N° 134.
129* Jaargang.1
1886J
9 .Juni
Rijks-belastingen.
FEUILLETON.
Catull Pimpel.
Burgerlijke Stand.
Middelburg 8 Juni.
W oensdag
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiön: 30 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Voor de aanstaande verkiezingen op
Dinsdag 15 Juni a. bevelen wij ten drin
gendste aan voor het district:
MiadelD urg.
J. I I. BÜTEÜX
ARIE SMIT.
Jïr J. L. C. POIPE Tan IEERDERVOORT
Kr. L. AJYBAU.
Zlerllizee.
J. J. van KERKWIJK.
PATENTEN.
pickE
Hans Wachenliusen.1
MIDDELBURGS» COURAI\T.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. tan der Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou.te TholenW. A. van Niehwenhüuzen, te Terneuzen: A.van der Pexjl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dadbe Cie., John F. Jones, opvolger
en
Q 0
en
De burgemeester van Middelburg maakt bekend:
dat bjj hem ontvangen en aan den ontvanger der
directe belastingen ter invordering is verzonden
het door den provincialen inspecteur der directe
belastingen enz. te Middelburg, den 4 Juni 1886,
invorderbaar verklaarde kohier n° 7 van het
patentrecht over het 4e kwartaal voor het diensts
jaar 1885/86, met uitnoodiging aan ieder wien
zulks aangaat, om, na bekomen kennisgeving van
zijnen aanslag, ten spoedigste het door hem ver
schuldigde te kwijten, met herinnering tevens, dat
de bezwaren, welke dienaangaande mochten be
staan, binnen drie maanden na heden behoorente
worden ingediend.
Hiervan is afkondiging geschied waar het behoort.
Middelburg, den 7 Juni 1886.
De burgemeester voornoemd.
P I C K
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend:
dat de patenten over het 4 kwartaal van het
dienstjaar 1885/86 ingevuld gereed liggen en dat
tot de afgifte daarvan ten raadhuize zal worden
gevaceerd van den 12 Juni 1886 tot den 26 Juni
1886 des Woensdags en Zaterdags van iedere week,
des voormiddags 10 tot 12 uur.
De belanghebbenden worden mitsdien aange
maand om, binnen den boven bepaalden tijd, de
voorschreven patenten in persoon te komen afhalen
bjj gebreke waarvan deze door den deurwaarder
der directe belastingen, tegen voldoening van tien
cent, aan huis zullen worden uitgereikt, terwijl
zij zich blootstellen in eene boete te vervallen van
vijftien gulden, indien zjj, des gevraagd hun
patent of een afschrift daarvan, niet kunnen ver-
toonen.
Hiervan is afkondiging geschied waar het be
hoort, den 8 Juni 1886.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
De secretaris,
A. DE VULDER VAN NOORDEN.
66.
Roman van
NEGEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Bloedige geruchten.
>Het plan van Rollman," aldus ging de vorst
tot mjj voort," is onuitvoerbaar, zooals doctor
Löwe mij bewezen heeft. Gisela is meerderjarig
en mag in geldzaken haar eigen zin volgen.
Maar mijn vrouw zal den haren niet opgeven.
Toen ik mjj het recht voorbehield om in fami
liezaken voor haar te beslissen, heb ik natuu
rlijk nooit aan dien Pimpel gedacht daar
is zij veel te goed voor Kortom ik wilde
u voorstellen Oom scheen iets zeer buiten
gewoons te willen zeggen, dat verrieden zijne
trekken maar hij kwam er niet toe, daar de
adjudant met gewichtige tijdingen terug kwam.
»Wjj spreken elkaar naderIk kom bjj
ui..." In de gang ontmoette ik mevrouw
Wfirzen.
„Zooeven heb ik een boodschap uit de stad
gekregen", sprak zij gejaagd. „Die jongen heeft
in zjjn angst de waarheid niet gezegd. De stad
is vol van een bloedig gerucht. De ongelukkige
moet door Birh doodgeschoten en naar Dallhof,
opmjjn hofstede, gebracht zjjn. Zooveel is zeker
jjiftt hjj niet in zjjn woning teruggekeerd is, terwjjl
De wethouder, ambtenaar van den burgerljjken
stand te Middelburg, brengt ter kennis van be
langhebbenden, dat op den 14en en 15™ Juni a.
s., de aangiften van plaats gebad hebbende ge
boorten en overlijden kunnen geschieden
tusschen 12 en 1 uur des namiddags.
Middelburg, den 7en Juni 1886.
De wethouder voornoemd,
F. ERMERINS.
De heer mr. H. Goeman Borgesius heeft in
een vlugschrift de beteekenis van den verkiezingsstrijd
uiteengezet. Op zulk eene heldere en duidelijke
wjjze geeft hij een overzicht van den loop der
discussiën in de Tweede kamer over art. 194 en
de inconsequenties, waaraan de rechterzijde zich
heeft schuldig gemaakt, dat wjj dit boekje gaarne
in handen van alle kiezers zagen en het betreuren
dat dit niet vroeger verscheen.
In zjjne uiteenzetting wjjst hjj er vooral op,
hoe de heeren Schaepman en Lohman zeiven
eenmaal getuigden, dat uitstel van grondwets
herziening voor het vaderland de treurigste gevolgen
kan hebben. En toch hebben zij, bljjkbaar ter
wille hunner bondgenooten, moedwillig elk voor
stel afgewezen, dat aan hunne grieven op onder
wijsgebied te gemoetkwam; „zjj hebben", schrijft
de heer Borgesius, „hun eigen antecedenten moeten
verloochenen, teneinde mede te kunnen werken
tot mislukking van de herziening van art. 194
en thans, nu die herziening werkelijk mislukt
is, zouden zjj het recht hebben den volke te
verkondigenIn naam der rechtsgelijkheid vorderen
wjj eerst wjjziging van art 194, voordat wjj aan
eenige verdere hervorming onze goedkeuring
schenken1
In naam der rechtsgeljjkheid! Een
prachtig woord, waarvan ook de heer Lohman in
zijne brochure weer schromelijk misbruik maakt.
De eenige vraag, waarover thans de verkiezings-
strjjd loopt, is z. i. deze:
„„Vindt de natie het billjjk, dat bjj grondwets
herziening niet ten tweede male de eene helft
der natie zich haar aanspraak op rechtsgeljjkheid
ontzegd wil zien?""
„M. i. zou die vraag beter aldus aijn gesteld:
Vindt de natie het billjjk, dat straks ten tweede
male bjj de grondwetsherziening de éene helft
der Kamer elke hervorming zal tegenhouden,
zoodra zjj op éen punt hare parfcjjinzichten niet
geheel naar wensch in de grondwet gesanction-
neerd kan krijgen?
De heer Lohman erkent thans zelf, dat de heer
Van Houten volkomen naar waarheid den 7™ April
in de Kamer heeft gezegd: „„De rechterzjjde wil
haar beginsel van staatsrecht in de grondwet
andere sluipmoodenaars al lang weer in de
stad zjjn. Ik hoor dat de heele zaak in de club
aangekomen is ik moet het terstond aan de vor
stin gaan vertellen. Het is een complot van den
adel, waartegen men met kracht moet optreden.
Hoe zal de vorstin dat opnemen
Terwijl zij Bprak, keek ik door het groote ven
ster, dat op het plein uitzag en merkte dat
er inderdaad iets heel bijzonders aan de hand was.
De directeur van politie reed voor metGrei-
ner! Een oogenblik later stapte Birh aan het
hek uit en liep op zijn gewone losse manier den
tuin door.
»Hoe durft hjj zich zoo openljjk te vertoonen;"
riep de oude dame en ging verontwaardigd heen,
doch midden in de gang moest zjj uitwijken om
een in het zwart gekleede dame voorbij te gaan,
die geen voetstap voor haar uit den weg ging en
in wie ik Gisela herkende, die, mjj zoekende, langs
allerlei omwegen in deze gang was gekomen en
nu op mjj toesnelde. Ik zag hoe de andere zich
nog even omdraaido en zjj den hoek om sloeg.
Zjj moest gezien hebben, hoe harteljjk ik het
meisje mjjne beide handen toestak en baar mee
nam naar mjjne kamers. Als zjj dit aan tante
vertelde, zou ik ook wel in ongenade geraken.
Maar daar dacht ik niet aan.
„Gisela dat was een heerljjke inval van
u Zjj was te ontroerd om te antwoorden en
eerst, toen zjj in mijn zitkamer stond, sprak zjj
bijna ademloos
»Zeg mjj toch wat dat alles beteekent! tJit
gehuldigd zien; niet een neutraal beginsel,maareene
positief, hare staatsrechterlijke beginselen huldi
gende redactie."
Welnu, in die erkentenis ligt reeds de veroor
deeling van de politiek der rechterzijde. Hoe kon
men er een oogenblik aan denken, dat de liberalen
er in zouden toestemmen om de beginselen hunner
tegenstanders in de grondwet te schrijven Had
de heer Van Houten ook niet het volste recht
om aan de zinsneden, die door den heer Lohman
met instemming worden aangehaald, nog de
volgende toe te voegen
»»Met uwe beginselen van staatsrecht zien wij
de toekomst van Nederland duister in met het
zelfde recht, waarmede gjj uwerzijds de toekomst
donker inziet met onze beginselen. Is het niet
met twee maten meten, wanneer gjj niet onze
neutrale, maar eene positief, uwe staatsrechterlijke
beginselen huldigende redactie van ons eischt?""
Maar er is meer. Aangenomen voor een oogenblik,
dat laatstbedoelde eisch niet zoo onbillijk was als
het ons thans voorkomt, dan zou toch de non-
possumus-politiek in geen enkel opzicht gerecht
vaardigd zijn. Door aanneming van het amendement
der rechterzjjde zou zekerheid van subsidiën te
zullen krijgen, niet gegeven zjjndoor aanneming
van het amendement-De Beaufort of van het
regeeringsvoorstel zou de mogeljjkheid van sub-
sidiëering voortaan vaststaan, en omdat men
nu het laatste, dat men eerst voldoende vond,
geweigerd heeft, nadat men het eerste, dat eigenlijk
slechts door een deel der rechterzjjde van harte
verlaugd werd, niet verkrijgen kon daarom
zou men thans het recht hebben te verklaren
wij houden den strijd vol, ofschoon
die strjjd, zoo God het niet verhoedt,
het vaderland ten verderve voert.
Zulke taal grenst aan profanie, indien ze ge
bruikt wordt om politieke fouten te maskeeren en
slechte taktiek, waardoor men hef vaderland in
gevaar brengt, voor te stellen als eer heiligen
strjjd.
Nog nimmer is er misschien in Nederland op
het Binnenhof zoo met onheilig vuur gespeeld
als bij de grondwetsherziening. Er is gestreden
over art. 194 als over een heilige zaak, en onder-
tusschen is het werk mislukt, niet omdat het
vinden van eene, de meerderheid bevredigende
redactie onmogelijk was, maar omdat een deel
der rechterzijde geen grondwetsherziening wilde
en het andere deel van die rechterzjjde tenslotte
meedeed om door onmogeljjke eischen die her
ziening onmogeljjk te-maken. Scherp, maar naar
waarheid schreet dezer dagen mr. Yan Houten in
de Vragen des Tijds
„De geheele beweging over art. 194 was slechts
een middel om eene herziening van het kiesstelsel,
die niet bleef binnen de grenzen van art. 76 tegen
te houden; om den census te behouden zonder
hem te behoeven te verdedigen."
Wat de rechterzjjde nu wil, weet men thans
minder dan ooit.
Wat zjj niet wil weet men wel. Zjj wil geen
hervorming van het kiesstelsel, geen grondwets-
Dalldorf kwam het bericht naar Hainthal
„Dat gij u niet moet aantrekken", zei ik
lachend. »Kunt gij het helpen als de mannen
een dwaasheid begaan, die zjj een eerezaak noemen!
Bekommer u daar toch niet om Ik zou u veel
belangrjjker en geruststellender dingen van oom
kunnen vertellen; maar ik ben zelf zoo ont
daan er valt hier zooveel voor Maar laat
u vooral niet bang maken door de booze blikken
van mevrouw Wiirzen".
„Ik had geen rust buiten Het denkbeeld
dat ik wellicht Is er dan geen rust voor mjj
te vinden Ik verlang niets van de wereld
„En zij mag ook niets van u verlangen"
zei ik, en om haar af te leiden, terwjjl in de
vertrekken van oom wellicht hare dierbaarste
belangen besproken werden, bracht ik haar voor
een kast, zeggende
»Kjjk al die kostbaarheden hebt gjj hier achter
gelaten. Ik heb ze uit uw kamer gehaald om
ze voor u te bewaren en zal ze u zelf naar Hain
thal brengen. Mevr. Wiirzen had het oog er
reeds op, want die is vreeseljjk hebzuchtig; het
kleinste is haar welkom, als het maar kostbaar
is". Terwjjl ik ongemerkt luisterde, zocht ik haar
aandacht te boeien, maar het lukte niet; zij was
met heel wat anders vervuld. Ik zag ookhoe
zjj nu en dan angstig naar de deur beek, als
zij iets meende te hooren.
Misschien speet het haar dat zij gekomen was
en voelde zjj zich niet veilig sedert zjj de groot
meesteres gezien had-
hc-rziening, geen toenadering in den, het land ten
verderve voerenden schoolstrijd.
De heer Lohman noemt dat„zij wil zich niet
eene grondwetsherziening laten opdringen, dia
den verwoestenden schoolstrjjd laat voortduren,
en dus voor echte volksontwikkeling niet den
minsten waarborg biedt."
Laat ik het ronduit zeggenzulk een voorstel
ling is den man, die als leider eener groote partjj
optreedt, onwaardig. De heer Lohman kan zich
zelfs geen oogenblik de illussie maken dat door
aanneming van zijn amendement de verwoestende
schoolstrjjd geëindigd en dus „voor echte volks
ontwikkeling" waarborg gegeven zou zijn. Dat
den volke te willen diets maken is niets anders
dan mystificatie, boerenbedrog."
Het eenige, wat thans te bereiken viel, was een
wapenstilstand, een pacificatie op den grondslag
van gemeen recht.
En juist dat heeft men aan de rechterzjjde niet
gewild. TrouwenB, de heer Lohman heeft het in
een onbewaakt oogenblik zelf gezegd Met eene
kleine wijziging van art. 194 nemen wij geen
genoegen, want het tegenwoordige artikel 194
is bijzonder geschikt als middel van agitatie!
Daar zit hem de kneep. De agitatie in den
lande nog te vermeerderen schjjnt het hoogste
ideaal der kerkeljjbe drjjvers. Hunne betuigingen
van leedwezen over het voortduren van den strijd
zjjn in ljjnrechte tegenspraak met hunne daden.
En over een zoo onvaderlandslievende politiek
durft men met vertrouwen de uitspraak der
kiezers afwachten
Neen dat vertrouwen is voorgewend. Was
men werkeljjk van de voortreffeljjkheid van de
houding der rechterzjjde overtuigd, dan zou het
niet noodig zijn aan hetgeen in April op bet
Binnenhof is voorgevallen een verkeerde voor
stelling te geven. En toch, dat doet zelfs de
heer Lohman in zjjn vlugschrift, waar hjj bet
doet voorkomen, alsof door het amendement-De
Beaufort de bevoegdheid van den gewonen wet
gever om aan kerkelijke scholen subsidie te ver-
leenen niet buiten allen twjjfel zou zijn gesteld.
Dit nu is geheel geen kwestie meer. Niet alleen
was de redactie in dit opzicüt volkomen duideljjk,
niet alleen hebben de vijf voorstellers allen ver
klaard aan den wetgever volkomen vrijheid te
willen laten, maar tevens hebben de leden der
rechterzijde, die het amendement bestreden
(Schaepman, Brouwers en anderen) schier allen
erkend, dat dit punt thans als vaststaande kon
worden aangemerkt. Zelfs heeft de tweede kamer
door verwerping van het amendement-Van der
Kaay en Yan der Loeff uitgemaakt, dat de over»
groote meerderheid van een verbod om aan ker
kelijke scholen subsidie te geven, niet gediendis.
Waarom dan op dit punt nog eens weer terugge
komen Begint men aan de rechterzjjde in te zien,
dat zelfs de trouwe geestverwanten, als zjj de
ware toedracht leeren kennen, hun geloof aan
de onfeilbaarheid hunner leiders zuflen verlie
zen en tot hen zullen komen met de vraag
Hoe is het toch mogeljjk, dat gjj, die om geen
„Ik moet naar de stad," zei zij eindelijk, „ik
zal ongemerkt door de achterdeur
„Neen, gjj blijft hier," antwoordde ik ea
vatte haar bjj den arm, »wij zullen in mjjn bou
doir gaan, waar gjj altijd zoo gaarne zat."
Onderwijl kwam de kamenier zeggen dat oom
mij wachtte. Gisela had een rilling gekregen en
toen wjj weer alleen waren, zag zij als een gejaagd
hert schuchter om zich heen.
„Bljjf in het boudoir tot ik terug kom.
Geef mij uw woord dat ik u hier vind, dan geef
ik u het mjjne, dat gjj over mjj voldaan zult
zijn."
VEERTIGSTE HOOFDSTUK.
Hoe Gr einer B laum e i er zoekt.
Toen Hugo Greiner, door mjj gestoord in het
nasnuffelen der papieren van Carina, daarmede
voortging terwjjl ik met Gisela in de andere kamer
was, vond hjj eerst eenige onbeduidende brieven
in het Italiaansch en Duitsch, afkomstig van
vriendinnen der overledene.
Doch in een couvert ontwaarde hjj Duitsehe
brieven met een vrouwenhand geschreven, die
bljjkbaar aan den prins gericht, doch aan Carina
gegeven waren. Hjj stak dat alles zorgvuldig bjj
zich en merkte verder dat men ook een menigte
stukken, die bjj den boedel van prins Eduard
behoorden, met dien rommel naar den zolder ge
bracht bad, Lat^r boorde ik dat de groots