N°. 115. 129e Jaargang. 1886. Maandag 17 Mei. FEUILLETON. Catull Pimpel. VAN U 33 VERKIEZING. Middelburg 15 Mei. Brieven uit de Hofstad. BIJVOEGSEL MIDDELB De burgemeester en wethouders van Middelburg maken bekenddat bij de op den 12 dezer maand plaats gehad hebbende opening van stembriefjes, voor de benoeming van vijf leden van de provin ciale staten van Zeeland, is gebleken, dat daarvoor zjjn gekozen de heeren: Dr J. VAN DER BEKE CALLENFELS, D. A. DRONKERS, J. H. SNIJ DERS en J. C. LANTSHEER, terwijl er alsnog eene herstemming zal moeten plaats hebben tusschen de heeren F. G. SPRENGER en J. A. DE WOLFF, welke de meeste stemmen op zich vereenigd hebben; dat de dag voor deze herstemming is bepaald op Dinsdag den 25 Mei a., van des voor middags 9 tot des namiddags 5 uren. Voorts dat de processen-verbaal van steminle- Tering en stemopneming van den lle en 12e Mei jl. aangeplakt en ter secretarie voor een ieder ter inzage zjjn nedergelegd. Middelburg, den 14 Mei 1886. De burgemeester en wethouders voornoemd, P I C K De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. 13 Mei 1886. Gjj dacht dat er niets nieuws onder de zon, en het woord van den prediker nog altjjd van kracht was Welnu, gjj dwaaldet. Ontwaak uit uwe begoocheling, er is nieuws onder de zon, en der Haagsche politie komt de eer toe het te hebben gevonden. In verschillende bladen toch heeft men kunnen lezen, dat er van gemeentewege aan de uitgangen van het Scheveningsche bosch posten zijn uitge zet om de wandelaars tegen lastige bede laars te beschermen, meent gij Volstrekt niet; hoe noodig dit ook zjjn moge bjj de steeds toe nemende, meer dan onbeschaamde bedelarij in en om onze schoone residentie, daarmede kan onze politie zich niet zoo druk bezig houden. Zij heeft duurder plichten te behartigen dan het verzekeren van de rust en de veiligheid der ingezetenen. De hoornen, de bloemen van het bosch moeten be schermd worden tegen de schendende hand der menschen. Die posten, zoogenaamde nachtwachten," staan daar om den wandelaars het groen en de bloemen te ontnemen, die zjj in de onschuld huns harten hadden vergaard, om tehuis gekomen, ook nog wat genot van hunne wandeling te hebben, of wellicht eenen zieke een geurenden groet uit het voor hem gesloten Paradjjs meê te brengen. Een oppervlakkig beoordeelaar zou zich kunnen Roman van Hans Wach.enh.usen. ZEVEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Gis el a's bezwaren. Gisela aarzelde op mijn vraag te antwoorden en zei met afgewend gelaat: „Ik voel mjj niet opgewekt ,0 dat mogen wjj geen van allen ooit zjjn; tante het minst van allenMaar gjj schijnt tegenwoordig dikwijls ontstemd is u iets over komen? Wees eens oprecht!" Zjj ging op de canapé zitten en liet het hoofd in de hand rusten. „Neen, mjj is niets overkomen! Zjj weifelde of zjj spreken zou en toch drong haar verstoordheid haar daartoe. „Gjj zeidet dat ik het portret mjjner moeder aan de vorstin zou laten zien Heeft zjj dus inderdaad daar naar verlangd?" „Waarom vraagt gjj dat „Daar heb ik mjjn redenen voor 1 Terwjjl gij allen weg waart, heb ik mjj dikwjjls afgevraagd, waarom gjj eigenljjk zooveel belang in mjj steldet" „Gisela, zjjt gjj ondankbaar?" Ik zag haar b«ïi»j?end aan, want die vraag krenkte mjj. Zjj verheugen dat er, bjj het toenemend materialisme in onze dagen, nog menschen gevonden worden, die een opan oog hebben voor natuurschoon, en wilde bloemen, welke geen geld kosten, weten te waardeeren, enkel om hare liefelijkheid. Niet alzoo onze wjjze heeren in Den Haag. Omdat er altijd enkele brooddronken lieden, meestal opge schoten joDgens zjjn, die in hunne onbesuisdheid heele takken afrukken, welke zjj dikwjjls een oogenblik later weêr wegwerpen, is nu aan alle wandelaars streng verboden ook maar een handvol koekoeksbloemen of kamperfoelie af te plukken Gjj denkt natuur!jjk dat ik scherts en vraagt of het Scheveningsche bosch dan een aangelegd park geworden is, met bloembedden van silene pendula en sierljjke kiosks, waar omheen zich kamperfoelieranken slingeren In geenen deele De wilde bosch silene zal weldra bjj duizenden uit den bodem opluikende kamperïoelieranken dreigen hier en daar de hoornen door hare om armingen te verstikkende vogelkers en de meidoorn vormen geheele bosschages en hunne bloesems, die legio zijn, verheffen zich tot hoog boven het bereik van eenige menschenhand. Yan waar dan die bepalingen? vraagt gjj natuurljjk. Antwoorduit reglementeerzucht, eene heerschende kwaal tegenwoordig, die meer en meer dreigt in eene ware reglementeerw o e d e te ontaarden, en vooral aangewakkerd is door sommige hoogwjjze op- en aanmerkingen, welke „eenige wandelaars" verleden jaar in de couranten geplaatst hebben. Te voren tóch heeft men altijd naar hartelust de wilde bloemen mogenplukken en niemand heeft er aan gedacht de rijke natuur te verdenken van zoo geringe levens- en groei kracht, dat die daardoor uitgeput zou worden. Meen nu niet dat ik daarom het woest af scheuren van groote takken meidoorn or vogelkers goedkeurintegendeel, zelfs een handvol wegge worpen meizoetjes grieft mjj, omdat alle opzet-J teljjke vernieling van iets schoons of liefelijks mjj tegenstaat. Maar het is eene dwaasheid ter voorkoming van enkele baldadigheden nu iedereen, het plukken van eenige bloesems te verbieden, te meer omdat zij, die werkelijk schade aan het plantsoen toebrengen, gewoonlijk vrij loopen wjjl zjj, door het hout dringend, niet langs de uitgezette »posten" heen komen. Doch behalve dat deze maatregel nu weêr eens uitermate geschikt is om ons in de oogen van alle vreemdelingen recht belacheljjk te maken, leidt zjj ook tot hoogst onrechtmatige daden. Of is het te verantwoorden, dat een agent of bosch wachter kinderwagentjes aanhoudt en doorsnuffelt om er een paar takjes vogelkers uit op te delven en het genot te smaken, tegen de kinderjuffrouw, hoewel niet op heeterdaad betrapt, proces verbaal op te maken, en het arme wurm binnen in den wagen, een doodeljjken schrik op het lijf te jagen? Dit is een heldenfeit onzer politie, dat ik zelf aanschouwd heb. En nu vraag ik of men, in het bosch wande lend, niet al van elders bloemen kan hebben lette er niet op en staarde somber yoor zich uit. „Ozeker nietzei zjj langzaam. „Gij begrijpt, ik heb veel ledigen tijd gehad om te denken. Uit verveling vatte ik het ïtaliaansch weer op, dat ik op school reeds begonnen was," „Uit verveling haar stem klonk zoo vreemd bjj dat woord. „Of om andere redenen Men moet na den dood van den prins al heel liefdeloos met de nalatenschap mijner arme moeder gehandeld hebben". „Waarom vermoedt gjj dat?" Voor het eerst was ik bepaald boos op Gisela; maar uit haar geheele houding bleek dat zjj een bjjzondere reden had voor hetgeen zjj zeide. „Ik vond die nalatenschap op een zolder kamertje, onder allerlei rommel. Men had niet eens de kieschheid of voorzichtigheid gehad om de briefwisseling met den prins weg te sluiten of te vernietigen. Daaruit blijkt dat mjjn moeder een villa in Sorrento bezat, die zjj geërfd had van haar vader, den graaf Carina, naar wien zij zich op het tooneel Carina noemde. De prins had haar beloofd terstond na mjjn geboorte daarheen te gaan't geen door haar plotselingen dood verjjdeld werd". »Het wa» zeer onvoorzichtig om niet voor die nalatenschap te zorgen", zei ik. „Men ver moedt misschien niet eens dat zjj bestaat. Maakt gjj tante daarvan een verwijt „Dat heb ik niet gedaanMaar ik betwijfel meegebracht, en welk bewijs die posten aan de uitgangen kunnen hebben, dat hetgeen men in de hand draagt, gestolen goed is Met even veel of liever even weinig recht zou men dan wandelaars hunne Btokken of parapluies kunnen afvorderen, bewerende dat die van een der villa's in het Scheveningsche park ontvreemd moeten zjjn. Indien nu onze politie-mannen allen menschen van wat takt en menschenkennis waren, die met oordeel des onderscheids wisten te handelen, zou dit de onbillijkheid van den genomen maatregel ten minste eenigszins kunnen temperendoch het dikwjjls onbehouwen optreden van die lieden maakt hen integendeel nog hinderlijker en on aangenamer. Staaltjes van ongepaste bejegening kunnerzjjds zouden toch bjj menigte te leveren zijnik be paal mij tot een paar ervan, jonge lieden be treffende, die het altjjd tegenover de politie het hardst te verantwoorden hebben. Er was, kort geleden, een begin van brand in het bosch ont dekt, doch hoe die ontstaan was bleef onbekend. Nu kan het zijn dat jongens, door het stoken van een vuurtje, dien hadden veroorzaakt; en dat dus daarop streng wordt toegezien is in allen deele te prijzen. Maar dat geeft zelfs een bosch wachter nog niet het recht eenige stoeiende jon- gelie&jn van goeden huize, hunne lucifers af te vraglBf ja, van een hunner de kleederen met eigen hand te doorzoeken en hem, wat zjjn eigendom was, te ontnemen, hem daarbjj bovendien zulk een krachtigen duw gevend, dat bjj over den grond rolde. Een ander werd toegeroepen: »Wacht maar, jij leelijke rooie, ik zal jou wel krijgen De waarde van het ontnomene, de mate van geweld en het min of meer beleedigende van den scheldnaam doen lper niets ter zake, maar on rechtmatig en niet te verdedigen zjjn dergelijke handelingen, en het is dan ook geen wonder dat de politie zich gehaat maakt en in de meeste gevallen nooit op steun of bjjstand van het publiek kan rekenen. Met de bovenbedoelde bepalingen heeft zjj nu ook de schoonste helft mjjner stadgenooten tegen zich in het harnas gejaagd, en bij de heerschende ■bondsmanie zou het mjj niet verbazen, indien wjj binnen kort hoorden van een anti-bosch-posten- verbond, door Haagsche dames opgericht, en ten doel hebbende dien ongelukkige» „posten" het leven zoo lastig 6n onaangenaam mogelijk te maken, zoodat zjj uit pure wanhoop hun post verlaten, en in arrenmoede het hoofd der politie komen aanzeggen, dat zjj het piet kunnen uithouden, en „meneer de burgemeester" dan maar zelf op post moet gaan staan. Intusschen houdt voor het oogenblik de kermis aller hoofdeB bezig, en daar deze de laatste der eertjjds wjjdberoemde Haagsche kermissen zjjn zal, is het wellicht geoorloofd haar nog een enkel woordje te wjjden. Het naderend doodsgelui der veelvermaarde schijnt de menigte niet droef- slechts of zjj belang stelt in het portret mjjner moeder". »Gjj weet immers toch dat zjj veel van haar broeder hield „Ik zag uit die briefwisseling alleen dat zjjn liefde voor mjjn moeder de oorzaak eener verwijdering tusschen broeder en zuster gewor den was". „Op zijn sterfbed hebben zjj zich echter weer versoenddat weet ik zeker. Ik herhaal u dat zij niets van uw geboorte af wist; eerst toen de hofpredikant haar zoo laat daarvan onderrichtte, begreep zjj wat haar broeder haar in zijn doodstrijd had willen te kennen geven. Dat weet ik uit haar eigen mond". »Wist men ook niet dat mijn moeder de geheele erfenis van haar vader, die haar bjjzjjn sterven vergeven had dat zjj bjj het tooneel was gegaan, aan den prins ten offer bracht, toen hjj haar bekende dat hjj een groote som gelds noodig had om een koopman in de residentie terug te geven wat die hem geleend had De vorst voldeed na den dood van den prins misschien de overige sehudeischers daarmede, maar dien koopman deed bij een proces aan dat hjj gewonnen heeft." „Daar weet ik altemaal niets van Gisela. Was die som dan zoo aanzienljjk „Ik las van driemaal honderd duizend lires, die zij bjj een bankier te Genua voor hem opge nomen had." Die berichten waren inderdaad bevreemdend. geestig te stemmen, ja haar veeleer te dringen nog eens duchtig feest te vieren en te genieten van al de heerljjkheden, die haar ten aanschouw geboden worden. Bjj zulk eene gelegenheid vestigt zich, meer nog dan ooit anders, de over tuiging dat onze lieve Heer er al zeer wonderljjke kostgangers op na houdt, en er al heel wat zonderlinge „baantjes" bjj de hand genomen worden om aan den kost te komen. Het sou curieus genoeg zijn, indien men kon nagaan hoe sommigen aan hun bedrijf gekomen zjjn, en be halve stof voor naturalistische en andere romans zou 't ook stof genoeg tot allerlei bespiegelingen opleveren. Hoe ter wereld bjj voorbeeld komt men ertoe, zulk een onhebbelijk, halt-wild, onooglijk en schreeuwerig dier als een varken, te temmen en zoodanig te dresseeren, dat het zich voordoet als een nette, welopgevoede hond, zich laat aan- kleeden en, onder meer andere kunsten, geblind doekt door hoepels springt? Mogen wjj soms in pessimistische oogenblikken treuren over den achteruitgang van het menseh- dom, dit kjjkje op de mogelijke beschaving van de varkenswereld der toekomst, kan dan mis schien vertroostend werken, en in elk geval kan er uit blijken dat geduld en volharding ook de menschenwereld nog niet uit zjjn. Op de Donderdag te Goes gehouden voorjaars vergadering der Vereeniging van Burgemeesters en Secretarissen in Noord- en Zuid-Beveland zoo schrijft men ons waren 23, later 26 leden tegenwoordig. Door den voorzitter werd mededeeling gedaan dat de heeren Koeleman, Bruggeman en Van der Bent, burgemeesters van Yerseke, Baarland en Ellewoutsdjjk, als leden waren toegetreden, waarna bjj ballotage de heeren C. v d. Linde van Goes, J. Scheltema van Biezelinge. A. üandee van 's Heer Arendskerke en C. Phjlipse van Wolfaavtsdjjk als leden werden aangenomen. Vervolgens werd een kort verslag van den toestand der vereeniging over 1885 gegeven, waarin o. a. werd gemeld: dat het ledental iets verminderd was door overigden, vertrek en be danken; gewezen werd op het nut der vereeniging en op haar minder gunstigen financieelen toestand tengevolge van meerdere uitgaven, dan aanvan kelijk waren geraamd, voor de ontvangst der leden van de vereeniging van gemeente-ambtenaren in Nederland enz. Voorts werden met bijna algemeene stemmen herbenoemd tot leden van het bestuur de heeren D. P. Dominieus, burgemeester van Kruiningen, en H. G. Hartman Jz., secretaris van Goes, die ver klaarden hunne benoeming aan te nemen. Verder werd de rekening over 1885 overgelegd, bedragende in ontvang 209.78, in uitgaaf 248.75J, alzoo sluitende met een nadeelig slot van 38.97^; zooals gewoonljjk werd deze rekening gesteld in handen eener commissie, op wier voorstel zjj werd goedgekeurd. Bjj acclamatie werd vervolgens goedgekeurd het Carina een gravinDe prins haar zulk een groote som gelds schuldig, en daarbjj het voor mjj onverklaarbare gedrag van oom, om juist den voornaamsten schuldeischer onbevredigd te laten. Bovendien vond ik onder de papieren een nota van een Parijschen juwelier, waarbjj hjj mjjn moeder een som van meer dan tweemaal honderd duizend franken overmaakte voor hare brillanten. Die nota is weinige weken voor haar dood geda teerd. Het schjjnt dat zij voornemens is geweest den prins van zijn drukkende schuldenlast te bevrjjden en zoo spoedig mogeljjk met hem naar haar land goed bij Napels te gaan." „En wat is daarvan geworden vroeg ik bjjna beschaamd. „Dat vreet ik niet. Ik vond niets daarover. Waarschjjnljjk is het in handen harer bloedver wanten overgegaan, daar niemand iets van mjjn geboorte wist." Alles wat zij zei klonk bijna vernederend voor ons. Ik twjjfelde geen oogenblik of prins Eduard had het met zijn liefde eerljjk gemeend. Dit bewees zjjn huwelijk aan het sterfbed van Carina de dood was hem bljjkbaar overvallen. Maar als alles was gelijk Gisela zeide, dan was haar op onrechtmatige wjjze de erfenis harer moeder onthouden. Ik stond op, sloeg mjjn arm om haar hals en zei: „Gisela, laat u door dit alles niet ontstemmen! Oordeel niet, voor dat gjj geheel op de hoogte zjjtWat gjj gevonden hebt, kan onmogeljjk be-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 5