden, die als hoogste
macht altëd de kerk zoeken en iedereen daaraan
willen onderwerpen, al draait men ook uit ernst
en overtuiging die kerk den rug toe.
Dezer dagen maakte de Arnh. Crt op dat punt
eene zeer juiste opmerking, naar aanleiding van
het feit dat men by de volkstelling in Prankrëk
op de ingevulde biljetten zeven millioen mensehen
vond, die zich inschreven in de kolom „zonder
eenigen erkenden godsdienst."
„Dit heeft velen verontwaardigd misschien kan
het die verontwaardiging eenigszins temperen,''
schreef het blad, wanneer men zich herinnert
wat Schiller schreef:
"Welche Religion ich bekenne? Keiue von allen,
Die du mir nennst und warum keine
Aus Religion.
Wanneer men ziet, wat onder den naam van
godsdienst tegenwoordig gedaan wordt, sluit men
zich gaarne hë hem aan. Zy', die het heftigst
verontwaardigd zën, dragen hier de grootste
schuld."
De Amst. schreef dezer dagen
„Wë zën veranticlericaald maar, naar wë
hopen en verwachten de ziekte is nog niet
ongeneeslëk".
Yan het blad zou men kunnen zeggenhet is
op weg om verclericaald te worden.
Bë voorkeur zoekt het naar de fouten bë de
liberalen, om die met de el uit te meten en daar
door de eer te genieten van door de anti-liberale
bladen te worden geprezen en aangehaald.
Als het van de bewondering van die zyde ver
zadigd is, zal de tëd wellicht aanbreken dat het
tot andere inzichten zal komen en erkennen dat
het beter is zën vuil linnen in eigen kring te
wasschen.
Op kibbelarëen tusschen de bladen der verschil
lende partgen gaan wë niet in. De pot verwët
den ketel dat hë zwart is. Vrome praatjes be-
teekenen in deze niets.. Wanneer bëv. de Stand
aard beweert: „Onder de liberalistische kiezers
zyn de vloekers, dronkaards, bordeelhouders, met
heel de bent van Jan Rap en zgn spottenden
maat", en dat het door der zulker hulp is, dat
die partë in de kamer meesteresse werd, dan
hangt ze zelve op onwaardige wëze den vrome
uit en verbeurt het recht anderen over hunne
onbehoorlëkheden terecht te zetten. Immers weet
ieder, die bezuiden den Moerdëk geen vreemde
ling is, hoe het daar onder de Roomsche kiezers
gesteld is. De kerk wordt niet verzuimdwat
Heer-oom zegt is een evangelie. Maar heeft men
zën „plicht" gedaan, dan brengt men 't overig
deel van den Zon- of feestdag in de sociëteit of
herberg door. Of wil de Stand, er de Roomschen
buiten laten en doelt ze alleen op hare speciale
aanhangers, ook dan zou ze wëzer gedaan
hebben de bovenaangehaalde woorden in de pen te
houden. Onder de Kuyperianen en hun nasleep
zën ook tal van schurftige schapen. En of ze
dan al wat minder in de kroeg komen en Gods
naam niet misbruiken, wanneer ze niettemin
andere ongerechtigheden doen en daarbë de huik
naar den wind hangen, dan achten we ze geen
haar beter dan de openbare vloekers en dronk
aards, gesteld dat men deze vergeefs onder de
volgelingen van de Stand, zoekt.
Maar gelëk wg zeiden, we zullen ons met deze
zaken niet inlaten. We willen op wat ander»
wgzen. De Stand, weet de nederlaag te Zutfen
aan de party van ds Van Dgk te Doetinchem.
En als haar nu wordt meegedeeld hoe verre ze in
deze de plank missloeg, dan zegt ze zeer laco-
nisch„Het is ons goed deze zekerheid te hebben
uitgelokt".
De Banier ergert zich aan dat antwoord en zegt;
„Is zoo iets niet gruwelgk
Op die wgze mag men allerlei verdachtmakingen
en lasteringen uitstrooien.
Hoe zou de Standaard het noemen, als een der
liberale bladen eens het bericht verspreidde:
„De Redactie van de Standaard ontvangt jaarlijks
een vaste som uil een zekere Roomsche kas om
daarvoor Rome zooveel mogelijk in de hand te
werkenEn als dan datzelfde blad, als dit be
richt van allerlei bevoegde zgde was tegenge
sproken, op hoogen toon ging verklaren „De
Redactie van de Standaard ontvangt geen vaste
som uit een zekere Roomsche kas. Het is goed,
deze zekerheid te hebben uitgelokt".
„Wg zouden geen oogenblik aarzelen zulk een
hand el wëze jesuitisch te noemen".
Waarlëk, het is geen wonder, dat vele geloovigen
zich van de Stand, losmaken, daar ze van zulke
praktëken gruwen. We verdenken de redactie
van dit blad niet van schënheiligheid, maar dat
ze, door aldus voor te gaan, die zonde in de hand
werkt, kan moeielëk tegengesproken worden.
(Wag. Wkbld.)
Een eigenaardig këkje op de verkiezing te
Utrecht gunt ons de heer Bronsveld in bovenge
noemd Wag. weekblad.
Naar aanleiding van het feit dat de liberale
heeren Roëll en Rooy aards v. d. Ham zën gevallen
schrëft. deze heer het volgende:
De heeren Schimmelpenninck en Mackay zgn
hier persooalgk slechts aan weinigen bekend;
terwël de heeren Roëll en Roëaards v. d. Ham
aan niemand vreemd zgn, en tal van vrienden
hebben. Ik geloof, dat vele orthodoxe christenen
alhier voor de anti-revolutionnaire candidaten geen
geestdrift koesterden, en niet wisten wat te doen,
ja, misschien wel de heeren Roëll en Schimmel
penninck, de aftredende leden, zouden hebben
gestemd ware het stuk van de HH. v. Weede
c. s. niet verschenen. Dat heeft de kerkelijke
hartstochten gaande gemaakt. Men wilde toonen,
dat men niet ethisch" isdat men behoort tot
de partë »des geloofs"; en bë velen viel nu elke
andere overweging weg. DeHH. Roëll en Roëaards
werden nu in hun oogen hoe langer hoe gevaar-
lyker en afschuweaker. Op een ongeteekende
gedrukte kaart, më uit Amsterdam toegezonden,
leest men o. a.„De heer Roëll was de trouwe
bondgenoot van Heldt (lid van den Malthusiaan-
schen bond en den Dageraad In een circulaire,
o. a. onderteekend door mën ambtgenoot Pelix
alhier, wordt met het oog op het manifest der
HH. v. Weede c. s. gevraagd »Is het wonder,
dat bë de anti-liberale kiezers gelëke stemming
heerscht en velen onder hen deze vëf beschouwen
als mannen die, hun roeping en plicht vergetende,
met listig overleg, juist op dit tijdstip zich als
overloopers doen kennen?"
De hh. v. Weede c. s. „overloopers", of
zooals de Stand, zeide, „verraders" en nu weet
men genoeg om te kunnen verklaren, dat al wat
te Utrecht confessioneel is, zich afwendde van de
hh. Roëtl en Royaards. Men zag eerzame bur
gers op den morgen der verkiezing in hun buurt
rondgaan om tot stemming voor de »geloovige
partë" op te wekken.
In de circulaire, waarvan ik zoo even gewaagde,
lezen wë dan ook: »In de politieke wereld in
ons land zën maar twee groote partëen, de libe
rale en de anti-liberale." Deze circulaire, ook
voor de roomsche kiezers bestemd, had even goed
door een pastoor onderteekend kunnen worden,
als door den president-curator der »Vrëe Uni
versiteit op gereformeerden grondslag." Van Rome
wordt hier verklaard, dat het „afkeerig is, van,
alle ongeloof, revolutie en dwingelandë". Het
lieve Rome! Toen dan ook de heer Schaepman
hier de hh. Schimmelpenninck en Mackay kwam
aanbevelen, verdrongen zich onder zën gehoor de
grimmigste vëanden van alles wat „ethisch" is,
en zë gaven aan hun »geloovige" gevoelens lucht
door den afgezant van Rome (die zën rede aan
ving met een onwaarheid, hem duidelëk door
prof. Spruyt onder 't oog gebracht) luide toe te
juichen. Zóo verblind zën hier onze goede „ge
reformeerden." Më dunkt, dat het nu duidelëk
is, waarom van de streng kerbelëke zgde tegen
de hh. Roëll en Royaards met alle kracht is
gewerkt.
Maar niet minder krachtig is dit geschied van
roomsch-katholieke zgde, 't Was, enkele dagen
vóór de stemming, een lust de geestelë'ke heeren
alhier te zien draven door de stad. Op Pinkster
maandagavond te half elf kwam een dier afkee-
rigen „van alle ongeloof, revolutie en dwingelan
dë" bë een lid eener protestandsche kerk aanbellen;
hë meende dat hë by een roomsche was. Mg
is verzekerd, dat alhier in roomsche kerken het
stemmen op de H.H. Schimmelpenninck en Mac
kay is gelast, en, waar dit in het openbaar is
geschied, daar kan men wel nagaan welke mid
delen die kerk, van „alle dwingelandë" zoo
afkeerig, in het verborgen heeft aangewend. Zelfs
is më daarvan een en ander ter oore gekomen,
dat më deed zeggen: Rome verandert toch nooit.
En toch, te Utrecht zelf, in de plaats, waar men
de heeren v. Weede c. s. kent", heeft ongetwëfeld
de overgroote meerderheid gestemd op de H.H.
Roëll en Royaards. Had de Btad Utrecht den
doorslag moeten geven, deze Heeren waren stellig
gekozen geworden, maar de omliggende dorpen,
die een zeer sterk roomsch element vertegenwoor
digen, deden de schaal overslaan ten gunste van
de anti-revolutionnaire candidaten. De macht
der pastoors ten platten lande over de gewetens
is onbegrensd.
De heer Royaards kan er dan ook zeker van
zën, dat zën pachters, die zich ganschelëk niet
over hem hebben te beklagen, dapper hebben
medegewerkt om hem als een voorstander van
„alle ongeloof, revolutie en dwingelandë" uit de
Kamer te weren.
Wanneer men nu bedenkt, dat, ondanks al die
inspanning, de Heer Mackay toch slechts twee
stemmen verwierf boven de vereischte meerderheid
dan zal men moeten zeggende victorie, te Utrecht
behaald, is voor „de geloovigen" alles behalve
schitterend geweest.
De hulppostkantoren te Oostkapelio en Veere
zën belast met de behandeling van aangeteekende
brieven, een aangegeven waarde van 600 t®
boven gaande.
Herbenoemd tot burgemeester van Culembörg
jhr. mr. L. Sc hor er en van Ossenisse de heer J.
P. Rosseel.
In de Woensdag te Terneuzen gehouden ver
gadering van ingelanden van den polder Nieuwe
Neuzen is tot dëkgraaf herbenoemd de hees
P. Moes.
In de gisteren gehouden vergadering van den
raad van state, afd. voor de geschillen van bestuur
is het beroep van den gemeenteraad van Sluis,
tegen een besluit van ged. staten van Zeeland,
waarbë goedkeuring is onthouden aan de gemeen-
teoegrooting over 1886, ongegrond verklaard.
In la Revue des Assurances wordt in een hoofd*
artikel, de assurantie en de school getiteld, de
aandacht gevestigd op een soort van confessie
van het hoofd eener openbare school, die zich liet
overreden eene levensverzekering te sluiten. Met
deze zijne daad was hg zoo ingenomen, dat hë zelfs
eene aankondiging, bevattende naam, zetel enz. der
Maatschappë, bë welke bë zich verzekerde; in
de school hing.. Mënheer de schoolinspecteur
maakte op een goeden dag aanmerking op deze
pedagogische kettei'ë- Naar de letter had deze
inspecteur recht. Maar aan den anderen kant
bestaat er toch een groote behoefte om juist aan
kinderen door woord en voorbeeld, reeds vroeg dö
groote economische beginselen van associatie, so
lidariteit enz. te leeren, waarvan de levensverze
kering slechts de beredeneerde toepassing is. Maar
de kinderen vergeten die zaken spoedig. Dwaling t
Worden deze begrippen reeds vroeg ingeprent,
dan kunnen zg wel sluimeren, maar vergeten
worden zë niet. Wie onzer heeft daarvan niet de
ondervinding opgedaan? Alle graankorrels komen
wel niet tot rypheid. Dit mag echter niet weer
houden om te zaaien.
ïn het voorschrift tot regeling van de opleiding
van onderofficieren tot den rang van tweede-lui
tenant der infanterie en van tweede-luitenant
kwartiermeester is eene wëziging gebracht.
De voorbereidende school, bestemd om onder
officieren en korporaals in de gelegenheid te stellen
het vóór hunne indiensttreding geleerde te onder
houden, en tevens om hen, die daartoe aanleg
bezitten, de kennis te doen verkrëgen, die voor
toelating op den cursus gevorderd wordt, zal
voortaan gevestigd zën bë de staven der regimenten.
De voorbereidende scholen hebben éen studie
jaar er wordt ondervgs gegeven inreken-, stel
en meetkunde, de gronden der Nederlandsche en
Pranscbe talen, aardrë kskunde, geschiedenis,dienst
en exercitiereglementen.
Het geven van onderwy» wordt opgedragen aaq