terwijl de school A slechts een 4jarigen cursus had. En hoeveel leerlingen telde deze bij een schoolgeld van slechts f 50.Van het volledig onderwas dier school maakte in 188045, in 188141, in 188242, in 188847, in 188453 en in 1885 49 mei'jes gebruik. Men heeft zich ook in dit opzicht in zyne illusiëQ bedrogen gezieD. Neen, een hoogere burgerschool voor meisjes moge haar nut hebben, ja noodzakelijk zijn in groote en bevolkte gemeenten, waar de ouders al naar gelang van haren aanleg voor hunne dochters kunnen kiezen tusschen eene school voor meer uitgebreid ol verder voortgezet lager onderwijs en eene school van hoogeren rang, op welke laatste gezonde meisjes van uitnemenden aanleg het onderwijs zonder groote inspanning kunnen vol gen maar voor eene gemeente als Middelburg is zulk eeue school volstrekt niet noodzakelijk. Kwam men al bedrogen uit in zijne verwach ting dat de middelbare school niet meer dan 5000.zou kosten, de kosten waren nochtans dragelijk of verdedigbaar. Nu de staat echter zijne subsidie, de voorwaarde waarop de school zon opgericht worden, ingetrokken heeft en de school ruim f 10,500,kost, is hot niet te ver dedigen om zulk een last bij voortduring op de belastingschuldigen te leggen. Eu zelfs wanneer de school volgens de denkbeelden der commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar on derwijs gereorganiseerd werd en zij in plaafs van f 10649 slechts f 8834 kostte, dan zou zij voor Middelburg, dat waarlijk niet in welvaart toeneemt, nog te kostbaar zijn. Uitgaande van deze redeneeringen kwam de meerderheid van ons college tot de conclusie dat Middelburg het voorbeeld moet volgen van andere gemeenten, die, hoeveel sterker ook bevolkt, er zelfs niet over gedacht hebben om eene hoogere burgerschool voor meisjes op te richten. Daarom stelt die meerderheid voor om, nu de subsidie ingetrokken is, de middelbare school met 31 Au gustus 1886 op te heffen en met 1 September 1886 eene nieuwe school voor meer uitgebreid oi verder voortgezet lager onderwijs op te richten. De voor malige school A, wier uitnemendheid vaak geroomd was (zie o. a.Handelingen blz. 176 van 1879) zou dan uitgebreid en verbeterd in de plaats koraen van de middelbare school, die aan da verwachtin gen vooral wat de kosten betreft niet vol daan heeft. Zij zon, zich aansluitende aan de scholen D en F en verdeeld in 5klassen, gevestigd kunnen worden in het tegenwoordige lokaal der middelbare school. De leerstof zou dan bestaan in de vakken, genoemd in art. 2 der wet op het lager onderwijs. Het ontwerpen van een programma zou aan de commissie van toezicht op de scholen voor lager onderwijs kunnen opgedragen worden. Het personeel der school besprekende zegt de meergenoemde meerderheid van ons college dat zij, indien men niet met bestaande toestanden rekening te houden had, het liefst zon voorstellen om aan het personeel der middelbare school op de meest eervolle wijze eu onder dankbetuiging voor de bewezen diensten, met 31 Augustus 1886 ontslag te verleenen met behoud van tractement tot 1 October 1886 en verder een nieuw personeel aan te stellen. In aanmerking nemende dat de voormalige school A (in 4 klassen verdeeld) een onderwijzend per soneel had, bestaande uit eene hoofdonderwijzeres, drie hulponderwijzeressen en een hulponderwijzer, zou een personeel, bestaande uit eene hoofdonder wijzeres, 3 a 4 onderwijzeressen (bevoegd tot het geven van onderwijs in de vakken sub Z, tn, en n van art. 2 der wet van 1878 eu van welke twee in het bezit der hoofd-acte zouden moeten zijn) een onderwijzer voor de wiskundige vakken en eene onderwijzeres voor de handwerken voor de nieuwe school, verdeeld in 5 klassen, voldoende zijn. De jaarwedden van dit nieuwe personeel zouden aldus bepaald kunnen wordenvoor het hoofd der school op 1400, met vrije woning, voor 4 onderwijzeressen te zamen op f 4000, voor een onderwijzer op /600 ea voor eene onderwij zeres in de handwerken /500, tezamen ƒ6500 of na aftrek van 30% rijksvergoeding a ƒ1950 en het bedrag der schoolgelden a ƒ2500, te zamen 4450, slechts ƒ2050, zoodat de school, wanneer men de verdere kosten (voor onderhoud van ge bouwen, meubelen, vuur, licht en leermiddelen) stelt op ƒ725, slechts kosten zou ƒ2777, in plaats van ƒ10649, die de tegenwoordige middelbare school kost. Bij deze regeling zoude het onderwijs in de gymnastiek en het teekenen vervallen. Voor het eerste zou van de gemeente-gymnastiekschool (schoolgeld f 8) gebruik gemaakt kunnen worden, terwijl privaatlessen in het teekenen in het tweede zouden kunnen voorzien. De meer bedoelde meerderheid zou deze rege ling de verkieselijkste achten, doch zij erkent dat met bestaande toestanden rekening moet ge houden worden. Daarom zou zij alle leeraressen (behalve de leerares in de gymnastiek, die pri vaatlessen zou bunnen geven) in betrekking willen laten, doch op eene verminderde jaarwedde. Met het onderwijs in het boekhouden, de schei kunde, de natuurlijke historie (als afzonderlijk leervak) de gezondheidsleer en de schoonheidsleer) zouden de leeraren de HH. Gerth van Wijk, Dr. Japikse en Dr. Couvéa komen te vervallen. De tractementen zouden aldus kunnen geregeld worden: dat van mej. Gerth van Wijk op f2000, en vrije woning (zijnde de jaarwedde, die mej. Gerth van Wijk als hoofd der school A vóór hare vervorming in middelbare meisjesschool genoot); dat van Mej. Freem op f 1050, dat van Mej. Köhnen op 1000, dat van Mevr. de L. Willeumier 1050, dat van Mej. Kruseman op 1000, dat van Mej. Kerlen op f 800, dat van Mej. Wijthoff op 1000, te zameu op 7900, of Ba aftrek van 30% rijksver goeding a ƒ2370, te zamen /5530. Bij deze kosten de verdere kosten, hiervoren gesteld op f 725, optellende, worden de kosten ƒ6255, en na aftrek van de schoolgelden a 2500 slechts f 3755, in plaats van 10649. Aan de ontwikkeling van hare denkbeelden voegde de bovengenoemde meerderheid van ons college eene schets van een programma, door haar ontworpen, alsmede het volgende overzicht der kosten van de school toe School A kostte in 1879 2801, het goed koopste plan der meerderheid kost f 2775, het plan der meerderheid, rekening houdende met bestaande toestanden, f 3755, het plan der com missie van toezicht scholen middelbaar onderwijs, ƒ8834 en de bestaande middelbare school, f 10649. De inhoud der nota van de meerderheid van ons college werd alsnu onderzocht. Terwijl die meerderheid bij haar gevoe'eu bleef, verklaarde de minderheid, dat zij, de denkbeel den der meerderheid niet onvoorwaardelijk of in elk opzicht afkeurende, zich met de in de nota vervatte voorstellen niet kon vereenigen. De minderheid verklaarde echter tevens, dat zij eene uitgave van 10649 voor dezen tak van onder wijs alléén op den duur voor de gemeente te be zwarend en weinig verdedigbaar oordeelde. Ver mits nu het bezwaar der meerderheid voornamelijk in het onvoldoende van de besparing 1915) gelegen was, heeft de minderheid van ons college zich de vraag gesteld of deze besparing nog niet voor vergrooting vatbaar was, zonder de denkbeel den der commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar on derwijs in werkelijkheid loste laten. Zij acht dit mogelijk door de bestaande school niet te splitsen in twee schol en, waarvan éene den naam van school voor meer uitgebreid of verder voortgezet lager onderwijs zou dragen, maar om die qualificatie ook aan de andere (de middelbare met 3jarigen curcus) te geven. Het gevolg hiervan zou zijn, dat de 30% rijksver goeding, die volgens het ontwerp der commissie middelbaar onderwijs als lagere school (zie art. 45 lager onderwijs) slechts van een gedeelte der jaarwedden zou genoten worden, dan over het geheele bedrag der jaarwedden zou loopen, In plaats van de twee gecombineerde scholen zou men er dan slechts éene hebben, die slechts den naam van „middelbare school" zou moeten derven. Om dit te bewijzen worden hiernevens als bij lagen overlegd 1°. alle stukken, waaruit de toepassing der denkbeelden van de commissie van toezicht op de scholen van middelbaar onderwijs ten opzichte van de reorganisatie der bestaande middelbare school volledig gekend kon worden en 2°. eene volledige ontwikkeling van de wijze, waarop de nieuwe school voor meer uitgebreid of verder voortgezet lager onderwijs met öjaiigen cursus ingericht zou kunnen worden. Deze stukken met elkander vergelijkende, valt het volgende op te merken 1°. In het onderwijzend personeel is geen ver schil. Alleen worden de dames „onderwijzeressen" in plaats van „leeraressen" genoemd. Bij ont staande vacaturen belet niets om het bezit van akten middelbaar onderwijs te vorderen. Voor de in de concept-verordening voorgestelde jaar wedden zal zeer zeker een bekwaam persoon te bekomen zijn. 2». De jaarwedden toch zijn in werkelijkheid onveranderd gebleven. Voor iedere onderwijzeres is hetzelfde traktement bepaald als zij genieten zou als „onderwijzeres tevens leerares", terwijl zij, die uitsluitend als leerares zouden optreden, als „on derwijzeres" hetzelfde traktement blijven genieten. 3°. De leervakken zijn dezelfde gebleven, met dit verschil alleen, dat achter het woord „taal" de woorden „en letterkunde," zijn vervallen en verder, dat in plaats van „wis en natuurkundige vakken" van „rekenen, wiskunde en kennis der natuur" gesproken wordt. 4°. Het aantal lesuren is voor elk leérvak en voor elke der dames onveranderd gebleven. Zou de aldus vervormde school minder waarde hebben dan de gesplitste scholen, door de com missie van toezicht op de scholen voor middel baar onderwijs voorgesteld De positie van het onderwijzend personeel is niet verminderd. Gaat het in „titel" achteruit, het wint met het oog op zijne financieele toe komst. Als „leeraressen" zijn de dames van uitzicht op het bekomen van pensioen verstoken, als „onderwijzeressen" hebben zij daarop, krach tens art. 37 van de wet op het lager onderwijs, aanspraak. Oppervlakkig oordeelende zou men meenen, dat de waarde van het onderwijs zou dalen door vakken van lager onderwijs in de plaats te doen treden van vakken van middelbaar onderwijs en dat de omvang, bijv. van de taalkundige vakken, gelijk die in de 5e klasse der hoogere burger scholen gedoceerd worden, per se grooter is dan die van dezelfde vakken, onderwezen aan eene lagere school. Men onderseheide echter wezen van schijn. Noch de wet van 1878, noch die van 1863 geeft de grenslijn van de vakken van lager en van middelbaar onderwijs aan. Zelfs het woord „letterkunde" kan niet als bewijs van het tegendeel worden aangevoerd. Want het blijft toch altijd de vraag wat men onder dat woord verstaat. Bekendheid met de voornaamste auteurs en hunne werken mag verondersteld wor. den bij de leerlinge, die eene zeer goed ingerichte school voor meer uitgebreid of verder voortgezet lager onderwijs heelt afgeloopen. Welk verschil bestaat er verder in werkelijkheid tusschen re kenen, wiskunde, kennis der natuur, enz, als vakken van lager en dezelfde wetenschappen als vakken van middelbaar onderwijs? Alleen dit dat het onderwijs in de laatste verder kan gaan. Maar de praktijk leert, dat de meisjes het zelden heel ver in die wetenschappen brengen, en dat de jongens uit de tweede klasse der hoogere bur gerschool het in dit opzicht veelal winnen van de meisjes uit de vijfde klasse der middelbare meis jesschool. Neen, wanneer men niet aan den uiteriijken schijn hecht, kan moeielijk beweerd worden, dat de goed ingerichte school voor meer uitgebreid of verder voortgezet lager onderwijs minder waarde heeft dan de middelbare school voor meisjes. Alles komt neer op het gehalte van het onder wijzend personeel en waar dit, gelijk voorgesteld wordt, uit bezitsters van abten middelbaar onder wijs bestaat, en waar deze behoorlijk bezoldigd worden, behoeft geene vrees te bestaan, dat het peil van het onderwijs zal dalen, omdat de weid- sehere namen der vakken voor meer eenvoudige hebben plaats gemaakt. Men heeft dit in de naburige gemeente Goes ook zoo begrepen. Zoolang het rijk subsidieerde, behoefde men zich de weelde niet te ontzeggen om eene school van hoogeren rang te bezitten nu die subsidie vervallen is, heeft men terecht begrepen, dat men het met eene deugdelijke school met minder weidschen naam evengoed kan stellen. Dat de voordeelen van de reorganisatie, die de commissie van toezicht op de scholen voor middel baar onderwijs de bestaande middelbare school wenscht te doen ondergaan, niet by de thans voorgestelde inrichting verloren behoeven te gaan is ligt aan te toonen. Een zachte overgang van klasse-onderwijs tot vak-onderwijs kan toch blijven bestaan. Geene dei' onderwijswetten schrijft het toepassen van het eene of van het andere der systemen voor. En inkrimping van leervakken is met de toepassing van beide systemen be staanbaar. Er bestaat dan ook naar het oordeel der min derheid van ons college geen enkele reden om het voorbeeld van Goes niet te volgen. Vooral niet wanneer men het onderwijs aan een grooter en ruimer bezoldigd onderwijzend personeel toe vertrouwt en voor elke kathegorie van wetenschap eene speciale onderwijzeres heeft. Met het programma van de meerderheid van ons college kan de minderheid zich vooral daarom niet vereenigen, omdat de bezoldiging van het onderwijzend personeel haar te laag voorkomt. Te laag voor het tegenwoordige personeel, dat men niet gaarne zou verliezen, te laag om de zekerheid te hebben dat men bij vaeaturen steeds een goed personeel zal kunnen bekomen. Ook schijnt bet baar toe, dat eene besparing van 3700,voor de gemeente Middelburg in de bestaande omstandigheden voldoende is te achten. Want, werd volgens het plan van de commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar on derwijs slechts 1915,bespaard, de besparing klimt volgens het (laatstelijk ontwikkelde) plan tot 3700, Het verlies der subsidie komt der gemeente dan slechts op 1300 te staan. Onder toezending van de bijlagen, behoorende bij de verschillende voorstellen, waaraan een pro gramma van de meisjesschool met vijfjarige cursus te Goes is toegevoegd, noodigen wij u alsnu uit om ons uw gevoelen omtrent die voorstellen mede te deelen. De tweede bijlage is een brie! van de commis sie van toezicht op de scholen voor lager onder wijs. Deze kennis gemaakt hebbende met de verschillende plannen tot reorganisatie der school schrijft Die plannen werden in onze vergadering van 20 Maart uitvoerig besproken en die beraadsla gingen leidden tot het volgende resultaat. De noodzakelijkheid eener verandering werd slechts door éen lid betwistdeze zou het liefst onveranderd de voortzetting der middelbare school voor meisjes zien tot stand komen. Wat nu de verschillende plannen betreft zijn eerst dat van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs en dat van de minderheid in uw college, als het meest met elkander over eenstemmende, besproken en vergeleken. Uit deze bespreking bleek dat algemeen de voorkeur aan het plan der minderheid van het dag. bestuur geschonken werd en wel op grond van de eigenaardige moeilijkheden om op eene school tweeërlei toezicht te hebben. Dit kan noodige verbeteringen tegenhouden en maakt de taak van het hoofd der school moeilijk. In de tweede plaats is de door de commissie voor het middelbaar onderwijs noodig geachte inkrimping van vakken in haar voorstel niet zoo in het oog gehouden als onze commissie dit wenschen zou en de minderheid van het dage- lijksch bestuur deed. Eene afzonderlijke vermelding diüg toch van de letterkunde der vier aan die school te onderwijzen talen doet ons vreezen dat daarvan systematische behandeling het gevolg zijn zal, terwijl wij ons meer zouden kunnen verklaren voor eene behandeling, waarbij van sommige schrijvers enkele werken gedeeltelijk worden gelezen en vertaald. Daardoor kan de lust tot lezen worden gewekt. Aan de vroegere school A werd het dan ook op die wijze behandeld. Intusschen zonden wij in het plan der meer genoemde minderheid gaarne uitdrukkelijk on derwijs in de natuurkunde zien opgenomen als een vak dat, mits door een of eene deskundige onderwezen, ontwikkelend werkt en eene aange name afwisseling aanbiedt. Tevens zouden wij er eene bepaling in opge nomen wiilen zien, dat het geoorloofd is aan dezelfde persoon meerdere vakken op te dragen, zoodat b. v. het onderwijs in de handwerken kon verdeeld worden. Met die veranderingen heeft, behalve het lid, wiens gevoelen in het begin van dit schrijven weergegeven werd, onze geheele commissie (een lid was afwezig) zich vóór het voorstel der meer malen genoemde minderheid verklaard. Tegen het plan van de meerderheid van uw college had men algemeen dit bezwaar dat het teekenen en de gymnastiek daarin niet voorkwa men. Daarenboven waren de tractementen daarin, onzes inziens, te laag gesteld. In deze gemeente welke, om hare ligging onder gelijke omstandig heden niet boven andere te verkiezen is, moet een beter tractement, dan elders uitgeloofd wordt, sollicitanten aantrekken. Ook de billijkheid eischt dat, nu men de onderwijskrachten blijft noodig hebben, de positie der tegenwoordige titularissen op wier in functie blijven ook door de genoemde meerderheid, blijkens haar plan, prijs gesteld wordt niet zoo groote verandering onderga. Het meest weegt echter dat, bij eventueels vacaturen, gelijk er nu reeds ontstaan zijn, ver vulling der betrekkingen door in het onderwijs ervaren personen, moeilijk worden zal. Hoewel de finacciëele zijde van het vraagstuk te behandelen niet op den weg onzer commissie ligt, meenen wij toch het volgende te moeten mededeelen. Een vijftal leden waren van oordeel dat, indien het plan der minderheid van burgemeester en wethouders aangenomen werd, het schoolgeld ge voeglijk tot f 70 zou kunnen verhoogd worden. Zij namen daarbij in aanmerking dat eene ver andering in eene school voor lager onderwijs met zich brengt dat de leermiddelen van wege de school worden verstrekt, terwijl het aankoopen dier behoeften nu eene vrij aanzienlijke uitgave voor de ouders veroorzaakt. De drie andere leden wenschten het op f 50 zien bepaald blijven en een dezer zou zelfs voor vermindering zijn om het te vroeg verlaten van de school niet in de hand te werken. De laatste bijlage is een schrijven der commis sie van toezicht op het middelbaar onderwijs, houdende een nader advies betreffende de middel bare meisjesschool en wel speciaal betreffende de plannen die in afwijking van haar vroeger advies door de meerderheid en de minderheid van het college van burg. en weth. zijn aan de hand gedaan. De verschillende denkbeelden BChrijft de commissie die omtrent de school zijn geuit, werden in onze vergadering van den 24 dezer be sproken, aan welke bespreking twee leden ver hinderd waren deel te nemen. Terwijl van de vijf tegenwoordig zijnde leden niemand zich vóór de voorstellen van de meer derheid van uw college kan verklaren, liepen de denkbeeldeu omtrent de overige voorstellen uiteen. Twee der leden, ofschoon niet tot de tegen standers van middelbaar onderwijs behoorende, achten dit voor de gemeente Middelburg niet zóo noodzakelijk, dat die bestaande school tot eiken pry 5 zou moeten behouden worden en vooral niet, omdat de meisjes, die daaraan meer bepaaldelijk behoefte mochten hebben, altijd nog de lessen der rijks hoogere burgerschool konden volgen die leden konden zich om die reden vereenigen met het voorstel der minderheid van uw college. Een lid bleef bij zijn vroeger geuit gevoelen, dat de bestaande middelbare meisjesschool op den bestaauden voet moest behouden worden; opheffing van het middelbaar onderwijs voor meisjes in deze gemeente zou hij voor het mid delbaar onderwys der meisjes een onteerend vonnis achten en dat alleen te doen, omdat de rijkssub sidie ingetrokken was, keurde hij zeer afdaar om, indien men de bestaande school niet hand haafde, gaf hij aan dat plan de voorkeur, dat het naast kwam bij de bestaande regeling, en dat was het voorstel van onze commissie. Het voorstel van deminderhe id van uw college vond ook daarom bij hem geen bijval, omdat de waarde der school, werd dat voorstel aangenomen, spoedig zoude dalen. Uitstekende leeraressen zouden zich voor die school niet aanmelden, omdat zij den titel van leerares moeten missen en men zou zich derhalve met minder leeraressen of met onderwijzeressen (1. o.) moeten behelpen en moest dit gebeuren dan zou het de vraag zijn, of de gemeenteraad niet zoude overgaan tot het verlagen van de tractementen. Hiertegen werd evenwel door een voorstander van het voorstel der minderheid van uw college aangevoerd, dat het getal der geëxamineerden steeds toeneemt, dat het aanbod de vraag weldra zal overtreffen en dat er bekwame leeraressen zullen te bekomen zijn, al worden daarvoor de hoogste jaarwedden niet uitgeloofd. Eeu lid stelde de vraag, of de oprichting der middelbare meisjesschool indertijd afhankelijk was gesteld van het bekomen van rijkssubsidie was dit niet het geval geweest en zou die school ook zonder die subsidie opgericht zijn, dan zon hij voor haar behoud gestemd zijn. Maar groote wijzigingen achtte hij in de inrichting wenschelijk daarom zou bij met het voorstel der commissie medegaanliever dan met dat van de minderheid van uw college. Van de aanneming van dat voorstel duchtte hij achteruitgang van het onderwijzend personeel maar stelde men zich met dat voorstel tevreden, dan vond hij de traetementen wel wat hoog. Een lid bleef onvoorwaardelijk voorstander van ons vroeger medegedeeld plan. Tegenstander van het behoud van den be staauden toestand, terzake van de overlading van vakken, kon hij zich toch met geen der andere plannen vereenigenwas het alleen de vraag, wat voor de gemeente het voordeeligst zoude zijn, dan zag hij de school liever opgeheven en aan elk der scholen van mejuffrouw Klaar en Chivat twee a drie klassen toegevoegd. De bezwaren van paedagogischen aard, rijzende uit dubbel toezicht, deelde hij niet, zoolang het on derwijzend personeel genoegzaam hetzelfde bleef. Was er een ander personeel op de eene dan op de andere school werkzaam,eerst dan ware moeie- lijkheden te duchten. Gedrukt by de Gebroeders Abrahams te Middelburg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 7