1886]
Donderdag
3 Juni
COLLECTE.
N° 130]
129® Jaargang.
Middelburg 2 Juni.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentie n20 Cent per regel:
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Fonds tot aanmoediging en onder
steuning van den gewapenden dienst.
Vóór honderd vijftig jaren.
MIDDELBlJRGSCIffi COURANT.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Yey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: F. van den Peul, te Zierikzee: A. C. de Moou,te TholenW. A. van nieuwenhuijzen.te Terneuzen: A.vandek Peijl Jz.
Hoofdagenten voor liet Buitenland: te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dadbe Cie., John F. Jones, opvolger
Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL.
MorgenHemelvaartsdagsal geen norkmer
van ons blad verschijnen.
De burgemeester en wethouders van Middelburg
maken bekend: dat de jaarljjksche collecte aan
de huizen der ingezetenen ten behoeve van het
fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den
gewapenden dienst in de Nederlanden, in overleg
met de alhier gevestigde districts-commissie, is
bepaald op Vrijdag den 18 Juni a., des namiddags
tusschen 11 en 2 uren.
Burgemeester en wethouders noodigen hunne
medeburgers uit, tot het uitreiken van milde giften
en bevelen hun ten hoogste de belangen aan van
de vele oude en behoeftige krijgslieden, die hunne
krachten en gezondheid hebben opgeofferd aan de
verdediging van het vaderland en zijne bezittingen.
Middelburg, den 1 Juni 1886.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
PIC K
De secretaris,
A. DE VULDER YAN NOORDEN.
DOOB
F. NAGTGLAS,
'Verscheidenheden
In de aanteekeningen door De la Rue neemt
de afdeeling, die ik niet anders weet aan te duiden
dan onder den naam van Verscheidenhedeneene
belangrijke plaats in. Onze schrijver was gewoon
met een opmerkzamen blik op ieder gebied rond
te zien en teekende op, alles wat hem merkwaar
dig voorkwam, waarbij hij zich soms wel eeris in
kleinigheden verliep. Het is echter niet gemak
kelijk om daarvoor een grenslijn te trekken; en
een geestig schrijver heeft reeds lang geleden
gezegd, dat men de geschiedenis doorgaans het
best leert kennen uit zaken, door de tjjdgenooten
als beuzelingen beschouwd.
De weersgesteldheid heeft altijd eene gewichtige
rol vervuld in het maatschappelijk leven, en vooral
in het begin der achttiende eeuw begon de lust
voor populaire natuurwetenschap merkelijk aan
te wakkeren. Weerglazen, doorgaans met ther
mometers verbonden, werden schier onontbeerlijke
huismeubelen, en ontbraken nooit in den „voor-
vloer" der aanzienlijke woningen, waar de soms
sierlijk gebeeldhouwde kast prijkte nevens de
groote staande klok met speelwerk en beweegbare
figuren, of h6t zilveren menschengelaat der maan
in wisselende gestalte.
Niet weinigen waren gewoon den dagelijkschen
stand van barometer en thermometer op te tee
kenen, doch niet ieder deed het met de zorg van
den Zierikzeeschen dokter Job Ba ster (den uit
vinder der goudvischjes, zooals wij hem wel eens
hoorden noemen), waarvan de aanteekeningen in
het Zeeutusch genootschap bewaard worden, of
van zijn tijdgenoot, den Middelburgschen architect
en astroloog Jan de Munck, waarvan de waarne
mingen over de jaren 1749—1752 onlangs ook in
bezit van genoemd genootschap kwamen. Daar
uit kunnen wij zien, dat in dien goeden ouden
tjjd de Meimaand al even wispelturig als de
tegenwoordige was, zoodat De Munck op Pink
steren nog wel eens „bi een kolenvier" zat.
Niet allen werkten echter met de noodige
nauwgezetheid, en een geneeskundige aan „den
overkant" deed vele jaren achtereen waarnemin
gen en schreef boeken vol, eer hij bemerkte dat
zjjne toestellen volstrekt niet deugden. Op dat
punt zjjn sommige menschen onbegrijpelijk on
achtzaam en bljjven den vorm steeds voor het
wezen aanzien. Weerglazen, weegwerktuigen,
bliksemafleiders, filtreermachines en dergelijke
acht men al tjjd voldoende, zoolang als zij op die
voorwerpen gelijken, en men denkt er niet aan,
om de deugdelijkheid nu en dan eens te doen
beproeven.
Uit een ouden kantoor-almanak, in de Reken
kamer bewaard, deelt De la Rue mede, dat in
1621 Januari z6o zacht was, alsof de zomer reeds
Voor de deur stond. Op den 29en dier maand
an liet bjj Z, Q. wind echter sterk te vriezen»
waardoor in enkele dagen de gemeenschap tus
schen de Zeeuwsche eilanden was gestremd. Van
het hoofd van Goes liep men naar het toenmalige
eiland Wolfaarfcsdjjk, en van Noord-Beveland deed
men dien tocht met paarden en goederen. Drie
bootsgezellen gingen over het ijs uit Walcheren
over het Jonker Fransengat naar Goes en van
daar langs Krabbendjjke naar Brabant. Te Burgt
bjj Antwerpen zag men eene menigte volk mét
paarden en wagens op de bevroren Schelde, even
als op den Rijn te Keulen, wat in geen eeuw
gebeurd was. Den 21en Februari viel de dooi in
en niet lang daarna verdween het jja, nadat de
vaart te Middelburg ruim vjjt weken belemmerd
was geweest.
In De la Rue's tijd onderscheidde zich vooral de
winter van 1709 door felle koude, doch stond
achter bij de Januarimaand van 1740. Zeldzaam
was toen de ongeloofelijke hoeveelheid ijs tusschen
9 en 12 Januari door twee of drie nachtvorsten
met heldere lucht en zonder sneeuw teweeg ge
bracht, zoodat men slechts met pinken uitVeere,
buiten om, naar Holland kon reizen. Na een
korte dooi begon het den 22en Jan. weder te
vriezen en raakte het reeds van ijs bevrijde
Molenwater te Middelburg weder dicht. Het
voorjaar was toen ongunstig. Op den 2en Mei
sneeuwde het zes uren achtereen als in den winter,
zoodat er geen gras in de weiden was en de
beesten op stal moesten blijven. Ook 1614 ken
merkte zich, volgens den genoemden kantoor
almanak, door een koud voorjaar en op den 6en
en 13en Mei vroor het wel een meslemmer dik.
In 1731 was er met half Mei nog geen groen
aan de boomen; en lieden van tachtig jaren ver
zekerden aan De la Rue nooit zo? iets te hebben
beleefd, terwijl door de buitengewone schraalheid
der lucht vele menschen aan borstkwalen stierven.
Zes jaren daarna volgde op een matigen winter,
met weinig sneeuw en veel regen, een merkwaardig
schoone zomer; zoodat in 't begin van April de
doornhagen groen waren, de weiden vol gras en
pere- en kerseboomen in vollen bloei; een
paar jaren vroeger (1735) was de winter zóo zacht
geweest, dat onze schrijver in zjjn moeders bui
tenplaats Leliëndale op den 3 Dec. den top van
een pereboom in vollen bloei zag. In datzelfde
jaar werd op den 15 Juli bet Oost-Indisch kom-
pagniescbip St. Laurens op het vlakke van Ram-
mekens door den bliksem getroffen, waarbij de
groote mast versplinterd en éen man gedood en
vijf gekwetst werden. Twee dagen daarna, op
een Zondagmorgen, omstreeks half elf, viel er te
Middelburg een felle bliksemstraal, terstond ge
volgd door een ontzettenden donderslag, waardoor
in de kerken groote ontsteltenis werd veroorzaakt,
doch geen schade aangericht. De toren van het
schuttershof van den Edele Busse, over de Lange-
viele brug, werd echter zóo getroffen, dat hjj
moest worden afgebroken. In 1737 had men hier
meermalen zware onweders en op den 3 Febr.
's avonds omstreeks negen uur, zooals De la Rue
schrijft, een kort „travaad" met hagel, sneeuw en
opmerkeljjk zwaren donder en bliksem, waardoor
eene hofstede in Zuid-Beveland met den geheelen
inboedel verbrandde.
Wordt vervolgd.)
Met genoegen vernemen wij, dat eenige kiezers,
die het voornemen hebben met Pinksteren op
reis te gaan, hunne plannen zoo hebben gewjjzigd
dat zij op den derden Pinksterdag, Dinsdag 15
Juni, tijdig thuis zijn om zich van hun kiezers
plicht te kwjjten.
Vinde dit voorbeeld navolging
Bij zulk eene hoogst gewichtige verkiezing ala
er in jaren niet plaats had, mag men zich wel
eenige opofferingen getroosten.
En in het bjjzonder in het district Middelburg,
waar het, zooals men weet, van éen stem kan
afhangen, is het dubbel noodig, dat niet éen
kiezer, die sympathie koestert voor de keuze van
de heeren Buteux en Arie Smit, wegbljjve. Man
nen, die met ons meeleven, zich zoo geheel wijden
aan de belangen van hun woonplaats, hunne om
geving en van gansch Zeeland, mogen wel aan
spraak maken op eene kleine opoffering, die hen
kan brengen op eene plaats, waar zjj zoo geheel
thuis behoorenen waar ons eigen belang
vordert dat zjj zitting nemen.
Herhaaldelijk noopte plaatsgebrek ons tot het
weglaten der opgaaf van den spoordienst. Dit
was ook beden het geval.
Wjj besloten daarom om die opgaaf in een
afzonderlek bjjvoegsel onzen geabonneerden te
doen toekomen en hopen dit in het vervolg, tel
kens als dit noodig is, te doen.
De kwestie betreffende den heer mr Th. Heems
kerk te Amsterdam en de anti-revolutionnaire
kiesvereeniging te Goes is ons opgehelderd.
Niet om familieomstandigheden wees genoemde
heer eene candidatuur af; maar hij wilde ouderen
en waardiger mannen de voorkeur laten.
Het Dagblad van Zuid-Hollanddat altijd hoog
opgeeft van zijn liefde voor de conservatieve
beginselen, wil van den veteraan dier partij, den
heer Wiutgens, niets weten.
Het zal natuurljjk den clericalen candidaat
steunen.
In welk moeiljjk parket geraakt men toch, als
men zoo meer dan eene partjj moet dienen
Zou het blad niet goed doen het conservatieve
vaandel op te bergen en rondweg de clericale
vlag uit te steken
Een voor den verkiezingsstrijd zeer belangrijke
polemiek is dezer dagen in het Hbld gevoerdyooral
gewichtig omdat men er uit leeren kan, hoe het
hoofd der anti-revolutionnairen jhr mr A. F. de
Savornin Lohman aan consequentie niet veel
hecht; en schijnt te meenen dat men alles grif
aanneemt, wat hjj slechts gelieft te verkondigen.
Het is bekend dat dezer dagen door den beer
Lohman eene brochure in 't licht gegeven is,
getiteldWat wil de r e c h t e r z jj d e
De heer mr W. H. de Beaufort, het gematigd
liberale afgetreden lid der Tweede kamer, wees
er op dat in 1883 van dezelfde hand verscheen een
klein geschrift onder den titel: Wat wil de anti
revoli^tionnaire partjj?" Die veranderde titel
kenschetst, zegt hjj, den veranderden toestand. De
anti-revolutionnaire partij, die volgens art. 21 van
haar program „zich bjj geen andere partjj laat
indeelen," sehjjnt dan toch bij deze ontbinding
flare eigenaardige monteeriug tijdelijk af te leggen.
Niet meer wat zij wil, maar wat de rechterzijde
(anti-revolutionnairen,katholieken en conservatieven
tot éene partjj vereenigd) wil, wordt door den
woordvoerder der anti-revolutionnairen aan de
kiezers verkondigd.
Er is éen punt in de brochure van den heer De
Savornin Lohman, dat mr De Beaufort meer
bjjzonder aangaat; het betreft het amendement op
art. 194 der grondwet, door bem voorgesteld.
„Dit voorstel liet in de eerste plaats onbeslist,"
aldus schrijft de heer Lohman, »of er zouden zjjn
openbare neutrale scholen of wel openbare
gezindte-scholen, of ook openbare scholen met
allerlei godsdienstige „tinten." Daardoor werd de
strijd over al of niet gezindte-scholen en over de
richting van het openbaar onderwijs in het alge
meen nu gelukkig ten einde gebracht her
opend." Met andere woordenbet amendement liet
de mogeljjkheid open, dat de wetgever de open
bare neutrale school zooals die thans bestaat niet
langer zou handhaven. Die openbare neutrale
school nn wenscht de heer Lohman echter in de
grondwet voorgeschreven te zien. Men zal
zich, zegt mr De Beaufort, ongetwijfeld verbazen
over dezen eiscb in den mond van iemand, die
zjjn gansche leven tegen die school gestreden heeft.
Maar er is nog grooter reden tot verbazing.
Diezelfde vrijheid voor den wetgever om met
de bestaande regeling geheel te breken, maar
nog ruimer dan in het voorstel van mr De
Beaufort, bjj de behandeling der herziening van
hoofdstuk X grondwet in de 2e kamer ingediend,
werd door den heer Lohman zeiven twee jaren gele
den voorgesteld en aangeprezen in het advies aan
Z. M. den koning, door de heeren De Geer van
Jutfaas en Lohman dd. 24 Januari 1885 uitgebracht.
Het tweede bezwaar van den heer Lohman is
„Het voorstel liet onbeslist, of, naast eene open
bare school, vrije scholen op eenigerlei wjjze door
de overheid konden worden gesteund, b. v. door
uitkeering aan on- of minvermogenden, ook dan
wanneer in die vrjje of niet openbare scholen posi
tief christeijjk onderwijs gegeven werd." En welke
strekking, vraagt mr. De Beaufort, bad nu het
voorstel van den heer Lohman en zjjne vrienden?
Op 9 April gaf hjj eene toelichting van zjjn
gewjjzigd voorstel, volgens welke deze zaak even
zeer aan den gewonen wetgever werd overgelaten.
Toch schrjjft hjj nu in zjjne brochure, bjj de uit
eenzetting van zijne bezwaren tegen het amen
dement van mr, De Beaufort c. s., dat, als het
ware aangenomen, men „over die zoo belangrijke
en diepingrijpende vraag (steun van overheidswege
aan confessioneele scholen) had moeten bljjven
strijden, ook al ware zjj in strijd met der liberalen
inzichten beslist; omdat de grondwet den wet
gever vrpliet en de liberale partjj dus even goed
als de anti-revolutionnaire krachtens haar begin
sel gedoemd was om steeds op de eens genomen
beslissing terug te kpnusn,"
Het was mij, zegt mr. De Beaufort ten slotte
voldoende, de bezwaren van mr. Lohman toe te
lichten uit hetgeen de heer Lobman zelf over dit
punt bjj vroegere gelegenheden heeft te berde
gebracht. Over het gewicht dier bezwaren oordeele
thans ieder voor zich zelf.
De heer Lohman geeft nu in het Hbld. naar
aanleiding van dat schrjjven, eenige aanvullingen,
maar praat zichzelven opnieuw leelijk vast.
Daarin beweert hij verlangd te hebben, vrjjbeid
voor liet bijzonder onderwijs zonder beperking
en vrijheid van verdere regeling door den gewonen
wetgever met beperking.
En in de door hem en den heer De Geer, als
leden der grondwets-commissie, op 24 Januari
1884 aan Z. M. den koning gerichte nota komen
ten slotte deze woorden voor:
„Het is om die reden dat ondergeteekenden
Uwe Majesteit eerbiedig adviseeren, art. 194 in
dien zin te wjjzigen, dat de vrijheid van het geven
van onderwijs gewaarborgd blijve, en dat de
regeling van het openbaar onderwijs, zonder
eenige beperking, aan den gewonen wet
gever worde overgelaten".
In dat zeer plechtige, officieele stuk dus, nu
twee jaar geleden aan den koning gericht, spreekt
de heer Lohman ook vanzonder eenige
beperking. Maar waarbij Niet wat de
vrijheid van onderwijs betreft, die gewaarborgd
moet blijven, maar wel bjj het overlaten der
regeling van het openbaar onderwijs aan
den gewonen wetgever.
Dus juist het omgekeerde van wat de heer
Lohman nu schrjjft te hebben verlangd.
Ligt niet de vraag voor de hand Heeft men
met twee heeren Lohman te doen Is de heer
Lohman van 1884 dezelfde als die van 1886
Hierop geeft het Hbld. dit antwoord De heer
Lohman yan 1884 schreef pis een der an tire-
v'olutionnaire leidersde heer Lohman van
1886 schrijft als gedienstige bondgenoot der
katholieke partjj, voor wie hjj de kastanjes
uit het vuur helpt halen.
Reeds lang is er sprake geweest van verhooging
van het tarief der binnenlandsche telegrammen;
en zoodra een bericht daarover in omloop kwam
hebben wjj de hoop uitgedrukt dat het niet waar
mocht zjjn. Het algemeen belang gaat toch
hierbij boven dat der schatkist, die van een tarief-
verhooging dikwjjls geen voordeel heeft, omdat
daaruit zoo licht zuiniger gebruik voortvloeit.
Thans wordt gemeld dat er een voorstel in dien
geest reeds bij den raad van state aanhangig is.
Het tarief zou n. 1. worden bepaald op 3 cent
per 2 woorden, met een grondtaks van 10 cent
en een minimum van 25 cent. Voor dagblad
telegrammen zou hetzelfde tarief gelden, doch
boven 40 woorden zou slechts 1 cent per woord
worden berekend.
Door den gemeenteraad van Westkapelle ia
besloten tot afschaffing van de veemarkt aldaar,
welke op den eersten Woensdag in Mei en in
October gehouden werd.
Ged. staten van Zeeland verzoeken den gemeen»
tebesturen om, indien tegen dat besluit bezwaar
mocht bestaan, daarvan vóór 15 Juni eerstkomend®
mededeeliiig te willen doen.
In de St Ct is opgenomen het kon. besluit tot
vernietiging van hot besluit van den raad der
gemeente Wolfaartsdijk van 25 Maart jl., bepa
lende dat, voor zooveel zjjn dienst als veldwachter
dat toelaat, de gemeente-veldwachter, tevens bode
der gemeente, den ontvanger in zjjne betrekking
kan behulpzaam zjjn en dat het halen van geld
moet geschieden op risico van de gemeente.
Dat besluit berust op de overwegingen, dat
art. 113 der gemeentewet den ontvanger belast
met de invordering van alle de inkomsten ea
ontvangsten der gemeente en aan bem de zorg
opdraagt, dat die invordering behoorljjk geschiede;
dat dus de raad niet bevoegd is te bepalen,
dat de inning van aan de gemeente toekomende
gelden door een ander, buiten verantwoordelijk
heid van den ontvanger, kan geschieden; en
dat bovenvermeld besluit van den raad van
Wolfaartsdjjk derhalve in strjjd is met art. 118
der gemeentewet.
Naar aanleiding van het in de vorige bijeen
komst collectief nemen van ontslag door het
bestuur van het departement Middelburg der
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, waren de
leden tegen heden middag tot eene buitengewone
vergadering bijeengeroepen.
Zeventien, waaronder vier leden van het bestuur,
hadden aan de oproeping gehoor gegeven.
Door den heer mr. M. J. de Witt Hamer werd
de volgende motie voorgesteld; „De vergadering