MIDDELBURGSCHE COURANT
FEUILLETON.
MARTJJA.
BIJVOEGSEL
Maandag 15 Februari 1886. N° 38.
Middelburg 43 Februari.
Brieven uit de Hofstad.
Door BRET HARTE.
Onze Leestafel.
VAN DE
VAN
12 Februari 1886.
»Wel, wat nieuws?" Deze eenvoudige vraag,
bijna gedachteloos uitgesproken door een pas
binnengetreden societeitsbezoeker, werd uit een
gelijk aantal monden beantwoord als het kringetje,
waarbij de vrager zicli aansloot, leden telde. En
ieder antwoordde naar gelang van zijn persoon
lijkheid; ieder noemde datgene wat hij als het
nieuws beschouwde. De hoofd-ingenieur sprak met
zeker welbehagen van de nieuwe weigering van
den minister van waterstaat om het gewijzigde
plan voor een haven te Scheveningen goed te
keuren. De spottende trek om zijn lippen deed
vermoeden, dat hij iets meer dan een ander van
de zaak wist, maar het fijne er van niet mocht
vertellen. In elk geval schemerde duidelijk in
zijn woorden door, dat het plan door degeleerde
heeren van 's rijks waterstaat eenvoudig onuit
voerbaar werd geoordeeld. Dat plannetje zal nu
wel voor goed in de doos gaan, en om den ker-
mislievenden ontwerper wat afleiding bij zijn
teleurstelling te geven heeft de koning hem nu,
op raad van den minister, zegt men, maar ik ben
de zegsman niet opgedragen in gedachten een
kanaal door het Westland te graven. Nu, dat kan
geen kwaadoverdenkingen, zelfs berekeningen en
opmetingen, brengen geen kanaal tot stand, en
dat het niet verder komt, daarvoor zal wel ge
zorgd worden. Zou deze slotzin van den water
staatsman niet doen denken, dat elk plan van jhr.
Siccama reeds vooraf was veroordeeld Zoo
schijnt het inderdaad te zijnalthans aan
tegenwerking heeft het den ondernemenden
man niet ontbroken. Ondernemend is hij zeker,
en dit verdient waardeering in dezen tijd van
algemeene malaise. En wie weet of de verwezen
lijking van zijn havenplan niet veel tot opwekking
zou bijdragen. Nu moet hij voorloopig tevreden
zijn met het welslagen van zijn ander voorstel,
dat tot herstel van onze kermis; deze zal nu
alleen wat leven moeten brengen dat zij dit doen
zal staat vast, maar het zal van een andere soort
zijn. Of de kans op een zeehaven nu geheel ver
keken zou zijn Och misschien wordt te eeniger
tijd wel eens een plan ontworpen door een paar
gezaghebbende hoofd-ingenieurs, en dan is er meer
kans van slagenin dat vak geldt vooral, dat
men iets toch maar het beste zelf kan doen,
althans in eigen oogen
Een referendaris, ambtenaar in merg en been,
bracht het gesprek op de schorsing van den
sociaal-democratischen klerk aan het departement
van binnenlandsche zaken, en het voor en tegen
werd door verschillende sprekers breed uitgemeten.
De referendaris vond den maatregel uitstekend
men mocht praten van vrijheid en van bij de
grondwet gewaarborgde rechten en zoo al meer, maar
het ging toch maar niet aan om in dienst van
den staat te honden iemand, die er op uit is den
staat omver te werpen. Wij houden toch zelf
ook geen menschen in dienst, die het op ons leven
toeleggenliberaliteit is heel mooi, maar zij kan
te ver gaan. Verbeeld u, dat de bij koninklijk
besluit van 24 Januari 1886, n° 2, benoemde
gouvernante van het prinsesje zoo'n deftige
aanstelling krijgen onze gouvernantes niet eens
een vijandin van het koningschap bleek te zijn,
dan zou het immers zaak zijn onmiddellijk een
besluit te nemen, onder n° zooveel, om het zooeven
genoemde even plechtig en officieel in te trekken
als het genomen is. Op die wijze sloeg onze
referendaris door, en ik geloof dat hij den bal
HOOFDSTUK V.
Toen de kastelein weer in den cigarettendamp
was verdwenen, kwamen de gasten een voor een
aan de deur staan, met de cigaretten in den mond
en de kaarten in de hand, om den reiziger aan
te gapen. En er was wel eenige reden voor hun
nieuwsgierigheid. Zooals ik reeds zeide, het
uiterlijk van Guest paste niet bij zijn wollen
hemd en linnen broek en om een onverklaarbare
reden verried ditzelfde gelaat, diezelfde figuur,
waaraan de lompen en de grootste armoede niet
misstonden, eensklaps een veel hoogeren rang,
zoowel in verstand als in beschaving, dan dit
werkmanspak meêbracht. Dit, gevoegd bij zijn
lompe manieren, versterkte het gezelschap in
hun opkomend vermoeden dat hij een vluchteling
voor het gerecht was een bedrieger, een
bankroetier, misschien wel een moordenaar. Ter
wille der billijkheid moet ik er bijvoegen dat het
zedelijk gevoel der aanwezigen bij dat vermoeden
niet geschokt werd en dat alleen zijn terughou
dendheid meer rechtstreekscbe blijken van deel
neming belette. Een ongelukkig ,toeval scheen
den argwaan te bevestigen. Ongeduldig gehoor
gevende aan het verzoek van den kastelein om
niet zoover mis sloeg. De sociaal-democratische
bond is verklaard te zijn in strijd met het
algemeen belang; een ijverig lid van dien
bond handelt dus tegen hetgeen de regeering
onder algemeen belang verstaat; en nu is het
wel wat veel gevergd om dat lid maar steeds
in de gelegenheid te laten om, al is het alleen
maar door ze te agendeeren of over te schrij
ven, kennis te nemen van allerlei stukken die
hem een doorn in het oog moeten zijn en hem
allicht tot een verkeerd gebruik maken verlokken.
Voor de gemoedsrust van den heethoofdigen
jongeling is het alternatief, door den minister
gesteld, zeer bevorderlijk, en misschien ook wel
heilzaam voor de andere ambtenaren en zoo weer
voor de maatschappij, mits men maar een oog
in het zeil houde, dat hij niet in stilte propa
ganda make.
In andere landen, met name in Rusland, kan men
zien hoe snel het evangelie der ontevredenheid
en van het oproer belijders vindt in de gelederen
der ambtenaren. Een schurftig schaap in de
kudde moet in het welbegrepen belang der overige
schapen worden afgemaakt of ten minste ontsmet.
Zoo begrijpt de heer Heemskerk het ook. Of
de ontsmetting goed gelukken zal, is echter de
vraagafmaking is radicaler en zal tevens een
voorbeeld voor anderen zijn.
Zeg, amice, zoo vroeg een spotvogel aan een
dignitaris van Zijner Majesteit's kabinet, we spra
ken zooeven over dat besluit tot benoeming van
miss Saxton Winter alg gouvernantemaar wor
den de koninklijke benoemingen tegenwoordig
niet eens meer in de Staatscourant geplaatst
Dan zijn we toch al een heel eind op weg om
sociaal-democraat te worden. Ik heb noch die
benoeming, noch het even belangrijk besluit,
waarbij aan onze „eerste tragedienne" de groote
gouden medaille werd toegekend, in het officieele
orgaan kunnen vinden. Den vrager werd geant
woord met den dooddoener, dat dit hofbesluiten
zijn, en hij waagde alleen nog te vragen of no 1
van 24 Jan. jl. de aanstelling van een kok of van
een kamermeisje inhield, waarop de kabinetsman
minachtend de schouders ophaalde als wilde hij
zeggen, dat met iemand van zoo weinig begrip
omtrent hof-aangelegenheden niet te praten viel
over dergelijke belangrijke zaken. Jammer dat
het gesprek over dit onderwerp niet werd voort
gezet, dan had ik misschien vernomen of nu
eerstdaags ook de begiftiging van de jongejuffrouw
Spoor met de gouden medaille te verwachten is;
dit zou slechts een consequente doorvoering zijn
van het aangenomen stelsel, dat de medaille niet
is een belooning voor hetgeen men deed, maar
een aanmoediging voor het vervolg. Als mevrouw
Frenkel, die nog maar enkele malen in het
Nederlandseh tooneelgezelschap is opgetreden, nu
reeds de onderscheiding verdiende, komt zij aan
de jongejuffer Spoor ook toe; dat meisje speelt
op haar manier alleraardigst, niet minder dan
Theo Frenkel op de hare, en is reeds langer op
de planben van het Haagsche tooneel. Mij dunkt
later, veel later zou mevrouw Frenkel misschien
eerst met recht in aanmerking hebben kunnen
komen voor het eeremetaal, dat voor haar alleen
aan een mevrouw Kleine, en aan deze eerst op
het laatst van haar loopbaan, werd geschonken.
De pijnlijke stilte, na de oneerbiedige vraag
van den spotvogel ontstaan, werd afgebroken door
een hoofdambtenaar van belastingen, die een
zekere beslissing van gedeputeerde staten van
dit gewest maar niet verkroppen kan, natuurlijk
omdat die antifiscaal is uitgevallen. Wat zegt
ge wel van zoo'n wetsuitlegging, riep hij uit;
verbeeld u daar hebben me gedeputeerde staten nota
bene uitgemaakt, dat voor de deuren en ramen
der winkels in de passage geen personeele belas
ting verschuldigd isEn dat in een tijd, dat
versterking van 's rijks middelen de algemeene
leus is. Men zal zien, dat nu iedereen maar een
voudig een gangetje of een portaaltje voor zijn
deur gaat maken, desnoods een soort luifel boven
zijn vensters, om vrij te zijn van de belasting,
want de dwaze beslissing berust enkel op de
overweging, dat de deuren en ramen in de pas-
Zie de aanstaande uitgaaf van de Woordenlijst van
prof. De Vries.
zijn avondeten vooruit te betalen, liet hij drie of
vier goudstukken uit zijn zak op den grond
rollen. In de blikken der overigen, toen hij bukte
om die op te rapen, las hij het gevaar voor zjjde
zorgeloosheid.
Maar zijn norsche zelfbeheersching scheen niet
geschokt te zijn. Hij riep den winkelier, die ook
aan zijn deur was komen staan, in het Engelsch
toe om naderbij te komen.
Welk soort van messen hebt gjj
2>Messen, senor
„Ja, lange jachtmessen, of dolken. Zulke
messen," zei hij en gaf een denkbeeldigen stoot
in de tafel voor hem.
De winkelier ging in zijn magazijn en keerde
weldra terug met drie of vier dolken in leêren
scheden. Guest koos den zwaarsten en probeerde
de punt op de tafel.
„Hoe duur
»Drie pesos."
De jonge man wierp hem een goudstuk toe en
stak het mes met de schede in zijn laars. Toen
hij zjjn geld terug hal, sloeg hij de armen over
elkaar en ging kalm en onverschillig tegen den
muur zitten leunen.
Dit eenvoudig gebaar scheen wel de aanval
lende tusschenkomst, doch niet de indringerige
af te weren. Weldra verscheen er weer een der
gasten aan de deur.
„Mooi weer om te wandelen, vriendje
Guest gaf gee» antwoord.
blooten hemel uitkomen,
nik
Het xIr dan veel van hebben of iedereen
houder is van een winkel en van een herberg
zonder ^gemeenschap binnenshuis", want daarbij
is het ook allengs gebruikelijk geworden de
twee voordeuren, de eene van den winkel,
de andere van de tapperijnaast elkander
onder een open voorportaaltje te brengen,
en wat is dat portaaltje anders dan een passage
in het klein Wie weet of de winkeliers-drank-
verkoopers, welke op die wijze een der bedoelingen
van de drankwet verijdelen, zich niet op dit
Haagsche passage-antecedent zullen gaan be
roepen om ook de wet op het personeel te ont
duiken.
Och ja, knoeierijen zijn tegenwoordig aan de
orde van den dag, zei een kamerlid, die uit een
landbouwend en zuivelbereidend deel des lands is
afgevaardigd. Onze oud-Hollandsche goede trouw
en eerlijkheid zijn naar de maan, nu men er geen
been meer in ziet de botertonnetjes voor een goed
deel te vullen met vuile margarine in plaats van
met echte, zuivere natuurboter. Het is maar goed,
dat hierover eens een hartig woordje in de kamer
is gesprokenhet heeft ten minste dit gevolg,
dat de regeering druk in de weer is met het
verzamelen van bouwstoffen voor maatregelen om
die kwade praktijken den kop in te drukken. „De
hemel beware ons!" was de uitroep, waarmede
die mededeeling werd begroet. Alweer een nieuwe
wetHet is tegenwoordig een tijd van alleen
zaligmakende wetgeving, alsof zij iets helpt. Of
denkt men dat de menschen zullen ophouden
elkaar knollen voor citroenen te verkoopen als
er een wet komt, die dat verbiedt? Nu, dat
dacht men niet, maar knollen of citroenen is ook
heel wat anders dan kunst- of roomboter.
Tegen dat bedrog zou een wet wel helpen,
meende de veel grondbelasting betalende afge
vaardigde; dan zou de landbouwende stand in
zijn streek er weer wel wat bovenop komen
en meer pacht kunnen betalen, voegde een enfant
terrible er aan toe. Men had ook al lang zoo'n
wetje moeten maken om de industrie van de
beetwortel-suiker wat in toom te houdenonder
den naam van beate Indische rietsuiker wordt
tegenwoordig dat poenen-product verbocht, alsof
het er niet op aan kwam, dat de suiker-cultuur
in Indië naar den kelder gaat, bracht een oud-
gast in het midden, en de suikerlords tot
gezelschap mêe naar omlaag neemt, vulde de
grappenmaker aan.
En nu waren wij in de politiek verzeild. Grond
wetsherziening en zalmtractaat, de invoering van
het strafwetboek en het verdrag met Duitschland
over het auteursrecht en tutti quanti kwamen op
de proppen. En bij de opsomming van al dat
werk, dat op afdoening wacht, moest een tweede
kamerlid heel wat verduren over de onbeschaamd
lange vacantie, die de heeren volksvertegenwoor
digers nemen. Die rust werd echter verdedigd
door de mededeeling, dat het plan om het aller
eerst de strafrechtelijke wetsontwerpen te behan
delen het noodzakelijk maakt, dat eerst nog het
eindverslag over de invoeringswet worde uitge
bracht, en dat belangrijk stuk, dat waarschijnlijk
niets anders zal bevatten dan het gewichtige nieuws
dat de commissie van rapporteurs de openbare
beraadslaging genoegzaam acht voorbereid, kan
niet ter perse gaan, zoolang een der rapporteurs
nog buiten 's lands is. Deze is de heer Beelaerts,
die als minister-resident van de Transvaal thans
te Lissabon verblijft. Het klinkt wel wat vreemd,
dat Nederlandsche belangen daardoor moeten
worden achtergesteld, maar de schuld ligt niet
geheel bij den diplomaat-volksvertegenwoordiger.
Hij heeft dagen lang quarantaine moeten houden,
alvorens zich vrij op Portugal's bodem te mogen
bewegen. Ingesloten door een cordon militairen,
die de van Bordeaux gekomen reizigers bewaakten,
zóo gestreng dat Lohman's Kater het hun niet
zou verbeteren, heeft de heer Beelaarts veel tijd
zien verloren gaan. Maar vóór 1 Maart zal nu
toch de voorbereiding voor het kamerdebat geëin
digd zijn.
Na dit gesprek was het etenstijd geworden en
ik verliet de sociëteit met een dankbaar gevoel
»Een prachtige avond" geen antwoord
„Gij komt zeker yan Sank Hosag?"
»Neen."
De veehoeder mompelde iets in het Spaansch,
doeh de kastelein, die juist met het avondeten
van Guest verscheen, voelde zich geroepen om
tusschenbeiden te komen en een blijkbaar zoo
strijdlustigen en rijken gast te verdedigen. Hij
duwde met een paar woorden den vrager op zij
en zoodra Guest zijn maal geëindigd had, bood
hij aan om hem zijn kamer te wjjzen.
Het was een donker gewelfd vertrekje, gelijk
vloers, dat alleen door een tralievenster licht
kreeg uit den stal. In het eerst leek het een
gevangeniscelmaar bjj een nadere beschouwing
van het rustbed en de vrome platen aan den
wand, had het meer van een graf.
„Dit is de mooiste," zei de kastelein. „Pater
Vincento wil, als hjj op reis is, nooit een andere
hebben."
»Dan zal God hem zeker beschermen," zei
Guest; »want die deur doet het niet."
Daarbij wees hij op de vermolmde deur, zonder
slot of grendel.
»Wat doet er dit toe? Zijn wij niet allen
vrienden
„Zeker," antwoordde Guest op zijn geme-
ljjksten toon en keerde naar de veranda terug
Hij nam izich echter voor om de cel van een
eerwaarden pater niet te betrekken; niet uit
persoonlijke vrees voor zjjno beruchte naburen,
voor al de gegevens, die ik had kunnen verza
melen voor een »Brief uit de Hofstad".
Volgens het voorloopig verslag der tweede kamer
over het wetsontwerp tot wijziging van de ge
meentewet kon men vrij algemeen zich vereenigen
met den maatregel tegen raadsleden, die, benoemd
zijnde, hun geloofsbrief niet indienen.
Sommige leden achtten het voorstel alleszins
gerechtvaardigd; het ware h. i. in strijd met de
waardigheid der regeering als de burgemeester het
veld moest ruimen voor een werkstakenden raad,
die zelf, door op te komen, den abnormalen toe
stand weer kan opheffen.
Vele anderen echter zagen in de maatregelen
een te forschen greep in de autonomie der ge
meentebesturen, onnoodig omdat conflicten steeds
tot een goed einde zijn gebracht zonder het nu
voorgestelde. Bovendien onderzochten zij, of voor
den geest van verzet door de regeering niet, min
of meer rechtstreeks, aanleiding werd gegeven,
en vonden dan in vele gevallen de hoofdoorzaak
in de min oordeelkundige keus van den burge
meester, vaak, vooral ten plattelande, een jong-
mensch, die met de belangen der gemeente geheel
onbekend is.
Verschillende leden meenden, dat het wetsont
werp niet strookt met letter en geest der grondwet.
De meerderheid betwijfelde intusschen dat met
de maatregelen het beoogde doel zou worden be
reikt. Men wees op verschillende gevallen, die
de vindingrijkheid der tot verzet geprikkelden
kon uitdenken: b. v. de raadsleden komen op,
maar openen den mond niet, of zij stellen het
nemen van noodzakelijke besluiten voortdurend
uit, of een lid komt, maar «temt voortdurend
alles af.
Eenige leden gaven als beter middel ontbinding
van den raad aan. Anderen wezen op het bui
tenland, waar het centraal gezag een interimair
gemeentebestuur kan benoemen. Maar men be
toogde, dat artt. 126 en 127 onzer gemeentewet,
grondig toegepast, mede voldoende macht geven,
en vroeg daarbij, of de regeering die artt. ruim
genoeg opvat.
Verscheiden leden verklaarden, de voorstellen
te willen goedkeuren, als prefentief middel, meer
dan om de repressieve uitwerking.
De Indische Gids van Februari bevatVan de
wetgeving voor de koloniën, I, door P. H. van
der Kemp. Het ontwerp tot aanvulling van
het reglement op het beleid der regeering van
N. I. ten aanzien van de uitgifte van mijncon-
cessiën, door Reinier D. Verbeek, II. De waar
de der topographische kaarten, door Havenga.
Maandeljjksche revue van brochures, tijdschrift
en dagbladartikelen. Varia. Koloniale lite
ratuur. Wetenschap en industrie. Mededee-
lingen betreffende Christengemeenten van inlanders
op Java, door mr. W. B. Bergsma en Vichou en
Shiva, III, door Louise Stratenus.
Wij werden een weinig verlegen toen wij heden
morgen op onze tafel nog steeds eenige oude be
kenden zagen liggen die reeds geruimen tijd op
een aankondiging wachtten. Want meer dan
herinneren aan hun bestaan behoeven wij niet;
men zal het ons toestemmen, wanneer wij zoo
aanstonds hun namen noemen. Van recenseeren
kan geen kwestie zijn. Daar hebt gij de 7e
druk van De GenesteCs dichtwerkeneen vjjf en
dertig cents editie, die de uitgevers maatschappij
Elsevier ons bracht. Valt daarvan iets meer te
zeggen dan een lofrede over het uiterlijk waarin
die gedichten thans zijn gestoken? Wat ook
verandere, De Genestet's dichtwerken zullen steeds
eene eervolle plaats big ven innemen in onze let
terkunde.
Behooren Eigen Haard, waarvan men ons de
eerste maandaflevering van dit jaar zond, en de
Katholieke illustratie niet tot die bekenden, welke
in zoo menig gezin wekelijks of maandelijks met
vreugde worden begroet? Zij hebben beide hun
eigenaardig karakter en hunne bijzondere ver
diensten. Eigen Haard vraagt een plaatsje in
eiken kring, de Katholieke illustratie voelt zich
ofschoon hij hun eigenaardigheden zeer goed kende,
maar uit het nomadische instinct dat hem nog
zoo sterk in het bloed zat. Hij voelde dat hg
de opsluiting in dat enge vertrek en de nabijheid
van menschen niet zou kunnen verdragen. Hjj
zou op de veranda blijven uitrusten tot de maan
geheel op was en zich dan weer op weg begeven.
Hij zat, half op de bank geleund, ts dommelen
en opende nu en dan de oogleden, gelijk een
vermoeid, doch waakzaam dier, toen het geluid
van wielen, stemmen en hoefgetrappel zijn aan
dacht trok en hjj overeind rees. De maan kwam
iangzaam op over de onmeteljjke korenvelden aan
den overkant van den weg en verblindde hem
met haar luister. Iljj kon duidelijk een ruiter
stoet onderscheiden van donkere gestalten en een
groot rijtuig, dat snel naderde en met jveel geraas
voor de herberg stilhield. Het was een gezelschap
heeren en dames te paard en een char-a-bancs
met vier paarden, die naar La Mision Perdida
reden. Buchanan, Raymond en Garnier waren er
bjj. Amita en Dorothea zaten in de char-a-bancs
en Maruja op den bok.
Tot zijn eigen verbazing en die van vele leden
van het gezelschap bevond kapitein Carroll zich
onder de ruiters. Alleen Maruja en haar moeder
wisten dat hjj teruggeroepen was om de praatjes
te logenstraffen, die er aangaande zjjn plotseling
vertrek in omloop waren, alleen Maruja kende
de fijne bewoordingen welke die terugroeping zoo
dringend en tevens zoo hopeloos maakten.