N° 34.
129e Jaargang]!
1886.
Woensdag
10 Februari.
tiltag 9 Februari.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
Prijs per 3/m. franco 3.50.
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Advertentiën: 20 Cent per regel.
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50
iedere regel meer 0.20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Agenten te Vlissingen: P. G. de Vet Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kniiningen: F. tan der Peul, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. tan Niewenhüijzen, te Terneuzen: A.tan der Peijl Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John F. Jones, opvolger.
BILLIJKHEID EN LANDS BELANG.
door H.
Toen de oud-admiraal Geerling den ministers
zetel beklom, kwam weer opnieuw het denk
beeld ter sprake, in het hoofd van dien ouden,
ervaren zeeman opgerezen, om de opleiding onzer
jeugdige zeelieden, thans gevestigd te Amsterdam
en te Botterdam, geheel of gedeeltelijk over te
brengen naar de wieg en bakermat van onzen
grootsten zeeheld, naast Neptunus als het ware
de schutspatroon onzer zeelieden. Naar Vlissin
gen, naar de plek waar Miehei de Ruijter het
wiel draaide in de lijnbaan der heeren Lampsens,
en zijn taak in den steek liet om den drang zijns
harten te volgen, en zijn loopbaan te kiezen op
het woeste, onstuimige element, de bron van
oud-Nederlands glorie de zee. Zeker, waar de
traditie nog eenig recht heeft zich te doen gelden,
is er geen plaats zoo geschikt tot vorming
onzer jeugdige zeelieden, om roemvolle herinne
ringen op te wekken, en het gemoed te ontvon
ken voor het volbrengen van daden, waardig aan
het nakroost van dappere vaderen.
Maar het zjjn, vooral in onzen praktischen tijd,
geenszins beweegredenen, aan dergelijke bron ont
leend, die den doorslag geven. De poëzie heeft
in zaken, grootendeels van technischen aard,
allerminst recht van spreken. Zij mag eerBt aan
het woord komen, wanneer alle andere motieven
grondig zijn onderzochten eerst dan wanneer
het blijkt, dat geen gewichtiger belangen met
haar in strjjd zijn, mag ook zij zich doen gelden.
Ik wil thans onderzoeken of zij werkelijk in
harmonie is met den aard van net onderwerp,
dat ik zal behandelende opleiding van jonge
lieden voor de marine.
Om in het toenemend gebrek aan bekwaam
scheepsvolk te voorzien, is men er in het jaar
1875 toe overgegaan, nadat alle andere middelen,
als het uitloven van hooge handgelden en het
in dienst nemen van vreemdelingen, gefaald had
den, in navolging van Engeland, ruimschoots de
gelegenheid open te stellen tot het in dienst
treden van zeer jeugdige lieden, en die te ver
eenigen op een voor den actieven dienst onbruik
baar oud zeeschip, ten einde aldaar den grond te
leggen voor hunne vorming tot bruikbare matrozen
en onder-officieren.
De leeftijd werd zeer laag gesteld. Wij meenen
dat zelfs knapen, die hun 14e levensjaar nog niet
volbracht hadden, zijn aangenomen. De duur der
opleiding was bepaald op twee jaren, later is men
daarvan weder afgeweken.
In dien tijd ontvingen zij behoorlijk lager
onderwijs, leerden de exercitiën in het tuig, met
scheepsgeschutde handwapenen, gymnastiek,
matrozenwerk, kortom alles wat zjj noodig hadden
om, behalve de noodzakelijke bedrevenheid in het
beroep hunner keuze, ook nog eenige beschaving
te erlangen. Het rijk zorgde voor hun levens
onderhoud, en gal hun nog eenig geld in den zak
voor versnaperingen in hun vrijen tijd aan den
wal. De behandeling geschiedde op de meest
humane wijze; lijfstraffen, toen nog in zwang bij
de marine, werden niet toegepast. Eenige prac-
tische bedrevenheid en zeemanschap deden zij op
aan boord van kLeine zeeschepen door kruistochten
op de Zuiderzee; in later tijd heeft men ook
tochten gemaakt op de Noordzee.
De maatregel droeg oogenschjjnlijk spoedig
goede vruchten en had een volkomen succes. Aan
gelokt door de premie van 30 (aanbrenggeld)
en overtuigd, dat zjj een beter lot te gemoet
gingen, dan zij zeiven hun kinderen konden ver
schaffen, of dezen in eene burgerlijke betrekking
in de maatschappij te beurt viel, brachten vele
ouders hun kroost naar het opleidingsschip. De
achterbuurten onzer groote steden brachten hun
aandeel in ruime mate op's lands vloot, en spoedig
werd het noodig geoordeeld een zusterschip van
de Wassenaar te Amsterdamde Anna Paulowna,
een plaats te geven te Rotterdam.
Zoodoende kregen wij twee opleidingsschepen
in plaats van een, en het aantal jongens nam nog
toe. Zij overstroomden de vloot, en weldra waren
vele schepen voor een groot gedeelte bemand (sic)
met jongelieden, die, hoewel naar omstandigheden
tameljjk verstandelijk ontwikkeld en in het bezit
eener vr jj groote dosis nuttige beroepskundigheden,
nog niet veel meer waren dan kinderen, en dus
verre van geschikt voor het zware werk, dat van
een goed matroos mag gevorderd worden.
En hoe was het zedelijk gehalte yan dit per
soneel Helaasdit liet, niettegenstaande alle
zorgen daaraan besteed, in vele opzichten, te
wenachen over. Hadden zij eens de strenge tucht
van het oorlogschip den rug toegekeerd, dan gaf
het meerendeel in woeste vermaken en het plegen
van ongeregeldheden aan den wal aan hunne
oudere kameraden niets toe. Onzindelijkheid en
slordigheid waren geen zeldzaamheid onder hen,
en in den dienst waren brutaliteit, indisciplinaire
en zelfs insubordinaire handelingen aan de orde
van den dag. Schrijver dezes weet uit eigen
ondervinding daarvan verscheidene staaltjes op
te noemen. Wat kan de reden zijn dat, niette
genstaande alle moeite en kosten in ruime mate
daaraan besteed, de resultaten der opleiding in
menig opzicht te wenschen overlieten? Ik meen
dat die hierin is gelegen:
De grondstof voor onze jeugdige zeelieden wordt
voor een groot gedeelte getrokken uit de slechtste
bestanddeelen van de onderste lagen der maat
schappij, uit het gemeen onzer groote steden.
Niet dat ook daar geen degelijke, oppassende
menschen gevonden worden, het zij verre van mij
dat te beweren, maar ieder zal het met mij eens
zijn, wanneer ik als mijn overtuiging uitspreek,
dat niet in de eerste plaats daar de stol moet
gezocht worden tot vorming van nuttige en dege
lijke leden der maatschappij. Wellicht werkt de
opleiding, zooals zij thans georganiseerd is, nuttig
om het schuim onzer groote steden eenigermata
te verheffen, in het belang der marine is zij zeker
niet. Doch dit is nog niet het grootste bezwaar
dat ik tegen die inrichting heb. Mij komt het
hoogst bedenkelijk voor dat men onze jonge lieden
van het platteland en de kleinere gemeenten in
de geesteljjk en vooral lichamelijk ongezonde
atmosfeer der groote steden brengt en zonder
noodzaak daar doet verblijven.
Zij maken zich daar slechte gewoonten eigen,
die zij niet spoedig afloeren. Niemand toch zal
durven ontkennen dat de maatschappij in een
groote stad allerminst geschikt is om het jeugdig
gemoed te vormen, en te vrijwaren voor de kiemen
van het bederf. Het is waar, dat èn van den
kant der marine-autoriteiten èn van dien der
stedelijke besturen, bijgestaan door de welwillend
heid van particulieren, al het mogelijke is gedaan
om die schadelijke invloeden te neutraliseeren,
maar die taak gaat boven hunne krachten.
Het is niet te verhinderen, dat de jongelieden
wanneer zij het schip achter den rug hebben,
gemeene kroegen bezoeken of zich afgeven met
slechte vrouwspersonen, daargelaten nog wat zij
op straat zooal in de gelegenheid zijn op te
merken. Daarom dient met de opleiding in de
groote steden te worden gebroken en die gebracht
op plaatsen, waar de jongelieden een gezonder
atmosfeer inademen, waar de frissche zeewind hun
door de haren blaast. Daar maken zjj zich ver
trouwd met hun toekomstig element, het veld dat
zij moeten bearbeiden. Daar kan met goed gevolg
toezicht worden gehouden op hun gedrag huiten
den dienst; daar komen zjj niet zoo licht in aan
raking met de slechte elementen, die in groote
steden zijn te vinden, en kunnen zij zich wijden
aan uitspanningen, meer in overeenstemming met
de behoeften van hun leeftjjd.
Misschien zou de werving wat minder voor
spoedig gaan, maar wat nood, er zijn toch reeds
jongens te veel en het gehalte zou er door ver
beteren. Vlissingen en Den Helder zjjn de aan
gewezen plaatsen voor onze opleidingsschepen,
beide onmiudellijk aan zee gelegen en in het
bezit van prachtige havens, die alles aanbieden
wat de jongens voor hunne practische vorming
noodig hebben.
Beide plaatsen gaan gebukt onder den druk
der tijden. Den Helder zag door het Noorzeekanaal
zijn scheepvaart verplaatst naar IJmuiden; Vris
sing en kreeg een gevoeligen slag door het opheffen
der marinewerf. Een groot oorlogschip met zijn
talrjjke bemanning zou nog wat levendigheid en
welvaart geven aan deze stille plaatsen, gelegen
aan uithoeken van ons land. De eigenaardigheden
van ons defensie-stelsel zijn oorzaak, dat de voor-
deelen, die leger en vloot voor de ingezetenen
afwerpen, zich meer en meer concentreeren in het
hart des lands.
Waarom niet, indien 's lands belang er niet in
betrokken is, ja zelfs er door gebaat wordt, den
uitersten deelen ook wat gegund? De billijkheid
brengt het mede, het landsbelang eischt het in
dit geval. Het ware tevens een waardige hulde
aan de nagedachtenis van Nederland's grootsten
zeeheld.
Wie een fraaie collectie voorwerpen van nut en
smaak wil aanschouwen, geve zich de moeite een
bezoek te brengen aan de tentoonstelling yan
voorwerpen, bestemd voor de loterij van vrouwe
lijke handwerken en andere zaken, ten behoeve
der armen onzer gemeente in het polderhuis in de
Abdij alhier, van heden tot Donderdag te bezich
tigen. Onder de ruim 400 ingezonden prjzen
zagen wij verscheidene zaken, waarbij werkelijk
smaak gaat gepaard aan kunst. In de eerste
plaats noemen wij de fraaie dames-handwerken,
met opklimming van de eenvoudigste kindersok
jes en in allerlei vormen gevarieerde anti-macas-
sars, tot de sierlijkste tapisserie-werken toe.
Verder vindt men er een zeer groote keuze articles
de luxe, boekwerken en platen. Voor elk wat
wils, tot zelfs voor het kleine volkje, dat met
begeerige oogen naar de poppentent of het pop-
penledikantje zal kijken.
Vosmaers anders zoo ware woorden in de Kunst
in hetDage.ijksch leven: sNergens wellicht is zoo
reel verspilling van arbeid als in dameshand-
werkën", is hier niet van toepassing. Het doel
dezer tentoonstelling verdient aller lof. Wie er
heen gaat, doet een goed werk. Nog beter han
delt hij door het nemen van zeer veel loten. In
dit bijzondere geval deelen wj met den Goe-
schen afgevaardigde Lohman den lust om in ue
loterij te spelen.
En lezer, isFortuna u niet gunstig, welnu wat
nood, uw guldens komen den armen ten goede.
Heden nacht overleed te Goes de heer Carl August
Xaveriua Gottlob Friedrich Sieherer, geboren te
Stuttgart, 21 Oct 1807.
Gedurende 40 jaar was hij te Leiden docent in
de Hoogd. taal, eerst aan de Hoog. Burg., later
aan het Gymnasium. Nadat hem pensioen was
verleend, sleet hij zjjne laatste levensjaren in
Goes. In vereeniging met Akveld vervaardigde
hjj bet uitgebreide Hoogd.-Ned. en Ned.-Hoogd.
woordenboek. Van zijn hand is tevens een uit
stekende en veel gebruikte H°ogd, spraakkunst,
voor Nederlanders bewerkt.
Door de commissie, benoemd in de bekende
vergadering van Goesche gasverbruikers, is op
den door haar verzonden brief van de directie der
gasmaatschappij te 's Hage het volgende antwoord
ontvangen
Mijne heeren.
Wij ontvingen uwe geëerde missive van 80pto,
en hebben de eer u mede te deelen, data.Maan
dag 8 Februari een nieuw bestuur onzer maat
schappij zal worden benoemd.
Uwe missive zal dus in handen gesteld worden
van het nieuw optredende bestuur, hetwelk
daarover zal hebben te oordeelen en te beslissen.
Wij zullen ons dus onihouden van eene beant
woording van uw schrijven, doch meenen niet
onvermeld te mogen laten dat wij aan niemand
het recht toekennen om ons de wet te stellen ter
zake van door ons toegestane of nog te ver-
leenen kortingen. Het bestuur onzer maatschappij
is dienaangaande aan niemand verantwoording
schuldig.
Wij gelooven datu tegen 15 Februari antwoord
zult kunnen hebben van het nieuw bestuur, en
verblijven inmiddels, hoogachtend
Namens het Bestuur,
VAN PREHN.
Adm. th. (Cr. Ct
Uit Maastricht schrjjft men aan de N. 11. Crt.
Nu de beschuldiging van het raadslid, den heer
Tripels, tegen den heer Pijls, als zou deze ge
handeld hebben in stryd met al. 3 van art. 24
der gemeentewet, en het daarop steunende voorstel
om den laatste te schorsen als lid van den ge
meenteraad, door den raad is afgewezen van
welke beslissing geen nooger beroep op ged. staten
is toegelaten is de zaak eene andere phase
ingetreden. In een open brief, gisteren verschenen,
beschuldigt de heer Tripels, zijne onschendbaarheid
als raadsud latende varen, den heer Ppls, toch
in strijd gehandeld te hebüen met het genoemde
artikel der gemeentewet en bepaaldelijk met art.
175 van het wetboek van strafrecht, nameijjk als
ambtenaar door gesimuleerde handelingen of door
tusschenkomst van anderen, eenig belang genomen
te hebben in verrichtingen, aannemingen, onder
nemingen of beheeringen, waarvan of waarover
hjj ten tijde van de verrichting in het geheel of
ten deele het bewind of het toezicht had. De
heer Tripels heeft daarom van dien open brief
een afschrift gezonden aan ged. staten van Lim
burg en (de heer Pjjls is ook lid der Eerste
kamer) aan het parket van den Hoogenraad, ten
einde een onderzoek omtrent zijne aanklacht
ambtshalve uit te lokken.
In een brief uil Noord-Brabant, aan de N. R. CU
komt het volgende voor, dat een eigenaardig licht
werpt op den veelbesproken toestand inde gemeente
Andel. Het »hoor en wederhoor" dwingt ons die
beschouwing, zoo geheel in tegenstelling met het
geen wij vroeger, op grond van andere berichten,
over deze kwestie onzen lezers meldden, in haar
geheel op te nemen.
Zij luidt als volgt:
«Men kan zich aan gene zijde van den Moerdijk
wellicht niet voorstellen, wat in den mond van onze
uiterst katholieke partij de uitdrukking beteekentstaats-
almacht. Dat woord vindt daar mogelijk eene heteekenis,
zoo overeenkomende met «tyrannie en willekeur." In
onze provincie beteekent de strijd tegen de zoogenaamde
staatsalmacht niet anders dan onderwerping van de rech
ten van den staat aan den wil en de goedkeuring der
heerschende partij.
De hooge regeering heeft het recht van benoeming van
ambtenaren, bijv. van burgemeesters. Daar heeft men
aan deze zijde van den Moerdijk niet tegen, mits de
keuze wordt geapprobeerd door de leiders in dit gewest.
En het is niet meer dan diplomatisch, dat men den schijn
aanneemt, alsof in waarheid die toestand bestaat.
Vandaar de ergernis over de herbenoeming van den
burgemeester van Andel. Door een onbetamelijke, laffe
manifestatie bad men door de raadsleden van Andel den
volke verkondigd, dat men niet langer gediend was van
den burgemeester. Onder de hand, maar toch op publieke
plaatsen was reeds door een lid der kamer medegedeeld,
wie de nieuwe burgemeester zou zijn.
Toen 's konings regeering de rechten der kroon hand
haafde door de herbenoeming van den man, wien ten
slotte niets ten laste werd gelegd, dan dat hij de hand
had gehouden aan de bestaande voorschriften, kende da
razernij aan deze zijde van den Moerdijk geene palen.
En wie was het orgaan van de teleurgestelde Andelsche
calvinisten? Niemand anders dan professor Schaepman!
Zou het juist zijn, wat de afgevaardigde mr 't Hooft
met felle bitterheid verzekerde, dat de commissaris des
konings den ambtenaar wilde opofferen aan de aspiratiën
van de partij Het vail moeilijk te gelooven. Het is
bekend, dat onze commissaris er op uit is, haarfjjn te
weten, en van verschillende zijden, wat er in dagen van
crisis in eene gemeente omgaat. Het is mogelijk, dat
aan een tegenstander van den burgemeester de vraag ge
richt is, bijv. hoe zouden de raadsleden er over denken,
als u benoemd werd Maar tusseheneene dergelijke
vraag om poolshoogte te nemen, en eene toezegging tot
voordracht is eene breede klove.
De grieven, die tegen den burgemeester z(jn ingebracht,
geen eerlijk, onpartijdig man zal het ontkennen, zijn of
aanmerkingen op handelingen van plichtsbetrachting öf
misgrepen, waaraan ieder mensch blootstaat. Als naoht-
wactit is eenige nachten in functie geweest iemand
die een paar veroordeelingen te zijnen laste badzoodra
dit bekend werd, is de man ontheven van zijne betrekking j
op eene poldervergadering, waarin N.-B. geen besluit
werd genomen, meende de burgemeester de gemeente te
vertegenwoordigen, gelijk bij altijd gedai.n bad, onbekend
met het feit, dat in zijne afwezigheid eene nieuwe opdracht
op de wethouders was geschied de fout schuilt hier zeker
niet bij hem, dien men onkundig liet van het intrekken
zijner volmacht.
In waarheid zijn niet dit de grieven, die te Andel be»
slaan. Men wil den burgemeester loozen, omdat hjj is
een onafhankelijk rjjksambtenaar maar zeker het aller
meest, omdat hij als hulpofficier van justitie gemeend
heeft, dat de raadsleden in strjjd hadden gehandeld met
de strafwet. Ben beroep op de rechterlijke macht 1 Dat
is eene groote zonde. Men wil wel een kabaaltje in de
gemeente; intriges in de Bossche en Haagscbe bureau's,
mouvement in de Tweede Kamer; maar eene behandeling
voor en door den rechter, waar alle nevenbedoelingen en
partijberekeningen faleu, dat is het wat men niet ver
kroppen kan. Wel ia waar deelde de rechter niet de
meening van den hulpofficier en stelde de zaak buiten
vervolgingmaar het bewijs was geleverd, dat de burge
meester bet licht der oupartydigheid niet schuwde, eu de
poging om door onwettige middelen een rijksambtenaar
te doen wegjagen was van publieke bekendheid geworden-
De ambteiiare van justitie bekleeden dan ook in Noord-
Brabant de meest gewichtige positie, zelfs uit een politiek
oogpunt. Hier eindigen de palen, waarbinnen de
overmoedige partjjregeeriug van ons gewest den baas kan
spelen. De verautwoordeJjjkneid bjj hen voor de hand
having van de rechten van den staat zal niet minder
worden. Nu uit de administratie onzer provincie ieder
tegenstander, neen, ieder onpartijdig man is weggezonden
behalve nog de commissaris des konings, klimt de aaumati
ging met den dag, en inr. Van den. Biesen mag het
vrjjeljjk in het openbaar zeggen, want het zal beproefd
wordenmen moet nog verder gaan en den toestand van
het tegenwoordige België ook hier in het leven roepen j
d. w. z., in Noord-Brabant zjj geen plaats meer dan
voor mannen en instellingen van de club."
Het nummer van 20 Jan. van het te New-York
verschonend blad The Home Journal bevat het
eerste hoofdstuk van den bekenden roman Pense-
rosa van M. van Walcheren, vertaald door Auèle
Godoy. De redactie van genoemd blad zegt in
baar oordeel over deze Hollandsche lettervrucht