N° IOC
I29e Jaargang.
1886.
Dinsdag
4 Mei.
Middelburg 3 Mei.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
GEMEENTERAAD.
MIDDELRIIRGSCHl CO! RAM.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Boleand, te Kniiningen: F. van dek Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te Tholen: W. A.van Nieuwenhdijzen, te Terneuzen: A.van dek Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Pu'blicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
De burgemeester van Middelburg maakt bekend
dat op Woensdag den 5 Mei 1886, des
namiddags te één uur, een openbare zitting
van den gemeenteraad zal plaats hebben.
Middelburg, den S Mei 1886.
De burgemeester voornoemd,
P I C K
ALWEER ATJEH.
De Atjeh literatuur is op nieuw vermeerderd,
en wel door eene beschouwing van nog een ge
wezen gouverneur over dat rjjk, hetwelk ons
zooveel zorgen baart.
De heer Laging Tobias heeft in de Gids van
deze maand een opstel daarover geschreven. Hij
geeft daarin geen zeer vleiende getuigenis van
de Atjehers, waar hij de oorzaken nagaat van
het zoo langdurig verzet, door ons in Atjeh ge
vonden.
EJ„Die oorzaken," schrijft de heer Tobias, «moe
ten niet alleen gezocht worden in onze feilen en
misslagen, veel minder nog in den'vrijheidszin en
de vaderlandsliefde van de Atjehers, maar in de
allereerste plaats in het belang, dat de aan den
Atjehschen sultan ondergeschikte hoofden er bij
hebben van onze overheersching vrjj te blijven.
«Van tijd tot tijd waren dezen in openlijk
verzet tegen hun leenheer, die zich soms slechts
met moeite staande hield. Zoo is het bekend,
dat o. a. wijlen onze aartsvijand Panglima Polim
den sultan openlijk beoorloogd heeft, en zelfs tegen
hem optrok tot onder de muren van den Kraton.
»De hoofden nu zagen hun belang goed in, en
toen wij den sultan den oorlog verklaarden, be
grepen zij, dat het voor hen zaak was zich om
hunnen vorst te scharen en dezen met alle macht
te steunen, omdat het voor hen yoordeeliger was
een zwakken sultan als souverein in naam boven
zich te houden, dan in diens plaats boven zich
een Europeesch gouvernement te krjjgen, dat na
tuurlek aan de voor hen zoo voordeelige decen
tralisatie een einde zou maken.
vHet godsdienstig fanatisme, door priesters en
bedevaartgangers gevoed, heeft sterk de hoofden
in de hand gewerkt. De strjjd tegen de Hollan
ders is een prang sabil (heilige oorlog) geworden
en vinden de geloovigen, die daarin vallen, niet
hun loon bjj God en den profeet
«Zoo ondernamen hoofden en bevolking den
strijd, maar het zwaartepunt van het verzet was
en is het eigenbelang der hoofden.
„Men doet den Atjeher te veel eer aan, wan
neer men meent, dat hp vrijheidszin en vader
landsliefde kent, zooals wij, beschaafde Wester
lingen, die deugden opvatten. De Atjehers zijn
integendeel een moreel zoo laag staand volk, dat
tegenover hunne tallooze slechte eigenschappen
schier geene enkele goede aan te wjjzen is. Zelfs
de doodsverachting, die zij in den stijd tegen ons
aan den dag leggen, berust niet op waren hel
denmoed, maar is uitsluitend de vrucht van het
geloof en de hoop van den Mohamedaan, dat de
dood in den strijd tot verdediging van zijn gods
dienst de poort van het Paradijs voor den gevallene
opent.
„Een tweede oorzaak, waaraan de lange duur
van het verzet der Atjehers moet worden toege
schreven, is voor ons van treuriger aard. Ze is
gelegen in onze eigen feilen.
„Al te veel toch heeft men bjj de behandeling
der Atjeh-kwestie meer naar schuldigen gezocht,
dan de fouten aangewezen."
Yan alle fouten in Atjeh begaan, is, volgen»
den heer Laging Tobias, de laatste maatregel:
concentratie, inkrimping van ons gebied de grootste,
omdat de Atjeher daaruit, en zeer terecht, op
maakt dat hjj succes heeft behaald.
Het belangrijkste uit het betoog van den ge
wezen gouverneur over Atjeh is daarom dat deel
waarin hjj antwoord geeft op de vraag wat er,
althans gedaan moet worden om de voor de hand
liggende gevolgen van die concentratie af te
wenden en zoo mogeljjk tot eene eindelijke op
lossing der Atjeh-kwestie te geraken.
Aan het verlaten van Atjeh valt natuurljjk niet
te denken; dit zou zonder twijfel ten gevolge
hebben dat ook de vaderlijke nalatenschap ons
langzamerhand zou ontglippen.
«Want", zoo achrjjft de heer Laging Tobias,
9 men kan er zeker van zjjn, verlaten wjj ooit
A-tjehj ieder inlander zal dat aan zwakheid toe
schrijven, en, eer nog dan thans, zal bp hem het
denkbeeld veld winnen, dat het geschikte oogen-
blik gekomen is om het Nederlandsche juk af te
schudden. En hoe zullen wij ons dan staande
houden Men vrage het aan een ieder die in den
laatsten tijd uit Indië komt, hoe zeer de geest van
de bevolking jegens het Nederlandsche gezag bp
den dag slechter wordtmen hoore het van
iederen officier, die in de laatste jaren werkelijk
bij den troep gediend heeft, hoe het met de oefening,
het gehalte en de tucht van ons verwaarloosd
leger gesteld is.
«Waarlijk, zonder eenigszins te overdrijven, kan
men veilig zijne stem waarschuwend bp die van
zoovelen voegen, vóór een onverantwoordelijk
regeeringsoptimi9ine het zoover zal hebben laten
komen, dat ons gezag in Indië niet weêr te ^her
stellen zal zijn.
„Zeker, het zijn ook voor den staat slechte
tijden, en juist nu zal het moeilijk zijn de mid
delen te vinden, om, gesteld men wilde dat, weêr
het noodige te doen om onze heerschappij in Indië
tegen alle gevaar te verzekeren.
„Maar er moet gehandeld worden. De middelen
moeten gevonden worden.
Vóór de concentratie was onderwerping door
wapengeweld betrekkelijk gemakkelijk, als slechts
de middelen daarvoor beschikbaar waren, hetgeen
door de regeering echter steeds als onmogelijk
werd vooropgesteld.
«Na de concentratie houdt schrijver dezes in
den eersten tjjd onderwerping door wapenge
weld voor bijna onmogelijk.
«Toch moet onmiddellijk en met spoed gehan
deld worden: onmiddellijk moet het leger in Indië
en ook de marine aldaar aanmerkelijk en blijvend
worden versterkt; niet alleen omdat wij in staat
moeten zjjn aan alle eventualiteiten op staatkun
dig gebied daar het hoofd te bieden, maar ook
vorivot «.j/U'-i iuud '1--~ Ajcueeiua -Wchiuel
bespeure, dat wjj niet zwak zjjn.
„Het leger moet zoozeer versterkt worden, dat
wij, het willende, terstond agressief in Atjeh
zouden kunnen optreden, zonder dat wjj ergens
anders in den Archipel daardoor eene te geringe
troepenmacht zouden houdenmaar al zouden wjj
het kunnen, wjj moeten nu in Atjeh, tenzp daar
toe gedwongen, nog geene pogingen willen doen
om tot onderwerping door wapengeweld te komenj
opdat, zooals boven gezegd werd, het fanatisme
daar eerst wat moet uitwerken, en de Atjeher ook
eerst moet vernemen, dat wjj niet zwak meer
zp'n.
„De toestand in Indië is zorgwekkender dan de
regeering schijnt te meenen.
„Het slechte verloop van den Atjeh-oorlog, het
ontwjjken na lange rust van het Mohamedanisme,
de invoering van verscheidene hervormingen in
het Indisch staatsbestuur, zonder dat de bevolking
daarvoor eerst geljjdeljjk was rjjp gemaakt, ver
schillende fiscale maatregelen, al die oorzaken
te zamen hebben een toestand van ontevredenheid
verwekt, die des te gevaarlijker is, omdat wij
doorslaande bewjjzen van zwakheid hebben ge
geven.
„Nog is het niet te laat, maar er moet krach
tig gehandeld wordenvóór alles moet er rekening
worden gehouden met de onrustbarende teekenen,
die zich overal in den Indischen Archipel voor
doen. Wij moeten in 3taat zjjn de Atjeli-questie
op afdoende wjjze te beëindigen, en door ontzag
voor onze kracht quaesties elders te voorkomen."
In een artikel onder den titel Non possumus,
door prof. Bujj3 eveneens in de Gids geschreven,
wordt de schipbreuk der grondwetsherziening
behandeld.
Op de vraag: waarom kwam men in 1848 bp
de grondwetsherziening de grootste bezwaren te
boven en in 1886 zelfs de onbeduidendste niet,
antwoordt de hoogleeraar: «In 1848 wilde men
de grondwetsherziening, in 1886 wil men die niet.
In 1848 waren èn regeering èn parlement èn
volk levendig doordrongen van de gebiedende
noodzakelijkheid om het ondernomen werk te
doen slagen, en voor die overtuiging vluchtten
alle bezwaren als jjle nevelen voor het zuchten
van den wind; in 1886 bestaat diezelfde over
tuiging slechts bjj weinigen, en het gevolg is,
dat men, met een non possumus op de lippen,
voor het eerste struikelblok neerzjjgt. De parle
mentaire werkstaking is niet een gevolg daarvan,
dat de gerezen moeilijkheid zoo zwaar, maar dat
de voorgelegde grondwetsherziening zoo licht
woog".
Volgens den schrjjver hadden de groote meer
derheid der anti-revolutionairen eene andere dan
de nu verkregen uitkomst begeerd, maar de
katholieken, oj? eakele uitzonderingen na, zjjn
tegen grondwetsherziening ingenomen en trekken
zich nu in hun tenten terug, wachtende op betere
prijzen.
Aan het slot van zjjn zeer lezenswaardig opstel
schrijft prof. Buijs:
„Men kan zich niet gedurende eenige dagen
verdiepen in quaestiën als ik hierboven besprak,
of de onmetelijke afstand tusschen die quaestiën
en al de groote vraagstukken, waarin zich in
deze dagen de nooden van staat en volk afspie
gelen, moet pjjnlijk treffen. Wie gedachtig
aan onze buitenlandsche betrekkingen, aan de
gesteldheid onzer koloniën, aan ons finantie- en
defensiewezen, aan de behoeften van handel en
njjverheid, aan de ziekten van ons volksleven
het diepe besef met zieh omdraagt, dat geen uur
van den nationalen tijd, geen snipper van onze
vereende krachten te veel is om de overal bloot
liggende kiemen van verval te stuiten en uit te
roeien, kan niet anders dan met weerzin terug
zien op dien heeten strjjd van vele weken, welke
dan toch in hoofdzaak een strjjd om woorden is
geweest.
„En daarom, wat uit den tegenwoordigen chaos
ook moge voortkomen, dat het in elk geval geen
langer rusten en berusten zjj. Hoofdzaak is niet
te weten, wie het gezag in handen krijgt, maar
dat het gezag er zjjeene vertegenwoordiging die
besluiten en daardoor ook eene regeering die re-
geeren kan. Dat zulk eene regeering, welke dan
ook aan het beginsel van onze eenheid eene
zichtbare gestalte hergeve en aan de geschokte
gemeenschap het besef dat zjj mogendheid is;
maar vóór alles dat zij uit ons midden het nood
lottig non possumus banne, want dat woord,
hier luide en dreigend uitgesproken, ginds zacht-
kens gefluisterd of zuchtend geuit een woord
dat alle Nederlandsche echo's ons sedert jaren
reeds als het kort begrip van heel ons politiek
bedrijf telkens tellr«ns ,w«iW
ruisent ons in de ooren ais een maie des doods
Volgens een telegram aan de N, R. Crt. is de
heer C. Busken Huette Parijs plotseling overleden.
Coenraad Busken Huet werd den 28 December
1826 in de residentie geboren en in 1851 Waalsch
predikant te Haarlem, uit welke betrekking hjj
in 1862 ontslag nam. Hij werkte van dien tijd
tót 1868 als lid der redactie mede aan de Haar-
lemsche courant en leverde vele letterkundige
bjjdragen in de Gids onder den titel Kroniek en
Kritiek.
In 1868 vertrok de heer Huet naar Batavia om
als redacteur van de Javabode op te treden. Vijf
jaar later bedankte hp echter als zoodanig en
richtte een nieuw blad Algemeen Dagbl. van Ned.
Indië op. In de laatste jaren had hjj de leiding
daarvan aan zjjn neef opgedragen en woonde hjj
zelf te Parjjs.
C. Busken Huet schreef verschillende werken,
waaronder Lidewyde om de eigenaardige richting
zeer de aandacht trok. Zeer bekend en hoog
geroemd zjjn zjjne Litterarische Fantasiën en
Nieuwe Litt. fantasiën, waarin Busken Huet zich
kennen deed als een buitengewoon scherp en zeer
gevat criticus.
Was zjjn talent buitengewoon groothet uitte
zich ook vaak op buitengewone wjjze. Bewees
dit zjjn Lidewyde, de jongste, zoo geruchtmakende
brief van Fantasio in genoemd Indisch dagblad,
waarin op minder kiesche wjjze over ons vorsten
huis is geschreven, werd ook beschouwd van de
hand van Busken Huet te zjjn en algemeen ten
sterkste gelaakt.
Wie van dezen man een biographie schrjjven
wil, zal een gemakkelpke taak hebben, waar het
geldt hem een plaats onder onze letterkundigen
aan te wijzenonder hen toch verdient hjj als een
der eersten te worden genoemd. Maar om de
eigenaardigheid van zjjn talent in het juiste
licht te stellenverklaring te geven van vaak
onverklaarbare zjjsprongen die hjj maakte een
juisten blik ons te gunnen in het karakter van
den man die vaak toonde bjj voorkeur oog te
hebben voor de tekortkomingen van Nederland
en de Nederlanders, maar allen toch aan zich
verplichtte door zjjne talenten dienstbaar te maken
aan de verrijking onzer letterkundedat alles
is een taak, waaraan men zich niet wagen mag
zonder een bepaalde studie van den persoon
gemaakt te hebben, wiens levensdraad zoo plot
seling is afgesneden.
De heer dr. A. G. Klejjn, predikant te Wijn
gaarden, een anti-revolutionair pur sang, heeft
dezer dagen een vlugschrift in het licht gegeven,
getiteld Feiten of verzinsels. Hij spreekt daarin
zijne afkeuring uit over hetgeen de heeren Rutgers
en Lobman geschreven hebben, betreffende de
rechtsbevoegdheid der plaatseljjke kerken, en
zegt daarover
«Het geschrift der heeren Lobman en Rutgers
wekte niet alleen mijne verontwaardiging op, maar
tevens mijne droefheid. Of is het niet treurig,
mannen, wier naam bjj dat gedeelte van on3 volk,
waaraan ik mjj innig verbonden gevoel, tot dus
verre met hoogachting genoemd werd, de waar
heid te zien verkrachten op zulk een wjjs Is het
niet smarteljjk, dat, waar gestreden wordt voor
de Waarheid, gestreden wordt met zulke middelen
Kunnen wij het anders dan met leedwezen aan
schouwen, dat de weg der anti-revolutie verlaten
wordt voor dien der contra-revolutie Wel deden
reeds vroegere uitingen dit vreezen, maar het ge-
Bchrift, dat thans onze aandacht vraagt, bewjjst
het duidelijk. Zal zoo door eenzijdig voort te
bouwen op eene enkele zjjde van Groen van Prin-
sterer, zjjn werk worden afgebroken Neen, dat
zal het niet. De waarheid zal zegepralen, daaraan
twijfelen wjj geen oogenblik, en zjj, die de Gere
formeerde beginselen bljjven handhaven, zullen
machtiger blijken dan de mannen der contra
revolutie. Maar ondertussehen is veel zaad van
vijandschap tusschen broederen gestrooid en zal
de wederzjjdschejbitterheid wellicht nog toenemen."
Het telegram, Zaterdag door ons uit Delft ont
vangen, bevatte de mededeeling dat bjj de
begrafenisplechtigheid, dien dag aldaar gehouden,
uit naam van zekeren predikant Kok was gespro
ken. Het blijkt ons dat dit eene vergissing ia
geweest en dat met dien naam bedoeld werd
de heer E. J. W. Koch, vroeger predikant te
Middelburg. Aan den arm van den heer Buis
man, eveneens predikant, was hjj bij de droeve
gebeurtenis tegenwoordigen laatstgenoemde sprak
de door den heer Koch op papier gebrachte rede
uit, waarin hulde gebracht werd aan den over-
VëiêFY i n "Mi cfd e lb u rg^ "fi ruit v grn m n1 a at ohzè
vroegere stadgenoot nog voortdurend gebukt gaat
onder de kwaal, die hem noopte zjjn predikambt
neer te leggen.
Y oor de verkiezing van een lid der provinciale
staten van Zeeland wordt in het hoofdkiesdistrict
Hulst algemeen als candidaat voor de vacature-
Onghena, die wegens vertrek uit de provincie op
houdt lid der staten te zjjn, genoemd de heer
mr. L. Stevens, burgemeester van Sas van Gent.
In de zitting van den gemeenteraad van Mid
delburg, op Woensdag den 5 Mei 1886 des na
middags ten een ure, zal mededeeling gedaan
worden van ingekomen stukken.
Verder komen in behandeling: de voorstellen
van burg. en weth. betreffende: a. verzoek der
Middelburgsche bouw en verhuurmaatschappij om
aankoop van grond aan den stationsweg; b. verzoek
van de wede L. J, van der Harst, om aankoop
van een stukje grond in de Korte Noordstraat; c.
wijziging der voorwaarden van de telephooncon-
cessie; d. rekening der gasfabriek 1885; e. reke
ning der gezondheidscommissie 1885f. uitbreiding
van de burgeravondschool; g. verbetering van den
bermweg naar Vlissingen; tot af- en overschrjj-
vingen op de gemeente-begrooting 1886; en tot
vaststelling kohier hondenbelasting 1886. Verder
zal in die zitting worden opgemaakt eene voor
dracht voor de benoeming van een lid van het
bestuur der ambachtsschool en zal de benoeming
plaats hebben van een stembureau ter verkiezing
van een lid der 2e kamer der staten-generaal»
Nog is aan de orde de bepaling der jaarwedde
van den secretaris van het burgerljjk armbestuur.
Eindelijk komt ter tafel een voorstel van burg.
en weth. tot het verleenen van eene gratificatie
voor verleenden bjjstand bjj het opmaken van het
kohier van den hoofdeljjken omslag voor 1886.
Uit Oostburg schrijft men ons
In de Zondag alhier gehouden vergadering der
vereeniging Volksonderwijsbelegd tot het stellen
van candidaten voor de provinciale staten, werden
uitgebracht 56 stemmen, waarvan een briefje van
onwaarde, zoodat de volstrekte meerderheid bedroeg
28. Uitgebracht werden op den heer J. Otto
Risseeuw, aftredend lid, 55 stemmen, op den heer
mr. P. C. J. Hennequin, aftredend lid, 52 stemmen,
op den heer W. C. de Smidt, aftredend lid, en
den heer J.G.Gerritsen, burgemeester van Groede,
ieder 28 stemmen, zoodat deze 4 heeren allen de
volstrekte meerderheid hadden verkregen. Daar
het reglement der vereeniging omtrent de stem
mingen verwjjst naar de organieke wetten, was
van de beide heeren, die een geljjk aantal
stemmen op zich vereenigden, de heer De
Smidt, als oudste in jaren, de gekozene,
Diensvolgens werden de aftredende leden Risseeuw,