1886. Vrijdag 9 April. N° 84. 129e Jaargang KENNISGEVING. terleii le 1 Middelburg 8 April, Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel.' Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. SLUITING DEK JACHT EN VISSCHERIJ. HIIDDELBURGSCH! COl KANT Agenten teVlissingen: P. G. de Vet Mesxdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kroiningen: F. tan deb-Peijl, te Zierikzee: A. C. de Moow,te TholenW. A. tan N lehwenhtji;! zen, te Terneuzen: A.tan den Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger. De Commissaris des Konings in Zeeland maakt bekend dat Gedeputeerde Staten, bij besluit van 26 Maart 1886 no. 19, het in hunne vergadering van 26 Februari jongstleden onder no. 105 geno men besluit, Provinciaal blad no. 31, voor wat betreft de bepaling no. 5, in zooverre hebben ge wijzigd, dat de visscherjj in het kanaal van Ter Neuzen naar Gent en in de Axelsche Vlakte eerst op 7 Mei zal gesloten zijn, in verband met de omstan digheid dat die wateren van 15 April af door aftapping op een verlaagd peil worden gehouden. Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad geplaatst, en afdrukken in plano zullen aan de besturen der gemeenten in het voormalig 54e dis trict ter aanplakking gezonden worden. Middelburg, 3 April 1886. De Commissaris des Konings voornoemd, DE BRAUW. De beide heeren, die met zooveel ijver in het belang der goede zaak hunne meeningen ten beste geven, verzochten ons nog plaatsing van het onderstaande. De contra-beschouwing van den heer P. Polet gaf J. van 't Scheld het volgende in de pen: Op de bijeenkomst van Maart jl. gaf de heer Polet bij de berekening der oprichtingskosten eene schets-begrooting voor een stad van 16000 inwo ners, gelegen op 3 uur gaan» of 17 K. M. van de duinbedding, zonder daarbij, zooals hij zegt, bepaald Middelburg op het oog te hebben gehad. Het toevallig gekozen getal inwoners en de nu gegeven toelichting van het ontstaan der 17 K. M., doen onwillekeurig het vermoeden rijzen, dat onze woonplaats wel in de bedoeling van den ge- achten spreker lag en de duinen van de Oranjezon ook als prise cTeau door hem waren verondersteld. Deze 17 K. M. worden nu echter reeds tot 14 K. M. teruggebracht; misschien zal bij even- tueelen aanleg dit cijfer nog een paar K. M, dalen. Ten opzichte van het waterverbruik blijf ik met den heer Polet van gevoelen verschillen; de bewering dat mjjne cjjfers op geen enkelen grond slag berusten en willekeurig in mijn brein ont stonden, laat ik daarom voor rekening van den schrijver. Ik meende langs den meest praktischen weg aangetoond te hebben, dat het waterverbruik, in de circulaire aangegeven en bij de berekening gebezigd, veel te boog was. Iedereen kan zich zeer gemakkelijk op de hoogte van het verbruik stellen, door de hoeveelheid water na te gaan, die in zijn gezin dagelijks wordt gebezigd; mijne cijfers waren gegrond op onderscheidene mededeelingen, welke ik ontving, terwijl ik na mijn schrijven nog van verschillende sjjde de bevestiging daarvan vernam. Nog kan ik hieraan toevoegen, dat de hoofdin genieur Van Diesen in zijne verhandeling (archief dl V pag. 143) bij zijne berekening slechts 13 liter per dag en per hoofd stelde en die levering voor Middelburg en Vlissingen in den eersten tjjd nog als zeer ruim beschouwde. Ik kwam tot 15 liter als dageljjksch benoodigde hoeveelheid. Aannemende dat het waterverbruik bij den aanleg eener duinwaterleiding ook hier zal toe nemen, geloof ik toch niet, dat dit in die mate zal geschieden al» ons wordt voorgehouden en het is ongetwijfeld eene financieele mistasting om bjj den aanleg reeds een begrooting voor de toe komst te maken. Bij de indiening van plannen yoor eene water leiding te 'sGravenhage werd door het gemeente bestuur daarover het advies gevraagd van den generaal-majoor Delprat, die zjjne meening in een zaakrjjk rapport uitwerkte. Sprekende over de waterhoeveelheid, die in verschillende plaatsen wordt gebruikt, zeide de generaal: »Men vindt zeeruiteenloopende opgaven omtrent de vereischte waterhoeveelheid per hoofd in verschillende steden, die in het buitenland door kunst waterleidingen worden voorzien." Vol- gen eenige opgaven „Uit al deze opgaven kan echter de be hoefte voor het verbruik in de wonin gen niet worden afgeleid." Jïu moge bjj den aanleg eener gasleiding een dergelijk middelcjjfer waarde bezitten, dit staat nu niet te beoordeelen, doch, ook op gezag van een hoogst bevoegde autoriteit als nu wijlen gene raal Delprat, bljjf ik beweren, dat voor den aanleg eener waterleiding zulk eene berekening op een slechten grondslag berust. Met het oordeel over de Middelburgsche regen bakken kan ik niet medegaanuit verschillende inlichtingen en door ondervinding is het mij be kend, dat er juist weinig regenbakken worden aangetroffen, die niet waterdicht zijn en ik houd het daarom voor zeker, dat het duinwater slechts bij uitzondering voor ander doel dan om te drinken of om spijzen te bereiden zal worden gebezigd. Dat de Mariapomp te Utrecht aan de water leiding verbonden werd was heel natuurlijk en een gevolg van de hoedanigheid van het water. De toestand toch was als volgt De Mariapomp leverde twee watersoorten. Het water aan den westkant (plantsoenzijde) was be langrijk beter dan dat aan den oostkant (Boter- straatzjjde), doch het beste werd niet meer dan als »vrjj goed" beschouwd. Ten slotte de aanlegkosten. Het was mij wèl bekend dat Rotterdam, Dordrecht en Nijmegen geen duinwaterleidingen bezitten. De verspreiding van het water door de stad bljjft eehter vrij wel hetzelfde of het duinwater, dan wel gezuiverd rivierwater betreft. Het verschil bestaat alleen in den korteren afstand van de prise rïeau. De zuiveringstoestellen voor het rivierwater vorderen kosten, die bjj duinwater niet voorkomendaarbij in aanmerking nemende het zeer geaccidenteerde terrein van Nijmegen en de vele waterdoorgangen (zinkers) te Rotterdam en te Dordrecht, zoo zullen die schijnbaar veel geringere aanlegkosten in werkelijkheid niet bestaan en ben ik dan ook nog niet overtuigd, dat de wijze van berekening die ik aangaf „in 't geheel niet betrouwbaar is." Zou de jongste concessieaanvrager, die het water aanbiedt voor 0.25 M3 of ruim 1/3 minder dan de eerste, ook geen kleiner bedrag voor den aanleg hebben geraamd dan het cjjfer op de meeting genoemd? Ik vermoed van ja! Ik meende, mijnheer de redacteur, deze toe lichting aan mijn vorig schrijven niet achterwege te mogen laten; de beschouwingen van den heer Polet, zoowel al» mjjne opvatting van het belangrjjk vraagstuk zullen nog wel voor verschillende wederleggingen vatbaar zijn, afhankelijk van per soonlijke meeningen. Ik zal echter niet verder in technische bijzonderheden of detailzaken treden, daar de goede zaak er thans weinig door gebaat zou zijn en mijn eenig doel steeds is geweest de belangen mijner woonplaats te helpen bevorderen. Wij stelden dit schrijven in handen van den heer P. Polet, die, naar aanleiding daarvan, het volgende opmerkt: Door welwillendheid der redactie in staat ge steld om van de repliek van J. van 't Scheld kennis te nemen, en zoodoende de kwestie van becjjfering dadelijk te doen eindigen, zal ik in mijne dupliek betrekkelijk kort zijn. Ik voorzie toch dat, waar, naar ik meen, èn Van 'f Scheld èn schrijver dezes de bevoegdheid missen om met onbepaald gezag over duinwaterleidingen te spreken, wat, voor zoover mij zeiven betreft, reeds bij de inleiding van dat onderwerp op de bekende meeting door mij op den voorgrond werd gesteld, de verdere discussie over de techniek geen nut kan hebben. Niet zelden toch, en ik wil mij zeiven daarvan evenmin vrjjpleiien, is men allicht geneigd zijn uil voor een valk aan te zien, terwijl bjj slot van rekening wel eens bljjken kon, dat het geen van beide was. Ik herhaal dus, dat wjj de becjjfering voor ff oogenblik kunnen laten voor wat zij is, en liever moeten wachten totdat een juister onderzoek ons meer betrouwbare cjjfers geeft. Van H Scheld meent langs den meest practischen weg aangetoond te hebben, dat het waterverbruik door mjj veel te hoog berekend is. Niet onmogelijk, maar het is natuurlijk weerde vraag, hoe men zich de praktjjk voorstelt. Tegen over de instemming, die de geachte schrijver van verschillende zjjden over zijne becjjfering vernam, wat ik volstrekt niet in twjjfel trek, staat toch die, welke ik eveneens van de mjjne mocht onder vinden. Maar wat mij vooral getroffen heeft zjjn de volgende woorden van den geachten schrjjver »het is ongetwijfeld eene financieele mistasting, om bjj den aanleg reeds eene begrooting voor de toekomst te maken." Hier, zou ik zeggen, spreekt de theorie, die zich meer bepaaldelijk vasthoudt aan stellingen en niet gelden de oprichting eener industrieels onderne ming, zonder het zelf nog te willen, doet schip breuk lijden. De praktijk daarentegen durft een dieperen en ruimeren blik in de toekomst slaan, vooral hier, waar het eene zaak geldt, die levensvatbaarheid heeft, blijkens de resultaten van reeds bestaande waterleidingen. Men vestige slechts het oog op plaatsen van kleineren omvang als onze gemeente, bjjv. op het kleine Vlaardingen. Moet men zich alléén bepalen bjj het heden, dan komt bijna geene enkele onderneming tot stand. Toen onze wakkere voorzaten, verpersoonlijkt in Van Heemskerk, Barends en Rjjp, den weg om den Noord zochten, teneinde den Indus op te sporen, toen bepaalden zjj zich niet bij 't beden, neende praktijk sprak, en alles verwachtten zjj van de toekomst, ofschoon die voor hen zoo geheel in 't onzekere lag. Niet dat toen hunne stoute pogingen, om zelfs Euroop den doortocht te wijzen, werden verwezen lijkt, maar dit haal ik alléén als voorbeeld aan, hoe men toen reeds eene zaak durfde aanvatten. In tegenstelling van den geachten schrjjyer, zou ik het dan ook »financieel misverstand" willen noemen, als men zich bjj eene zaak als de onder havige angstvallig aan het heden vastklemde en niet iets aan de toekomst durfde overlaten. Wat betreft het uitgesproken oordeel over de Middelburgsche regenbakken, dit is op de meeting niet door mjj, maar door een deskundige, met den toestand dier regenbakken bekend, medegedeeld. Maar dit daargelatenik bljjf zelfs al moge men mjj wellicht op dit punt optimistisch vinden van meening, dat, al waren al de regenbakken goed, zoodra eene duinwaterleiding, die goed en voldoende water kan leveren, tot stand gekomen en de kostende prjjs van het water geen be- letseljis ,uit een oogpunt van gemak, successievelijk de regenbakken buiten dienst zullen worden gesteld. De geachte schrijver zegt ten slotte, waar hjj over de kosten van aanleg spreekt, dat het vrjj wel hetzelfde blijft öf duinwater èf wel gezuiverd rivierwater door de stad verspreid wordt, en het verschil dus alleen bestaat in den korteren af stand van de prise d'eau. Zeer juist; maar hjj vergete niet, dat hier de leiding van af de prise d'eau naar de gemeente eene der hoofduitgaven is en eene som van ruim een ton gouds zal vorderen. Zuiveringstoestellen voor het rivierwater vor deren, zegt Van 'f Scheld, kosten die bjj het duinwater niet voorkomen. Niet overal schijnt zulks echter het geval te zjjn, ten minste de plannen der duinwaterleiding te 's Gravenhage, die ik voor me heb liggen, bewijzen het tegendeel. Daar toch vloeit het water, nadat het uit den verzamelput der duinen naar het bezinkingsreservoir is geperst, door twee filters (zuiveringstoestellen) om daarna in een sohoonwaterput verzameld te worden, waaruit het met de nöodige pompmachines in het hoogreservoir wordt opgepompt. Verdere beschouwingen over de cjjfers van op richting komen mjj, om de vroeger vermelde redenen, nutteloos voor. Mocht het eenmaal tot de uitvoering eener duinwaterleiding komen, dan zal bljjken wiens geschatte cijfers het naast bij de waarheid liggenen is dit niet met mijn cijfers het geval, die ik trouwens niet voor de eenig ware heb willen doen doorgaan, dan zal ik ridderlijk ge tuigen bjj mjjne globale becjjfering gefaald te hebben. Intussohen is mij, evenals Van 't Scheld, en daarin reiken we elkaar de hand, niets liever, dan naar mijne beste krachten aan de belangen onzer gemeente bevordeljjk te kunnen zjjn. De heer Keuchenius heeft gisteren zjjn amen dement op art. 194 uitvoerig verdedigd en daarbjj een heftigen aanval gericht tegen dr. Schaepman, die, naar hij meent, de hand heeft gehad in de artikelen, zoowel in De Tijd als in de Noord- Brabanterwaarbjj zijn amendement bestreden werd. Erg boos was hjj vooral omdat men gezegd had dat de 1® al. van dat amendement was opgedol ven uit eene Ww/spreek of wellicht op geschreven van eene teekenplank eener ouder- wetsche vrijmetselaarsloge. Met zulke dingen laat de heer Keuchenius zich niet in. Trouwens dat wisten wjj wel; daarvoor is hjj te verlicht. Het onzen lezers bekend rijmpje over onzen gewezen afgevaardigde D. van Eek had den toorn van den heer Keuchenius opgewekt, omdat men daarbij den naam des Heeren had ontheiligd, maar curieus was zjjne verzekering dat hij tot zijn leedwezen den heer Van Eek in de kamer voor Middelburg mist, eene verklaring die algemeen en terecht den lachlust opwekte. Dat genoegen had de heer Keuchenius zich kunnen verschaffen, wanneer hij indertijd stil voor Gorinchem was blijven zitten en zjjn partijgenooten had verzocht onzen oud-afgevaardigde met rust te laten. Behalve het bekende amendement heeft de heer Keuchenius plan om er nog een in te dienen en wel van dezen eigenaardigen inhoud: De kamer, vlettende op het in den naam der Heilige en ondeel bare drieëenheid, tusschen de keizers van Rusland en Oostenrijk en den konin van Pruisen gesloten Heilig verbond, op 26 Sept. 1815 «in aanmerking nemende dat koning Willem I der Ne derlanden op 22 Juni 1816, evenals de andere vorsten van Europa, tot dat verbond is toegetreden, hiervan bjj kon. boodschap aan de staten-generaal heeft kennis gege ven en daarmede onder erkenning van de noodzakelijk heid dat de mogendheden, niet minder dan de mensehen, gelooven moeten in de verheven waarheid, verkondigd door den eenigen God en Zaligmaker «tevens beamende de in dat verbond, geheel in over eenstemming met de Heilige Schriften, uitgesproken waar heid, dat de Heere Jezus Christus is God, geopenbaard in het vleeseh, het woord des levens en de eenige soeve rein der Christenheid, wien de Macht in het oneindige toebehoort en uit Wien zij alle liefde, wetenschap en wijsheid put; «en van oordeel dat in den persoon van Christus en in deze waarheid ligt het heil der menschen, de rust der volkeren en de welvaart der natiën, "gaat over tot de orde van den dag." De heer Keuchenius zal de debatten afwachten en daarvan hangt het af of hjj stemming over de motie zal vragen. Nu, eene stemming kan spoedig afloopen. Wjj verwachten niet Uat éen lid over anlkc on&imvlg- heid nog het woord zal voeren. Maar de heer Keuchenius is in staat nog eene halve zitting in beslag te nemen door de bedoeling en de waarde van zjjn vinding den leden te verkondigen. En dat wordt gevaarlijk. Yoor het overige begint de kamer dezer dagen veel te gelijken op een verkooplokaal, waar iets bjj afslag wordt gemijnd. Elke partjj wil de andere bewegen zooveel mogelijk af te slaan van zjjne eischen omtrent art. 194om dan op een gegeven oogenblik het „mjjn" te doen hooren. De zaak is te ernstig om er om te lachen, maar zulk een voorbeeld van loven en bieden is zeker wel eenig in de parlementaire geschiedenis van verschillende landen. Hoe andere bladen denken over de tjjd-zoek- makende redeneeringen van den afgevaardigde uit Middelburg, die wenschte dat mr. Van Eek nog zitting had voor ons district kan blijken uit de volgende twee aanhalingen uit kamerver slagen. In het Hbld. lezen wjj „Strikt genomen, was het gisteren slechts eefi halve zitting, want de toelichting van het amen- dement-Keuchenius, welke de kamer tot aan de gebruikelijke pauze bezig hield, was zuiver tjjd- verlies. Veel zullen wij van deze rede niet zeggen. Vermakelijk zouden sommigen haar van tjjd tot tjjd noemen, door de zonderlinge aaneenrijging van gedachten en begrippen. Vooral de motie, welke de Middelburger afgevaardigde zich voorbehield om aan het oordeel der kamer te onderwerpen zou men het toppunt van curiositeit kunnen noemen. Wjj worden door den heer Keucheniu met vreemde redactiën van moties niet licht meer verrast, maar wat ons gisteren vertoond werd, Bpande toch boven alles de kroon. De aanhef „„De kamer, lettende op het, in den naam der Heilige en ondeelbare drieëenheid tusschen de keizers van Rusland en Oostenrijk en den koning van Pruisen gesloten, Heilig Verbond op 26 Sept. 1815"" gevolgd door de herinnering aan de toe treding van Willem I, om dan te komen tot de stelling „dat de mogendheden niet minder dan de menschen gelooven moeten in de verheven waarheid, verkondigd door den Eenigen God en Zaligmaker"; daarna de beaming „dat de Heer Jezus Christus is God geopenbaard in het vleeBch »Neen,. verinakëljjk was het toch niet. Er ia aan alles een grens, en ook aan de uitspattingen der parlementaire redeneerkunst. De overweging of het amendement der rechterzjjde steunt op de grondwet der anti-revolntionnairen, of dit amende ment in overeenstemming is met de artikelen zooveel en zooveel van Ons Program, dat zjjn be raadslagingen, waarmede het Nederlandsche volk allerminst iets te maken heeft. De leden kebbfg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1