Matten en aaieinen schepen. Gemengde Berichten. Ingezonden stukken. Vorlxoopmg-on cm aanbestedingen. Een wederwoord. gezworene uit de heeren J. Kuijper, M. J. Stoutjens- djjk en G. C.M. Geluk. Op eene vergadering, door ingelanden van de polders Broek en Rooland gehouden, bleek dat de door het bestuur gedane en door ingelanden goed gekeurde rekening sloot met een goed slot van /281.10| en dat de begrooting voor het dienstjaar 1886/87 in ontvang en uitgaaf 1016.96 beliep. In die vergadering werd de heer M. G. van Stapele met algemeene stemmen benoemd tot djjkgraaf. Door ingelanden van het calamiteuse water schap Stavenisse is de heer C. Dorst Lz herbe noemd als dijkgraaf. Verder keurden zij goed de rekening over het afgeloopen dienstjaar in ontvang 1696.79, in uitgaaf 1369,63, alzoo met een goed slot van 327.16. De begrooting voor het nieuwe dienstjaar werd in ontvang en uitgaaf op 1.553.23j vast gesteld. Daaronder komt de post aan geschot voor ad 170.67, zijnde berekend tegen 0.25 per H. A. Naar aanleiding van een schrijven uit Domburg, in ons nommer van 18 Mei, waarin ook eene mededeeling voorkomt omtrent eene gelegenheid, welke de huurkoetsier Roose van Uostkapene sedert een jaar of wat aanbiedt, om gedurende de zomermaanden iederen Zondag tegen geringen vrachtprijs van Middelburg naar Domburg en terug te komen, verzoekt genoemde Rooze ons te melden, dat hij wel is waar eenige jaren jederen Zondag op vaste uren tusschen Domburg en Middelburg reed maar dat dit in het geheel geen omnibusdienst was, zooals men allicht uit het bericht uit Domburg zou kunnen opmaken. Het is steeds een particuliere dienst geweestwan neer Roose echter met ledig rijtuig uit Middelburg vertrok, werd door hem eenig publiek medege nomen, en wel, zooals juist aangemerkt is, tegen betaling van zeer geringen vrachtprijs. Ware het een algemeene dienst geweest, dan zou hij natuurlijk volgens een vastgesteld tarief gereden hebben. Het is evenwel nog onzeker of hjj dit jaar wederom op die wijze zal rijden; dit hangt er van af of hjj opnieuw met denzelfden particulieren dienst zal belast worden. Opdat het publiek niet teleurgesteld zou worden, verzocht bij ons die mededeeling te doen. De werkzaamheden voor het verlengen van het perron in de hal te Vlissingen hebben giste ren een aanvang genomen, terwjjl heden een be gin zou worden gemaakt met het uitgraven enz. der buitenhaven. De „Noordbrabantsche dolle-honden-geschïe- denis" had te Tilburg haar comische zijde. De Tilb. Ct. vertelt het volgende: Met het leukste gezicht van de wereld stond zekere H. aan de huisdeur in de Heuvelstraat en de eerste de beste voorbijganger zou het moeten ontgelden. Hé, mijnheer, mag een hond op een open erf ongemuilband rondloopen? was zijn vraag tot een wakend dienaar van den H. Hermandad. Een ontkennend antwoord volgde natuurljjk. Bescherm' mij, die de wet volbreng door mijn hondjes te muilbanden, dan tegen de lui van s>hierover", wier hond eeuwig ongemuilband is. Overtuig u. De beambte keert zich om en werkelijk ziet hij door de geopende poort in den tuin van shier- over" zoo'n wit- en roodgevlekt weerspannig dier. Fluks het notitieboekje met eenige meters bind touw voor den dag en voorwaarts. De hond blijft tusschen het groen zitten, vast en onbe wegelijk, als had de wet van 5 Juni 1875, Stbl. n° 110 nooit of nimmer bestaan nog eenige schreden en de bedrogen beambte staat voor een hond van gebakken, goed beschilderde Oos- terhoutsche kleiaarde! H. was verdwenen, Te Cats is voor den tijd van zeven jaren het maaien en de beweiding van den inlaagdijk in den Leendert Abraham polder toegestaan aan Jacs. de Back te Cats voor de som van 280. Het visschen in de kuipen bij den inlaagdjjk is in die pacht begrepen. Geachte redacteur Sta mij nog een kleine ruimte toe voor eenige regelen naar aanleiding van uwe repliek op mijn vorig stuk. Het zal wel moeilijk zijn uit te maken of X in zijne opvatting van den door de grondwot voor geschreven zuiveringseed al of niet alleen staat. Maar ook al ware het zoo, dan zou dit hem wel tot nadere toetsing van die opvatting kunnen bewegen, maar niet om haar alleen om die reden op te geven. Bij het antwoord op de vraag of die opvatting aan ons politieke loven den doodsteek zou moeten geven dient men vooraf te weten wat door die uitdrukking apolitiek leven" moet worden verstaan, en in hoever dit „politiek leven" te waardeeren is. Daalt het af tot politieke levenmakerij dan verdient het geenerhande waardeering. En ook, waar het het bestaan en voortduren van allerhande, zoo licht tot partij- zucht leidende partijschappen in de hand werkt, gun ik aan dit politieke leven den dood. Dat men den afgelegden zuiverings eed schendt, wanneer men de belangen van het algemeen (van land, povincie of gemeente) ondergeschikt maakt aan die van zich zeiven of van bijzondere per sonen stem ik gaarne toe; maar men doet dit, mjjns inziens, ooJc, wanneer men de algemeene belangen ondergeschikt maakt aan die van eene partij. En hij, die de kracht en den moed heeft, om tegenover alle partijen zijne zelfstandigheid en onafhankelijkheid te bewaren, ook waar hij daarvoor zijne eigent wenschen en belangen uit het oog verliest houdt zich stiptelijk aan hetgeen hij beloofde. Bovendien wordt de belofte aan eene partij, wanneer deze bepaalde personen als hare kandidaten op den voorgrond plaatst, eene belofte omtrent die personen. Half heid, in den zin van geven en nemen of van karakterloosheid, is onverdedigbaar. Maar wie heeft het recht, om iemand van halfheid te beschuldigen, alléén omdat hjj zich naar zijne innigste overtuiging op een gegeven oogenblikaan geen der bestaande partijen kan aansluiten Dat men zich overigens omtrent alle politieke -rxaagstukken vrijmoedig, en zoo veel mogelijk bepaald uitspreekt is goed, en kan noodig zijn, en dat de kiezers dienovereenkomstig hunne stemmen inrichten is natuurlijk. Ze kunnen dan weten wat ze van zoo iemand, wanneer hij later in overeenstemming daarmede handelt, mogen verwachten. Maar hieruit vloeit niet voort dat het is goed te keuren, om iemand, zij het dan ook ingewikkeld, zijne stem te beloven, onder voorwaarde dat hij later in zijne betrekking op personen van eene bepaalde richting, die, naar ik meen,men reeds met name noemde, zal stemmen. In de opvatting van geloof in het algemeen, en van godsdienstig geloof, en geloof met opzicht tot den godsdienst (ik onderscheid hier geloof in drieërlei zin) en in de verhouding tusschen iemands geloof enzjjn doen en laten verschilt de schrijver dezer regelen te veel van de redactie, blijkens hare gegeven critiek, dan dat verder debat daaromtrent mogelijk zou zijn. Mijns inziens heeft ieder, bewust of onbewust' een geloof, ook al mist hij eene geloofsovertuiging met opzicht tot den godsdienst. En van dit zijn geloof zal, tenzij hij een karakterloos men=ch mocht zijn, steeds zijn doen en laten afhangen, reden waarom inhoud en waarde van iemands geloof volstrekt geene onverschillige zaak is. Nu de redactie aan den schrjjver dezer regelen de eer bewees om zoo uitvoerig van zijn schreven kennis te nemen, gevoelde hij zich tot dit weder woord gedrongen, onder dankzegging voor de reeds verleende plaatsruimte. Uw bestendige lezer X. Wij bepalen ons tot eene enkele opmerking, om daarmee tevens het debat over deze kwestie te sluiten. Over politiek leven znllen wij niet in beschou wingen tredenomdat, zoolang X. niet duidelijk aangeeft wat hij onder politieke levenmakerij verstaat, het hoogst moeilijk is hem op dat terrein te volgen. Maar dit toch is, naar ons gevoelen, zeker dat zjjne opvatting omtrent den zuiverings eed zelfs het beste leven op staatkundig gebied zou dooden, omdat het allen overleg tusschen kiezers en afgevaardigden zou beletten. En dat de redeneering van X. niet consequent is vol te houden, bewijst hij zelf voldoende. Hij toch keurt het goed dat men zich omtrent alle poli tieke vraagstukken vrijmoedig, en zooveel mogelijk bepaald uitspreekt en dat de kiezers dien overeenkomstig hunne stemmen inrichten. Maar nu neemt hij het aan den anderen kant weêr kwalijk dat eene kiesvereeniging zich bij hen, die candidaat zijn voor de provinciale staten, vergewist omtrent het eenige waarin die staten eene politieke rol spelen, nl. omtrent de keuze van eerste-kamer- leden, die toch op hun beurt weer moeten be slissen omtrent de staatkundige vragen van den dag. Daaruit blijkt, dunkt ons, voldoende de onhoud baarheid der redeneering van X. De meening, dat van anti-revolutionaire zijde aan hem, dien men zijn stem afvroeg, tevens de eisch gesteld zou zijn op bepaalde, bij name genoemde personen te stemmen, rust zeker wel op eene vergissing. Men heeft zich alleen, naar wij zeker meenen, bepaald tot het wijzen in eene bepaalde richting. Meer niet. Trouwens, was men zoo ver gegaan als X. meent, dan ja, werd de zaak geheel anders dan totnutoe is voorgesteld en veel ernstiger van aard. Daar X., niettegenstaande onze herhaalde op merking, die tirade uit zijn schrijven handhaaft, meenen wij ten slotte tegen die bewering te moeten opkomen. (Red.) Zr Ms schroefstoomschip Javaonder beve' van den luit. t/z. le kl. C. Hoffman, is in den morgen van den 21en dezer te Aden aangekomen het voornemen bestond in den avond van dien dag weder van daar te vertrekken. Aan boord was alles wel. 'rukt bij de Gebroeders Abrahams te Middelburg"

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 6