Onderwijs.
Kerknieuws.
Rechtszaken.
on» gisterenavond natuurgetrouw 'weergegeven.
"Vooral in het vierde bedrijf van Onze vrouwen,
uit dramatisch oogpunt het schoonste, der vjjf,
scheen ons menige toestand naar de werkelijkheid
geschilderd, al was ook de bekeering van Fanny
Hilberg, die by het hooren van de catastrophe
welke haar man boven het hoofd hangt, niets
beter wist te doen dan van hem weg te gaan en
by een tante te logeeren, wel wat ongemotiveerd
gehaast voor zoo'n jong luchthartig vrouwtje, dat
slechts aan bals en pret denkt. De meer ernstige
opvatting van Hedwig Stein, die haar man, als
compagnon Tan Hilberg by dezelfde ramp be-
betrokken, terzjj bleef staan en zelfs middelen
beraamde om hem te hulp te komen, werkte wel
wat al te snel als geneesmiddel op Fanny.
Wat de beste vriendinnen voor elkaar worden,
wanneer de liefde nog wel voor een en denzelf
den persoon in 'tspel is; hoe een schoonmoe
der hare zwakke, maar toch ook haar goede zijden
heeft, wij hebben het Woensdagavond in Onze
vrouwen kunnen zien.
Maar ook de karakters van het sterkere geslacht
waren goed geteekend, vooral dat van Felix Stein,
den man die van zaken doen geen begrip had en
door zyne luchthartigheid het zijn compagnon
onmogelyk maakte om kalm met hem te over
leggen.
Voor het comische element zorgden de schrijvers
door de figuren van Peperman, die als huisknecht
voor alles zich leende, zelfs geen onaardige
farce om in zijn eigen persoon een geheimraad
Schultze te leveren, die in het geheel niet bestond
en in Otto Hoorn, een rentenier die, teneinde
eenige ongerechtigheden te bedekken, zijne vrouw
mededeelde dat hy met dien onbekenden geheim
raad uitging, wat natuurlyk aan dat uitgaan een
zeker cachet van deftigheid en soliditeit moest
geven.
Die twee rollen geven gereedelyk aanleiding tot
overdrijving, maar waren anders ook onmogelyk
weer te geven. De heeren Mutters als Peperman
en Wagemans als Doorn speelden zeer verdien
stelijk. Eerstgenoemde gaf ons,in vroolyker genre
een zelfde type als in Schmoll-Kratzer c". Hy
deed ons in menig opzicht aan Judelsdenken; hij
passé echter op dien zoo gevierden acteur niet al
te veel tot model te kiezen; de geest van wijlen
Albregt zou voor hem beter gids zijn.
Het samenspel was weêr uitstekend wij zouden
niet weten, wien wij geen compliment zouden
moeten maken voor hetgeen hij of zy deed.
Toch verdienen een paar nog afzonderlijk ver
melding; niet het minst mevrouw Van Offel-Kley,
die, in plaats van mevr. Van Korlaar wy
schynen deze hier niet te mogen zien de rol
van Hedwig Stein vervulde. En op welk een wijze
Zy toonde zich weer de begaafde actrice, vol fijn
gevoel. Zulk een rol lag toch geheel buiten haar
tegenwoordig emplooievenzeer als het voor jeune
amoureux spelen voor den heer Faassen. Toch
ook hy had zeer goede oogenblikken, vooral in het
gesprek met mevrouw Doorn, waarbij deze eene
waarlyk fijn gevoelde lofrede op een schoonmoeder
hield.
Aan den regisseur mag een woord van waar
deering niet worden onthouden voor de keurige
tooneelzetting. Aan ameublement enz. was zeer
veel zorg besteed.
Het geheel deed ons betreuren dat de schouw
burg niet beter bezet was; toch viel de opkomst
ons mee, daar wy wisten dat Vlissingen, hetwelk
steeds ook een contigent levert, ditmaal niet
vertegenwoordigd zou zijn, omdat het gezelschap
daar heden avond optreedt met hetzelfde stuk.
Als herinnering aan 11 Jan. verraste dezer
dagen de heer D. Haspels hen die, bij gelegen
heid van zijn jubilé, hem van hunne belangstel
ling deden blijken, met een allerkeurigst por
tret, den talentvollen acteur voorstellende in de
rol, door hem by dat feestgetij vervuld in Me-
jonkvrouwe De la Seiglière.
Wij hebben gegronde hoop dat by de laatste
voorstelling in dit seizoen, primo Maart, alhier te
geven door het gezelschap van de heeren Le Gras
en Haspels, dit stuk zal worden gespeeld. Het is
te wenscben, want bet geeft ons D. Haspels te
zien in een zijner meesterrollen en bij wordt daarbij
door zijn broer, door Van Zuylen en de dames
Beersmans en Vink uitstekend gesecondeerd.
Het zal hem dan van de Middelburgsche kunst
vrienden zeker niet aan bewjjzen van waar deering
ontbreken.
Te Groningen overleed, na eene langdurige
ongesteldheid, de hoogleeraar in de physica dr
R. A. Mees, zoon van wjjlen mr W. C. Mees,
president der Ned. bank.
Uit de beschikking door den minister van
binnenlandsche zaken genomen op het adres van
den kerkeraad van Beesd, in zake de schoolkwes.
ging op de ottomane zitten, half met haar
elleboog op een boog kussen geleund, terwijl hare
liebte strooken over het zware, donkere fluweel
hingen. Haar ovaal gelaat was bleek en somber,
hare oogen waren vochtig en er lag een uit
drukking van ontroering om haar mond. Zonder
te weten waarom, stelde Carroll zich voor dat
zy er zoo zou moeten uitzien als ze verliefd was
en die stoute gedachte deed hem sidderen.
„Ik moet u alleen spreken," zei ze bij wjjze
van verklaring „maar zie mij zoo niet aan.
Ik heb een slechten nacht gehad en nu die
ramp zy hield op en voegde er zacht by
„ik moet u een gunst verzoeken voor mjjn
moeder."
Wordt vervolgd.)
tie aldaar, blijkt, dat alle feiten, door den ker
keraad opgenoemd,i ten volle^waarheid zijn be
vonden.
De ministerl keurOe wijzigingen af, door den
hoofdonderwijzer Mieras in versjes aangebracht,
om hieruit den naam van God en Schepper te
ver wy deren, maar vindt geen termen Tom op
dien onderwijzer art. 33, 3e lid, toe te passen,
dewijl alles op school gebeurd is zonder mede
weten der scholieren. Op de vraag, of een
man, die aan geen God gelooft, onderwijzer mag
zyn aan eene openbare school, bewaart de minister
het zwygen. (Dagbl.)
Uit Ellewoutsdyk schrjjft men ons
Wat niet te voorzien was is gebeurd. De kerk
voogdij alhier heeft, op verzoek van den kerkeraad,
het predikanfgtraetement met 100 verhoogd en
alzoo op ƒ1010 gebracht.
Nu het beroepingswerk by den kerkeraad
bepaald ernst schijnt te wezen, zal men spoedig
te weten komen^ of op genoemd tractement een
herder zal zijn te bekomen en of de bouwvallige
pastorie diens komst niet in den weg zal staan.
We hebben redenen?om het laatste vrjjwel aan
te nemen.
Van sommigen onzer lezers, wien hetgeen voor
de ^rechtbank behandeld, wordt, weinig interesseert,
hooren wij in gedachte de kregele opmerking. Al
weer beslaan de rechtszaken" een aardige plaatsin
de courant't lijkt wel of de Middelburgsche een
rechtsgeleerd vakblad wordt't Is waar in de
laatste weken moesten wij voor die rubriek nog
al eens ruimte vragen, meer dan ons lief was zelfs,
omdat daardoor andere stukken moesten worden
ter zyde gelegd of uitgesteld, maar die rechts
zaken, welke een ander deel van ons publiek wel
belang inboezemen, zaten in den laatsten tijd in
de lucht als in het najaar de sneeuw, en de krant,
die de geschiedenis van den dag behoort te schrij
ven, mag, waar voor de rechtbank belangrijke of
belangwekkende zaken worden behandeld, die
niet met stilzwijgen voorbijgaan. Ter geruststel
ling van ben, die de plaats liever met ander
»nieuws" zien gevuld, diene dat de barometer
ten deze voor de eerstvolgende dagen beter weder
aanwijst.
Eene zaak, in vele opzichten overeenkomende
met die, welke de Middelburgsche rechtbank den
27 Januari jl. bezig hield bedriegeljjke verkorting
der rechten van schuldeischers in een faillisse
ment, vroeg gisteren weder de aandacht van dat
rechtscollege; zelfs was er eenig verband tusschen
beide zaken. De Goesche Coöperatieve voorschot-
vereeniging was in de eene zoowel al» in de andere
betrokken en het faillissement van J. Bannet
te Goes had bij deze zoowel al» by de vorige
kwestie grooten invloed erop uitgeoefend.
In de zitting van gisteren dan trad de heer
mr J. G. de Witt Hamer van Goes op, voor de
Cooperative voorschoivereeniging als opposant tegen
mr F. N. van der Bilt als eischer voor M. E. de
Wolff te Harderwijk, welke laatste eischt op de lijst
van crediteuren in den faillieten boedel van J.
Bannet te worden gebracht voor een bedrag van
7000, welke eisch door eene schuldbekentenis
met hypotheekstelling wordt gestaafd.
De heer De Wift Hamer, die het eerst pleitte,
gaf een overzicht van de zaak, wat wij in het
kort als volgt samenvatten.
Onder de vele openbare en onderhandsche fail
lissementen, die in den kring van het arrondisse
ment Middelburg in de laatste jaren in steeds
toenemende mate, wegens de malaise op velerlei
gebied, voorkwamen, heeft het faillissement van
J. Bannet te Goes in de omgeving van den failliet
een meer dan gewonen indruk gemaakt.
In tegenstelling toch van het gewone verschijnsel
dat een grooter of kleiner aantal leveranciers in
de nabijheid of in de verte slachtoffers zijn van een
faillissement, deed zich bij dit bet geval voor, dat
de Goesche slachter Bannet 12000 schuldig was
aan vier bankinstellingen in Goes, een slachter
wiens eenig boek niets deed zien dan rekeningen
van vleescb, een slachter van wien niet bleek dat
hy in zyne slagers- of huishoudelijke zaken door
onvoorziene rampen was getroffen.
Een vreemd verschijnsel echter niet onoplos
baar. Niet de slachter Bannet was failliet, maar de
bankier. Misschien is die titel wel wat groot
scheeps; bankier was Bannet nu niet zoo direct,
eerder geldschieter, maar onder welken naam dan
ook, hjj deed in gansch Zuid-Beveland op het
gebied van geld leenen heel wat zaken, vooral
met hen, die door gebrek aan waarborg bij groo-
tere bankinstellingen niet te best terecht konden.
Bannet hielp velen zij het ook dat hy de risico
die hij liep op hooge waarde stelde.
De wetenschap, dat Baanet op die manier han
delde, was bekend en die wetenschap maakte het
hem weinig moeilijk bij onderscheidene bank
instellingen een vrij groot crediet te verkrijgen.
Geen wonder dan ook dat, toen in de eerste
helft van Januari van het vorige jaar het gerucht
liep, dat Bannet failliet was, men zeer verbaasd
was. Die verbazing nam toe, toen bekend werd,
dat Bannet betrekkelijk kort voor zyn faillisse
ment plus minus 12000 bij verschillende Goesche
bankinstellingen had opgenomen; en die verbazing
ging over in verontwaardiging, toen men vernam,
dat weinige dagen vóór hij die 12000 opnam,
hjj zijne vaste goederen, den waarborg dien bij had,
aan zijn schuldeischers had onttrokken door aan
zijn zwager op die goederen een hypotheek te
verleenen^van 7000.
De crediteuren in Bannet» boedel vernamen
natuurlyk die praatjes en „menzegts" wel, zoo ook
de aanbieding van een, onderhandsch accoord van
15 doch wachtten zich om het laatste aan te
nemen of een oordeel te vellen, wijl zy van mee
ning waren, dat de verificatie-vergadering meer
licht ontsteken zou. Zij, die daar op helderheid
hadden gehoopt, werden bitter teleurgesteldalle»
bleef daar in een geheimzinnig duister gehuld.
De curator legde alleen een boek over, waarin de
verkochte ponden vleesch waren genoteerd.
Het impèratief voorschrift van het Wetboek
van Koophandel betrekkelijk het houden van
boeken wa» door den slachter Bannet zeer onvol
ledig nageleefd, terwyl de bankier Bannet het
totaal genegeerd had. De failliet kon niet opge
ven, wanneer, hoeveel en bij wien hij geleend had
of wat men hem schuldig was; alleen kon hij
mededeelen eene pretentie te hebben van 10,000
op iemand, die Prins heette en 7000 schuldig
te zyn aan zyn zwager Wolff. Den crediteuren
werd voorgesteld met 10 het aanbod was
iets gedaald genoegen te nemen.
Dezen deden dat niet en meenden dat in deze
zaak de gegevens voorhanden waren voor de actio
paulianazij meenden bedriegelijk in hunne
rechten te zyn verkort.
Van hunne zjjde zal alzoo bewezen moeten wor
den, dat de hypothecaire schuldbekentenis van
Wolff in het leven geroepen is als by art. 777
van het Wetboek van Koophandel is bedoeld en
dat heeft pleiter zich ten taak gesteld.
Voor wat den failliet aangaat is dat reed» uit
enkele data's op te maken25 Oct. prolongeert
Bannet bij de firma Van Heel en Co. 3500, 14
Nov. neemt hij bij de credietvereeniging ƒ4000
op en 16 Dec. leent hij by den heer Fransen van
de Putte 1000, 15 Januari vervalt een post bij
de Coöperatieve Voorschoivereeniging en in Nov.
geeft hij aan zyn zwager Wolff een hypotheek op
zijn vast goed ten bedrage van 7000, voor van
dezen geleende gelden in 1879, 1880 en 1881.
Op 15 Jan. betaalde Bannet niet, betgeen hij
aan de Coöperatieve Voorschoivereeniging schuldig
was en den 21 Januari laat hij zyn crediteuren
vragen of zij zyn faillietverklaring wenschen dan
wel tevreden zjjn met een accoord van 15%.
Die data's spreken, maar nog een andere datum
is van belang bij de beoordeeling dezer zaak, nl.
die waarop te Harderwijk niet te Goes de
acte van bypotheekstelling ten behoeve van Wolff
is gepasseerd. En wat blijkt daaruit? Dat men
goed rekening hield met art 774 van het wet
boek van koophandel en juist immers op twee
dagen na zorgde buiten den door de wet gestel
den termijn te blijven.
Thans deed pleiter eene andere vraag Is er
tusschen de data der opneming en prolongatie der
bovengenoemde sommen en tusschen den datum van
het faillissement aan Bannet een bijzondere ramp
overkomen, die verklaring geeft aan het onver
klaarbare in deze Daarvan blijkt niets.
De curator verklaart, dat Bannet's faillissement
zijn oorzaak vindt in het niet betalen door zekeren
Prins van een som van 10000, hem door Bannet
eenige jaren geleden geleend. Maar als dat zoo
is, dan is ook bewezen dat Bannet, door aan zjjn
zwager hypotheek op zijn goederen te geven,
wist dat bij daardoor zijn overige schuldeischers
benadeelde; en vreemd klinkt de verklaring van
den curator, dat Bannet bjj het verleenen dei-
hypotheek niet wist dat zijne schulden zijne baten
overtroffen.
'tls waar, er wordt gezegd als te eeniger tijd
de schuldvordering op Prins ontvangen wordt, die
door borgstelling is gedekt, dan zal het actief
van den boedel ongeveer gelijk staan met het
passief, maar de vermoedelijke inkomsten van den
schuldenaar bedragen, blijkens het kohier van
den H. O. te Goes, 250 'sjaars en van zijn borg
evenveel, zoodat van terechtkomen dier vordering
niet veel te wachten is.
In November 1884 stond, zooals uit het boven
staande is af te leiden, mathematisch vast dat
Bannet niet in staat was zijne verplichtingen na
te komen. Ook staat vast dat doos hem is op
genomen eene som van 12000.
Wat staat echter vast omtrent de schuld aan
zijn zwager Wolff? Niets.
Pleiter noemt op grond van een en ander een
viertal vermoedens dat ten opzichte daarvan kwade
trouw is gepleegd.
1° ontbreken de bewijzen dat in 1879—81 door
Wolff aan Bannet successievelijk ƒ7000 zou zijn
geleend
2° verkeerde de geldleener te dier tjjde in
behoeftige omstandigheden;
3° is kwade trouw te vermoeden uit het tijd
stip, waarop de schuldverklaring werd afgelegd.
4° is dat ook af te leiden uit d# omstandig
heid dat de akte van hypotheekstelling niet te
Goes maar te Harderwjjk werd gepasseerd.
Waar pleiter de kwade trouw van Bannet
meent duidelijk te hebben doen uitkomen, stapt
hij van den slachter-bankier af om een nieuw
personage ten tooneele te brengen, 't Is een
man met tal van betrekkingen. Voorzanger,
sigarenverkooper, beestensnijder, huidenzouter,
slachter en voorganger is Wolff geweest gedurende
den tijd, dat zijn bestaan voor deze procedure
van belang is en gedurende al dien tijd was hij
climax is in zjjne betrekkingen niet geen
troetelkind der fortuin. In al dien tijd liep zijn
salaris van 600 tot omstreeks 800 en zijne
slachters-, sigaren- of huidenzouterszaak bracht
hem eveneens geen schatten aan. Dit werd door
pleiter in bet breede aangetoond, doordien hij
van het leven en streven van den heer Wolff
een duidelijk schilderij ophing.
't Zou ons te ver voeren den schilder hierin op
den voet te volgen en daarom vatten wij het
geheel in een zeer kleine lijst.
Wolff leefde te Middelburg van 186467 als
ongehuwd persoon van een tractement van ƒ650
en dreef daarbij een sigarenwinkeltje. Toen hij
in 1867 ontslagen was als roorzanger, leefde hjj
van de opbrengst van dat winkeltje alleen. Hy
was intusschen gehuwd met eene zuster van
Bannet, die, naar beweerd wordt, hem 4000
ten huwelijk aanbrachthij richtte ook eene
vleeschhouwerjj, op doch maakte ook daarmee geen
schitterende zaken.
In 1870 toog hij naar Zutfen en ook daar
vond hjj de vleeschpotten van Egypte niet. Hjj
woonde daar als „vleeschhouwer alleen" deze aan
de patentwet ontleende uitdrukking beteekent dat
de man baas en knecht te gelijk is. Hij had ook
een patent als huidenzouter; of hjj dat ambacht
ook uitoefende, is niet bekend.
In 1876 ging Wolff naar Gorredijk als voor
zanger en beestensnijder op een traktement van
700 plus vrjje woning. Een bewijs dat het te
Zutfen geen couleur de rose was. Te Gorredijk
bleef hij tot 1880 en toen trok hij naar Harder
wijk waar hij schitterende ommekeer in zijn
finaneieele positie eene betrekking bekwam van
ƒ1000 'sjaars met vrjje woning, nl. als voorzanger.
Intusschen bestaat zyn gezin uit hem, zyne
vrouw en vier kinderen.
Gedurende zjjn verblijf te Gorredjjk nu moet
Wolff Bannet de gelden geleend hebben. Waar
van? wel de ƒ4000, die zijne vrouw hem ten
huweljjk bracht en die natuurlijk nimmer aan
gesproken zijn, en ƒ1000 aan Russische sporen,
te Middelburg door hem van opgespaard geld ge
kocht, benevens ƒ2000 die Wolff op zyn beurt
van een broeder van hem heeft geleend.
Geloove wie 'tgeloove wil, pleiter doet het niet.
In de tweede plaats vestigt spreker de aandacht
op de buitengewone haast, die gemaakt is by het
passeeren der acte van bypotheekstelling. Zoo
zelfs dat verkeerde panden werden verhypothe
keerd en eene rectificatie noodig was.
Thans zou op pleiter de taak rusten de actio
pauliana op rechtskundige gronden aan te toonen
maar de omstandigheid dat weinige weken gele
den dezelfde kwestie voor deze rechtbank is
behandeld en door den procureur der Cooper.
Voorschotvereen. dezelfde gronden zijn aangevoerd,
die spreker zou kunnen noemen, doet hem zich
volkomen vereenigen met hetgeen toen is gezegd.
Ten slotte wees spreker op een karakteristiek
woord dat door Bannet moet gesproken zyn
tegen een crediteur die hem over zijne handel-
wjjs onderhield„sinds Pincoffs en zoovele
anderen failleerden hebben we wel geleerd, boe
een appeltje voor den dorst te bewaren". Yoor
die opvatting is veel te zeggen, sinds het O. M.
de bepalingen der wet voor bankbreuk als niet
geschreven schjjnt te beschouwen.
Pleiter vertrouwt ook daarom dat aan den
langzamerhand ontstanen twjjfel aan de rechtsze
kerheid van de crediteuren door deze rechtbank
een éclatant dementi zal worden gegeven.
De beer mr P. N. van der Bilt, die daarna het
woord verkreeg, stelde in de eerste plaats in het
licht dat de Coöperatieve voorschotvereeniging van
bet goed vertrouwen, dat zy zoolang in de men-
schen had, schijnt teruggekomen te zijn en nu
door eene manie voor procedures ljjkt aangetast.
Geen goede trouw erkent zij meer in de schjjn-
baar meest eenvoudige zaken; bedrog en fraude is
schering en inslag. Zoo was het weinige weken
geleden bij eene zaak, waarbjj zjj betrokken was,
zoo is het ook nu.
Na het zwarte tafereel, door zyn geachten con
frère van sprekers cliënt Wolff opgehangen, wil
hij op die schilderij een ander licht doen vallen.
Toen Bannet failliet was verklaard, is door
Wolff de verificatie gevraagd zijner schuldvorde
ring ad 7000 en als bewijs van het bestaan
dier vordering werd overgelegd de hypothecaire
schuldvordering en het borderel van inschrijving.
De rechtsgeldigheid van zijn eisch wordt hem
betwist op grond, dat door het opnemen dezer
vordering de belangen der andere schuldeischers
zouden worden verkort, aangezien de akte, waarop
Wolff zyn eisch grondt, bedriegeljjk wordt ge
noemd.
Alvorens verder te gaan wjjst de heer Yan der
Bilt erop, hoe de jurisprudentie heeft beslist dat
het voor de actio pauliana noodig is te bewijzen
dat zoowel by den debiteur als bij den crediteur
het doel heeft voorgezeten de andere crediteuren
te benadeelen, wat voorzooveel zyn cliënt betreft
zeker niet het geval is.
Men zegt wel Wolff heeft geweten van den
slechten financieelen toestand van Bannet, maar
het bewijs heeft men niet geleverd.
Men beweert ook dat zijn eigen geldelijke om
standigheden van zoodanigen aard waren, dat hjj
geen geld leenen kon, maar ook de gronden,
daarvoor aangevoerd, zyn niet moeiljjk te weer
leggen.
Eindeljjk wijst men op de overhaaste opmaking
der akte, vindt het vreemd dat die niet te Goes
is gepasseerd en tracht zelfs in een abuis in de
omschrijving van het verhypothekeerde aanleiding
te vinden om de kwade trouw te doen uitkomen.
Wolff spreekt zyne bekendheid met den minder
goeden financieelen toestand van Bannet tegen.
Hjj, die sedert jaren Zeeland verlaten had, kon
dat gemakkelijk onbekend zyn en Bannet, die
geen reden had om zjjn schuldeiscber te zeggen
dat hij gevaar liep zijn geleend geld kwjjt te raken,
bazuinde zyn geldnood niet uit. Trouwens dat is
bij weinig personen de gewoonte.
Hoe kwam bet dan dat Wolff in November zyn
geld opvroeg of zekerheid eiscbte Wel eenvoudig
omdat Bannet hem geen rente betaalde. Wolff
had om Bannet te helpen bjj zjjn broeder 2000
geleend en moest natuurljjk daarvan intrest be
talen; toen die intrest niet inkwam vroeg de
broeder zekerhei d en om hem die te geven sprak
Wolff Bannet aan.
Deze kwam naar Harderwjjk, bracht zijne be
wijzen van eigendom mee en om Wolff de geeischte
zekerheid te geven werd de notarieele akte
gepasseerd. Waarom te Harderwjjk en niet te