Onderwijs. Kerknieuws. Gemengde Berichten. Rechtszaken. - spoorwegen Ter- neuzenBelgische grenzen in de richting wan Gent en Mechelen, en, met intrekking van het bestaande toezicht,'" opgedragen aan den rijksop^ ziener M. Buyze, ter standpl. Middelburg, he dagel. toezicht op den dienst van de spoorwegen Breda— RoozendaalYlissingen, Esschen—Roozen- daal—Zwaluwe en TerneuzenBelgische grenzen in de richtingen van Gent en Mechelen. De Utrechtsche kunstkring wil op den honderd jarigen gedenkdag, van het overlijden van den Zeeuwschen dichter Jacobus Bellamy eene tentoon stelling houden van werken, portretten, souvenirs enz. van hem en van geschriften over hem of betrekking op hem hebbènde. Deze tentoonstelling, voornamelijk door de heeren prof. dr J. H.Gallee en J. W. Leeflang bijeengebracht, zal geopend worden met eene rede van jhr mr W. H. de Beaufort, lid van de 2e kamer der staten-generaal, en later zullen eenige liederen van Bellamy op de oude zangwijzen ten'gehoore worden gebracht- In n° 3~j van de door het genootschap Veritas te Amsterdam uitgegeven Spiritistische Bladen deelt de heer P. A. van Buuren, te Breda, een correspondentie mede, die hij met den heer Roorda van Eysinga, naar aanleiding van diens verleden jaar gehouden voordrachten, gehad heeft over de waarde van het spiritisme. Zelf geen spiritist of «piritualist, maar volkomen materialist, wil hij toch gaarne overtuigd worden door feitendie bewijzen dat er werkelijk krachten bestaan, welke uit de ons bekende natuurwetten niet te verklaren zijn. En nu heeft de heer Y. B. den heer Roorda van Eysinga voorgesteld, en diens instemming met dat denkbeeld gevonden, om een uitgezochte verzameling van wetenschappelijke mannen bijeen te roepen en dezen in staat te stellen, door alle middelen volkomen en onbeperkt hun waarne mingen en onderzoekingen te doen, waarna dan een volledig verslag zou worden openbaar gemaakt van de voorgevallen feiten, met vermelding van alles wat ter controle of verificatie is aangewend, en geteekend door liefst allen, die de bijeenkomst bp woonden. Door het bestuur der Vereeniging van Neder- landsche Letterkundig en wordt eerstdaags aan vrien den en beoefenaars der letteren eene circulaire gezonden, betrekkelijk de voorzorgkas door de vereeniging gesticht. Zjj, die bedoelde circulaire niet mochten ont vangen en kennis willen maken met deze nuttige instelling in het belang der letterkundigen, zul len zich niet te vergeefs wenden aan den secre taris der vereeniging den heer Taco H. de Beer, 83 P. C. Hoofstraat Amsterdam. MUSICALIA Het concert van de zangvereeniging Tot Oefe ning en Uitspanning op 11. Dinsdagavond mag zeker wel als uitmuntend geslaagd beschouwd wordenen geen wonder, een zoo keurig saam- gesteld programma op eene wijze ten gehoore gebracht als Dinsdagavond het geval was, strekt der zangvereeniging en,haar directeur tot eer. Het was een moedige onderneming om een werk van den grootsten klassieken toondichter in studie te nemen en tot uitvoering te brengen. De heer Gleuver heeft echter de krachten van zijn koor niet overschat en de bewijzen geleverd, dat met zijne energie en toewijding dergelijke muziek ook hier op eene waardige wijze kan worden ten gehoore gebracht. Bij meerdere uitvoeringen van zulke werken zal de smaak van het publiek meer en meer gevormd en geleid worden, wat hier gansch niet overbodig is. Wij zien het toch soms hoezeer oppervlakkige muziek honderden menschen aantrekt en boven alles geschat wordt, terwijl het getal van hen, die waarlijk goede muziek op waarde weten te stellen, nog zeer gering is; het was ons echter een goed teeken dat de cantate van Bach op velen toch een goeden indruk scheen te maken. De koren zijn in deze cantate de hoofdzaak en werden alle zuiver geïntoneerd, met kracht en zekerheid gezongenwij stippen daarbij vooral aan het moeielijke koor voor de bassen Bestelle kamer binnen. Hoe moedig en onverschrokken Carroll ook van aard en door zijn opvoeding was, werd hij nu toch koud door die onheilspellende verschijning en als het ware de belichaming der gedachte, die hem zoo zeer vervulde. Hij had zijn dolk reeds half getrokken, toen hij de grijze lokken en het gerimpelde gelaat van den ouden man opmerkte en hij zijn hand weer liet zakken. Maar Pereo had met den achterdochtigen blik van een waan zinnige het wapen gezien en wreef zich met een boosaardigen lach in de handen. „Goed! goed! goed!" riep hij met een akelige, onnatuurlijke stem, „dat zal dienst doen En gij zijt ook soldaat en weet het te ge bruiken! Goed! dat is de Voorzienigheidhp sloeg de oogen ten hemel en riep: »Kom, kom!" Carroll stapte naar hem toe hij was alleen in tegenwoordigheid van een krankzinnige die ondanks zijn hoogen leeftijd sterk genoeg was om iemand doodeljjk te verwonden en die, zooals hij nu inzag, dat wel eens meer kon gedaan hebben. Hij legde echter zijn hand op den arm van den ouden man, zag hem kalm in de oogen en zei bedaard „Komen? Waarheen Pereo? Ik ben zoo even eerst aangekomen." „Dat weet ik," fluisterde de oude man geweldig met het hoofd knikkende. „Ik bespiedde hen toen gjj kwaamt aanrijden. Daardoor ver loor ik hun spoor; maar samen zullen wij hen wel opsporen wjj zullen hen nog wel vinden. dein Hans, dat zeer te roemen viel. Een heerljjk effect maken de in het werk gevlochten solo's, o. a. de waarlpk indrukmakende altsolo In deine Hande befehV ich meinen Geist, welke aria dan ook door de soliste geheel in den geest der compositie met eene zeer welluidende stem ge zongen werd. Ook aan de heeren, die zoo welwillend de bas en kleine tenor-solo's op zich genomen hadden, zij een woord van waardeering gebracht. O, weint um sie, een gedicht van lord Byron Hebraische Gesange), compositie van Ferd. Hiller, is een waar juweeltje, en werd ook juweelig uit gevoerd dit laatste aan het adres van de solo zangeres, het koor en ook aan de instrumentale begeleiding, die zeer net en discreet werd gespeeld. Het moet voor den heer Cleuver zeker een genot geweest zijn om een werk van zijn nog kortelings overleden leermeester zoo goed te hooren uitvoeren, en bij de toehoorders zooveel bijval te zien vinden. De ballade Der blinde König van Richard Hol, is eene dankbare compositie, die algemeen genoegen deed; het zwaartepunt van dit werk ligt minder in de koren, maar voornamelijk in de solo's en de instrumentale begeleiding; de bassolo's werden uitmuntend gezongen; en ook een woord van lof aan het lid der zangvereeniging, die de kleine barriton-solo op zich genomen had, mag niet achterwege blpven. Het was jammer, dat door eene kleine, doch vergeeflijke onnauwkeurigheid in de begeleiding het koor met de woorden, der blinde König steht und lauscht, onduidelijk inviel daar al het andere echter zoo goed was, mag deze kiene fout geen reden tot aanmerking zijn. De solisten, die in de zangwerken de solo's welwillend op zich genomen hebben, mevrouw C. uit Middelburg en de heer F. D. uit Leiden, vor deren natuurlijk eene bijzondere vermelding. Wie heeft niet de prachtige stem, de muzikale voordracht van de geachte zangeres in de Cantate, in O weint um sie en vooral in de Leonora-aria uit Fidelio bewonderd? Eene zoo welluidende stem van zeldzaam grooten omvang, in alle re gisters zuiver en gelijk van toon, een zoo vol en heerlijk klinkend geluid, is eene natuurgave; maar om die natuurgave aan te wenden en tot haar volle recht te doen komen, daartoe behoort meer daartoe behoort muzikaal gevoel, veel oefening; lust en liefde tot de kunst, en die eigenschappen waardeeren we in mevrouw C. De Leonora-aria hoorden we zelden zóó zingen, met zulk een voordracht en met zooveel gevoel. De vele toejuichingen, welke haar te beurt vie len, en die, mevr. C. kan er van verzekerd zijn, goed gemeend waren, mogen haar niet alleen een bewijs van waardeering, maar tevens een spoor slag zijn om hare muzikale gaven meermalen aan de kunst dienstbaar te maken. Een deel van de toejuichingen mag ook de heer Cleuver, die haar zoo keurig op de piano begeleidde, zich toeeigenen zijne uitmuntende muzikale leiding toch heeft haar op die hoogte gebracht. De zangvereeniging mag zich gelukkig rekenen mevrouw C. onder hare leden te tellen. In den heer D. hebben we een bjjzonder talent vol, zeer muzikaal gevormd dilettant met eene fraaie basstem leeren kennen. Ofschoon ons werd verzekerd dat hp aan eene momentale indispo sitie leed, hebben ons zijne solo's uitstekend vol daan, en wenschen we zeer de kennismaking met hem te hernieuwen. Ons rest nu nog een woord van lof en waar deering tot de orkestleden te richten. De uit voering van de BacKsche ouverture en van de Hofmann'sche Serenade was zeer te roemen. De serenade, bevallige fantasie of genrestukje, zoo men het noemen wil, moet met smaak, veel nuanceering en net worden uitgevoerden dit was het geval. Het klankgehalle was rein eD, waar het noodig was, vol en krachtig. De ijver en moeite, die de orkestleden, onder eene zoo goede leiding als die van hun directeur, zich met liefde tot de kunst geven, verdienen erkend te wordenen hierbij mag vooral plaats vinden een woord van lof en dank aan de dame pianiste, die hare, dik wijls niet gemakkelijke taak op uitmuntende wijze heeft volbracht. Wij kunnen het bestuur en den leden van Oefening en Uitspanning geluk wenschen met den goeden afloop, terwijl de directeur, aan wien hoofdzakelijk die goede afloop te danken is, op nieuw getoond heeftthe right man on the right place te zijn om dergelijke uitvoeringen voor te bereiden en tot stand te brengen. Zeg, kapitein, kom, kom!" dit zeggende, ging hij langzaam achteruit en wees naar de deur. »Wie opsporen, Pereo vroeg Carroll. „Wie zoekt gij „Wie?" zei de grijsaard ontsteld en streek met de hand over zijn gerimpeld voorhoofd, „Wie? Wel, donna Maruja en die kleine Zwarte kat haar lijfmeid Faquita 1" Jamaar waarom zoekt gjj die? Waarom wilt gij die nagaan „Waarom riep de krankzinnige in onge duldige woede uitbarstende. „Yraagt gij mjj waaromOmdat zij weer naar het rendez-vóus gaan. Zij gaan hem opzoeken. Begrijpt gjj zij, den Coyote 1" Carroll glimlachte eenigszins verlicht„Zoo den Coyote 1" »Ja," fluisterde de oude man vertrouwelijk, »den Coyote den jakhals! Niet den grooten, begrijpt ge neen, den kleine. De groote is dood dood doodMaar de kleine leeft nog. Gij zult hem doen, wat ik Pereo luis ter hij keek schuw de kamer rond „wat ik, de goede Pereo, den grooten deed 1 Goed, het is de Yoorzienigheid. Kom Wordt vervolgd.) Mej. C. P. S. Tellier alhier, heeft te Breda met goed gevolg examen als onderwijzeres in de nuttige handwerken afgelegd. De lust om bij het onderwps te komen schijnt ook in het arrondissement Zierikzee te minderen. Er hebben zich althans slechts 3 candidaten tot toelating bij de normaallessen aangemeld, nl. 1 mannel. en 1 vrouwel. uit Zierikzee en 1 mannel. uit Nieuwerkerk. Zij, die zich in 1886 aan een der bij de art. 11 en 12 der wet op het hooger onderwijs vermelde examens wenschen te onderwerpen, worden uitge- noodigd daarvan vóór 1 April e. k. te doen blijken aan den inspecteur der gymnasia te 's Gravenhage, met opgave van hunne woonplaats en van het getuigschrift, dat zij verlangen te verwerven, en met vermelding of zij aan het eindexamen van een der gymnasia dan wel aan het examen voor eene staatscommissie wenschen deel te nemen. Op 1 Januari 1886 waren er in ons land 425 scholen met den bijbel met 70.880 leerlingen. In Zeeland bedroeg dit aantal 21 met 2744 leerlingen. Op 31 Dec. 1878 beliep het aantal dier scholen 300. Aangenomen het beroepnaar*de Herv. gem. te Rijsoord door den heer S.^Sleeswijk Visser, pred. te Oostkapelle. E en persdilict. De arr. rechtbank te Zutfen behandelde gisterenmorgen de vroeger vermelde aanklacht wegens laster ingesteld op aanvrage van den veldwachter J. Diederiks te Lichtervoorde tegen de uitgevers en drukkers der Winterswijk- sche en Zutpliensclie Couranten. Tegen beiden werd door het O. M., wegens laster in een verspreid, gedrukt geschrift, laster van een feit, dat, indien het waar is, bloot zou stellen aan eeneSboetstraffelijke vervolging, drie dagen celstraffen?/ 75 boete, subs. 7 dagen cel geeischt. De advocaten mrs jSölner en Henny, die als verdedigers optraden," concludeerden tot vrijspraak van hunne„cliënten. Uitspraak Woensdag over 8 dagen. De bloemenliefhebbers uit den werkenden stand herinneren wij, voor zooveel noodig, eraan dat de Floralia-commissie uit de Vereeniging Uit het Volk voor het Volk Zaterdag en Zondag 6 en 7 Maart zitting zal houden tot het opnemen der aanvragen om bloemen. Zaterdag 's voormid dags van 11 2 en Zondag 's voormiddags van 12 tot 2 uur. Het doet ons genoegen dat die gelegenheid tot het kweeken van bloemen, die door zoovelen met vreugde steeds wordt aangegrepen, weer wordt aangeboden. Zaterdag, Zondag en Maandag 13, 14 en 15 dezer zal door de evengenoemda vereeniging weder eene aquarellen-tentoonstelling worden gehouden. De portefeuille daarvoor is afgestaan door de gunstig bekende firma Groupil Woensdag werd te 's Gravenpolder verkoo- ping van een boereninspan gehouden. De markt van het vee bleek nog niet gedrukt te zijn. De prijzen der koeien liepen tot ƒ150 en die van jong vee tot 70 a 80. Paarden brachten ruim 300 op. Naar aanleiding van het bericht in ons blad van jl. Woensdag omtrent genezing van tering lijders door flink voedsel, levertraan en wandelen, zooals de Amerikaansche geneesheer dr. Unger aanraadt, wordt ons door een onzer lezers, een bij ons bekend alleszins geloofwaardig man, het volgende gemeld „Toen ik 38 jaren geleden in mijne tegenwoor dige woonplaats kwam, moest ik dag en nacht hoesten en had alle kenteekenen van de longtering. De geneesheer raadde mij 't zelfde aan wat dr. Unger voorschrijftgelukkig kon ik de levertraan goed verdragen en gebruikte om de 5 a 6 dagen een flesch. Van goed voedsel was geen sprake, daar ik geen vleesch gebruikte en de levertraan mij genoeg voedde. Twee jaren later kwam de levertraan letterlijk door de poriën van mijne huid en na 3 jaren was ik, na 128 flesschen ge bruikt te hebben, geheel hersteld en kon zelfs de levertraan niet meer verdragen. Naderhand zeide mjjn geneesheer, dat ik destijds, toen ik bij hem kwam, mij reeds in het tweede tjjdperk der longtering bevond. Ieder teringlijder, die nog flink wandelen kan en een goede maag heeft, zal zich 't opvolgen van den raad van dr. Unger nooit beklagen." De bewoners van het, in den laatsten tijd eene algemeene bekendheid verkregen hebbend Kootwijk staan van oudsher als uitmuntende stroopers bekend. Het N. v. d. D. herinnert, dat circa 40 jaren geleden de burgemeester van Bar- neveld in de zandduinen gestrikt werd. De veld wachter, die den burgemeester vergezelde, deed onderzoek en rapporteerde „dat des burgemeesters edelachtbaar linkerbeen in een koperen hazenstrik vastzat". Al weer een nieuwe knoeierjj in den boter- handel. Volgens het Maandbladvan dr. Van Hamel Roos is thans een nieuw soort vervalsching bedacht, nl. gist in boter. Deze vervalsching werd onlangs tot een zeer belangrijk bedrag ge constateerd in Duitachland (Plauen) door dr. For- ster. 't Goede voorbeeld zal wel navolging vinden. In het jongste nommer van Eigen Haard komt voor een opstel van den heer M. T. H. Perelaer, waarin hij een drama beschrijft, dat in het militair kampement te Goegoer Malintang, midden-Sumatra, plaats tgreep op 28 Febr. 1841. Bij den opstand, die in het begin van genoemd jaar uitbrak in het landschap Batipo, werd ook dit kampement aangevallen. De bezetting bestond uit 2 officieren, 10 Europeesche en 35 inlandsche infanteristen. Ondanks het vroege uur, waarop de aanval plaats had, zorgde de commandant, de 2e luitenant J. B. Bauzer, dat bijtijds alarm werd geslagen; maar de vijand was reeds over de borst wering en de manschappen moesten zich met de bajonet verweren, daar de tijd ontbroken had om hun munitie uit te reiken. Dank zij de mees terlijke leiding, werd het heldhaftig troepje ge bracht binnen het reduit, waarin het kruitmaga zijn stond. Dit reduit werd manhaftig verdedigd, dag en nacht, drie dagen lang, zonder voedsel dan grassprietenDe mannen konden dit niet langer volhouden, ettelijke inlandsche soldaten waren 's nachts verdwenen men besloot het reduit te verlaten en te trachten door de vijan delijke benden te sluipen om den naastbijzijnden post te bereiken. Maar wat zou er van de gekwetsten worden Er waren er driede Europeanen F. G. Schelling en F. Maerien en de Javaan Sosmito. Hun makkers konden te nau- wernood hun eigen verzwakt lichaam torschen het meedragen van de gewonden zou aller dood zijn. De gekwetsten verzochten achtergelaten te worden en lieten zich in het kruitmagazijn over dragen zij moesten toch sterven. Daarop sloop het troepje niet-gekwetsten weghet bestond toen uit 2 officiereD, 8 Europeesche en 19 inland sche onderofficieren en manschappen. Een half uur later zagen zij plotseling een gloed, die den horizon een ondeelbaar oogenblik verlichtte en gevolgd werd door een geweldige losbarsting, die den bodem onder hun voeten deed beven. „De drie helden hadden trouw woord gehouden. De vijand bekroop met dichte drommen de wallen en was verbaasd over de weinige waakzaamheid, die hij meende te bespeuren. Hij vreesde een krijgslist, versterkte zjjn rijen al meer en meer, drong eindelijk het buskruitmagazjjn binnen, waarin beweging bespeurd werdDaar viel de lont in het kruit, en In 1851 werd op deze plek door het garnizoen een monumentje opgericht. „Geen dankbaar vaderland heeft daarvan de kosten te bestrijden gehad het is tot stand gekomen uit de nederige penningen van den soldaat. Tot 1862 werd het uit de beurzen van het garnizoen onderhouden. Toen werd het door de genie overgenomen." Met betrekking tot den diefstal met inbraak bij den gemeente-ontvanger van Andel wordt aan de N. R. Ct het volgende gemeld: De dieven hebben vermoedelijk 's nachts tusschen 11 en 12 uren door middel van eenen beitel of breekijzer de sluiting van een venster vernield, hetwelk diende tot afsluiting van een raam, bestaande uit drie ruiten, en zijn vervolgens door dat raam in de kamer gekomen, waar zich de brandkast der gemeente bevindt. Eene in dat vertrek staande secretaire is zonder verbreking geopend en van al het zich daarin bevindende geld beroofd. Met eenen der in die secretaire geborgen sleutels der brandkast is deze daarop geopend en leeggeplunderd. Men begroot het gestolen bedrag op 10.000. Door het geopende raam hebben de dieven zich verwijderd, en bij hunne vlucht een zakje met omtrent 150 voor dat raam verloren, hetwelk des morgens onder de sneeuw, welke eerst 's nachts tusschen 12 en 1 uur was gevallen, is terugge- gevonden. De ontvanger, de heer Noorloos, die in eene aangrenzende kamer te bed lag, schijnt op het gerucht der dieven ontwaakt te zjjn, opende eene in de gang uitkomende deur, en ontving toen met een stomp voorwerp een slag of slagen, welke hem bewusteloos in de gang deden neerstorten. Des morgens werd hij door een zjjner kinderen aldaar gevonden. Daar de man nog bewusteloos is en de dieven niets, wat eenige aanwijzingen kan geven, hebben achtergelaten, zal het de justitie, welke gisteren een onderzoek heeft ingesteld, niet gemakkelijk vallen de daders op te sporen. Dezer dagen vond een echtpaar te Amster dam, zeker meer uitmuntende door zucht tot aanstellerij dan door kieschheid, goed de geboorte van een zoon aan te kondigen door de mededeeling dat een „moderne slaaf" het levenslicht had aan schouwd. De vader en moeder van het kind hadden zelve het eenvoudigste middel in de hand gehad om de geboorte van den kleine, wiens leven zij zoo beklagenswaardig schijnen te vinden, te voorkomen. Niemand dwong hen toch om te trouwen. Zjj hadden dan tevens beter hun zedelijken plicht begrepen. Toen Barend de tuinman voor den heer Kegge eens naar een blommetje zou kijken, en de opmerking maakte dat je de natuur niet dwingen kunt, liep het tegen Kerstmis. Nu is het Maart en de bloemisten hebben dezen winter ondervon den dat de natuur niet te dwingen was, of, je plaagt je zelve, zei Barend. Altjjd maar grauw weer, bijna geen zonnetje, stoken om er arm van te worden, en toch geen mooi gebroeid goed. Schaarsch mijnheer? wel, er is haast geen bloe metje meer te snijden en wat er nog is, heeft geen kleur en is erg zwak. Dan moet je gaandeweg bestelling krijgen van bouquetten en grafkransen! 't Is of het spul spreekt zoo akelig is een enkele roos (een Gloire de Dyon zou, als 't gewed was, nog een kleurtje hebben) en de lelietjes der dalen zien er even miserabel uit. Een mensch zou zich verdoen, zoo naar is het dezen winter met de bloemen gesteld. Zou de dooi doorgaan? want het wordt tijd, klagen de warmoeziers. Dat is een wintertje, die menigeen in de oogen zal druipen. Straks volop werk en handen te kort; anders hadden we al gezaaid, aardappelen gelegd en de spinazie kwam

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 2