18861
15 April.
N° 89.
129e JaargangI
Donderdag
van eene
Strijdvaardig
FEUILLETON.
Middelburg 14 April,
- Catull Pimpel.
Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.1
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
HIDDELBIKUSCIIE COURANT.
w
M
Agenten te Ylissingen: P. G. de Yey Mestdagh Zoos, te Goes: A. A. W. Bollasd, te Kminingen: Fvan der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. tas Nieuwenhttuzen, te Terneuzen: A.van dee Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger.
De burgemeester en wethouders van Middelburg, g
maken bekenddat bij hun besluit van heden
aan den heer Kapitein, eerstaanwezend ingenieur
der genie te Breda (voor het departement van
oorlog) en zijne rechtverkrijgenden vergunning is
verleend, om een der localen van de hulpkazerne
op den Zuidgingel, perceel wjjk E n° 47 (kadas
traal bekend sectie A n° 719) te mogen inrichten
tot smederij.
Middelburg, den 13 April 1886.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
F. ERMERINS l. b.
De secretaris,
A. DE YÜLDER VAN NOORDEN.
Het ministerie heeft den koning zijn ontslag
aangeboden.
Op hetzelfde oogenblik dat in het redactie-
bureau van de Tijd eene beschouwing uit de
pen vloeide, waarin beweerd wordt dat Heems-
kerk's bekende voorliefde „voor zijn fauteuil
aan de groene tafel schijnt te beloven dat, ook
na rijp beraad, zich bij de verdaging of
de verwerping zijner grondwetsherziening
zijn heengaan wel het laatste middel blijven
zal, dat door hem wordt aangewend om aan
een netelige verhouding tusschen regeering en
kamers een eind te maken"; op datzelfde
oogenblik wordt dit beweren in de kamer
gelogenstraft.
Eene teleurstelling voor dat deel der rech
terzijde, maar nog grooter voor de gansche
anti-liberale fractie in de tweede kamer.
Zich opmakend om te heslissen welke houding
zij, na de gevallen beslissing omtrent art. 194,
zou aannemen tegenover de verdere ontwerpen
tot herziening der grondwet, vindt zij door de
regeering zich den pas afgesneden. Er valt
voor haar niets te beslissen meer het mini
sterie verwerpt de eer van haar gunst afhan
kelijk te zijn en hield de rechterzijde aan het
woord van verzet, uit haar naam gesproken
err door niet éen aanhanger van die partij in
de tweede kamer weerlegd.
Zoo aan onze eischen met betrekking tot de
verandering van hoofdstuk X der grondwet
niet is voldaan, betrachten wij een nonpossumus
ten aanzien van al de andere voorstellen tot
herziening: aldus verzekerde de heer Van
Wassipaer. En nu in de zitting der tweede
kame van 9 April het bedoelde feit zich heeft
Roman van
Hans' Wacheahuseni
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Ret aandeel vhn prinses Dora in den verderen
Top van het verhaal.
Sella scheen zeer getroffen door myn woorden.
Zy zag smeekead naar my op, vatte myn hand,
en kuste die. „Laat mij uitspreken, kindlief"
ging ik voort. »Er is een scheidsmuur tusschen
ons, die eerst uit den weg geruimd moet worden.
Ik sprak van een welopgevoed meisjeen ofschoon
ik nu in het minst niet twijfel aan uw goeden
aanleg, begrijp ik toch heel goed dat gij hier in
Albertsheim geen opvoeding genoten hebt, zooals
ik die bij myn gezelschapsdame moet verlangen.
Luister dus verder naar myn voorstel. Gij zjjt
nog zeer jong. Hebt gy lust om te leeren, heel
veel te leeren
Zy keek sterk blozend op en riep
»0 1 ja. Ik vergat dat ik zeker heel onwe
tend en onbeschaafd ben. Wat ik weet heb ik
grootendeels my zelve geleerd."
„Dat is al zeer veel en bewijst my dat gy
des te gewilliger en gemakkelijk zult leeren als
men u de middelen daartoe verschaft."
Sella knikte verheugd met het hoofd, Dat
denkbeeld scheen haar zeer toe te lachen.
voorgedaan en geen der voorstellen tot wijzi
ging van hoofdstuk X der grondwet is aange
nomen, lag de meening der regeering voor de
hand, dat de grondwetsherziening ernstig ge
vaar loopt op den tegenstand van de helft
der kamer at te stuiten.
En liever dan zijn arbeid te zien bemoeilijkt,
ja zelfs onmogelijk gemaakt, neemt het kabinet
de ingediende ontwerpen terug en wil het
zijne zetels ruimen.
Het ministerie handelt onberispelijk en
flink ieder onbevooroordeelde zal het moeten
erkennen. Maar zijn wenseh stelt de raads
lieden van de kroon voor een hoogst moeilijk
vraagstuk.
Wat te doen op dit oogenblik Tweeërlei
is mogelijkeerstens dat Z. M. het verzoek
om ontslag weigert in te willigen tweedens
dat het wel wordt aangenomen en een nieuw
kabinet moet optreden.
Beide oplossingen zijn voor het groote vraag
stuk van den dag: de grondwetsherziening,
hoogst bedenkelijk.
In de tegenwoordige omstandigheden is een
ministerie van zaken het eenig mogelijkeeen
kabinet-Heemskerk zonder grondwetsplannen
blijft echter, na de vroegere verzekeringen van
den premier dat hij die tot stand wilde brengen,
niet wel mogelijk. Hoogstens zou de heer
Heemskerk zich kunnen laten vinden om, in
afwachting van de Juni-verkiezingen, de zaken,
zonder die plannen, gaande te houden. Maar
dan toch zeker niet langer bleef de partij
verhouding na dien tijd dezelfde, dan zou het
kabinet toch, voor zijn eigen eer, moeten
heeDgaan.
Voor een nieuw kabinet is het optreden
alleen mogelijk, wanneer het zich gedraagt,
alsof er geen grondwetsherziening in de lucht
heeft gehangen en zich hoofdzakelijk bepaalde
tot het doen van zaken. Maar wie zal daartoe
te vinden zijn
De rechterzijde zal zich toch niet voorstellen,
dat zij meer kan dan een spaak in het wiel
steken op vuurwerk gelijkende ovaties
houden over het vrijheidlievende Nederlandsche
volk, waarvoor zij aandoenlijk bezorgd zich
toont met woorden. Onzerzijds worde zij
vrijmoediger en trede een kabinet Mackay
Schimmelpenninek of een ministerie Schaep-
manLohman op. Hun wonderwerken willen
wij aanschouwen
De rechterzijde is evenwel te voorzichtig om
zich aldus bloot te geven. Hare halsstarrigheid
tegenover de vrijgevigheid van vele liberalen,
die zelfs subsidie aan conf'essioneele scholen
willen toestaan, in ieder geval daaraan niet
willen onthouden, bewijst reeds voldoende,
„Ik heb in stilte alle boeken gelezen, die
hier op het slot zijn, ik bedoel die welke prinses
Hedwig hier laat
„Dat zal wel niet altyd de juiste manier
geweest zijn om te leeren," zei ik lachend 5 „maar
het bewijst uw goeden wil. Zijt gij bereid om op
mijn kosten het zal u aan niets ontbreken
eerst eenige jaren naar een instituut te gaan
Zij zag mij met blijde verrassing aan, maar scheen
mij nog niet goed te begrijpen.
»Ik bedoel naar een der beste kostscholen,
waar gij met andere meisjes kost, inwoning en
onderwys geniet. Gij behoeft mij daarvoor slechts
uw dank te betuigen door uw vlijt en een zeer
behoorlijk gedrag.
„O, dat wil ik met het grootste genoegen
riep zij uit, terwijl de tranen haar over de wan
gen rolden zij greep woest naar mijn hand en
overdekte die met ontstuimige kussen. Daarna
zag zij my ongeduldig bevend aan, als wilde zy
zeggen, hoe eerder hoe liever
„Dus zijn wij het eens mijn kindYan heden
af hebt gij mij in alles te gehoorzamen en al kan
ik u niet dikwijls zien, »ik zal toch alles weten
wat gij doet. Tegen den avond zal u iemand
komen afhalen om u naar het station te brengen,
en die zal n het noodige reiBgeld en uw plaats
kaartje overhandigen. Ter plaatse uwer bestem
ming, die ik u nu nog niet noem, en waarvan
ook in het vervolg niemand mag hooren, zal de
directrice der kostschool u als juffrouw Hagemann
afhalen; ik zal haar dadelyk telegrapkeeren.
welke richting zij ons zouden uitsturen en dat men
zeer spoedig, evenals in België', de zegeningen
zou aanschouwen van haar bestuur. Eu dit zou
den wij een heilzaam middel achten ter genezing
van de kwaal, waaraan ons politiek leven
sedert jaren lijdt. Het zou de ocgen openen
van hen, die nog altijd gelooven aan de uit
voerbaarheid der theorieën, welke de clericalen
prediken en zij zouden inzien, hoe zeer's lands
heil werd bevorderd door de toepassing van
hunne politiek
Maar zoover zal het niet komen. Voor het
naast verwachten wij het aanblijven van het
tegenwoordig kabinet, en wij zouden het
wenschen Hefst zonder kamerontbinding, omdat
wij te kort bij Juni zijn en de stembus dan
toch gedeeltelijk uitspraak doen kan. Bij die
verkiezing wachten wij de tegenpartij in volle
gelederen.
De Tijd roept nu reeds de mannen te wapen
voor de verkiezing ten behoeve der provinciale
staten. Al wat liberaal is moet nu geweerd
»Er valt," zegt dit blad, «geen quaestie van iemand
een voor ons zelven onschadelijk pleizier te doen
door de verkiezing van één enkel liberaal lid der provin
ciale staten halen wij ons den strop om den hals. Daar
om dient van alle leden, die moeten aftreden, van alle
candidaten, die worden voorgesteld, door het beantwoor
den van de eene of andere korte en heldere formulieren
te blijken, hoe zij op het stuk van onderwijs vooral den
ken, in welken geest wij verwachten kunnen, dat zij zul
len stemmen. Willen wij den strijd winnen, dan moe
ten wij geen kwartier geven. Het zwaard, dat wij voeren,
moet een zwaard zijn zonder genade. En waarom ook
niet? De overzijde zelve heeft het ons in de handen ge
drukt. Wij moeten ons verdedigen. Met ijver, met
overleg, met vaardigheid aan het werk I"
Die kreet zal gaan door al de anti-liberale
gelederen en niet minder krachtig zal hij
klinken bij de kamerverkiezing.
En onder de liberalen dient hij weerklank
te vinden. Of men aan die zijde was voor on
veranderd behoud van art. 194, dan wel zich
wilde laten vinden voor eene transactie, is
nu de vraag niet meerer is thans een
gemeenschappelijk belang dat allen samenbrengt.
De beslissingen der vorige week hebben bewezen
dat totale overheersching het eenig streven
der clericalen is geen halfheid wenschen zij
alles of niets. Aan hen het gezag.
Kon daarom tegen Juni de oude geest onder
de liberalen nog eens ontwaken, die hen een
drachtig en sterk maakte in den strijd tegen
de kerkelijke partijen, het zou een flinke
terugslag wezen op de uitdagende houding
hunner tegenstanders.
Het bestuur van den Christ, hist, kiezersbon^
Marnix heeft tot de tweede kamer een adres ge
richt, dat in de gegeven omstandigheden wel wat
Yerder hebben wij nu niets te bespreken. Ver
geet niet dat alles van uw vlyt en uw gedrag
afhangt."
Ik reikte haar de hand, maar zij viel in haar
overmaat van vreugde voor my op de knieën. In
alles wat zij deed lag een hartstochtelijkheid,
een onstuimigheid, die evenwel toch iets bemin
nelijks, oorspronkelijks en eigenaardigs had, dat
mij eveneens stormenderhand voor haar innam.
Ik nam afscheid van haar met de belofte om
heel spoedig naar haar te komen zien. Uit het
venster zag ik, hoe zy in vliegende vaart den
steilen bergweg afholde.
„Tante riep ik de vorstin toe, die nieuws
gierig binnen kwam. »Ik ben met recht zeer
benieuwd naar den uitslag van deze proef 1 Daar
komt alles van terecht of niets
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Wat de vorst ervan zei.
Sedert had ik volop gelegenheid om mij te
overtuigen van den invloed der geboorte op de
begaafdheid van den mensch.
De directrice der kostschool schreef mij reeds
na de eerste maanden, dat zij gedurende haar
twintigjarige loopbaan nog niet zulk een meisje
aangetroffen had.
Lichamelijk veel meer ontwikkeld dan hare
medescholieren en, ondanks haar hartstochtelijk
karakter, zeer goed te leiden, gedienstig en on
baatzuchtig, zoo dat zy er vaak zelve onder leed,
bezat zy tevens een gemak om te leeren, dat
ontijdig komt, maar toch niet minder de aan
dacht verdient. Daarin wordt aangedrongen op
onverwijlde grondwetsherziening, zóó dat recht en
gerechtigheid voor een ieder mogen worden ge
waarborgd.
Yoor alles acht de vereeniging Marnix zich
verplicht, om aan te dringen op schrapping van
artikel 168 der grondwet, als het eenige middel
om onnatuurlijke toestanden, die onzen staat
ondermijnen, en spanning tusschen staatsburgers
veroorzaken, te doen ophouden.
Ten anderen dringt Marnix aan op herziening
van artikel 194 der grondwet, in dezen zin, dat
het staatsmonopolie, uitgedrukt in al. 3 van het
bestaande artikel, wegvalledat de organische
regeling van het onderwijs aan den gewonen wet
gever worde overgelaten en dat geen burger, van
wat godsdienstige of staatkundige richting ook,
hoven den ander privilege geniete op het stuk
van belastingen, in den vorm van onderwijs-sub-
sidie dóór bet rijk, de provincie ot de gemeente.
Marnix verklaart te moeten opkomen tegen alle
voorstellen, van welke zijde zy ook komen, die
school-subsidie of restitutie begeeren, en het
onrecht en de ontevredenheid daardoor zullen be
stendigen, en in beginsel de vrjjheid van onderwijs
om een schotel moes verkoopen.
Ten derde dringt Marnix aan op eene hervor
ming van het kiesrecht, in dier voege, dat de
grondslag, waarop ons tegenwoordig kiesstelsel
gebouwd is, vervangen worde door een stelsel,
dat niet langer een fiskalen maatstaf heeft, maar
uitgaat van een organische macht en orde, die
God ons zelf aangewezen heelt in het huisgezin.
Het orgaan van dien bond laat zich zeer on
gunstig uit over het bekende amendement der
rechterzjjde op art. 194, dat alleen erop gegrond
was om een dubbeltje uit de staatskas te krijgen.
Ten slotte schrijft het:
Wat is er al geijverd bij de verkiezingen.
Duizenden guldens zijn er geofferd om mannen
gekozen te krijgen, die er voor zouden staan, om
aan den staat het schoolmeesterschap te ontne
men. Wat al moeite is er daarbij aangewend;
wat al smaad is daarby van de tegenstandera
verduurd wat al verwachtingen zjjn er opgewekt,
en hoeveel schjjnbaar gegronde hoop is er ont
staan. En het einde is dat het Christelijk-kisto-
risch beginsel verdrinkt in de wateren der room-
sohe Blimheid."
Blijkens den staat der rijksmiddelen is het voor
deel, in de eerste twee maanden 'ooven het vorige
jaar behaald, in Maart weder verloren gegaan,
Dit is evenwel uitsluitend toe te schrjjven aan het
successierecht, dat, zooals men zich herinnert, in
Maart 1885 een bijzondere bate gaf, die het
bracht op 1,892,000, terwijl deze maand Maart
met ƒ647,000 nog vry wat onder het normale
cjjfer bleef. Niettemin is de opbrengst van alle
middelen aan het eind van het kwartaal slechts
ruim 3 ton ten achteren,
Daarom kan echter niet beweerd worden dat
de toestand vry gunstig is. Het blyven alleen
deed veronderstellen dat zij twee stellen hersenen
had, die gevoed moesten worden want zy maakte
zich alles wat er op school onderwezen werd al
spelende eigenhaar geheugen was merkwaardig
en men moest altijd iets verzinnen om haat
bezig te houden, daar zij met de gewone lessen
in een ommezien gereed was. De directrice, die
haar nauwkeurig gadesloeg, meende opgemerkt te
hebben dat zij door den vasten wil gedreven
werd om zich boven al de anderen te onderscheiden.
Ik was zelfs verbaasd over haar vlugheid, toen
ik zag, dat zjj na verloop van éen jaar reeds
vloeiend Fransch en Engelsck schreef en dit gaf
een bepaalde richting aan mijne plannen.
„Gisela" zoo had de hofprediker haar
gedoopt „Gisela heeft mij zoo voor zich in
genomen, dat ik haar voorloopig als gezelschaps
dame bij mij wil hebben", zei ik op zekeren dag
tot tante. „Zij kan niet helpen dat zy onder
zulke duistere omstandigheden opgegroeid iszjj
bezit al de edele hoedanigheden van haar hooge
afkomst, en ik sta er voor in dat zij den naam,
dien wij haar geven, eer zal aandoen. Het isnn
tijd om er met oom over te sprekenak hjj haar
ziet zal hjj bereid zjjn om haar een gunst te
bewijzen".
- „Denkt gij dat?" vroeg tante en zag my
weifelend aan.
„Ik heb alles reeds goed overwogen. In
wiens bezit ia thans het slot Hainthal, dat vroe
ger aan oom Eduard behoorde
Wordt vervolgd)