a. FEUILLETON.
Catull Pimpel.
durf ik een lans te breken voor de thans be
staande inrichting.
De commissie van toezicht op het M. O. stelt
op den voorgrond, dat naar baar oordeel meer en
meer de overtuiging zich heeft gevestigd, dat het
zoogenaamd vakonderwijs voor (vrouwelijke) leer
lingen van slechts 12 a 13 jaar (den leeftijd
waarop zij de lagere school gemeenlijk verlaten)
over het geheel minder geschikt is. Op die
leerlingen, gewoon aan de leiding en het toezicht
van eene klasse-onderwijzeres, die voor de opvoeding
der meisjes en voor de or le en tucht in de klasse
meer bijzonder aansprakelijk is, zou het vakon-
derwjja slechts langzamerhand moeten toegepast
worden. Door deze meening geleid, komt de com
missie tot het besluit, dat de school thans verkeerd
is ingericht en het zaak is haar te splitsen in
twee scholen.
Daargelaten het meer of minder practische van
eene zoodanige splitsing, kan ik het groote voor
deel, gelegen in klasse-onderwijzeressen boven
vak-onderwijzeressen, zelfs voor meisjes van 12 a
13 jaar, niet inzien.
Hebben beiden tact te onderwijzen, dan leeren
ook de vak-onderwijzeressen, gedurende een geheel
jaar, de kinderen voldoende kennen, om een
gunstigen invloed uit te oefenen op hun geheele
zijn. Missen zij die tact, daa zal de klasse-onder
wijzeres, zoowel uit een paedagogisch, als uiteen
intellectueel oogpunt alle vakken worden dan
slecht onderwezen veel schadelijker op het
kind en op de geheele inrichting werken dan de
vakonderwijzeres. De kans is wel grooter ééne ge
schikte klasse-onderwijzeres te krijgen dan b. v.
3 vak-onderwjjzeressendaartegenover staat dat
de laatsten baar vak over 't algemeen beter
meester zijn, dan de eerste dat is en het valt
niet te loochenen, dat het onderricht meer
onderhoudend zal zijn, naarmate de onder
wijzer hooger staat. Hoofdzaak bij het onderwijs
is belangstelling wekken.
Tegen vakleeraren of leeraressen wordt daaren
boven het bezwaar geopperd, dat zij specialiteitje
willen spelen. Dat er zulke zijn die alsdan zeer
gevaarlijk zijn te achten voor jeugdige hersenen
valt niet te ontkennen; evenwel dient erop ge
wezen te worden, dat het M. O. in dat opzicht
steeds vooruitgaat langzamerhand verkrijgt
men meer ervaren werkkrachten, die de leerlingen
niet overladen en dia onwillekeurig in dien geest
ook hun invloed uitoefenen op nieuw aankomenden.
Dr. Steijn Parvé schrijft, ten opzichte van het
klasse- of vakonderwijs, in de Economist van Febr.
1877 het volgende
Hoeveel men erook tegen moge geredeneerd
hebben ook van jongens-scholen, ik heb de na-
deelige gevolgen van het vak-stelsel nergens
kunnen opmerken, mits slechts gezorgd wordt,
dat de eenheid tusschen het onderwijs niet ver
broken wordt en dat vooral niet elke leerares de
leerlingen overlaadt met huiswerkdeze gebreken
kunnen echter gemakkelijk worden wegge
nomen door een degelijke samenwerking van het
onderwijzend personeel onder krachtige leiding
van haar, die aan het hoofd staat."
Het woord gemakkei ij k is hier door dr.
Steijn Parvé noodwendig gebezigd onder voor-
waarde van voldoende bezoldiging, aan welke
voorwaarde bij de thans bestaande meisjesschool
naar mijne meening behoorlijk wordt voldaan.
Neemt men in aanmerking dat de tegenwoordige
kosten door bijzondere omstandigheden meer be
dragen dan bepaald noodig is, dan zou Middel
burg zijne inrichting op degelpken voet hier
onder begrepen enkele wijzigingen als bet schrappen
van eenige vakken en het terugbrengen van bet
totaal der uren op 140, dat nu 158 bedraagt
kunnen houden tegen eene uitgave van 9500.
Het plan der minderheid komt zeker de eer toe
het onmisbaar vereischte voor goed onderwijs
geen karig salaris in eere te houden. Toch
vrees ik, dat het gevolg #in dit plan zal zijn
dat na verloop van tijd het gehalte van het on
derwijs daalt. Wordt volgens dat plan de school
eene lagere, dan zal in het vervolg bij vacaturen
het aantal sollicitanten met akte Middelbaar,
aanmerkelijk verminderen, al blijven de trakte
menten dezelfde; men noeme het dwaas,
het is toch zoo weinigen zullen zich als
dan geroepen gevoelen van uit het centrum naar
Middelburg te bomen.
Wat de argumenten betreft, waarop de minder
heid in haar plan het in éene hand stellen van al
de exakte vakken tracht te verdedigen, mag ik
der waarheid geen geweld aandoen.
Sedert eenige jaren ben ik met het onderwijs
in de natuurkunde aan de meisjesschool belast
Afgaande op het gewone zeggen de meisjes
hebben geen hoofd voor die vakken, had ik ten
aanzien der te verkrijgen resultaten geene groote
verwachtingen. Tot mijn genoegen echter moet
ik constateeren, dat ik de ervaring heb opgedaan,
hoe niet alleen dat vak bjj vele meisjes belang
stelling wekt maar dat ook de vorderingen bjj
sommige hersenen, minder geschikt om iets op
te nemen, treft men overal aan zeer gunstig
zpn te noemen.
Ik kan daarom de meening, alsof een meisje
gebrek aan aanleg bezit voor de studie der natuur
wetenschappen niet toegeven, en zou bet dienten
gevolge betreuren de hooge waarde der
exacte vakken, voor bet logisch leeren denken in
aanmerking genomen indien die leervakken bij
de nieuwe in te richten school zoo stiefmoederlijk
bedeeld werden als de minderheid dat wenscht.
Deze daarentegen tot hun recht te doen komen
of liever te doen domineeren door aan het hoofd
der meisjesschool te plaatsen een doctor in de
wis- en natuurkunde, zooals het voorstel in de
commissie uit den raad aangeeft, komt mij evenmin
aanbevelenswaard voor.
Evenwel dankbaar voor het krachtig protest,
door die commissie geuit tegen de geringschatting
der natuurwetenschappen, als vakken van onder
wijs waarvan de andere plannen blijk geven,
meen ik, dat het meer met den aard der vrouw
overeenstemt de humaniora hoofdzaak te doen
blijven.
Ik zou wenschen dat op eene meisjesschool, voor
zoover de natuurkundige vakken betreft, alleen
behandeld werden die verschijnselen, welke in
het dagelijksch leven het meest op den voorgrond
treden en zoowel uit een hygiënisch als huishoud
kundig oogpunt voor de vrouw van het meeste
belang zijn, maar daarbij voldoenden tijd te laten
om die onderdeelen degelijk te verwerken. Is
de beschikbaar gestelde tijd alleen genoegzaam
tot het geven van eene physique amusante, laat
dan liever de physica, uit respect voor bet vak
zelf, onbesproken.
Wat de andere reden van bet voorstel aangaat,
om bet bestuur in handen van een directeur te
stellen, meen ik der commissie te moeten wijzen
op hetgeen dr Steijn Parvé daarover in de
Economist van 70 blz. 38 o. m. schrijft: „Eene
vrouw kan evengoed de prima inter pares zijn
als een man de primus; ja zelfs zal zij menigmaal
met meer tact handelen en meer door zachte
middelen invloed trachten uit te oefenen. De
bekwame onder de vrouwen zijn mijns inziens
evenzeer als de mannen geschikt voor eene objec
tieve behandeling van zaken." Deze uitspraak
heeft te meer waarde, wanneer men bedenkt, dat
aan de meeste meisjesscholen, ééne enkele uitge
zonderd, een directrice aan het hoofd staat. Zelfs
in Arnhem, waar aanvankelijk de directrice een
mede-directeur ter zijde stond, heeft men dit stelsel
laten varen. Voor het hier daarvoor gestelde trak
tement laat zich zeker eene bekwame directrice
vinden, die men in haar moeitevolle betrekking
zeer kan tegemoet komendoor nieuwe leeraressen
op voldoende langen proeftijd aan te stellen tegen
een minimum tractemerst, om bjj definitieve be
noeming verhoogd salaris te erlangen, naar éene
regeling zooals diè reeds in andere plaatsen wordt
gevolgd.
Wat de andere punten betreft, door de commis
sie aangestipt, kan ik kort zijn. Het schoolgeld
op ƒ100 vind ik in het belang der zaak te
boog, het opensteilen der school voor mingegoe-
den evenwel zeer aanprijzenswaard. Of de dames
onderwijzeressen, bij hare bekende toewijding aan
hare taak, tot geen enkel offer te bewegen zijn,
om de vernietiging der middelbare school voor
meisjes te verhoeden, weet ik niet; maar zeker
is bet dat dergelijke aanbiedingen, meer algemeen
doorgevoerd, weinig sympathie zouden onder
vinden.
Hiermede M. de R., u dankzeggende voor de
verleende plaatsruimte, heb ik getracht eene
poging te doen tot het behouden van de thans
bestaande inrichting. Veel succes daarvan stel ik
mij niet voor. Mocht zij dan ook onder de vele
plannen bezwijken, beschouw mijn geschrijf dan
alleen om haar een eerlijken dood te bezorgen.
Dr. Japik.se.
Als ik me niet bedrieg, dan zijn de verschillende
plannen betreffende de middelbare meisjesschool
alhier met eenigen Bpoed gepubliceerd, om den
ingezetenen gelegenheid te geven, hunne meening
te openbaren. Ik ben zoo vrij, van die gelegen
heid gebruik te maken.
Er zijn thans drie plannen: een van de meer
derheid, een van de minderheid van het college
van burg. en weth. en een van de commissie ad
hoe uit den raad. 5) Het zou mij te ver voeren
en ik zou te veel ruimte behoeven, als ik alle
drie plannen aan een volledig onderzoek onder
wierp. Daarom zal ik slechts eenige losse opmer
kingen maken over en naar aanleiding van het
jongste voorstel, dat van de heeren v. Hoek, v. d.
Harst en Snijders, dat ik het minst aannemelijk
acht van de drie. Prof. Bups om der commissie
genoegen te geven, haal ik dadelijk een autoriteit
aan zegt in zijn artikel Non possumus in het
Mei-nummer van de Gids, dat er hier en
daar met het onderwijs afgoderjj wordt ge
pleegd. Mij dunkt de commissie wil ook in
Middelburg daarmee doen aanvangen, en ze
gaat al vast met de natuurkundige wetenschappen
coquetteeren, dat het zoo'n aard heeft. Men zal
mij, vertrouw ik, wel een groot voorstander ge-
looven van goed onderwjjs in 't algemeen en van
goed onderwijs in de natuurkundige vakken in
't bijzonder. De hooge waarde daarvan is boven
allen twijfel verheven, maar ze worde niet over
schat. Ik zal nu niet vragen, of onze zonen
eventueel er zooveel beter aan toe zullen zijn
dan wij, of zij hunne tafel beter zullen zien toe
bereid, hun linnen netter gestreken, hunne kinde
ren meer door de moeder zelve opgevoed, hun
huishouden in 't algemeen zorgvuldiger bestierd,
als wij slechts zorgen, dat onze dochters wor
den ingewijd in de natuurkundige wetenschappen
maar ik wil vragen, hoe de commissie volgens
haar leerplan haren rooster van lesuren denkt
in te richten. Hoe zal zij hare 28 uren verdeelen,
en voor de natuurkundige vakken het daarvoor
door haar noodig geoordeelde aantal uren be
stemmen, zonder andere, voor het meisje min
stens even noodige leervakken te verwaarloozen
Dat kan de commissie niet en dat zou even
tueel haar doctor in de wis- en natuurkunde
(directeur) ook niet kunnen. De verwachting der
commissie van dien doctor is veel te hoog ge
spannen. Dat het onderwijs in de drie onderdeelen
van de kennis der natuur van dien éénen docent,
ook al werd het aantal lesuren met een paar
vermeerderd, zooveel meer vruchten zou afwerpen,
dan nu het onderricht doet der heeren Couvée,
JapikBe en Gerth v. Wijk, die als specialiteiten
in hun vak bekend staan, dat is gauw gezegd,
maar niet zoo gemakkelijk bewezen. Het tegen
gestelde schijnt me waarschijnlijker. In ieder
geval weiger ik op gezag der commissie te ge-
looven, dat de resultaten van het onderwijs, die
nu, naar de commissie verzekert, „allerellendigst"
zijn, na de door haar gewenschte hervorming,
zoo veel beter zouden wezen. Intusschen wil ik
daar niet meer van zeggenmen mocht eens denken,
dat collegialiteit mij schrijven deed. Daarom wil ik
ook niet oordeelen, over de houding der commissie
tegenover mej. Gerth v. Wijk als directrice en
over de korting, op de tractementen der leeraressen
voorgesteld. De eer, dat zij een nieuw middel
gevonden heeft om in de financieele behoeften
eener instelling te voorzien, mag der commissie
echter niet onthouden worden. De vraag of het
goed gezien is, dat aan het hoofd eener meisjes
school, met uitsluitend vrouwelijk onderwijzend
personeel, een man behoort te staan, laat ik
onbeantwoord. Of bet toezicht in degelijkheid
winnen zou, door toevoeging van een paar dames,
durf ik mede niet beoordeelen. Dat de commissie
vergaderingen gezelliger zouden worden, geloof ik
echter gaarne. Wat ik wel durf verklaren is dit
De voorstellen van de commissie ad hoc bewijzen,
dunkt mij, ten duidelijkste, dat hare leden zich
niet voldoende hebben doen voorlichten omtrent
de practijk van 'tonderwps, de inrichting eener
school, en den invloed van het toezicht op het
onderwijs.
De financieele zijde der zaak laat ik liever over
aan de beschouwing van meer bevoegden. Ik
wensch alleen op te merken, dat, al had de
commissie het niet zelve erkend, hare voorstellen
het genoegzaam aantoonen, dat slechts éen der
drie leden, eene minderheid dus met »de finan
cieele draagkracht" der gemeente rekening heeft
willen houden. Hoe zou zjj anders den gemeen
teraad, die van de burgers eene inkomstenbe
lasting van 3 heffen moet, kunnen voorstellen,
jaarlijks op de begrooting te brengen eene uitgave
van ongeveer ƒ10.000 om aan een zeer klein
getal meisjes uit den aanzienlijken stand mid
delbaar onderwijs te verschaffen? De commissie
raamt dat getal op 38 als minimum. Ik zou dat
liever als maximum stellen, althans wanneer men
1) Zie de nos 70 en 102 dezer courant.
nu genoegDuizend maal dank. Uw edel ge
moed heeft mij met de wereld, met mijn lot,
met mij zelf verzoend. Ik zal van dit oogenblik
af deze kerker-wanden versieren met de beelden
eener nieuwe toekomst, doch het uwe, Gisela, zal
het schoonste en dierbaarste van allen zijn
Hij drukte bare hand en bracht die aan zijne
lippen. Gisela, overweldigd door zijn vervoering,
verbleekte en trok haar hand weg, terwjjl zij
met ingehouden adem fluisterde „Vaarwel 1" In
een oogwenk was zjj verdwenen. Lang staarde
Hugo nog naar de open deur en op den witten
muur in de gang.
„Het zal niet goed zijn, als ik haar weer
ontmoet," mompelde hp. Dat meisjes gelaat met
die vreemdsoortige oogen stond mij nog altijd
voor den geest en van
Siegman, die met het licht kwam, vond hem met
het hoofd in de hand aan de tafel zitten.
„Als men zulke aardige bezoeken krijgt, kan
men het hier wel uithouden, mpnheer Greiner I''
zei hij goedig. Hugo hoorde hem niet. Hij liep
gejaagd de kamer op en neer, de gang in, kwam
terug en verzocht Siegman om hem alleen te laten.
meisjes bedoelt, wier ouders gedurende 5 of 6
jaren 100 schoolgeld 2) p 1 u s de schoolbehoeften
zullen kunnen en willen betalenen toch voor
zulke leerlingen alleen is de school bestemd,
en niet voor leerlingen, die bet niet verder
brengen dan de tweede of derde klasse. Voor
de laatsten is het openbaar en bet bijzonder lager
onderwijs hier ter stede zeer voldoende. Heeft
de commissie wel onderzocht hoe in deze de fei
telijke toestand is; is het haar bekend, dat de
hoogste klassen ieder slechts een vier of vpftal
leerlingen plegen te stellen Heeft de commissie
wel nagedacht over de grens tusschen lager en
middelbaar onderwijsweet zij, dat al wat mid
delbaar onderwijs heet, het daarom niet is
En wat nu te zeggen van het lokaas, dat de
school ook aan burgermeisjes gelegenheid geeft
om opleiding te ontvangen voor apotheek, telegra-
phie, posterij, enz. en dat een tiental meisjes
gratis „op kosten van de stad," zeggen de jongens
aan de burger-avondschool, zouden kunnen wor
den toegelaten? Ik zal er niets van zeggen, dan
dat ik het voor zeker houd, dat de rapporteur
moeite heeft gehad om ernstig te blijven, toen
hp die volzinnen voorlas. Neen Mijnheeren, uwe mid
delbare meisjesschool zou alleen strekken ten bate
van enkele aristocratische jonge dames, en daar zou
ik niets tegen hebben, als hare ouders dan maar
betaalden, niet 100, maar, zooals aan de bij
zondere school te Amsterdam, 400 schoolgeld
per jaar, 1t geen hunne „flnantieele draagkracht"
zeker niet te boven gaat. De heeren mogen bet
zoo mooi voorstellen als ze willen, het is niet
anders. Zoo ook beteekent hunne oratorische
figuur „omzetting van materieel in intellectueel
licht" niet anders in eenvoudig Nederlandsch, dan
dat de winst der stedelijke gasfabriek 3) gebruikt
worde ten behoeve der middelbare meisjesschool
dat is een pleizierig vooruitzicht voor de gasver-
bruikers.
De commissie acht de voorstellen van de min
derheid van het college van burg. en weth. »nog
minder aannemelijk dan die der meerderheid" en
van de laatste verklaren de drie heeren, dat zjj,
„indien zulk eene ingrijpende bezuiniging, als hier
wordt voorgesteld, inderdaad onvermijdelijk ware,
er de voorkeur aan geven om de school geheel
op te heffen en door toevoeging van enkele klas
sen, uitbreiding te geven aan de scholen D en F."
Welnu, ik geloof, dat de commissie hier een
oogenblik op den rechten weg is. Aan de school
van mej. Chivat is met betrekkelijk weinig kosten
zoodanige uitbreiding te geven, dat aan alle
billpke eiscben ten aanzien van het onderwijs
voor meisjes in ruime mate kan worden
voldaan. Het is te betreuren, dat de meerderheid
van het college van burg. en weth. eene zoodanige
regeling, en daarmede eene nog veel aanzienlijker
bezuiniging, niet heeft voorgesteld. Ik begrijp
inderdaad niet, waartoe zij in Middelburg twee
scholen, met zoo weinig verschil in het program
ma van onderwijs, noodig acht. Naar eene ver-
eeniging van de gereorganiseerde middelbare^school
met de eerste lagere school wijst ook het advies
heen van de commissie van toezicht op de scholen
voor middelbaar onderwijs. Die commissie zegt
o. a. zeer terecht, dat het zoogenaamd vakonder
wijs voor vrouwelijke leerlingen van slechts 12 a
13 jaar over het geheel minder geschikt is, en
dat het onderwijs bp de tegenwoordige organisatie
lijdt door overlading van vakken. Inkrimping
van bet onderwijs komt der commissie gewensebt
voor.
Bestaan er echter bp den raad overwegende,
mij thans onbekende, bezwaren tegen de vereeni-
ging van de beide scholen, dan zal de meerder
heid zich, naar ik vertrouw, vereenigen met de
voorstellen van de minderheid van het college van
B. en W. Bij amendement dient dan echter het
schoolgeld verlaagd te worden en gebracht op
hoogstens 24. Dat is noodig, opdat de school
in waarheid eene burgerschool zij, toegankelijk
voor allen, die behoefte kunnen gevoelen aan het
onderwijs, dat daar gegeven wordt.
Middelburg, den 8 Mei 1886.
Morrek.
2) Met betrekking tot het schoolgeld ad 100 schijnt
de commissie zich Den Haag tot voorbeeld gesteld te
hebben. Heeft de commissie niet eens oBderzocht hoe
het onderwijs geregeld is in steden van gelijken rang als
Middelburg? Daar wordt nergens eene middelbare
meisjesschool gevonden. Slechts twaalf gemeenten in
NederlandArnhem, Den Haag, Rotterdam, Leiden,
Dordrecht, Amsterdam, Haarlem, Utrecht, Leeuwarden,
Deventer, Groningen enMiddelburg, veroorloven
zich de weelde eener middelbare school voor meisjes.
3) Het commissielid, dat zich bezorgd maakt over eene
mogelijk verkeerde toepassing van art. 45 der wet op het
lager onderwijs, schijnt minder schroomvallig, waar het
de toepassing betreft van art. 254 der gemeentewet.
„En nu moet ik hier tusschen vier kale wanden
zitten, met al dat leven dat ik weer voel ont
waken!" riep hjj uit. »Ik mag niet eens naar
mijn zuster snellen en zeggen droog uwe tranen.
Gij moogt in het vaderland blpvenalles zal
anders en beter worden Ik kan niet naar buiten
loopen en den menschen toeroepen Het is niet
Greiner dien ze daar opgesloten hebben, maar een
dwaas, een hansworst, die door Blümlein betaald
werd om kunsten voor u te maken! Greiner is
nu van zijn zorgen bevrijd en zal wel in zijn
onderhoud weten te voorzien, hij zal zpn tweede
examen afleggen, maar niet hier in dezen achter
hoek Kon ik er maar uitEen uur ge
leden vond ik dit vertrek nog een eldorado, en nu
niet kan ik bet er meer uithouden O Birh!
ik wenschte dat gjj in mpn plaats waart, zooals
gij verdiendet 1" Dit riep hij den kamerjonker toe,
die in de duisternis naar zjjn martelaar kwam
zien. „Wat ik u bidden mag maak nooit spot
liederen meer, want ik kan er geen meer op mp
nemen." Wordt vervolgd),
Gedrukt bij de Gebroeders Abrahams te Middelburg.
Roman van
Hans Wachenhusen.
DRIE EN TWINTIGSTE HOOFJÖTSÜK.
Van Gisela en de schoone Carina.
„Nu ja, gij moogt het wel weten", vervolgde
Greiner. „Hainthal speelt een rol in de treurige
geschiedenis mijner familie. Luister, alles schiet
mij thans weer te binnenik had bet lang uit
mijn geheugen verbannen.Maar gij wordt on
gerustde avond valt, 'tis waar; ik mag u
niet
„Neen, neen, vertelsprak Gisela.
„Welaan danMaar bedenk dat ik alleen
vertel om uw deelneming voor mjjn zuster op te
wekken. Zoo als ik zeide kwam prins Eduard
veel bp mijn vader aan huis. Toen deze stierf
en het uitkwam dat de groote zaken het vermogen
van den rijken koopman verzwolgen hadden,
bleek het tevens dat zjjn vriendschap voor den
prins de eerste aanleiding tot zijn ondergang was
geweest. Hij had den prins, die nooit rijk was
geweest, groote sommen geleend, waarvoor deze
hem, waarschijnlijk slechts voor den vorm, de
uitgestrekte bosschen met het slot Hainthal, dus
het heele goed, verpand had. Toen de prins
onverwachts kwam te sterven waren zijne geld
zaken geheel in de war. Het landgoed verviel
aan mijn vader, doch de kroon verklaarde die
transactie voor onwettig, daar de prins geen recht
had om er over te beschikken. Het kwam tot
een proces, dat jaren lang duurde en eindeljjk
ten gunste der kroon uitviel. Er werd beslag op
Hainthal gelegd. Vader verloor zijn kapitaal en
betaalde ongeloofelijk veel aan proceskosten. Hij
hield zijne zaken nog gaandemaar zij bleven
kwijnen en als koopman moet de dood hem
welkom geweest zijn. Ik verloor in hem den
dierbaarsten vader.Dit is in het kort de
geschiedenis der familie Greiner. Ik vertel ze u
alleen om u te doen begrijpen wat mijn gemoed
zoo yerbitterde, toen men mij zelfs nog de
ondergeschikte betrekking ontnam, waarvoor ik
in mijn armöede al zoo dankbaar was Doch