N° 131.
129'
1886.
Zaterdag
5 Juni
Middelburg 4 Juni.
Onderwijs.
Landbouw.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regeL'
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Vóór honderd vijftig jaren.
MIDDELBLRGSCHE COURANT
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: F. van dee Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moou,te TholenW. A. van nietrwenhuuzen,te Terneuzen: A.van dee Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dalle Cie., John F. Jones, opvolger
dook
F. NAGTGLAS.
{Verscheidenheden.')
(V e r v o 1 g.)
Zooals de Pinksterstorm van 1860 nog lang in
het geheugen zal blijven, herinnerde men zich in
de achttiende eeuw den grooten hagelslag, welke
op Pinkstermaandag 1724 een gedeelte van Wal
cheren teisterde. Het onweder, omstreeks twee
uren des namiddags opgekomen, duurde slechts
enkele minuten, doch werd gevolgd door een
geweldige hagelbui. De la Rue zag ijsklompen
vallen zoo groot als een kievitsei en sommige
wel als »duits boeketjes", vermoedelijk een soort
van broodjes. Eerst door een dwarlwind en vervol
gens door een stormvlaag aangedreven, bedekten
bergen van hagelsteenen de straten, en de huizen
tegen het zuidwesten zagen er uit als of de rui
ten uitgeschoten waren. Door schaarschte van
glas en werklieden, zag het stadsbestuur zich ge
noodzaakt om het gilde der glazenmakers eenigen
tjjd open te stellen, in weerwil der tegenkanting
van eenige dwarshoofden. In de omstreken der
stad werd alles wat te veld stond vernield, doch
wat verder bleef men schadeloos en werd er zelfs
geen blaadje gekwetst. Adriaan de Vin (school
meester te St. Laurens) berjjmde deze groote
verwoesting onder den titel: De groote hand des
Heeren vertoont in den zeer zwaren hagel op 5
Juni 1724een gedicht weinig beter dan dat van
een anderen kreupeldichter, die er van schreef
^Tot Middelburg en Ter Veer,
Bijzonder die twee steden,
Die hebben door dat booze weer,
De meeste schae geleden.
Zij schijnen ais gebombardeerd,
Als 't glas is stuk geslagen,
Dat'wij met droefheid zagen,
Er vielen groote stukken ijs,
Daar is er een gevonden,
Dat was heel plat en wit en grijs,
En meette duimen in 't ronde.
Men heeft dat stuk gewogen daar,
Was, zoo men zegt, drie verrel zwaar,
Dat zijn Gods wonderwerken,
O mensch wil dit opmerken."
Wat eene verwoesting hagelslag teweeg brengen
kan, is nog op den 22en Mei jl. in de omstreken
van Oostkappel en op Westhove gebleken.
In November van datzelfde jaar had men een
opmerkelijk hoogen, en in Dee. eene buitengewoon
lagen barometerstand; de kwik daalde onder storm,
doch er kwam in Middelburg geen zwaar weer,
alleen wat slordig met motregen, doch men deelde
aan onzen schrijver mede, dat het omstreeks dien
tijd te Sas van Gent sterk had gestormd.
Onder de natuurverschijnselen wordt vermeld,
dat men te Middelburg in Febr. 1726 op den
middag en hij klaren zonneschijn gedurende ge-
ruimen tijd, een helderen ster zag schitteren. De
Oost-Indische schipper T(eunis) Akkerman, ver
haalde aan De Ia Rue, hoe hij op de hoogte van
St. Helena eene zeebeving had waargenomen,
waarbjj het scheen alsof een groot watervat met
geweldig gedruisch van achteren naar voren door
het schip werd gerold.
In 1722 waren er op Walcheren zooveel konjjnen
als nog ooit was waargenomen. Men schreef het
toe aan den drogen zomer van het vorige jaar,
waardoor de jongen minder dan anders waren
versmoord, en hoewel voor eenigen nadeelig, was
het voor anderen een groot voordeel. De Zeeuw-
sche konjjnen waren reeds van overoude tjjden
zeer vermaard en gezocht, Yóor een dertig jaren
heeft men de kunstmatige aanfokking van tamme
konjjnen hier op groote schaal beproefd, wat,
ondoordacht uitgevoerd en zonder kennis van
behoorljjke verkoopplaatsen, geen voordeel gaf.
Nu de gemeenschapsmiddelen zijn verbeterd en de
stoombootdienst deze provincie zooveel dichter
bjj den grooten slokop Londen heeft gebracht,
zouden nieuwe proefnemingen wel overweging
verdienen.
Men weet hoe in oude tjjden in Zierikzee de
visscherjj bloeide en lettërljjk aan duizenden men-
schen brood verschafte. Er was daar dus menig
maal gelegenheid om merkwaardige zeedieren te
zien, maar nooit had iemand zulk een groote
heilbot (eelbot) aanschouwd als daar in het midden
der zeventiende eeuw aan de markt werd gebracht
waarvan de pensionaris Qckersse aai* De la
Rue verhaalde. Deze zeereus, aan de stadswaag
gewogen, bleek vijfhonderd pond zwaar te zijn en
werd voor twaalf rijksdaalders verkocht. De
smaak was, met het oog op de zonderlinge grootte,
vrjj goed, zoodat de voornaamste raenschen er van
aten. Deze vangst was zeker opmerkeljjker dan
van den zeehond, dien onze schrjjver op den 28 Mei
1730 met ruw weer en hagel en donderbuien voor
zjjne woning op de Rouaansch kaai (thans wijk G,
n° 138) levend uit de haven zag ophalen.
In vijvers en andere binnenwateren van Walche
ren kwam in dien tijd veel baars en andere zoet-
watervisch voor, die zelfs dikwerf op de visch-
markt werd verkocht. Onze schrijver deelt mede
dat hjj in Aug. 1738 bjj den advokaat Douw
waterbaars had gezien, gevangen in de zoete vest
bjj de Vlissingsche poort, zóo groot, blank en vet,
dat hij den besten Hollandschen evenaarde, zoo
niet overtrof, wellicht zou ook die tak van njj ver
heid in onzen tjjd hier meer behartiging verdienen.
Door zijn zwager S. Rademaclier kreeg onze
schrjjver in Juni 1729 een schjjfje ananas, op Esse-
quebo in Zuid Amerika gegroeid en doodrjjp
overgebracht. Van deze vrucht, misschien de
eerste die in Nederland kwam, teekende hjj op
„Zij zag er bleek meloenvormig uit, doch ik vond
er niets in van den alles overtreffenden smaak,
waar de reizigers van spreken, en onze persik
overtreft, naar mijn oordeel, deze vrucht verre."
Al toonde de statistiek niet aan dat de levens
duur van den beschaafden mensch langzaam maar
gestadig toeneemt, zouden de aanteekeningen van
De la Rue bevestigen, wat men nog lezen kan in
de grafschriften onzer oude berken en wel dat
hooge ouderdom toen maar zeer zelden voorkwam.
De pest maakte hier nog na het midden der
zeventiende eeuw vele slachtoffers en de kinder
pokken rukten in de achttiende tallooze menschen
in de kracht des levens of in den bloei der jeugd
naar het graf. Men moet de verschrikkeljjke
verwoestingen door die vreeseljjke ziekte hebben
nagegaan om den zegen der koepokinenting te
waardeeren, en de onzinnigheid te beseffen van
hen, die even onkundig als hemeltergend het
gezegende middel bestrjjden, door de Voorzienigheid
aan den mensch geschonken. Niet zonder voor
beeld was een geval, dat onze schrijver, als meer
voorkomende, bjj het verhaal van een familietwist
over het huwelijk van den ook door De la Rue
als mensch niet hooggeachten, prof. Albertus Voget
met eene juffer Van de Perre mededeelt. Haar
vader, de gecommitteerde raad, stierf in Nov.
1730zjjn zoon genas van de kinderpokken, doch
de weduwe overleed aan dezelfde ziekte; eene der
dochters (mevr. Voget) herstelde, maar de twee
overgebleven zusters stierven kort daarna. De
Zieribzeesehe dokter Job Baster deelt een nog
treffender geval van het uitsterven eener geheele
aanzienlijke familie dier stad aan de pokken mede.
Als dit in vermogende kringen plaats had, kan
men begrijpen wat minder gegoeden en armen
hadden te lijden. Dat ook de koorts, die men
nauweljjbs kon bestrjjden, menigeen uitputte, jaren
lang kwijnen deed en ten laatste naar het graf
bracht, blijkt ook uit de aanteekeningen.
Aan de gezondheidsleer werd in die dagen nog
weinig gedaan, maar toch poogden kundige artsen
ook in Middelburg, door het geven van openbare
lessen, kennis van den bouw en de verricntingen
van het menscbeljjk lichaam onder de leeben te
verspreiden. Zoo zag De la Rue op 3 Dec. 1733
den bekenden dokter Helvetius (een lid van het
beroemde geslacht van dien naam, ook Schweitzer
genoemd) een acht en twintigjarig matroos ana-
tomiseeren, die den 27 Nov. opgehangen was,
omdat hjj den kwartiermeester van een O. I.
schip met een mes doodgestoken had. Op de
snijkamer werd waarschijnlijk ook het lijk ont
leed der vrouw die, op 2 Mei 1737, wegens kinder
moord de rechterhand werd afgekapt, waarna zij
geworgd werd. Onze schrjjver zag bjj eene derge-
ljjke gelegenheid de zoogenoemde Jerusalemsche
armteekening, waarvan de reizigers naar Palestina
gewagen, bestaande uit eene ingeprikte afbeelding
van Christus aan het kruis, zóo zwart als ware
het met Oost-Indische inkt sierljjk geteekend.
Bjj die lessen werden merkwaardige spelingen der
natuur, zooals men toen zeide, besproken, o. a.
de vreemde gestalte van een veertigjarig man te
Zierikzee, waarvan de raadsheer Keizer aan De
la Rue verhaaldewelk wanschepsel geheel over
eenkwam met den Chineeschen jongeling, waarvan
een houten afbeelding nog in 't museum te
Middelburg wordt bewaard. Even merkwaardig
schjjnt een kind geweest te zjjn hier in 1741) uit
eene burgervrouw geboren. Het leefde eenige
dagen zoodat het door prof. Willemsen in de
Oostkerk werd gedoopt. Dr. Van Visvliet schreef
er een Latjjnsche verhandeling over en de ver
maarde schilder Schouman teekende het af. Bjj
die gelegenheid werd ook waarschijnlijk de af
wijking der natuurljjke gesteldheid besproken van
een wanschepsel, dat hier omstreeks 1670 in het
Simpelhuig te zien was, en waarvan in de, helaas
verloren gegane, aanteekeningen van prof. De Mey
gewag werd gemaakt.
(Slot volgt).
Dr. A. W. Bronsveld verklaart in zijne Stemmen
voor waarheid en vrede nog eens nader zijne
grieven tegen de anti-revolutionnaire kamerleden.
Allereerst oppert hjj zjjne bedenkingen tegen
de wijze, waarop zij spreken over den Staat, om
daarna, als tweede bezwaar tegen de herkiezing
dier leden te wjjzen op het verband, waarin zjj
staan tot de gereformeerde partij. »De Standaard",
zoo schrijft de heer Bronsveld, »zegt telkens, dat
wjj onze kerkeljjke geschillen sluiten moeten
buiten de erve der politiek. Maar ik acht dit
reeds zielkundig onmogeljjk. Ik kan in den
strijd, die thans in onze kerk gevoerd wordt, niet
eene worsteling zien, die naar waarheid door de
Stand, als ons »kerkeljjk gekibbel" zou geken
merkt zjjn. Ik denk zoo gering niet over den
strijd om of voor de kerk, maar vind hem inte
gendeel van zeer ernstigen aard. En meent gjj
nu, dat ik als politiek man geheel zou kunnen
verloochenen, wat ik als man der kerk met hart
en ziel verdedig? Is de redacteur van de Heraut
inderdaad, als hjj de Stand, schrijft, de beleefdheid
zelve tegen de irenischen
»En meent gjj, dat wij, die door de Heraut week
aan week op de schandelijkste wijze bestreden
worden, in eene verkiezings-campagne dat alles
zouden vergeten moeten, om de vrienden van de
Stand, op het kussen te helpen? Mij is 't niet
mogelijk, mij zelf op die wijze in twee helften te
verdeelen, en ik geloof niet, dat iemand het kan.
Bovendien weet ieder, dat de kerkeljjke kwestie
hare staatsrechtelijke zijde heeft, en dat zoowel
de wjjziging van art. 168 der grondwet als
de verheffing der Vrije universiteit" tot eene
heusche universiteit, moeten komen van de
tweede kamer. En is 't nu niet opmerkelijk,
dat de anti-revolutionnaire kamerleden tegenover
de »Vrjje Universiteit" zoo al geen welwillende,
toch een zeer gedweeë houding aannemen Is de
heer De Savornin Lohman niet een harer hoog
leeraren Behooren niet onderscheiden kamerle
den tot hare bestuurders en openbare begunstigers?
Verkondigt de heer Keuchenius niet tijdig en on
tijdig haar lof En wie van de anti-revolution
naire kamerleden heeft daartegen ooit geprotesteerd?
Wjj hebben hier niet te vragen naar hetgeen
deze heeren zeggen in private gesprekken, en het
is hier ook de vraag niet, of zij voor den persoon
van den redacteur van de Heraut veel of geen
sympathie gevoelen maar het feit, dat wjj te
zien krjjgen, is, dat zjj als een eenig man in de
kamer stemmen zooals de meerderheid der»club"
het uitmaakt. Het is waar, dat de heer Beelaerts
zich heeft verklaard tegen den revolutiounairen
weg tot kerkherstel, en de heer Lohman heeft
I daarover niet weing getoornd, maar niemand der
kamerleden is den heer Beelaerts bijgevallen,
en dat hij verder eenig bewijs van zelfstandigheid
heeft gegeven, is ons niet gebleken.
„In de Heraut is gezegd geworden, dat de „ge
reformeerden" met ons, irenischen, in ééne berk
niet leven konden. Welnu de partij, die ons op
kerkeljjk terrein uitwerpt, heeft ons ook niet lief,
waar zjj de erve betreedt van het staatkundig
leven. Zjj moet ons ook daar bestrjjden."
De liberale kiesvereeniging te Zevenbergen heeft
tot candidaat voor het lidmaatschap der tweede
kamer gesteld den heer J. Loeff, burgemeester van
1s Gravenmoer.
Naar men ons meldt is thans definitief besloten tot
de uitgave van een christelijk historisch blad voor
Zeeland, waarin het Zuiden te Middelburg en het
Nieuws- en Adv.-blad te Goes zullen worden op
gelost. Het blad zal tweemaal per week ver
schijnen, en de Zeeuw heetenmet 1 October zal
het eerste nummer daarvan verschijnen.
Een redacteur is reeds aangesteld, terwjjl uit
gevers zullen zjjn de heeren G. M. Klemkerk te
Goes en F. P. Dhuij te Middelburg.
De katholieke kiesvereeniging Recht voor allen
alhier heeft, volgens de Tijdmet algemeene
stemmen, - het getal wordt echter niet genoemd
besloten bjj de a. kamerverkiezing met de anti-
revolutionnair en mee te gaan. Zjj stelden de heeren
Keuchenius en De Savornin Lohman candidaat.
Door de liberale kiesvereeniging Noordgouive en
Kerkwerve is Dinsdagavond de heer J. J. van
Kerkwijk met algemeene stemmen weder tot
candidaat voor de Tweede Kamer gekozen. Bij
het bespreken van dezen, uitte men den wensch,
dat voortaan wat meer aanraking tusschen hem
en zjjne kiezers mocht bestaan.
Tot afgevaardigden naar de vergadering der
centrale liberale kiesvereeniging voor het hoofd
kiesdistrict Zierikzee werden gekozen de heeren
F. van den Bout Az. en M. W. van de Garde.
Ook de liberale kiesvereeniging van Ellemeet en
Eiberzee en die te Bruinisse stelde Woensdag
avond met algemeene stemmen den heer J. J. van
Kerkwijk tot candidaat.
Graaf P. van Kapnist, gezant van Rusland te
's Gravenhage, vertrok gisterenavond met de
mailboot Prinses Marie, kaptein Bol, naar Enge
land.
De voordracht voor dijkgraaf van den Houwer
polder, gelegen onder Poortvliet, Scherpenisse
en St. Maartensdijk, bestaat uit de heeren M. G.
van Stapele, G. Bolier en J. Duijnhouwer.
Door de afdeeling Tholen der Maatschappij tot
Nut van Algemeen werden met algemeene stem
men tot leden van het hoofdbestuur, in plaats
van de aftredende heeren Böhringer en Boot, ge
kozen de heeren A. C. Wertheim te Amsterdam
en B. Mees te Rotterdam.
Jhr W. van Citters, oud-burgemeester vaa
Zierikzee, is door de koningin-regentes van Spanje
benoemd tot commandeur der orde. van Isabella
Catholica.
De heer dr. H. Haga, leeraar aan de gemeente-
Ijjke huogere oargerschool te Delft, i& benoemd
tot hoogleeraar in de faculteit der wis- en na
tuurkunde aan de rijks-universiteit te Groningen,
om onderwijs te geven in de natuurkunde en de
meteorologie; en de heer dr. C. H. van Rhjjn,
predikant te Gouda, tot hoogleeraar in de facul
teit der godgeleerdheid aan de rijks-universiteit
te Groningen, om onderwjjs te geven in de ge
schiedenis van het Christendom, de oud-Christe-
ljjke letterkunde en de geschiedenis der leerstel
lingen van het Christendom.
De generaal-majoor J. C. C. den Beer Poortugael
van den grooteD staf, inspecteur van het militair
onderwijs, is in afwachting dat door Z. M. nader
omtrent hem zal worden beschikt, op non-activiteit
gesteld.
Door het aanstaande vertrek van mej. J. M.
Pieters, als onderwjjzeres aan de Christ, bewaar-,
naai- en breischool te Arnemuiden, is als zoodanig
benoemd mej. W. Wegeling van Oostburg, die met
1 Juli hare betrekking hoopt te aanvaarden.
De heer J. O. Wierts Cz., hoofd der Chris
telijke school te Goes, is als zoodanig benoemd
aan eene Christeljjke school te Rotterdam, maar
heeft voor de benoeming bedankt.
Op de vergaderingen van de onderwijzers aan
de kweek- en normaalscholen in de le inspectie,
het vorige jaar in December gehouden, werd
besloten dit jaar te bespreken het onderwjjs in
het rekenen en in de kennis der natuur, Deze
week ontvingen de directeuren dier inrichtingen
opgave van de stellingen, die op dit onderwjjs
betrekking hebben, en op de eerstvolgende ver»
gadering in December van dit jaar zullen behandeld
worden met verzoek eene voorafgaande bespreking
te doen plaats hebben in een of meer vergaderingen
van de onderwjjzers, aan elk der inrichtingen ver
bonden.
De stellingen betreffende het rekenonderwijs
zijn 11 in getal, die voor het onderwjjs in de
natuurkennis zijn 7 in aantal. De laatste zjjn
gevolgd door een proeve van een leergang en een
opgave van hulpmiddelen bjj het onderricht in dit
vak. Wie de inleiders zullen zjjn, is niet vermeld,
Woensdag had te Rilland de ploegwedstrijd
plaats, uitgeschreven door de landbouwvereeni-
ging aldaar. Veertien mededingers kampten om
de uitgeloofde prjjzen. De eerste prijs met den
Walen-ploeg 10 werd behaald door den ar
beider J. Kouinandie met de Zeeuwsche ploeg,
eveneens 10, door den knecht J. Aerts.
In de Dinsdag te Arnhem gehouden vergadering
van het Ned. Landbouw-Comité deelde de voor
zitter mee dat de 2000, voor de paardenteelt
door den minister van oorlog beschikbaar gesteld^