N° 150.
129® Jaargang^
1886.
Dinsdag
29 Juni.
inkwartiering.
Middelburg 23 Juni.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen."
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
MIDDELBIIRGSCHE COURANT.
S,
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dek Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhuijzen, te Terneuzen: A.van dek Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parjjs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger
De burgemeester en wethouders van Middelburg,
gelet op de artikelen 18 en 19 der wet betrek
kelijk de inkwartieringen, van den 14 September
1866 Staatsblad no. 138)
brengen ter openbare kennis, dat de lijst der
inwoners, die voor het verleenen van inkwartie
ring en onderhoud het eerst in aanmerking komen,
is aangeplakt
dat die lijst van den 28 Juni tot en met den
12 Juli a., op de secretarie der gemeente voor
een ieder ter inzage is nedergelegd, alsmede dat
de bezwaren tegen die lijst schriftelijk aan hen
kunnen worden ingediend van den 13 Juli tot
en met den 27 daaraanvolgende.
Burgemeester en wethouders achten het tevens
niet ongepast, de ingezetenen bekend te maken
met den inhoud van de artikelen 13, 14 en 16
der hierboven aangehaalde wet, luidende als volgt
Art. 13. De vordering van inkwartiering en
onderhoud geschiedt
voor het krijgsvolk, bij bewoners van huizen
of van gedeelten van huizen, ter zake waarvan
aanslag in de personeele belasting plaats heeft,
naar eene huurwaarde, welker bedrag, volgens
de wet op het middel, geen aanspraak geeft op
verminderde belasting;
voor de dienspaarden, bij alle personen die over
gebouwen of getimmerten beschikken, bruikbaar
tot stallen en paarden en waarin onbezette plaatsen
zijn
Art. 14 Huisgezinnen, waarin zich eene kraam
vrouw of een lijk bevindt, of waarin personen
aan ernstige ziekten lijden, worden tijdelijk van
inkwartiering vrijgesteld.
In huizen, waarin eene besmettelijke ziekte
heerscht, mag geen inkwartiering geschieden.
Deze omstandigheden worden, vóór het uitrei
ken der biljetten aan de kwartiermakers of bij
detachementen aan de manschappen, medegedeeld
aan den burgemeester.
De inwoner, die deswege in gebreke blijft, is
gehouden de geïnkwartierden voorloopig in zijne
woning, (mits daarin geen besmettelijke ziekte
heersche), op te nemen en ten spoedigste voor
eigen rekening, in hunne behoorlijke huisvesting
en onderhoud elders in de gemeente te voorzien.
Deze laatste verplichting vervalt, wanneer het
gemis der bedoelde opgaaf buiten de schuld ligt
van den inwoner, in welk geval, op diens latere
mededeeling der reden van vrijstelling de burge
meester een ander kwartier aanwijst.
Huisgezinnen zonder mannelijke personen bo
ven de 20 jaren worden niet met inkwartiering
belast.
Ontstaat eene reden van vrijstelling tijdens de
inkwartiering, dan wordt door den burgemeester,
na kennisneming daarvan, een ander kwartier
aangewezen.
Art. 16. De inkwartiering en het onderhoud
worden bij gelijke beurten ouder de inwoners
verdeeld, met dien verstande evenwel, dat de
krijgslieden, tot dezelfde kompagnie of hetzelfde
escadron behoorende, zooveel doenlijk in de nabij
heid van elkander en van hunne paarden worden
ingekwartierd.
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, te Middelburg den 25 Juni 1886.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
P I C K E.
De Secretaris
A. DE VULDER VAN N00EDEN.
De heer Van Houten heelt thans opnieuw een
brief in 't licht gegeven, die aanvangt met deze
regelen
„Eindelijk, ik geloof zelfs voor het eerst, is er
in de Tweede kamer eene zuiver liberale meer
derheid. Voor het eerst althans is er eene meer
derheid bij eerste stemming, zonder eenig bond
genootschap met twijfelachtige vrienden, gekozen
op een aan allen bekend en door allen erkend
liberaal programma, en heeft zjj tevens de macht
om het te verwezenlijken, daar de kroon zich er
in beginsel mede vtreenigd heeft. De meerder
heid, hoewel niet groot, is sterk door hare een
heid. Alle voorwendsel voor het rekken van het
leven van een extra-parlementair ministerie is
vervallen. De liberale meerderheid behoeft leidersi
geene schrijvers. Zij heeft nu allereerst de her
ziening van de grondwet op het punt van het
kiesrecht tot stand te brengen, met additioneele
bepalingen, die het bijeenkomen eener werkelijke
nationale vertegenwoordiging verzekeren. Dit is
het eerste punt der liberale agenda, en tevens
het hoofdpunt. Daarmede kunnen andere onder
werpen verbonden worden, maar slechts zoo
danige, die de overwinning op het
hoofdpunt niet in gevaar brengen en
in de liberale gelederen geene ver
deeldheid wekken. Niemand echter, die
glechts tot de grondwetsherziening medewerkt
wegens de gelegenheid, die zij hem geeft, andere
te beperkende bepalingen veranderd te krijgen,
behoeft teleurgesteld te worden. Eene vereen
voudiging van de wijze van grondwetsherziening
is het aangewezen middel, zoowel om hun
steun te behouden, als om den tegenstand van
degenen te ontwapenen, die tot dusver van wij
ziging van art. 194 eene conditio sine qua non voor
hunne medewerking maakten. De behandeling
van Heemskerk's voorstel betreffende art. 194
laat nog den weg open, door wjjziging van art.
197 te zorgen, dat art. 194 niet in den weg sta
aan hervormingen op het gebied van onderwijs,
die b jj het volk steun vinden. Dit is eeneisch
der democratische beginselen, aan welke het plicht
matig is ingang te verschaffen, ook als men per
soonlijk met het volgens de grondwet bestaande
tevreden is. Het kan ook trouwens niet liggen
in de richting van hen, die zich thans scharen
om een progam, dat den gewonen wetgever vol
ledige of zoo goed als volledige vrijheid verleent
met betrekking tot het kiesrecht, diens bevoegd,
heid ten aanzien der organisatie van het onder-
wjjs of de militie aan beperkende grondwettige
regelen gebonden te willen houden. Wij kunnen
echter afwachten, wat de minderheid te dezen
aanzien na de bij de stembus geleden nederlaag
te berde brengt. Zij moet nu de hoop, hare
obstructionistische staatkunde met succes bekroond
te zien, vestigen op de gelegenheid, die bjj de
tweeede behandeling der grondwetsherziening aan
7, -f- 1 van elke kamer gegeven is, om de ver
beteringen tegen te houden, die de wetgever als
noodig zal hebben erkend. Men achte echter dit
gevaar niet te groot. Als de meerderheid der
tegenwoordige kiezers vóór de hervorming is,
bewerkt dergelijke oppositie tevens eene voort
durende bevestiging van het tegenwoordige onder
wijsstelsel en van het gezag der liberalen. Zelfs
de kans op eene voor de oppositie gunstige ver
andering gaat dan verloren. Bovendien hebben
de nu gehouden verkiezingen geleerd, dat de
kiezers grenzen weten te stellen aan het misbruik
van staatkundige bevoegdheden. Als de kiezers,
die beslissing in handen hebben, politieke obstruc
tie met politieken dood straffen, loopt men geen
gevaar, dat dit misdrijf veelvuldig zal gepleegd
werden. Ook in den kring der liberalen hebben wij
gezien, dat uit het alternatief, meê te gaan of heen te
gaan het eerste pleegt gekozen te worden. Veeleer
verwacht ik dus thans krachtige medewerking
van de minderheid eenige halsstarrige katholieken
en wellicht den eenig overgebleven conservatief
uitgezonderd om het ideaal der vooruitstrevende
liberalen, eene ware volksvertegenwoordiging, te
verwezenlijken. De anti-revolutionnaire partjj zou
daardoor ook weder in het haar door Groen
gebaande spoor terugkeeren, hetwelk zij ter
kwader ure onder den invloed der Roomsche
bondgenooten heeft verlaten."
De heer Van Houten dringt er tevens op aan
dat, als het eenmaal zoo ver komt, de kiezers
ook die kamerleden herkiezen welke de betrekking
van minister aanvaarden. Daardoor alleen is het
vormen van een krachtig ministerie mogelijk en
kan aan de liberale beginselen een duurzaam
overwicht verschaft worden.
In dat opzicht zjjn wij bij alle constitutioneel e
landen, waar de volksinvloed krachtig is Enge
land, België, Italië, Frankrijk ten achteren.
„Vooral thans is het volstrekt noodig, deze
verbetering in de praktijk der grondwet in te
voeren. De kroon is in de laatste jaren gewend
aan ministers, die deze betrekking enkel aan
koninklijke gunst te danken hadden en dus vol
komen van haar afhankelijk waren. Ontsloeg de
koning hen, dan waren zij, behoudens weinige
uitzonderingen, niets anders dan gepensioneerden,
naar wie het volk niet meer omzag. Het hof is
ontwend aan parlementaire ministers, die door
den steun des volks hoog staan, en, wanneer zjj
als verantwoordelijke raadslieden de kroon willen
dienen, hunnerzijds daardoor aan de kroon een
dienst bewjjzen, omdat zjj de zorg voor de vast
heid en waardigheid van 's konings regeering op
zich nemen. Niet minder zjjn de kamers aan
zulke ministers ontwend. Voor haar kunnen uit
den aard der zaak de zoogenaamde koninklijke
ministers niet anders zijn dan schrjjvers en bood
schappers tusschen haar en de ministerieele
bureaux. De ministerieele waardigheid is door
het volstrekt gemis van allen persoonlijken invloed
van de meeste ministers der laatste jaren zoo
laag gezonken, dat het veel strjjd en inspanning
zal kosten, haar weder ©enigermate te verheffen.
Niemand kan dit beproeven, tenzjj hjj elk oogen-
blik met zjjne tegenstanders de rollen verwisselen
kan en op de banken der oppositie plaats kan
nemen. Wie een minister vervangen wil, moet
hem in het parlement voor den rechterstoel des
volks overwinnen. Niemand kan met duurzaam
goed gevolg en waardigheid de betrekking van
minister bekleeden, als men niet ook na zijne
aftreding met hem heeft te rekenen. Ook is het
niet goed, dat een minister geheel buiten alle
betrekking is tot de kiezers. Als de regeering,
ook tot het behoud van hare positie als zoodanig,
het oog gevestigd moet houden op den steun dei-
kiezers en met de stroomingen in het volk reke
ning heeft te houden, is er een waarborg te meer
voor de overeenstemming tusschen volk en regeering,
die het doel der parlementaire instellingen is."
Als aldus door herstel, eerst van den band
tusschen de ministers en de kamers, en vervolgens
door een verbeterd kiesrecht ook van den band
tusschen de kamers en het volk, onze regeer-
machine weder regelmatig werken kan, kan volgens
de heer Van Houten, de sociale kwestie aan de
orde zjjn.
Men verlieze daarbij vooral het onteigeningsrecht
niet uit het oog. De hoofdtrekken van zijn plan
op dit punt geeft de heer Van Houten nog eens
in de volgende regelen weer:
»De materieele vooruitgang der maatschappjj
openbaart zich in, en wordt mitsdien bevorderd
door wegneming van alle belemmeringen tegen,
a) het in gebruik stellen van ongecultiveerde
gronden voor landbouw, veeteelt, tuinbouw of
aanleg van woningen en parken; 6) het invoeren
van eene meer intensieve cultuur (tuinbouw) op
gronden, die tot dusver slechts voor eene meer
extensieve cultuur (landbouw en veeteelt) benut
tigd werdenc) het gebruiken van landbouw- of
tuingronden voor aanleg van woningen of inrich
tingen van nijverheid.
Wie thans op eene dier wijzen in de maatschappij
arbeid verschaffen, of 's lands hulpbronnen tot
ontwikkeling brengen wil, moet beginnen den
eigenaar het terrein uit de hand te wringen. Op
dit punt wil ik de verandering gemaakt hebben,
en wel op deze wijze. De gemeentebesturen
wijzen, naarmate der behoefte en naarmate de
gronden voor een en ander door aard en ligging
geschikt zijn, uitbreidingskringen aan voor de
verschillende wijzen van gebruik van den bodem.
Dan kan ieder, die ongecultiveerde gronden in
ontginning wenscht te brengendie een tuin
wenscht aan te leggendie eene woning
wenscht te stichten of eene onderneming van
njjverheid wenscht te vestigen, uit de daarvoor
aangewezen gronden zijn perceel, zoo noodig in
daarvoor vast te stellen volgorde, kiezen. De
eigenaar zal dit perceel tegen schadeloosstelling
hebben af te staan, tenzij hjj zelf de bestemming
wil veranderen."
Voor de regeling dier schadeloosstelling worde
de koopwaarde aangenomen, dan heeft men uit
den voorgestelden maatregel enkel het nut en
ook dit is reeds groot van eene regelmatige
uitbreiding van steden en dorpen en van de
effening van den weg voor ieder, die eenige onder
neming wil beginnen. Als men echter als grond
slag der schadevergoeding behoudens eene
overgangsbepaling bjj de eerste invoering der
nieuwe wetgeving de zuivere opbrengst aan
neemt, zoodat men den eigenaar slechts een
kapitaal heeft aan te bieden, dat hem een gelijk
jaarljjksch inkomen verzekert als hjj tot dusverre
zelf uit zijn grond trok, is tevens het overwicht
dat het bezit over den arbeid uitoefent gebroken
en de zoogenaamde sociale kwestie in het hart
getroffen.
Men weet, indertijd stelde de heer Van Houten
daarom eene nieuwe redactie van art. 147 der
grondwet voor.
Na nog een blik geworpen te hebben op de
wederpartjj, ten wier aanzien de verkiezingen
ook zeer leerzaam zjjn, waarbjj de heer Van
Houten opmerkt hoe de katholieken onbetwist
baar de leiding hadden, geeft de schrijver ten
slotte te kennen dat hij voorloopig de uitgave
zjjner brieven zal staken.
Bjj de in de laatste jaren zoo weifelende houding
der groote dagbladen had hij ze noodig, om op
elk tjjdstip eenigen invloed te kunnen uitoefenen
op de denkwjjze van het publiek, zonder de me
dewerking te behoeven in te roepen van redactiën,
van welke, hoe welwillend hjj haar steeds heeft
bevonden, toch kwalijk te vergen was, telkens
hare kolommen open te stellen voor denkbeelden
en voornemens, waarmede zjj niet, althans zelden
ten volle, instemden. Thans is, ook bljjkens de
eenstemmigheid der Groninger liberalen bjj zjjne
herkiezing, tusschen het streven der liberalen als
partij en het zijne geen verschil, en is er geen
reden, waarom zjj en hjj bjj welwillend overleg
geengeljjkentred zouden kunnen houden. Het is
toch aller belang eene liberale regeering in bet
aanzjjn te roepen, die de grondwetsherziening in
liberalen geest leidt; die de liberale beginselen in
het bestuur weder in eere herstelt, en bjj de
wetgevende macht telkens dat deel van het ge
meenschappelijk programma op den voorgrond
brengt, hetwelk de beste kansen op verwezenlij
king heeft. Voortaan kan er overeenstemming
zijn tusschen de staatkunde der liberalen en de
werkzaamheid der dagbladenwaar zij bestaat is
natuurlijk verdeeling van arbeid verkiesljjk.
Van het voorstel, door den heer C. L. deMeule-
meester en gelijkgezinde kiezers ten opzichte van
baron Schimmelpenninck gedaan, maakt de heer
Schaepman zich met een Jantje van Leiden af.
Hij zegt de vrijheid te nemen naar het oordeel
van De Tijd te verwjjzen. En dit blad keurt het
denkbeeld, door den heer De Meulemeester aan
gegeven, sterk af. De verkiezingen zouden, zegt
het, tot een onwaardig spel verlaagd worden.
Alsof het samengaan van de katholieken en
orthodoxen en het geknoei met beider candidaten
een fair spel ware!
De katholieke kiezers in het district Goes zjjn
door het antwoord van dr Schaepman nog niet
veel wjjzer geworden. Wat zullen zjj nu doen?
De laatste regel van het schrjjven uit het voor
malig 4e district van Zeeland, in ons vorig nom-
mer, gericht aan het adres van dr Schaepman, is
onjuist weergegeven. Deze moet luiden Ne sutor
ultra crepidam. Het wil zeggen dat men niet
moet oordeelen over zaken waarvan men geen
verstand heeft, of in goed Hollandsch: schoenma
ker bljjf bij je leest.
Moeder natuur had zich wel in haar schoonst®
kleed gestoken bij gelegenheid der feestelijke
opening van Vlissingen's nieuw badhotel.
Zaterdag was het reeds een verrukkeljjk zitten
in de Kurzaal met gezicht op de zee aan
het officieel diner, waarmee de openingsplechtig
heid aanving.
De namen der voornaamste aanzittenden gaven
wjj reeds in ons vorig nommer.
Op aller plaats lag een keurig menu, versierd
met de Belgische, Nederlandsehe en Ylissingsche
wapens, benevens de vlaggen van beide landen
en een schets van het Grand hotel, Badhuis
Kuurzaal. Er heerschte een gezellige toon en
menig woord werd gesproken.
Wat er gezegd werd
Wjj wagen ons niet aan eene poging om de
woorden der sprekers weer te geven.
Waarvoor de Kurzaal ook geschikt moge zjjn,
zeker niet voor spreekzaal.
Het was hoogst moeiljjk iets te verstaanen
al zien wjj tegen het leveren van verslag niet op,
wjj onthouden ons daarvan liefst, wanneer wjj
niet zeker zjjn, dat wjj iets juist kunnen weergeven.
En dat is op dit oogenblik ons gansch en al
onmogeljjk. Wjj bepalen om daarom tot de
mededeeling dat er o. a. gedronken is op de
koningen van Nederland en België, op jhr. De
Brauw, commissaris des konings, op de commissa
rissen der maatschappijop den heer A. Smit,
op de voornaamste middelen van vervoer, de
Zeeland en den staatsspoor, terwjjl de directeur van
laatstgenoemde daarin aanleiding vond om van
zjjn belangstelling in Vlissingen te doen bljjken
in woorden, die wjj hopen, dat door daden zullen
worden bezegeld.
Na afloop van het diner genoot men nog ge-
ruimen tijd onder de veranda van den heerljjken
avond.
Ook Zondag werkte de natuur mee. Als meffl
het weder voor het kiezen gehad had, men had
het niet schooner kunnen wenschen. Uitgezocht
zomerweer, een aller prachtigste dag, hserljjk,
goddeljjk en in nog tal van andere gejjkte termen
werd dit door de vele duizenden, die den Zondag
geheel of ten deele aan de duinen doorbrachten
geroemd.
Van het hotel zelf, van het heerljjke nifzicht
op alle punten kunnen wjj, zonder in herhalingen
te vallen, niets meer zeggen, maar wel kunnen
wjj constateeren dat een zitje onder de galerjj,
bjj weder als gisteren eenig is.
Niettegenstaande de vele honderden Vlissingarg,
Middelburgers en vreemden, die er zich hadden
vereenigd, zat men er prettig en gemakkeljjk,
terwjjl het er aangenaam koel was en, dank
zjj de inrichting, de passage niet werd belemmerd.
Ook de stoffeering van de Schelde, waar telkens
stoombooten of andere vaartuigen de baren klief
den, bevestigde hetgeen wjj er in een vorig nom
mer van zeiden.
Tram en barge brachten van den middag af
telkens en telkens weer tal van bezoekers aas,