IIDDELBURGSCHE COURANT Inspectie en exercitie lü 3e Brandweer. 23X J"V OEGSEL Zaterdag 15 Mei 1886. N° 114. Middelburg 14 Mei. Gemeenteraad van Middelburg, VAN DE VAN De burgemeester en wethouders van Middelburg) gelet op artikel 20 der verordening op de brand weer in deze gemeente, van den 24 Mei 2 Augustus 1882; maken bekend: dat de inspectie en exercitie met een gedeelte der brandspuiten, volgens voordracht van het bestuur over de brand weer, zal plaats hebben Dinsdag den 25 Mei 1886 en wel met de spuit A ten 9j, met de spuit B ten 10!, met de spuit D ten 11 i en met despuit C ten lj uur. Weshalve de bedienden, aan die spuiten geplaatst, opgeroepen worden zich ten voorschreven ure aan de onderscheidene braadspuithuisies te bevin den, zullende by niet verschijning, tegen ben proces-verbaal worden opgemaakt tot toepassing der by de verordening vastgestelde straffen, be staande in eene geldboete van 1 tot 25 en eene gevangenisstraf van een tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk. Hiervan is afkondiging geschied waar het be hoort, den 14 Mei 1886. De burgemeester en wethouders voornoemd, PI C K De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. Zitting van Woensdag 12 Mei, 's avonds te 8 uren. Voorzitter mr. C. J. Pické. Afwezig de heer mr. E. P. Schorer, uit stad. De voorzitter, de geschorste zitting her openende, zegt het te willen daarlaten of het door den heer mr. J. A. van Hoek voorgestelde is een amendement of wel een nieuw voorstel. Na rijp beraad is spreker tot de conclusie gekomen dat het een ander voorstel is, waarvan hij de aanneming niet aanraadt. Ook de heer De Stoppelaar verklaart zoo min mogelijk verandering te willen brengen in de 01de van behandeling der punten. Ook bij acht het wenschelijk dat de regeling, gemaakt door den voorzitter, die de leiding der vergade ring heeft, worde behouden, wat zeker in het belang der zaken te achten is. De heer mr. W. A. van Hoek zegt Jiet met de vorige sprekers niet eens te zijn en wil daar voor zelfs een beroep doen op den voorzitter. Hij gelooft dat het in zeer belangrijke kwestiën als deze wenschelijk is dat de leden der vergadering elkander schenken klaren wij n eene uitdrukking ontleend aan de eerste redevoering, door den geachten voorzitter in deze vergadering gehouden. Door de kwestie uitdrukkelijk en precies te stellen schenkt men elkander klaren wijn. Het groote verschil komt volgens spreker hierop neer dat de vraag niet is beantwoord: wat wil men, lager onderwijs of middelbaar onderwijs? Juist daarom omdat verschil te doen ophouden lacht spreker de formule, door mr. J. A.van Hoek gesteld, zoo toe Door de beantwoording ervan komt men tot een logisch gevolg. Wil men middelbaar onderwijs, welnu dan vervallen al de voorstellen die betrek king hebben op het lager onderwijs en blijven alleen over de voorstellen tot reorganisatie van de middelbare school. In tegenovergesteld geval vervalt hetgeen op het middelbaar onderwijs be trekking heeft. Hij hoopt dat de voorzitter wel zal willen toegeven dat het hier eene principieele kwestie geldt. De voorzitter zegt dat hij hoopt altijd klaren wijn te blijven schenken, ook in deze kwestie Zijn streven is dat elke opinie ten deze tot haar reeht kome. Wordt een beslissend antwoord gege ven op de vraag van den heer mr. J. A. van Hoek dan wordt de beslissing preamatuur en is de houding van den raad niet rechtvaardig tegen over die leden, die hun gevoelen over de zaak nog willen zeggen. De heer J. A. van Hoek heeft, naar hij verklaart, volstrekt niet de bedoeling gehad de discussie af te snijden. Wanneer toch zijn voor stel werd aangenomen heeft ieder lid de gelegen heid om aan te voeren voor middelbaar of lager onderwgs wat hij goed vindt. Niet het smoren van discussie maar bekorting ervan is zijn be doeling met het voorstel. Hierna komt bet voorstel van den heer J. A. van Hoek in stemming. Zooals men zich herin nert strekt het om den raad de vraag te doen of in het algemeen eene middelbare school voor meisjes zal blijven bestaan? Dit voorstel wordt verworpen met 11 tegen 5 stemmen. De heeren Snijders, Van der Harst, W. A. van Hoek, Lu- teyn en de voorsteller stemden voor. Alsnu is aan de orde de eerste vraag van de, volgens het voorstel des voorzitters, te behande len punten, nl. deze: zal de middelbare school, gelijk zij thans ingericht is, blijven bestaan? Die vraag wordt met 14 tegen 2 stemmen ontkennend beantwoord. Voor stemden de heeren W. A. van Hoek en Luteyn. De tweede, nu aan de orde zijnde vraag luidt: Zooniet, zal zij blijven bestaan gewijzigd volgens het al of niet geamendeerd eerste voorstel der raadscommissie met een directeur aan het hoofd? De beraadslaging geopend zijnde, zegt de heer J. H. S n ij d e r s dat de leden der commissie geenerlei samenspreking hebben kunnen houden omtrent de bedenkingen, tegen hun rapport in gebracht. Nu spreker een enkel woord ter verdediging daarvan in het midden wenscht te brengen, verzoekt hij de vergadering hem alleen aansprakelijk te willen stellen voor hetgeen hij zal aanvoeren, waaronder wellicht een of ander zou kannen voorkomen, waaromtrent zijne mede leden eene verschillende meening zijn toegedaan. Bij een onderwerp, waaromtrent de gevoelens zoo uiteenloopen dat elk der drie commissieleden een eigene, door onderzoek en ervaring gevestigde, van die der anderen afwijkende opinie bezit, valt het niet licht, tot zulk eene overeenstemming te geraken als wenschelijk te achten is, indien het nit te brengen rapport altbans eenigszins zal kunnen beantwoorden aan het doel, waartoe de commissie werd benoemd en iets meer dan eeDe ij dele herhaling van de bekende gevoelens dei- commissie wezen zal. Het zij spreker daarom vergund het standpunt mede te deelen, waarop hij zich als lid der com missie 'heeft geplaatst en van zijne zijde heeft getracht de verkregen overeenstemming te bereiken. Aanvankelijk was hij zeer ingenomen met het denkbeeld van de meerderheid van het college van burg. en weth., omdat hij de vrees niet onderdrukken kon, dat de eischen voor het onderwijs, om der financiën wil, beperking zullen moeten ondergaanzijne bedenkingen tegen dit voorstel zou hij getracht hebben door een paar amendementen uit den weg te ruimen. De samen spreking en overwegingen der commissie maakten het hem echter duidelijk dat op aanneming van het voorstel der meerderheid door den raad slechts zeer weinig kans bestaat en het voorstel der minder heid van burg. en weth., zij het wellicht geamendeerd, vermoedelijk zou worden aangenomen. Dit laatste maakte hem bevreesd. Omtrent geen der beide voorstellen trouwens kon overeenstemming tus- schen de leden der commissie worden verkregen. Daarom werden eerst algemeene beginselen vast gesteld, die in het rapport zijn nedergeiegd, en daarna getracht op dien grondslag te geraken tot het doel. Nadat men het eenmaal eens was, dat goed onderwijs voor meisjes eene behoefte is en dat noch de tegenwoordige noch de door de minder- of meerderheid van het college van burg. en weth. voorgestelde school aan die eischen voldoet, bleef alleen de geldvraag over, en lag de redenee ring voor de hand dat, indien toch de geachte voorzitter van den raad eene uitgaaf van f 6949 mogelijk acht plus de niet gering te schatten kosten der schoolboeken, die bij de door hem bedoelde school volgens art. 44 lett. f der wet op het lager onderwijs mede ten laste der gemeente zouden komen doch in het voorstel niet schijnen te zijn begrepen, de burgemeester een lichtpunt in het oog moet hebben waarvan, naar het schijnt, heeren wethonders geen gebruik meenen te mogen maken voor dit doel. Nu moge de geachte voor zitter de verklaring zijner gedachten door de raads commissie wel wat gewaagd noemen, hij zal het haar toch wel niet euvel duiden dat zij eerder aan omzetting van licht in geest dan in water heeft ge dacht en spreekt dan toch ook niet tegen, wat trou wens voor de band ligt, dat door hem eane uitgaaf van plus minus f 7000 voor de middelbare schuol voor meisjes wordt mogelijk geacht. Waar nu voor eene school, niet voldoende aan de eischen van goed onderwijs zooals die door de commissie, niet lichtvaardig maar na ernstig onderzoek, moesten worden gesteld, zulk een greep in de gemeente-financiën geoorloofd wordt gerekend, daar achtte de commissie zich gerechtigd voor eene goede, aan alle billijke eischen beantwoor dende inrichting, een bedrag voor te stellen van f9700, mits door de naaste belanghebbenden mede voor het brengen van een offer niet worde teruggedeinsd. Moge sprekers stelling, volgens het vermoeden van den voorzitter, ook al de verontwaardiging van menige vrouw (maar dan toch zeker niet van de meest ontwikkelde) wekken, het is zijne op onderzoek, ervaring en voorlichting van uit stekende deskundigen gegronde overtuiging dat zonder voldoend onderwijs in de kennis der na tuur, goed onderwijs voor meisjes onbestaan baar is, en eerder dan zijne stem te schenken aan eene uitgaaf van f 7000 voor een onderwijs waarin zulk een gewichtig element ontbreekt, zou hij des noods aan de verwezenlijking kunnen medewerken van het denkbeeld der heeren wet houders, voor wier school althans geene oneven redige offers uit de gemeentekas worden geëischt. En zou vraagt spreker bovendien de bezuiniging, die de geachte voorzitter van de verwezenlijking van zijn plan verwacht, worden bereikt Wie toch staat borg dat niet binnenkort de 30 waarop zijn stelsel ten deele is gebouwd, den weg opgaat van het ingetrokken subsidie voor de middelbare meisjesschool Ligt bet niet voor de hand, dat de tegënstanders opnieuw in ver hoogde mate znllen worden geprikkeld, als langs de zijdeur datgene wordt binnen gehaald waar voor de hoofddeur door hen gesloten is En wat zal dan geschieden Dan zal óf op nieuw een schipperen, een loven en bieden moeten worden beproefd, óf de gemeente ten behoeve van eene, naar sprekers meening, gebrekkige school voor eene uitgaat staan waarvoor thans reeds, bij eene grondige hervorming, vermoedelijk een aan alle billijke eischen beantwoordend onderwijs kan worden verkregen. Men versta zegt de heer Snijders het rapport echter niet verkeerd. Het wil geene apothekeressen ot telegrafisten vormen, het wil alleen eene voorbereiding, die voor de speciale studiën in die vakken onmisbaar is. Er is daarbij geen sprake van eene overheersching der natuur wetenschappen, gelijk trouwens uit het overgelegde stuk van dr. Steyn Parvé en de aanhaling van de woorden van prof. Mulder voldoende blijkt. Dat een directeur door de commissie wordt voorgesteld, vindt zijn oorsprong in de overtuiging: dat de mannenhand in den regel minder zenuw achtig, met meer kracht, de leidsels houdt, wat niet anders dan ten bate der inrichting komen kan. Dat de commissie ais zoodanig een doctor in de wis- en natuurkunde wenscht, spruit daar uit voort: dat zij niet alleen de natuurkundige vakken meer tot hun recht wil laten komen, maar iemand met de leiding der inrichting belasten wil, bij wien uit den aard der zaak bovendien een open oog zal worden gevonden voor de behoefte aan uitbreiding der lesuren in rekenkunde, waar van de resultaten, volgens volkomen betrouwbare inlichtingen van alleszins bevoegde zijde, meestal zeer miniem zijn, niet door minderen ijver ot bekwaamheid der daarmede belaste leerares, maar door het bekrompen aantal uren, daaraan gewijd en waarop van den directeur de meest heilzame invloed mag worden verwacht. Wil men van geen directeur gediend zijn, wil men aan het door de commissie bedoelde onder wijs in de algemeene beginselen der natuurweten schappen geene plaats inruimen, spreker zal geduld oefenen en de hoop blijven voeden, dat zijne denkbeelden zullen worden verwezenlijkt, wanneer zij die op de burgerschool werden gevormd onze plaatsen zullen hebben ingenomen, maar hij kan zich niet vereenigen met het voorstel der minder heid van burg. en weth, ook niet zooals het thans schijnt te werden geamendeerd. De heer J. A. T a k zegt met leedwezen in het voorstel der commissie uit den raad de bepaling van 100 schoolgeld te hebben gezieneene der gelijke verhooging van schoolgeld, die de school-, alleen toegankelijk maakt voor gegoeden, is z. i. in strijd met het denkbeeld dat aan het voorstel ten grondslag ligt. Met betrekking tot de kos- telooze toelating van een zeker aantal kinderen vraagt de heer Tak wat de bedoeling is: ot dit kinderen van meer- ot minvermogenden zijn zullen; waarschijnlijk zegt hij zullen dit wel die van meervermogenden zijn, omdat die het best in de gelegenheid zullen zijn zich voor het exa men te bekwamen. Eindelijk vraagt de heer Tak waf de commis sie bedoelt met onderwijs in de natuurweten schappen. Wat zijn die en hoever zal dat onder wijs gaan De heer mr W- A. v a n Hoek zegt het eens te zijn met den vorigen spreker wat diens eerste opmerking betreft. Ook voor hem is de kwestie van het schoolgeld de klip waarop het voorstel der raadscommissie zou moeten stranden. Aangezien die kwestie zoo overheerschead is dient de heer Van Hoek het volgende amende ment in „De ondergeteekende stelt voor Het seboolgeld bedraagt van f 20 tot 200, naarmate de ouders of de leerlingen zelf in de verschillende klassen van het kohier der plaat selijke belasting op de inkomsten zijn geplaatst- Voor elk van twee leerlingen uit het zelfde huisgezin wordt minder dan bovenbedoeld school geld betaald. Leerlingen, dio niet in de gemeente wonen, betalen een door burg. en weth. met het oog op voorzegde regelen vast te stellen schoolgeld. Alle leermiddelen worden kosteloos van ge meentewege verstrekt. De voorzitter geeft in overweging de be handeling van dit amendement aan te houden tot de kwestie van het schoolgeld ter sprake komt. De heer mr W. A. van Hoek merkt op dat in de eerste plaats het bedrag van het schoolgeld van zeer overheerschenden invloed is bij eene stemming over het voorstel der raadscommissie, terwijl in de tweede plaats in het amendement niet tot details wordt afgedaald maar eenvoudig het principe is nedergeiegd, Bij het behandelen van het schoolgeld kunnen de gradatiën worden bepaald. De voorzitter wenscht toch de behandeling aan te houden en eerst de verschillende andere punten te bespreken, terwijl eerst later het voor stel in zijn geheel zal in stemming worden ge bracht. Da heer J. H. Snijders zet, naar aanleiding van de vraag van den heer Tak, de bedoeling uiteen die de commissie met het onderwijs in de natuurwetenschappen heeft. Zij bedoelde eene algemeene kennis van wat invloed kan uitoefenen op het leven en werken van de vrouw. Teneinde hare bedoeling nog duidelijker te maken heeft zij zich beroepen op het oordeel van dr. Steyn Parvé en om de leden in de gelegenheid te stellen daarvan kennis te nemen, het door die autoriteit geschreven stuk bij haar rapport over gelegd. Wanneer een doctor in de wis- en natuur kunde zal worden benoemd, wenscht zij gekozen te zien iemand die, op de hoogte zijns tijds, een specialiteit is in de bedoelde vakkea. Het onderwijs moet niet bestaan uit proefnemingen en speciale onderdeelen, maar in Jhet algemeen vormend zijn in den geest als is nedergeiegd in bij de uitgevers Van Druten en Bleeker ver schijnende werkjes op dit gebied, die op elk gebied der natuurwetenschappen een overzicht geven ais door de commissie wenschelijk wordt geacht. De heer W. J. Sprenger, die de zaak vooral van den financieelen kant heeft bekeken, zegt in het voorstel der commissie gemist te hebben een cijfer voor de instandhouding en uitbreiding van een natuurkundig kabinet. De heer S n ij d e r s antwoordt hierop, dat, zoo het denkbeeld ingang mocht vinden dat in het stuk van wijlen den heer Steyn Parvé is neder geiegd, het bezwaar van den heer Sprenger van geen overwegenden invloed is. In de aangehaalde boekjes toch is geen sprake vau werktuigen, alleen van zeer gewone dagelijks voorkomende gereedschappen. De heer T a k is der commissie erkentelijk voor hetgeen door haar rapporteur is medegedeeld omtrent de natuurwetenschappen. Spreker heeft daaruit geleerd dat er onderwijs zal worden ge geven in alles wat invloed kan uitoefenen op het leven en werken der vrouw. Z, i. zal dat onderwijs dan zeer veel omvatten en ook de ge zondheidsleer tot eene groote hoogte worden ge doceerd. Spreker betwijfelt of het een mensch gegeven is het zoo ver te brengen als van de meisjes die de middelb. meisjesschool zullen be zoeken wordt gevorderd. Behalve Nederlandsche taal en letterkunde, Fransche taal en letterkunde, Hoogduitsche taal en letterkundeEngelsehe taal en letterkunde, aardrijkskunde, geschiede nis, wiskunde, teekenen, handwerken en gym nastiek, nog natuurwetenschappen zooais de commissie dat wil, dat is te veel en spreker heeft dan ook diep medelijden met de arme hoofdjes der kinderen, die dat alles zullen moeten leeren. Hij zal tegen het voorstel stemmen. De heer De Stoppelaar kan zich ook niet vereenigen met het voorstel der raadscommissie op grond der redenen in het rapport der com missie voor het middelb. onderwijs vervat, welk rapport spreker ten volle beaamt. Wat betreft het enderwijs in de natuurweten schappen, zooals de commissie dat bedoelt, wijst de heer De Stoppelaar erop dat reeds nu onderwijs wordt gegeven zooals de commissie dat wenscht en 29 uren 's weeks voor wis- en natuurkunde zijn bestemd. Naar aanleiding van eene opmerking van mr. J. A. van Hoek, omtrent de weinige waarde der exacte wetenschappen op de midd. meisjesschool, zegt spreker verder dat op het laatste examen, dat daar gehouden is, niet alleen mondeling maar ook schriftelijk examen is afgenomen in de wis kunde. Bij het eind-examen is, als spreker zich niet vergist, cok mondeling examen in de natuur wetenschappen afgenomen. De heer De Ligny zal stemmen tegen het voorstel der commissie. Hij is zeer er mede in genomen dat natuurkundige wetenschappen aan de meisjesschool worden gedoceerd, zooals blijkt uit het door hem ingediende amendement, maai' verliest daarbij ook de noodige zuinigheid niet uit het oog. Wanneer ïn de hoogste klassen twee maal 's weeks natuurkundig onderwijs wordt ge geven dan is dat, gelooft spreker, voor de opleiding der vrouw genoegzaam. De heer Snijders verheugt zich in de mede- deeling van den heer De Stoppelaar, dat al wat dé commissie verlangt reeds nu op de school gedoceerd wordt, omdat dat den heer Tak be wijzen zal dat er geen vrees voor de hoofden der scholieren behoeft te bestaan. Daarna zet de spreker het standpunt waarop de commissie zich bij het onderzoek van de ver schillende plannen gesteld heeft nader uiteen en wijst er daarbij op dat het der commissie trof dat de voorzitter in zijn plan de leerarea in de natuurkundige vakken schrapte. Op de vraag van den heer Sprenger omtrent de instandhouding van een natuurkundig kabinet antwoordt de heer Snijders dat geen werktuigen van eenigszins kostbaren aard zullen noodig zijn en dat geene uitbreiding noodig is van hetgeen nu reeds wordt gebezigd. Bij de begrooting is daarvoor uitgetrokken eene som van 935, die in zijn geheel kan overgenomen worden. De heer W. A. van Hoek zegt dat hij, nu de heer Yan Berlekom de verschillende sprekers geboord heeft, hoopt dat deze, die zelf verklaarde dat het M. O. zoo ontzaglijk veel beter resultaat opleverde dan het lager, thans in plaats van met het voorstel der minderheid met dat van de raadscommissie zal meegaan. De hees Van Berlekom ziet het groote verschil niet in tusschen het voorstel van de minderheid en dat der commissie uit den raad. Hg hecht er groote waarde aan dat het onderwijs in de natuurkundige wetenschappen zal opgedra gen worden aan éen persoon en blijft het voorstel der minderheid het meest aannemelijke achten. De voorzitter zegt dat, nu de heer Snijders nog een lans gebroken heeft voor een directeur boven eene directrice, hij zich refereert aan het antwoord door den heer Japikse gegeven Erger- echter vindt de voorzitter het verwijt als zou hij geschrapt hebben de leeraars in de natuurkundige wetenschappen. Dat is niet juist. Ik heb, zegt de voorzitter, in plaafs van geëxamineerde leer aars een geëxamineerde leerares en een geëxami- neerden leeraar voorgesteld. Het amendement-De Ligny is door den voor zitter overgenomen, doch hij had gedacht dit eerst mede te deelen, wanneer zijn plan ter tafel kwam. De heer J. A. van Hoek herinnert dat, zooals jn de middagzitting is gezegd, de commissie na druk legde op de natuurk. vakkenomdat uit de overgelegde stukken bleek dat de resultaten daar van niet schitterend waren. Uit de mededeeling van dr. Japikse is gebleken dat het met het onder wys in de natuurk. wetenschappen niet zoo slecht gesteld is en na de mededeeling ook van den heer De Stoppelaar behoeft hieromtrent niets meer aangevoerd te worden. Met betrekking tot de kwestie of een directeur tegelijker tijd hoofd van twee inrichtingen zijn kan merkt spreker op dat die elders reeds uitge maakt isin Amsterdam en Haarlem is dat proefondervindelijk gebleken. Als nu wordt in stemming gebracht de eerste resolutie van het rapport der raadscommissie, luidende „Over te gaan tot eene hervorming der tegen woordige school voor middelbaar onderwijs voor meisjes, met behoud van den vijfjarigen cursus.'' Met 11 tegen 5 stemmen wordt die resolutie verworpen. Voor stemden de heeren Snijders, Vau

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 5