N° 83. 129e Jaargang! Donderdag 8 April, Middelburg 7 April. 1886: Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën: 20 Cent per regel.' Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. UÉp Ier pmsente Ilelln. KlÉlaniel ii Men tak, len Mik in let Sociaal-DemocraMe kamp. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kriiiningen: F. van deb Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nietjwenhuijzen, te Terneuzen: A.van dek Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Pnblicité étrangère G. L. Dattbe Cie., John F. Jones, opvolger. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend dat op den 2 April 11. jn de openbare zitting van den gemeenteraad heeft plaats gehad de uitloting a. van 2500 der geconverteerde schuld de zer gemeente ad 5 ter aflossing, waarvan zijn aangewezen de noa 41, 410, 61, 263 (geplitst) en 287 b. van 1000 der leening 4( groot ƒ20.000 (1876) en dat ter aflossing is aangewezen no. 3 c. van f 7000 der léening 4 van 55000 (1881) waarvan ter aflossing is aangewezen de nos 24, 39, 21, 17, 38, 47 en 10. De stukken zijn van 1 Juli a. ontvangbaar ten kantore van den gemeente-ontvanger. Middelburg, den 6 April 1886. De burgemeester en wethouders voornoemd, F. ERMERINS l. b. De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. De burgemeester en wethouders van Middelburg brengen ingevolge art. 5 der drankwet, ter open bare kennis dat bjj hen zijn ingekomen van de navolgende personen verzoekschriften, waarbij vergunning wordt gevraagd om met den len Mei a. s. in het bij iederen naam vermelde perceel den kleinhan del in sterken drank te mogen voortzetten. Volgnummer. Naam van den Aanduiding van verzoeker. het perceel. 1. J. van Randwjjk, Lange Delft A 95/96 2. P. E. Lurkus wed. J. M. van Tiel, Kapoenstr. A14 3. C. de Klerk, Vlasmarkt L 85 4. S. de Klerk, huisvr. van A. J. Levinson, Noordweg R68a Middelburg, den 6en April 1886. De burgemeester en wethouders van Middelburg, F. ERMERINS, L. B. De secretaris, A. DE VULDER VAN NOORDEN. Hij daalde van den preekstoel af om troost te zoeken in de maatschappij. Als bezoldigd dienaar der kerk moest hij werken aan haar opbouw en bloei maar haar grens was hem te eng, te benauwd. Toen hij begon met zijn werkkring in baar dienst, deed hij het vol illusie; uit vaste overtuiging den ouden godsdienst, die altijd nieuw is, te zullen prediken, dien godsdienst van goedzijn en goeddoen. En eene ervaring van vier jaren doofde bij hem dc verwachting, dat de kerk vatbaar was voor hervorming. Het geld houdt haar staande, beweerde hij anders was zij reeds inge zakt. Werden niet velen door financieele redenen genoodzaakt hun plaats te behouden, zij zouden de kerk reeds verlaten hebben. „Ontneem aan de kerk" zoo sprak hij bij zijn heengaan „haar gestichten en haar bedeeling, velen lieten zich niet aannemen als haar leden. Let slechts op de redenen, die velen opgeven hij de aanneming, b. v. men kan nooit weten wat een mensch overkomt en daarom is het goed dat hij als lidmaat eener kerk staat opgeteekend. Wereldlijke belangen hebben zich als zoodanig vereenzelvigd met de geestelijke zaken, zoodat ze moeilijk meer van elkaar zijn te scheiden." Een kerk, aldus bij elkaar gehouden, draaide hij den rug toeeen moderne kerk noemde hij een onding kerk en modern sluiten elkaar uithoe kunnen zij dan gezamenlijk loopen voor éen en denzelfden wagen vroeg hjj. Voor hem miste het kerkgenootschap alle beteekenis, allen zinmet bijbelspreuken en leerstellingen wil men er wanverhoudingen en ellende verbannen, wat onmogelijk is. Daartoe behoort kennis omtrent het samenstel der maatschappij en daarom was zijn kerk de samenleving, en zijn hoogste ideaal dat allen menschen zouden zijn. En bij zijn afscheid riep hij zijn hoorders )tP©nTracht mensch te worden; meer kan niet, minder hoeft niet, maar mensch te zijn dat is uwe bestemming vervullen. Adeldom verplichtDe adel derhumaniteit legt u zware verplichtingen op, zwaarder dan een kerk, waarop toepasselijk is vergeef haar, ze weet niet wat ze doet. Met bewustheid de humaniteit te maken tot grondslag onzer levens beschouwing, geen gebrekkig of halfslachtig werk te verrichten; ziet daar ons werk Toen wierp hij zich te midden van den maalstroom des levens om zich te wijden aan een werkdadig leven van broederschap en liefde ten bate voor allen." Ruim zes jaren zijn voorbijgegaanvoor een hervormer een korte tijd slechts, maar lang genoeg toch om eenige vrucht te doen ontkiemen. En hij, die de kerk niet verbe teren kon, wijdde zijne krachten aan de her vorming der maatschappij naar zijne inzichten. Hij heeft zich geplaatst aan het hoofd van de sociaal-democratische partij om de schoone theorieën van uit de hoogte verkondigd in toepassing te kunnen brengen. Toen hij zijn vroeger arbeidsveld den rug toekeerde werd hem de opmerking gemaakt dat de maatschappij ook niet opwekkend is en, zoo hij die niet verbeteren kon, hij haar even zeer moest verlaten. Wie dat zeide, kende den vertrekkende, het karakter van Domela Nieuwenhuis niet. Zijn heengaan uit de kerk was een eclat-makende gebeurtenis, die hem op den voorgrond steldezich terugtrekken uit de maatschappij zou hem doen vergeten en voor hem de dood zijn. Dit schrijvende, willen wij niet dat men ons beschuldige alle wanrfle aan zijn heengaan als predikant te ontzeggen; integendeel er sprak moed en overtuiging uit zijn daad. Wij hebben meer het oog op zijne persoonlijke eigenschappen, die voor hem een beletsel zijn om tegenover de maatschappij te doen zooals hij ten opzichte der kerk handelde. Domela Nieuwenhuis is dweper, bekwaam redenaar, goed schrijver, maar hij is iemand, die zich steeds naar voren dringt. Hij is onder de arbeiders „mijnheerzonder wien niets wordt gedaande Sociaal-democratische bond schijnt alleen op die eene persoonlijkheid te steunen. Hij is de man der sociaal-democra tische beweging als secretaris van den cen- tralen raad van den bond, doet hij alles, maar hij duldt ook niemand naast zich. Tegenspraak hindert hem en verzet nog veelmeer. En juist omdat hij de persoon is, die gaarne wordt be wierookt en daardoor aan zijn lust om op den voorgrond te treden kan botvieren, geraakt de zaak, welke hij voorstaat, wel eens op den achtergrond. Dit alles wordt opnieuw bevestigd door de mededeelingen van Van Raay in zijne bekende brochure. Wij zullen die niet op den voet volgen. In elke partij heeft men onder de aanhangers onderlinge veten, personen die zich martelaars wanen; en is men spoedig gereed om bij geschillen elkander wederkeerig van eer- of heerschzucht te beschuldigen. Zoo Van Raaij, in zijn brochure, Domela Nieuwenhuis en deze eerstgenoemde in Recht voor allen. Maar enkele punten stippen wij aan. „De arbeid is de eenige maatstaf voor loon," wordt van sociaal-democratische zijde steeds beweerd; en geheel terecht. Maar Domela Nieuwenhuis brengt die theorie niet in toepas sing. De vrouw van Van Raaij schreef de adressen voor Recht voor allen, en niettegen staande de oplaag van dat blad aanmerkelijk toenam, en het in plaats van eens, tweemaal per week verscheen, was van vermeerdering van loon geen sprake. Wat baten theorieën, die men zelf niet in praktijk brengt Wanneer wij de beschouwing van Van Raaij vergelijken met de repliek van Domela Nieuwenhuis, dan moeten wij erkennen aan den laatste niet den eerepalm te kunnen toe kennen van door beschaving en overredings kracht uit te munten. Iets wat men van hem als „heer"-sociaal democraat, die zooveel hooger staat, mocht verwachten. Bij Van Raaij treffen wij nog waardeering aan voor den persoon, dien hij bestrijdt en wiens verdiensten hij erkent bij hem, die eenmaal den mond vol had van humaniteit, vinden wij niets dan verguizing van zijn tegenstander; een opeenstapeling van groote woordën, meer getuigende van vrees dan ervooi pleitende, dat men het goed recht aan zijne zijde heeft. Maar niet alleen bij dit geschil, bij de gan- sche beweging zooals zij zich in den laatsten tijd uit onder leiding van Domela Nieuwenhuis, openbaart zich een heftige, grove toon in al wat uit zijn pen vloeitbij alles wat hij zegt. Er zijn er die zich daarover ongerust maken; die met kracht en geweld zulke uitingen willen keeren. Waartoe is dat noodig, vragen wij op onze beurt. Wanneer er een tijd van reactie is geweest, dan ligt die wel vlak achter ons. En de hef tigste pogingen om onder den arbeiderstand oproer te zaaien konden wel de oppervlakte een weinig in beweging brengen, maar niet de golven tot eenige noemenswaardige hoogte voeren. De zes jaren, sedert Domela Nieuwenhuis optrad als volksheil-bevorderaar, waren niets meer dan een proeftijd, die bewezen heeft dat men gerust hem den vrijen loop kan laten bij het opwekken van agitatie. Zijn drijven in den bond voor algemeen stemrechtzijne houding tegenover Heldt en nu zijne handelwijze ten opzichte van Van Raaij, openen de oogen van hen, wiens leider hij bij voorkeur zich noemt. Het is de gewone loop der dingen. Eenmaal begonnen met de schoonste illusien; strijdende voor een waarlijk goed beginsel 1Ay gevoeiue uat er zeer veel enencio wordt geleden in de maatschappij, verliet hij de plaats, die hij naar zijne overtuiging niet meer mocht innemen. Maar nu hij ziet dat het veranderen van maatschappelijke toestanden niet zoo spoedig gaat als hij wel wenschtnu hij ontdekt dat daartoe jaren noodig zijn nu het weggaan uit de maatschappij hem onmogelijk is, wordt hij scherper en ruwer en stoot hij van zelf velen af. Er ligt bovendien aan de kwestie Van Raaij jets anders ten grondslag. Nieuwenhuis han- deldeonder invloed van deheeren Croll en Otten, ambtenaren aan de ministeriën van binnenl. zaken en waterstaat. De bourgeoisie in de sociaal democratische partij in ons land heeft thans de overhand en tegenover haar staan zij, die alleen aan de arbeiders de belangen der werklieden willen opdragen en de „beeren'' willen verdry ven van hun zetel. In het belang der arbeiders is het, zoo was steeds onze meening, dat zij zeiven de leiding hunner vereenigingen op zich nemen. Waar zij voor lichting behoeven, kunnen zij die bij de „hee- ren" steeds krijgen, maar niet aan dezen is het om zich op den voorgrond te stellen. Dit moet steeds aanleiding geven tot misverstandwan trouwen aan de eene zijde, machtsoverschrij ding aan den anderen kant. Het voorgevallene in den Sociaal-democratischen bond heeft het opnieuw geleerden ons versterkt in de meening dat het Algemeen Nederlandsch werk liedenverbond een beter weg bewandeltmeer de zelfstandigheid van den werkman tot zijn recht doet komen en hem tegenover de werk gevers eene krachtiger, maar tevens betere positie doet innemen dan de Sociaal-democrati sche bond in zijn banier schrijft. Maar nu ook in den boezem van dien bond dat idee schijnt door te dringen, begroeten wij dit als een verblijdend teeken en beschouwen wij dat als het belangrijkste in den onver- ltwikkelijken strijd tusschen Van Raaij en Domela Nieuwenhuis vooral omdat de Neder- landsche werkmansstand gelukkig nog geen vruchtbaren bodem aanbiedt voor het ontkiemen van theorieën, welke mannen als Nieuwenhuis bij voorkeur verkondigen. De Standaard schrjjfi omtrent de nieuwe redactie van art. 194, door den heer Heemskerk voorgesteld: »Zeer beslist gaan wjj, zoo dat ^onderstand" blijven moet, met deze redactie niet mede. Zelfs klinkt dat woord „onderstand" ons toe als een kwetsuur op de plek onzer eere. Ja, waarlijk, met zulk een art. 194 zou de minister Heemskerk er nu eens terdege voor goed het mooie hebben af gemaakt Het Vaderland vindt de nieuwe lezing te echt Heemskerkiaansch om ergens op warme instem ming te kunnen rekenen. De zinsnede over het subsidie is onschuldig. Zij is in een grondwet niet misplaatst, indien zjj wil aanduiden, dat de regeling van mogeljjke eubsidiën aan den algemeenen wetgever behoort. Ware de regeering echter consequent, zjj had ook de beslissing over verplichte schoolgeldheffing aan den wetgever moeten overlaten. Den waar borg van kosteloos onderwjjs voor onvermogenden had zij in de grondwet kunnen behouden als een der voorwaarden voor „voldoend onderwjjs voor allen." Waarom dan niet aldus geredigeerd: »Het onderwijs op de openbare lagere scholen wordt aan onvermogenden kosteloos verstrektde wet bepaalt of en in hoever van anderen een bijdrage in de kosten van dat onderwijs zal worden ge vorderd." Men had dan een artikel aus einem Guts. Doch het amendement-De Beaufort is beter. De korte zin der lange rede van bet Haagsche blad is deze dat het niet zoo ongunstig over het nieuwe artikel denkt, al had het iets beters ver wacht. De Tijd keurt het af dat in dit artikel gemist wordt de bepaling, dat aan de bijzondere scholen onderstand uit openbare middelen kan worden verstrekt, onverschillig of deze scho len toegankeljjk zjjn voor leerlin gen zonder onderscheid van gods dienstige srezindheid. Jfe öepafïng, vervat in ue aerae alinea vaaPSli nieuwe artikel, waardoor de mogeljjkheid wordt opengelaten om subsidie aan de bijzondere school te verleenen, wordt zoowel in de tegenwoordige grondwet als in het eerste regeerings-ontwerp gemist, 'tls echter aan ieder bekend, zegt Da Tijd, dat het tegenwoordige art. 194 volstrekt geen beletsel werd geacht tot subsidieering der bjjzondere neutrale school, en dat, ook na de in voering der schoolwet van 1878 een zeker aantal dezer laatste scholen zjjn bljjven bestaan. Niet derhalve op de mogeljjkheid van subsidieering der bijzondere school in het algemeen, maar op de mogelijkheid van subsidieering der bijzondere school met godsdienstig karakter komt het in deze aan. De liberale partjj verklaart, op grond van het tegenwoordige artikel, subsidieering der confession neele sehool niet, aan de bijzondere neutrale school wel geoorloofd. Dubbelzinnigheid mag hieromtrent dus niet blijven bestaan. Het behoud ook van het tweede gedeelte def alinea van het voorstel der rechterzjjde„In de kosten van het bjjzonder onderwjjs kan, naar by de wet vast te stellen regelen, uit openbare middelen worden bijgedragen, onverschillig ot het onderwjjs al ot niet voldoet aan het in het vierde lid bepaalde vereischte voor openbare scholen," acht het blad daarom te behooren tot die essentieele punten, waarop door de rechterzjjde in geen geval mag worden toegegeven. Uit dit oordeel spreekt duideljjk bevestiging van het bekende spreekwoordgeeft men iemand een vinger dan vraagt hjj spoedig de geheele hand. In de heden gehouden zitting der tweede kamer men zie Laatste berichten verklaarde de rechterzijde, by monde van den heer Lohman, zich tegen de nieuwe redactie. Wy hebben niet anders verwacht. Door den minister van marine zjjn met den 16 dezer bjj het loodswezen te Vlissingen bevorderd: tot loodsschipper le klasse de zeeloods P. Lemsj tot zeeloods de loodskweekeling le klasse H. J. Schot, tot loodskweekeling le kl. de loodskwee keling 2e kl. J. J. A. van Rjjssel en tot loods kweekeling 2e kl. de matroos K. Zuidema. Bjj hetzelfde loodswezen werd verder de loods schipper le kl. B. J. van Dierendonck, wegens langdurigen dienst, op zijn verzoek eervol ontslagen en gepensionneerd. Door den commissaris des konings in Zeeland is de aanvang van het beschrijvingswerk voor de belasting op het personeel en voor het patent recht, dienstjaar 1886/87, bepaald op Donderdag 6 Mei 1886. De beschrjjvings-biljetteu voor de peraoneelg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1