N°. 79.
129e Jaargang.
1886.
Zaterdag 3 April.
De miielta meisjesschool te ffiielMri.
"V -A. 1ST DE
Middelburg 2 April.
B IJ VOEGSEL
MIDDEL
In de heden gehouden raadszitting, waarvan
het gewone verslag in de courant zelve voorkomt
werden door burgemeester en wethouders de voor
stellen ingediend betreffende de middelbare meis
jesschool.
Ofschoon deze róet de erbij behoorende stukken
zeer omvangrijk zijn, nemen wij ze met het
oog op het groot belang der zaak voor.onzö ge
meente in hun geheel op.
In de eerste plaats laten wij hier volgen de
inleiding tot de voorstellen.
Burg. en weth, zeggen daarin:
Geroepen om, naar aanleiding van uw besluit
van 29 April 1885 voorstellen te doen betreffende
de middelbare meisjesschool, hebben wij ons
bij monde van onzen voorzitter, tevens voorzitter
dier commissie gewend tot de commissie van
toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs
met verzoek om ons hare denkbeelden ten deze
mede te deelen.
Reeds bij ons was twijfel gerezen of aan het
onderwijs der meisjes niet evenals elders gebreken
kleefden, die thans, na de intrekking der rijks
subsidie, konden verholpen worden. Met het oog
hierop vroegen wij aan genoemde commissie of
eene reorganisatie der middelbare meisjesschool
haar soms wenschelijk voorkwam en zoo ja, hoe
het onderwijs der meisjes dan naar haar oordeel
behoorde geregeld te worden.
Niettegenstaande men zich nog vleide, dat de
2e kamer der staten-generaal bij de behan
deling der staatsbegrootïng voor 1886 wellicht
nog zou terugkomen op haar vroeger besluit tot
intrekkingj van de subsidiën voor de middelbare
meisjesscholen, toog genoemde commissie aan het
werk.
De bewerking van haar rapport, voorzien van
de noodige ontwerpen tot wijziging van veror
deningen en van vele ontwerp-regelingen, vor
derde meer tijd dan men zich voorgesteld had en
de commissie was dan ook vóór de laatste dagen
des jaars niet in staat om haar rapport aan ons
college toe te zenden. De verkorte inhoud van
dit rapport vindt men in onze straks te vermelden
missive aan de commissie van toezicht op de
scholen voor lager onderwjjs.
Het ons toegezonden rapport (dd. 31 Dec. 1885)
werd door ons college aan een ernstig onderzoek
onderworpen.
Het bleek, dat onze gevoelens omtrent het ont
vangen advies uit elkander liepen.
Eenstemmigheid bestond alleen omtrent éen
punt.
Wij waren eenparig van oordeel dat behoud
van de bestaande middelbare meisjesschool op
den tegenwoordigen voet niet wel verdedigbaar
was. Zelfs al waren de kosten van die school
wellicht nog te dragen, zij waren echter te hoog
in vergelijking van de kosten van andere takken
van onderwijs en van de uitgaven, die voor de
voldoening aan andere behoeften noodig zijn,
waarbij niet uit het oog mocht worden verloren,
dat op eene bevolking van 16000 zielen slechts
een 50 tal meisjes van dat onderwijs gebruik
maakten.
Welke waarde men ook hechte aan goed, degelijk
en ontwikkelend onderwijs der vrouw, men mocht
niet over het hoofd zien, dat de gemeente zoowel
in de stoffelijke als in de zedelijke behoeften der
inwoners moet voorzien, en dat hoe nuttig
ja hoogst wenschelijk het voorzien in eene be
hoefte ook wezen moge, er ook met de draag
kracht der bevolking, die de kosten moet betalen,
rekening gehouden moet worden.
Zonder nti meer dan in het voorbijgaan op de
kosten te letten, had de genoemde commissie van
toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs
op paedagogisóhe gronden eene reorganisatie der
bestaande school wenschelijk verklaard. Maar al
had geen begeerte om de kosten te doen ver
minderen op haar advies eenigen invloed, het
bleek toch dat de reorganisatie, zooals de com
missie die wenschelijk achtte, een niet onaan
zienlijke hesparing van kosten ten gevolge zou
hebben.
Maar deze besparing kwam aan de meerderheid
Van ons college bij lange na niet voldoende voor.
De kosten van het onderwijs waren in het alge
meen reeds hoog geklommen en uitbreiding van
verschillende takken nog in het vooruitzicht»
Dit spoorde tot grootere beperking aan. Terwijl
dan ook de minderheid van ons college zich met
de zienswijze van de commissie van toezicht op
de scholen voor middelbaar onderwijs kon ver-
eenigeD, vond de meerderheid de kosten, aan het
plan der commissie verbonden, dan ook veel te
hoog. Die meerderheid leverde daarop een paar
plannen, waarin zij ontvouwde hoe het onderwijs
der meisjes van 12 a 13 tot 17 a 18jarigen leef
tijd kon ingericht worden, een plan, dat aan
zienlijk minder zou kosten dan het plan van de
commissie van toezicht op de scholen voor
middelbaar onderwijs en dat de meerderheid
rijkelijk voldoende achtte 5 en een tweede plan,
waarvan de kosten nog lager waren en dat haar
toch nog voldoende voorkwam.
Teneinde nu te trachten de finaneieele bezwaren
van de meerderheid eenigszins op te heffen,
leverde de minderheid harerzijds een plan in,
dat wel meer dan de plannen van de meerderheid,
doch toch minder dan het plan van de commissie
van toezicht op de scholen voor middelbaar
onderwijs zou kosten.
Wij hebben toen een zeer uitvoerige missive
met bijlagen (dd 2 Februari) gericht tot de
commissie van toezicht op de scholen voor
lager onderwijs, in welke missive met bijlagen
de verschillende plannen ontvouwd werden. Aan
genoemde commissie werd door ons verzocht om
ons haar gevoelen omtrent de plannen of voor
stellen mede te deelen.
Een afdruk van die missive met bijlagen is
aan ieder lid uwer vergadering den 6 Maart jl.
ter voorloopige kennisneming uitgereikt. Wij
meenen dan ook ons te kunnen onthouden van
eene verdere uiteenzetting van de denkbeelden,
die bij de commissie van toezicht op de scholen
voor middelbaar onderwijs en bij de meerderheid
van ons college bestaan en verwijzen dienaan
gaande naar die missive.
Den 20e" Maart vergaderde de commissie van
toezicht op de scholen voor lager onderwijs,
waarna een verslag van het verhandelde in die
vergadering aan de commissie van toezicht op
de scholen voor middelbaar onderwijs werd mede
gedeeld.
Had deze toch haar gevoelen omtrent deze
aangelegenheid in het algemeen uitgesproken,
met de denkbeelden en voorstellen van de meer
derheid van ons college was zij, evenmin als met
die van de minderheid, bekend. Wij achtten het
daarom noodig ook omtrent deze zaak haar ge
voelen in te winnen. De gevoelens van beide
commissiën (de laatstgenoemde vergaderde den
27«n Maart jl.) zijn in de nevensgaande missiven
van 22 en 30 Maart nedergelegd, waarnaar ver
wezen wordt.
Ten slotte werd de zaak, die ons nu behoorlijk
toegelicht voorkwam, nogmaals door ons college
ter hand genomen. Het- verschil van gevoelen,
dat zich vroeger geopenbaard had, bleek nog te
bestaan. Dientengevolge werd door ons besloten,
dat het voorstel der meerderheid van ons college,
ook omdat dit het meest afwijkt van de regeling
die thans nog geldt, in de eerste plaats aan
uwe vergadering voorgelegd en door haar in
behandeling zou genomen worden, doch dat het
voorstel der minderheid, ter besparing van
tijd, tegelijk met dat van de meerderheid
medegedeeld zou worden. Voor het geval dat
uwe vergadering zich met het voorstel van de
meerderheid van ons college niet mocht kunnen
vereenigen, geeft de minderheid zijn voorstel in
overweging. Mocht ook dat voorstel geen bijval
bij de meerderheid van uwe vergadering kunnen
vinden, dan zou het reeds medegedeelde voorstel
vau de commissie van toezicht op de scholen
voor middelbaar onderwijs in behandeling
kunueu genomen worden. Verwerping ook
van dit voorstel zou dan de beteekenis heb
ben, dat uwe vergadering tot handhaving van
den bestaanden toestand besluit.
Hierbij gaan dus:
1° do definitieve voorstellen van de meerderheid
van ons college en
2° het voorstel van de minderheid.
Verder gaan als bijlagen hierbij
A. De brief van 2 Febr. jl., door burgemeester
en wethouders tot de commissie van [toezicht op
de scholen voor lager onderwijs gericht, behel
zende de denkbeelden van de commissie van
toezicht op de scholen voor middelbaar onderwijs,
van de meerderheid en van de minderheid van
het college van burg. en weth. met drie bijlagen
gelijk gezegd is reeds vroeger (vertrouwelijk)
aan de leden wan den gemeenteraad medegedeeld;
B, De brief van 22 Maart jl., inhoudende het
advies van de commissie van toezicht op de
scholen voor lager onderwijs;
C. De brief van 30 Maart, inhoudende het nader
advies van de commissie van toezicht op de scholen
voor middelbaar onderwijs.
Het voorstel van de meerderheid van het
college van burg. en weth. (van de heeren
Ermerins en Sprenger) luidt als volgt
De ondergeteekenden hebben de eer u, in over
weging te geven, het volgende besluit te nemen
1°. De middelbare school voor meisjes met
vijfjarigen cursus wordt met 31 Augustus 1886
opgeheven.
2». Er wordt in deze gemeente tegen 1 Sep
tember 1886 opgericht eene school voor meer uit
gebreid of voortgezet lager onderwijs voor meisjes,
zich aansluitende aan de bestaande scholen voor
lager onderwijs, san welke inrichting, in eene
vijfjarigen cursus, onderwijs wordt gegeven in de
vakken, bedoeld onder lett. a tot en met p t
van art. 2 der wet van 17 Augustus 1878 {Stil.
n° 127).
Aan deze school worden benoemd:
1°. Een hoofd, met bevoegdheid, behalve de
hoofdakte, tot het geven van onderwijs in eene
vreemde taal.
2°. Drie onderwijzeressen, respectievelijk met
bevoegdheid om onderwijs te geven in de vakken
l. fit. waarvan éene met hoofdakte (rang van
hoofdonderwijzeres)
3° Eene onderwijzeres of een onderwijzer in het
rekenen, de vormleer, de wiskunde en de kennis
der natuur.
4° Eene onderwijzeres, uitsluitend voor het on
derwijs in de aardrijkskunde en de geschiedenis.
5» Eene onderwijzeres voor het onderwijs in de
nuttige en fraaie handwerken.
Da erAmoAniaraad van Middelburg,
gelet op zijn besluit vau üeu tot op
heffing van de bestaande middelbare school voor
meisjes met vijfjarigen cursus, en tot oprichting
van eene school voor meer uitgebreid of voort
gezet lager onderwijs voor meisjes met vijfjarigen
cursus
overwegende, dat de verordening, regelende het
lager onderwijs in deze gemeente, dd. 14 Juli
19 November 1880, dientengevolge aangevuld
behoort te worden;
besluit
Art. 1. De verordeningen, regelende het lager
onderwijs in deze gemeente dd. 14 Juli/19 No
vember 1880, worden aldus gewijzigd.
Verordening I, regelende het getal lagere
scholen en den omvang van het onderwijs.
a. In art. 1, alia. 1 in plaats van E en F te
lezen E, F, en G.
In art, 1 alin. 2 in plaats van D en F te lezen
D, F en G.
b. In art. 2 aan het slot te lezen: school G
voor ongeveer 80 leerlingen;
c achter art. 3 wordt een nieuw artikel (3 bis)
opgenomen, aldus luidende
Op de school G wordt onderwijs gegeven in
alle vakken, genoemd in art. 2 der wet op het
lager onderwijs, met uitzondering van de vakken
genoemd onder letters q. r. eu s.
In art. 3 in plaats van D, E en F te lezen
D, E, F en G.
Verordening II, regelende het getal onder
wijzers bij de lagere scholen, de akten die
zij bezitten moeten en de jaarwedden.
Achter art. 2 een nieuw art. (2 bis) te voegen
aldus luidende
Het hoofd der school G moet de bevoegdheid
hebben tot het geven van onderwijs in éene vreemde
taal
b. achter art. 3 (een nieuw artikel Bbis) te
voegen, aldus luidende
Het hoofd der school G wordt bijgestaan door:
1 Drie onderwijzeressen, respectievelijk met
bevoegdheid om onderwijs te geven in de vakken
lm en waarvan eene met den rang van hoofd
onderwijzeres.
2. Eene onderwijzeres of eenen onderwijzer,
uitsluitend voor het onderwjjs in het rekenen,
de vormleer, de wiskunde en de kennis der natnur.
3. Eene onderwijzeres, uitsluitend voor het
onderwijs in de aardrijkskunde en de geschiedenis
4. Eene onderwijzeres voor het onderwijs in
de nuttige en fraaie handwerken voor meisjes.
c. In art. 4, in plaats van f 1250 en van, te
lezen f 1250 die van,
en aan het slot van art. 4 achter f 1870, te
lezen die van het hoofd der school G f 1600.
(Wanneer mej. Gerth van Wijk benoemd mocht
zijn hieraohter te doen volgen; en voor de tegen
woordige titularisse mej. Gerth Van Wijk 2000.)
d. achter art. 8 een nieuw artikel 8bis te
voegen aldus luidende
De onderwijzeressen, verbonden aan school G,
genieten de volgende jaarwedden
De onderwijzeressen voor de vakken lmn,
elk f 1000
voor het bezit van den rang van hoofdonder
wijzeres meerder f 100.
De onderwijzer of onderwijzeres, uitsluitend
voor het onderwijs in het rekenen, de vormleer,
de wiskunde en de kennis der natuur, 1000.
De onderwijzeres, uitsluitend voor het onder
wijs in de aardrijkskunde en de geschiedenis,
f 1000.
De onderwijzeres, voor het onderwijs in de
nuttige en fraaie handwerken voor meisjes 400.
(Wanneer de dames Freem, L. W illeumier be
noemd mochten zijn, achter den naam van ieder
harer te voegenen voor de tegenwoordige titu
larisse 50 meerder).
Verordening III, regelende de heffing van
schoolgeld.
a. In art. 2 aan het slot te lezen op school G.
b. in art. 4 in plaats van „eu E" te lezen „E
en G."
Verordening IV, regelende de invordering van
schoolgeld.
a in art. 2 in plaats van E en F" te lezen
„E, F en G."
b in art. 3 in plaats van „E en F" te lezen
„E, F en G."
Verordening V, op het lager onderwijs.
In art. 14 aan het slot te lezen en, voor zoo
veel schóól G betreft, alleen de leerlingen, die
bewijzen van geschiktheid, voor het in die school
te geven onderwijs, zullen gegeven hebben.
Art. Dit besluit treedt in werking met 1
SentfimTiAi- 1
Het voorstel van de minderheid van het
college van burgemeester en wethouders (den
heer mr. P i c k is van den volgenden inhoud.
De ondergeteekende heeft de eer aan den ge
meenteraad in overweging te geven de volgende
besluiten te nemen.
I. De gemeenteraad van Middelburg, overwe
gende, dat eene reorganisatie van het onderwijs
der meisjes in de gemeente wenschelijk is, besluit
Art. 1. Met 31 Augustas 1886 wordt de te
genwoordige middelbare school voor meisjes met
vijfjarigen cursus opgeheven.
Art. 2. Met 1 September 1886 wordt eene
school voor meer uitgebreid of voortgezet lager
onderwp met vijfjarigen cursus opgericht.
Vastgesteld door den gemeenteraad van Mid
delburg den
II. De gemeenteraad van Middelburg,
gelet op zijn besluit van den tot
opheffing van de bestaande middelbare school voor
meisjes met vijfjarigen cursus en tot oprichting
van eene school voor meer uitgebreid of voort
gezet lager onderwijs voor meisjes, met vijfjarigen
cursus
overwegende dat de verordeningen, regelende
het lager onderwijs in deze gemeente, dd. 14 Juli,
19 November 1880, dientengevolge aangevuld be-
hooren te worden
besluit
art. I. De verordeningen, regelende het lager
onderwijs in deze gemeente, dd. 14 Juli, 19 No
vember 1880, worden aldus gewijzigd.
Verordening I, regelende het getal lagere
scholen en den omvang van het onderwijs,
a In art. 1 al. 1, in plaats van „E en F" te
lezen „E, F en G."
In art. 1 al. 2, in plaats van „D en F" te
lezen „D, F en G;"
b in art, 2 aan het slot te lezen „school G
voor ODgeveer 80 leerlingen."
c achter art. 3 wordt een nieuw artikel {Bbis)
opgenomen aldus luidende
„Op de school G wordt onderwijs gegeven in
alle vakken, genoemd in art. 2 der wet op het
lager onderwijs, met uitzondering van het vak
genoemd onder lett. r
Verordening II, regelende het getal onder
wijzers bij de lagere scholen, de akten
die zij bezitten moeten en de jaarwedden.
a Achter art. 2 een nieuw artikel (2Ws) te
voegen, aldus luidende:
„Het hoofd der school G moet de bevoegdheid
hebben tot het geven van onderwijs in ééne
vreemde taal.
b Achter art. 3 een nieuw artikel {Bbis) te
voegen, aldus luidende.