Onderwijs,
Gemeenteraad van Middelburg,
voorstel van het bestuur tot benoeming van den
heer J. G. P. Timans, als medelid der commissie tot
het ontwerpen eener plaatselijke politieverordening,
in verband met de invoering van het nieuwe
strafwetboek.
Daarna werden in bespreking genomen de ad
viezen der uitgeschreven vraagpunten, en wel:
a. Zijn de interpretatiën, aan het slot van art. 23 der
gemeentewet, ten opzichte van geueesheeren met de armen-
praktik belast, gegeven, in overeenstemming met den
geest en de bedoeling van de uitzondering, bij dat slot op
de bepaling sub f van het artikel gemaakt?
Dit punt, waarover door den heer J. J. Eamondt,
wethouder van Goes, rapport was uitgebracht,
werd langdurig besproken. Eenerzjjds was men
voor wjjziging der wet, teneinde te voorkomen
dat men de geringste omstandigheden kan aan
grepen om de bedoelde ganeesheeren uit den raad te
weren. Aan den anderen kant, kon het meerendeel
der sprekers zich vereenigen met de conclusie
van den adviseur, dat gewenscht ware een dui
delijke verklaring omtrent de bedoeling der wet
in 't leven te roepen. Dit zou kunnen geschieden,
wanneer de wetsbepaling algemeen zoo werd op
gevat, dat werd toegelaten ieder gemeentegenees
heer, met de armenpraktijk belast, wien geene
afzonderlijke be looning wordt toegelegd
voor diensten, vreemd aan die praktijk; maar
dan die praktijk niet in te engen zin genomen
in. a. w. dat hét gratis vaccineeren en de dood-
sehouw, met eenige andere kleine verrichtingen,
als uitvloeisels der wet aan den met de armen
praktijk belasten geneesheer tegen eene' vaste
algemeene belooning opgedragen, geen beletsels
zjjn voor zijne toelating als raadslid.
b. Een twee-en-twintig-jarige bruid (echt kind), die geen
andere familie in leven beeft, dan hare moeder, legt bij
de stukken voor het aangaan van haar huwelijk over
eene notariëele akte, houdende toestemming van die moe.
der, Eén dag voor de voltrekking van het huwelijk
overlijdt de moeder.
Hoe heeft de Ambtenaar v. d. B. S. te handelen?
De adviseur, de heer G. C. Ribbius, secretaris
van Wolfaartsdjjk, was van gevoelen dat, door
het overlijden der moeder vóór het voltrekken
van het huwelijk, een voogd en toeziende voogd
zullen moeten worden benoemd en deze hunne
toestemming zullen moeten geven tot de voltrek
king van het huwelijk dezer 22jarige bruid.
"Werd dit gevoelen ondersteund en daarbij eene
tegenovergestelde meening der redactie van de
Gemeentestem bestreden, anderen waren van oor
deel dat het huwelijk toch gesloten kon worden.
c. Kunnen de bepalingen en werkzaamheden omtrent de
nationale militie niet veel vereenvoudigd en de kosten
verminderd worden, zonder dat aan de eischen der
grondwet wordt te kort gedaan
Hierop gaf de adviseur, de heer H. G. Hartman
Jzn., secretaris van Goes, een volmondig toestem
mend antwoord. Volgens hem zou voor zulk een
vereenvoudiging alleen eene wijziging van de wet
van 19 Aug. 1861 (Stbld n° 72) noodzakelijk zijn.
n zjjn advies gaf hjj enkele denkbeelden ten
beste, die slechts door een paar der aanwezigen
werden bestreden.
Op voorstel van het bestuur werd bepaald dat
de zomervergadering 16 Juni te Wemeldinge zal
gehouden worden. Daarop zullen besproken worden
de gewenscbte veranderingen in de provinciale
reglementen, betrekkelijk het onderhoud van de
wegen en voetpaden. Het rapport der commissie
al binnenkort den leden worden toegezonden.
De behandeling van punt 11 der agenda„weder-
keerig hulpbetoon bij brand" werd tot die
bp eenkomst uitgestelden ten slotte werden nog
eenige vragen beantwoord.
Bp kon. besluit is bepaald dat te rekenen van
den datum van dat besluit, (6 Mei) overeen
komstig de bestaande voorschriften, geen',studenten
meer worden aangenomen tot opleiding tot officier
van gezondheid bij het leger in Nederlandsch-Indië
of bp de zeemacht en in werking treedt een
nieuw ^reglement voor de opleiding van studenten
in de geneeskunde aan de Nederlandsche universi
teiten tot officier van gezondheid bij het leger
n Nederlandsch-Indië of bij de zeemacht."
slissend zijn; andere documenten, welke gij niet
kent, zullen dat aanvullen en er een ander licht
over verspreiden. Ik zie er alleen dit uitdat
n niets meer verleend is dan men u verschuldigd
was. Als oom Earel nu de schuld van prins
Eduard tegenover dien man Gij hebt zijn
naam niet genoemd
„Hij leeft niet meer. Zjjn naam was Greiner.
Dit zeggende verborg zij het gelaat in de handen.
Greiner? De vader van dien jongen man?"
„En van die ongelukkige vrouw, die ik met
haar kinderen een onderkomen in dat zelfde
Hainthal bezorgd heb, dat aan haar vader tot
pand gegeven wasWie beantwoordt mjj thans
de vraag of Hainthal haar of mp toebehoort?
„Gjj zegt zelf dat het gerecht uitspraak
gedaan heeft
„Maak mp niet in de war," riep zij onge
duldig uit. „Ik peins er al weken lang over en
kan er niet uit wijs worden. Ik ben feitelijk als
erfgenaam van den prins door den vorst in het
bézit van Hainthal gesteld. Naar mijn begrip erf
ik dus ook de sommen die mjjn moeder den prins
gaf om het goed te bevrijden van den last, die er
door den eisch van Greiner op drukte. De schuld-
eischer heeft die som niet ontvangen en is door
het langdurige proces te gronde gegaan; ben ik,
de erfgename, nu voor den rechterstoel der wereld,
der zedelijkheid en van mijn eigen geweten niet
de dfchuldenares geworden Ik zocht hare be
zwaren door een ongeloovig lachje te verdwijnen
«n zeil
Als lid der commissie voor het afnemen dei-
examens voor de hoofdonderwijzers akte is o. a.
benoemd de heer J. Vermeulen, directeur der R.
H. B. S. te Middelburg, en in die commissie te
Amsterdam de heer L. E. H. van der Ley, onder
wijzer aan de rijkskweekschool te Middelburg.
Het schriftelijk gedeelte van het examen zal
plaats hebben op 21 Juni e. k., en de monde
linge examens zullen aanvangen op 12 Julid. a. v.
Zitting van Donderdag 13 Mei, 's middags te 2 uren.
Voorzitter mr. C. J. Pieké.
Afwezig de heer mr. E. P. Schorer, uit stad.
De voorzitter opent de vergadering en
stelt voor do resumtie der notulen aan te houden.
Alzoo wordt besloten,
De voorzitter zegt dat, aangezien de op
merking die hij zou willen maken niet
aan een bepaald artikel te verbinden is en hij
meent den gemeenteraad vóór de stemming daar
mede in kennis te moeten stellen, hij zich de
vrijheid veroorlooft daarmede te beginnen.
Het zou kunnen gebeuren dat eenige leden,
met éen lid der raadscommissie, van oordeel
waren, dat in de aanneming van des voorzitters
voorstel eene mystificatie gelegen is en daarom
tegen dat vcorstel stemden. De voorzitter zou
niet gaarne den gemeenteraad willen overhalen
tot eene mystificatie. De beschuldiging, alsoi hij
dit zou willen doeD, neemt de voorzitter overi
gens niet zoo erg kwalijk. Maar er is van geene
mystificatie z. i. sprake.
In de zitting van de tweede kamer der staten-
generaal van 10 December 1885 besprak de
minister van binnenlandscbe zaken, de heer
Heemskerk, deze kwestie en zeide het volgende:
„Ia Goes is, tengevolge van het votum der
kamer, de hoogere burgerschool voor meisjes
opgeheven, maar de gemeenteraad van Goes heeft
eenige vakken geschrapt en aan enkele dingen
een anderen naam gegeven en op die wijze de
hoogere burgerschool voor meisjes aldaar her
vormd in eene school voor voortgezet lager
onderwijs, dat is te zeggen eene school, waarin
de vakfcen l tot t van de wet op het lager onder
wijs gedoceerd worden. Tengeyolge daarvan is
met zeer weinig verandering in het personeel
en iu de inrichting maar toch eenige veran
dering, zoodat men niet zeggen kan dat de zaak
dezelfde is dia school behouden gebleven. De
gemeente heeft daardoor weinig schade, want
nu krijgt zij op grond van art. 45 der wet 30
pCt. subsidie. Ik noem dat geen arglist van den
gemeenteraad, maar een dolus bonus.'"
Naar den voorzitter dunkt behoeft er dus geen
bezwaar gemaakt te worden te;en de aanne
ming van zijn voorstelzulks te doeD zou hij
overdreven nauwgezetheid achten.
De heer mr W. A. van Hoek vraagt hierop
verlof terug te komen op de algemeene beschou
wingen en zegt, nadat hem daarioe verlof is
verleend, dat na al de moorden die de raad ten
opzichte der onderscheidene voorstellen op zijn
geweten heeft en nog twee in leven zijn,
d. w. z. een leeft er nog en het andere moet nog
geboren worden, wanneer het eerste het mocht
afleggen.
Het nog levende, thans in behandeling zijnde,
voorstel is dat van de minderheid van het dag.
bestuur. Dat voorstel heeft, 't spreekt wel van
zelve, de sympathie van den voorzitter van deze
vergadering en die heeft niet geschroomd de
volle zwaarte van zijne geheele persoonlijkheid
te werpen in de balans van het debat over dit
voorstel. Hij heeft met al het prestige aan zijn
voorzitterschap verbonden aangedrongen op aan
neming ervan en de door hem Woensdag gehou
den rede heeft niet nagelaten indruk te maken.
Deze handelwijs van den voorzitter heeft van
zijn standpunt heel veel voor, doch ze heeft ook
iets tegen iets tegen, omdat daardoor in zeer
hooge mate de verantwoordelijkheid voor de aan-
„Geloof mij, het rechtschapen karakter van
den vorst is de beste waarborg voor de rechtma
tigheid van uw bezit. Alles zal zich ophelderen;
laat tante intusschen niet vermoeden wat er in
u omgaatGij moet heden avond zeer mooi
zijn en al die slechte gedachten verjagen, die gjj
mij al lang hadt moeten meedeelen".
»Ik wil en moet er een einde aan maken,"
zei zij opstaande en naar de deur gaande.
Giselaik herhaal mijn verzoek," ik snelde
haar achterna en haalde haar in. „Beloof mij te
wachten tot na de feesten, als ik u daarentegen
beloof alles aan tante te zeggen, die dan met
oom zal spreken Wilt gij dat?"
„Het zjj zoo 1 Maar ik houd u aan uw
woord. En dan nog iets. Ik verlaat dit paleis
voor altjjd en sluit mij te Hainthal op, wanneer
Maar ook dat kan tot na de feesten
wachten 1" voegde zij er bij, drukte mij de hand
en ging heen.
Wat was dat iets, waarvan zij nog niet wilde
spreken Tante had gisteren na de thee nog een
wandeling met haar door den wintertuin gemaakt;
daarna had ik Gisela niet meer gezien; zou die
haar iets gezegd hebben, dat haar hinderde Haar
gemoed dreigde geheel van ons te vervreemden.
Het gebrek aan ontzag of kieschheid jegens
haar moeder waarvan zjj de bewijzen had
moest haar diep gekrenkt hebben. Maar gaf dat
haar het recht om al de welwillendheid te mis
kennen die men haar, de dochter bewees
Hetgeen zjj mg van het vermogen van Carina
neming van dat voorstel op den voorzitter alleen
wordt geladen.
Wanneer blijkt en spreker vreest dat dit
het geval zijn zal wanneer blijkt dat dit plan,
omgeven door den sluier van het lager onderwijs
plus de 30 pet., na eenigen tijd onhoudbaar is,
wat zal men dan aan de groene tafel zeggen?
Oeb, 't antwoord ligt voor de hand. 't Spijt mij,
ik heb gedwaald, maar gedwaald te goeder trouw.
En dat geval voorziet spreker.
Constateerende dat de verautwoordelijkheid dus
geheel en al rust op den voorzitter, vraagt de
spreker aan de vergaderingIs het niet wensche-
lijker het voorstel der commissie van toezicht
aan te nemen? Ook dat heeft de sympathie van
den voorzitter, ofschoon niet in die mate als zijn
eigen voorstel.
Het schijnt spreker toe dat voor het voorstel
der commissie van toezicht veel pleit, aangezien
dit, de denkbeelden van het middelbaar en lager
onderwijs vereenigende, veel grooter waarborg van
stabiliteit geeft dan dat van den geachten voor
zitter van dezen raad.
Een groot bezwaar van den voorzitter tegen
de voorstellen van de conrmissio van toezicht is
dat ze duurder zijn dan de zijne en spreker erkent
dat het verkeerd zijn zou de financieele zijde van
het vraagstuk geheel buiten beschouwing te laten.
Maar wanneer aan het denkbeeld dier commissie
eens werd vastgeknoopt de opheffing der school
van mej, Chivat, zou de financieele bedenking
waarschijnlijk vervallen.
Is vereeniging van die denkbeelden zoo onmo
gelijk? vraagt spreker, 't Is waar, indertijd is
een besluit tot opheffing dier schooi door gede
puteerde staten niet goedgekeurd, maar nu is de
toestand veranderd en zou misschien de goed
keuring wel te verkrijgen zijn en zouden gede
puteerde staten ons wat meer baas laten in ons
eigen huis.
De voorzitter zegt een positief protest te
moeten laten hooren tegen hetgeen door mr.
W. A. van Hoek is gezegd. Niets is minder waar
dan dat de voorzitter de volle zwaarte van zijn
persoonlijkheid zou hebben geworpen in het debat,
en de aanneming van zijn voorstel, boven alles
wenschelijk zou achten.
De voorzitter is een allersterkst voorstander van
het voorstel der commissie van toezicht, maar is
genoodzaakt geweest het voorstel, dat thans in
behandeling is, te doen.
Naar aanleiding van het door den heer van
Hoek gezegde wenscht de voorzitter dan ook in
herinnering te brengen dat hij onder dagteekening
van den 7fn Mei aan de raadsleden het volgende
schreef
„Gelijk u bekend is kan de ondergeteekende
zich met de zienswijze der commissie van toezicht
op de scholen voor middelbaar onderwijs geheel
vereenigen. Om het hoofdbezwaar der meerderheid
van het college van burg. en weth. tegen de
denkbeelden dier commissie (welk bezwaar hierin
gelegen was, dat, werden die denkbeelden ten
'uitvoer gelegdeene bezuiniging van slechts
f 1815 zou worden verkregen) weg te nemen,
heeft hij het voorstel in overweging gegeven om
de middelbare meisjesschool geheel tot eene school
voor meer uitgebreid of verder voortgezet lager
onderwijs te vervormen, zonder de denkbeelden
der commissie in werkelijkheid los te laten."
Het deed hem leed zijn voorstel te moeten
doen, en liever had hij iets anders voorgesteld
of aangenomen gezien. Hij zelf is niet de grootste
voorstander van zijn voorstelintegendeel hij
hecht er niet bijzonder aan. Wanneer slechts
iemand anders een voorstel had gedaan dat meer zijn
denkbeelden nabij kwam en kans had de goed
keuring van den raad te erlangen, had de voorzitter
het zijne gaarne ingetrokken. Zijn poging was
de zaak goedkooper te maken.
Wat betreft de verantwoording merkt de
voorzitter op, dat de raad evengoed de
verantwoording draagt als de voorsteller. Of de
poging succes hebben zal is den voorzitter zoowel
als den leden onbekend, Een der eerste ver-
eischten voor het welslagen is dat men bij de
toepassing der denkbeelden, in het voorstel
verteld had hinderde ook mjj. Ik moest er met
tante overspreken, maar ik voorzag een vreeselijke
onweersbui als oom Earel vernam dat men zijn
gevoel van rechtvaardigheid in het minst in
twijfel trok.
ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTEE.
Waarin iets ongehoords aan het hof gebeurt.
Het bal was dien avond schitterend geopend.
Alles wat aan het hof kon komen was genoodigd.
De residentie had hare schoonste dames gezonden
alle zalen waren verlicht en de oranjerie was in
een paradjjs herschapen, met wandelpaden, ver
borgen zitplaatsen, fonteinen, enz.
Oom Earel wilde zijne gasten een begrip geven
van zjjn rijkdomtante was dus overladen met
diamanten en zelfs Hedwig, die anders zoo een
voudig gekleed was, zag er uit als een heilige
beeld met een zon van diamanten op de borst.
Onder al de mooie meisjes was er echter geen,
die met Gisela kon wedijveren, ofschoon haar
toilet zoo eenvoudig was als de gelegenheid het
slechts toeliet.
Zjj droeg een wit zijden kleed, met viooltjes ge
garneerd, viooltjes in het haar, een bouquet viooltjes
in de hand en slechts een paar diamanten in de
ooren en éen op de borst.
»De boschkoningin!" riepen de hofdames on
willekeurig uit. Het eenige wat haar ontbrak
was een vroolpk gelaat j dat viel aelfs des ver-
nedergelegd, niet te karig zij. Waaneer de raad
hierbij even vrijgevig is als bij de burgeravond
school heeft de voorzitter goeden moed. Zeker
heid heeft hij echter niet, zoo min als hij zich
borg stelt voor de reusite, of dat doet voor het
voorstel vao de commissie van toezicht. De
voorzitter betuigt voorts zijn leedwezen dat het
denkbeeld van opheffing der school van mej.
Chivat zoo io eens uit de lucht komt vallen
ware hem dit bekend geweest, hij zou zeker gezorgd
hebben de financieele voor- of nadoelen ervan te
kunnen noemen, 'tgeen hem thans onmogelijk is.
De voorzitter ontkent niet de groote moeilijk
heid daarom geen onuitvoerbaarheid, van den door
hem voorgestelden maatregel, vooral met het oog
op den korten tijd die overblijft. Ingeval de raad
besloot de middelbare school nog een jaar
io het leven te houden zou zeker de zaak zeer
worden vergemakkelijkt.
Ten slotte protesteert de voorzitter nog eens
ten sterkste tegen de bewering dat hij een zoo
bepaald voorstander zijn zou van de school, door
hem, door den drang der omstandigheden, voor
gesteld. Men moge zeggen dat die inrichting
zijn naam zou kunnen drageu, doch de gevolgen
van het besluit door den raad te nemen kooien
niet op zijne verantwoording.
De heer mr. W. A. van Hoek zegt dat het
hem genoegen dcet dit antwoord te hebben uit
gelokt; de indruk toch, die de rede van den
voorzitter gisteren avond op velen der raadsleden
zal gemaakt hebben, was deze: Leg u maar neder
bij hetgeen ik voorstel; ik heb de zaak uitvoerig
overdacht, ik ben er geheel van op de hoogte,
laat het nu maar aan mij over, ik neem de ge
heele verantwoordelijkheid op me!
Die indruk is thans uitgewischt; elk lid, dat
zijne stem geeft aan het voorstel, weet dat bij
zijn deel van de verantwoordelijkheid draagt.
Het spijt spreker, dat het denkbeeld omtrent
de opheffing van de school van mej. Chivat niet
vroeger bij hem is opgekomen; het was een ge
volg van de onwrikbare overtuiging dat liet voor
stel van den voorzitter niet de noodige stabiliteit
hebben zal. Zeer laat kwam dit denkbeeld
bij hem op. Dat het niet te Iaat kome, hoopt
de spreker.
De heer Van Berlekom acht de uitdruk
king van den heer Van Hoek niet zeer vleiend
voor de raadsleden; niettegenstaande de voor
zitter het voorstel deed en dat door zijn prestige
ondersteunt, zal toch elk der leden gaarne zijn
deel dragen in de verantwoordelijkheid voor het
te nemen besluit.
Het ander denkbeeld van dien spreker lacht
den heer Van Berlekom wel toe en gaarne zou
hij eenige nadere inlichtingen ontvangen over de
financieele resultaten van de school van mej.
Chivat.
Nadat de voorzitter daaromtrent enkele mede-
deeling heeft gedaan wordt de algemeene be
raadslaging gesloten en komt het le punt van het
voorstel der minderheid van het coll. van burg.
en weth. in behandeling.
Het luidt:
Met 31 Augustus 1886 wordt de tegenwoordige
middelbare school voor meisjes met vijfjarigen
cursus opgeheven, onder dankbet. enz.
Dit punt wordt aangehouden tot de beslissing
over het voorstel in zijn geheel aan de orde komt.
Bij art. 2met 1 September 1886 wordt eene
school voor meer uitgebreid of voortgezet lager
onderwijs met vijfjarigen cursus opgericht, wenscht
de heer mr. J. A van Hoek stemming om het
beginsel dat erin opgesloten ligt uit te maken.
loofden prins op, toen hij haar met Hedwig
naderde,
„Slechts een weinig zonneschijn voor ons,"
fluisterde ik haar in het oor.
„Let van daag niet op mij, en zoek mjj
niet, als
Oom karei kwam met eenige heeren naar haar
toezij kon haar volzin niet eindigen. Hij
was altijd opgetogen als hij haar zag, maar placht
haar terstond weer te verlaten, alsof hij verlegen
was hoe hij met de dochter van Carina moest
omgaan.
Zoo ging het ook heden. Zijn gelaat helderde
op, toen hij haar gewaar werd; hij vatte hare
hand, zei een paar vriendeljjke woorden en liet
haar toen alleen met de heeren, die hjj haar voor
gesteld had.
Dat verlangen van Gisela om haar niet te
zoeken, maakte mij ongerust. Wat was zij van
zins Ik zag hoe zij thans tante begroette, die
terstond hare dames verliet om ernstig met haar
te spreken. Er moest iets tusschen die twee zjjn
dat zij mij niet verteld hadden. Gisela stelde
dus geen vertrouwen meer in mij.
De vorstin dwong haar om in den kring van
dames, die zij om zich heen riep, te bljjven. Ik
voegde mjj daar ook bij en sloeg haar heimeljjk
gade. Zjj sprak bedaard, maar scheen volstrekt
niet in haar schik te zpn. Zou Birh tante in
den arm genomen hebben voor zjjn aanzoek Ik
merkte dat hjj geen oog van haar afwendde, maar
haar niet durfde naderen. Een paar dagen gele
den had ik hem niet willen verstaan, toen hjj
weer over zpn liefde voor Gisela begon. Tante
vond hem te lichtzinnig om veel met hem op te
hebben, maar misschien zou zij in deze zijne
wenschen steunen.
Ik verlacht oom nameljjk van sedert onzen
terugkeer er op aan te dringen dat zjj Gisela
uithuwelijkte.
Zjj was juist in gesprek met een vreemdén
hofmaarschalk, toen Pimpel het Salon betrad. Ik
zag, hoe zjj ontstelde en hem den rug toekeerde,
zoodra bij een poging deed om haar te naderen.
Wortfr vervolgd.)