I29e Jaargang^ 1886. Dinsdag N° 33. 9 Februari. Stremming passage irnor rjj- ei voertnigen. Middelburg 8 Februari. Dit blad verscMjnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentie.n: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Een noodzakelijk, nader betoog. Agenten te Ylissingen: P. G. de Yeï Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Boeland, te Kminingen: P. van heb Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Niettwenhiiuzen,te Terneuzen: A.van dee Peije Jz. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe Cie., John P. Jones, opvolger. De burgemeester en wethouders van Middelburg, maken bekend dat, tengevolge van te verrichten herstellingen aan de landhoofden en de schipdeur van het droogdok Prins Hendrik alhier, de passage voor rij- en voertuigen over die schipdeur (bateau- porte) van den 15 tot en met den 21 dezer maand zal zijn gestremd. Middelburg, den 5en Februari 1886. De burgemeester en wethouders voornoemd, P I C K De Secretaris, A. DE VULDER YAN NOORDEN. De Tijd vindt in onze korte opmerking, naar aanleiding van zjjn verklaring, waarom sommige vereemgingen met neutraat karakter bij de katholieken zoo weinig steun vinden, en vooral in onze meening, dat het geloof by zuiver maat schappelijke kwesties een element is dat meer verzwakt dan kracht schenkt, aanleiding tot eene nadere beschouwing. Het blad schrijft: »De conclusie is waarlijk al te dol! -Ja indien de katholieken en geloovige protestanten, terwijl men bun namen minder dikwijls naast die van liberalen op be stuurslasten enz. zag prijken, hadden stilgezeten en niets anders en beters badden tot stand gebracht, zij zouden de Middelburgsche Ct. tot baar aanklacht van het geloof aanleiding of althans voorwendsel gegeven hebben. Thans schromen wij de vergelijking tusschen datgene wat voor den armen en lijdenden evenmensch verricht werd door de JVederlandsche katholieken en de ISieder- andsche liberalen volstrekt niet. 1 Of is de stichting van een katholiek gasthuis, een katholieke inrichting voor weezen en veriatenen niet evenzeer een werk van barmhartigheid, dat maatschappe lijke waarde bezit, even goed als bijv. een stichting van vrijmetselaars P Wij erkenDen gaarne, dat de instand houding van de koloniën Het hla dschuj)i>ij van Weldadig heid een maatschappelijk belang is, maar geldt ditzelfde ook met met evenveel recht van een katholieke instelling als de Heibloem Daarbij vergete men niet, hoeveel liooger nog door ons katholieken de geestelijke werken van barmhartigheid gesteld worden dan de licüamelijke reden genoeg voorzeker tot de conclusie, dat elke gulden, dien wij voor een zuiver katholieke zaak uitgeven, beter besteed is en meer rente afwerpt dan die, welken wij uitgeven voor een instelling met neutraal karakter. Wat verder de Middelb. Ut. omtrent de scherpere af scheiding tusschen roomsch en onroomsch weet te verhalen verdient ook nog een enkel woord van toelichting. Die kaartpartijtjes tusschen dominees en pastoors zullen ook wel tot de uitzonderingen behoord hebbenin elk geval zijn met het ophouden daarvan geen maatschappe lijke belangen gemoeid. Scheiding echter is er gekomen, meer dan vroeger. Wil de Midd. Ct. een der hoofdre denen daarvan kennen, wij zullen er een noemen, over tuigd dat schier al onze lezers dadelijk met ons zullen instemmendie oorzaak is te vinden in de houding der liberale pers de N. Rott. Ct. bovenaan ten opzichte van ons katholieken en al wat op onze kerk betrekking heeft. Die houding heeft ons doen zien, hoe ver wij van het liberalisme verwijderd staan, zij heeft de liberalen tegen ons in het harnas gejaagdzij heeft ons meer en meer aangespoord onzen eigen weg te gaan. Ten slottewil de Middelb. Ct. de proef op de som hjj de quaestie, aan welke zijde de hoofdoorzaken van scheiding in het maatschappelijke moeten gezocht wor den Het blad beschouwe dan eens met onpartijdig oog de toestanden, wat gezellig verkeer enz. aangaat, op plaatsen in de noordelijke provinciën, waar een enkele goed katholieke familie woont te midden eener zuiver protestantsche omgeving, en vergelijke daarmede dezelfde toestanden op plaatsen in het zuiden, daar waar enkele weinige protestanten te leven hebben in het midden eener bevolking van katholieken. Het verschil is aanmerkelijk." Deze'regelen eischen onzerzijds een nadere uit eenzetting en verdediging van ons standpunt. "Wjj kunnen ons begrijpen dat De Tijd onze conclusie waarljjk al te dol noemt; dit blad, met sjjne bekende beginselen, kan zich onmogelijk op ruimer standpunt plaatsenhoe toch zou de Tijd zich ook iemand kunnen voorstellen, die zich plaatst boven geloofsverdeeldheid Door onze opmerking hebben wjj niet het minst te kort willen doen aan de toewijding, waarmee tal van katholieken werken van liefde en barm hartigheid verrichtenwerken die vaak den hoogsten eerbied afdwingen, omdat zij tevens getuigen van eene zelfopoffering, eene barmhar tigheid en eene liefde voor anderen* die bewon derenswaardig i». Dat er veel door hen in dien geest wordt verricht zouden wij niet gaarne ontkennen. Maar er is hierbij toch altijd een bepaald beginsel in het spel. Dit blijkt voldoende uit de verklaring van de Tijd, dat elke gulden, voor een zuiver katholieke zaak uitgegeven, beter besteed is en meer rente atwerpt dan die, gegeven ten behoeve van eene instelling met neutraal karakter. Daarbij geldt dus niet de vraag, die wij voor het hoogste beginsel achten waarom men goede werken moot doen; nl. deze: kunnen zij strekken tot heil der gcinsche menschheid? Neen, bij de aanhangers van de Tijd treedt op den voorgrond deze overweging: zjjn onze werken dienstbaar aan het welzijn van o n z e geloofsgenooten; kun nen zij den luister en uitbreiding van onze kerk bevorderen. Dit is nu van hun standpunt zeker wel te verdedigen; maar wjj blijven dan toch van meening dat, waar onze maatschappij uit aan hangers van zoo velerlei geloof en ongeloof bestaat, haar welzjjn alleen kan bevorderd worden door het ruime beginsel, dat de ware liberaal moet huldigen. De Tijd kan weten, dat bij instellingen van de vrijmetselaars naar het geloof niet wordt gevraagd maar wij zullen aan zijn adres maar geen betoogen leveren in het belang van eene instelling, die bij dit blad om zeer verklaarbare redenen met een zwarte kool aangeschreven staat. Er zou, dunkt ons, oneindig meer goeds tot stand gebracht kunnen worden, wanneer niet telkens en overal het geloof een hoofdrol speelde het geloof dat daardoor wordt verlaagd tot eene speculatie en een middel tot agiteeren, terwijl het louter een zaak van het gemoed kan en moest zijn. Onze opmerking over die kaartpartijtjes had louter ten doelom erop te wijzen hoe tot zelfs de minste aanraking tusschen pastoor en dominé moest vermeden worden, vaak niet uit eigen wil maar omdat van hoogerhand pressie werd uitge oefend. Dat kan de Tijd zeer goed weten en daarom juist teekenen zulke kleinigheden den toestand. Waar de leiders voorgingen in ver draagzaamheid, kon niet anders of dit voorbeeld moest zijn goeden invloed op de volgelingen uit oefenen. Maar evenzeer was dit het geval met het verbreken van die vriendschapsbanden. En daarom zijn zulke oogenschijnljjke nietigheden van zeer groot maatschappelijk belang geweest. In dat drijven van hooger hand, waarmee zoo vele katholieken zich zelfs niet konden vereenigen, schuilt juist het kwaad. En nu geelt de Tijd natuurlijk al de schuld aan de liberalen en aan liberale bladen, maar de redactie van dit katho lieke orgaan weet te goed, dat er nooit van die zijde tegen de kerk zelve is gestreden, maar wel tegen de uiterste partij, die der Jezuïten, welke steeds slim genoeg is geweest om zich van het gezag tot in het Yaticaan meester te maken en van daaruit zijn knellenden invloed over eigen gelootsgenooten uit te strekken. Daardoor is de scherpe afscheiding ontstaandoor haar drijven is zelfs in eigen boezem zooveel ontevredenheid geboren. De lijd kent zeker wel Yan Beers' Confiteor. In dien brie! aan zijn ouden vriend W., pastoor te S., wordt zoo meesterlik de strijd geschetst, die zelfs onder katholieken wordt ge streden. Die oude vriend, wiens ideaal het in zijn jeugd was: Weldoende, in liefde roandlen over de aard 1" bleef, als dienaar van de kerk, daaraan getrouw. De meester was zjjn vriend. Maar de omstandig heden veranderden. "de zon van liefde En vree, waar zoo veel heerlijks bij ontkiemde, Ging treurig voor het dorpken schuil 1 De Kerk, In blinde heerschzucht tegen wet en volkswil Zich kantend, voert haar schoolstrijd ook aldaar." De onde meester werd ten ban gedoemd. „God dank," schrift Van Beers aan zijn vriend, den ouden pastoor Door u niet 1 door uw helper, harteloozen En groven boerenkinkel, die den ploeg Uit luierdij in 't priesterkleed ontvluchtte, En dom uitroeiend, wat gij liefdryk wrocht, Slechts sombre dweepzucht preekt en tweedracht strooit." Zie dat is de toestand, ook op menig ander ge bied, zoojuist geschetst. Over het slot van het betoog van de Tijd dit nog. Wjj weten dat de daarin gemaakte opmerking in menig opzicht juist is. Wie in een katholieke streek heelt verkeerd, kent den jovialen, prettigen omgang die daar heerschten het is ook in onze oogen vrij wat aangenamer onder katholieken te verkeeren dan onder strenge calvinisten. Dit is een natuurljjk gevolg van de vrooljjker, prettiger levensopvatting, die eerstgenoemden hebben. Toch stoffe de lijd daarop niet te veel. Wanneer de katholieken de overhand hebber, is de toestand zooals dit blad dien schetst, maar waar die meer derheid nog niet bestaat, waar de partijen ge lijkelijk opwegen, daar is de verhouding gansch anders daar is de toestand gespannen, daar is de omgang niet zoo aangenaam. Daar moet nog voordeel, nog macht verkregen worden en bindt men den strjjd vaak met scherpte aan. Niet aan de katholieken mag daarvan een verwijt worden gemaakt; den gemoedelijkste onder hen maakt men het hoofd warm. En wie nog gaarne de hand zou reiken aan een niet-katholiek, wordt door dien invloed vaak weerhouden dit te doen. Is ook dit alles niet een bewijs dat het geloof aan de belangen en het geluk de maatschappij niet altijd bevorderlijk is? Gelukkig daarom eene katholieke gemeente, die een hoofd heeft met een liefderijk, warm hart, dat, naar zjjne macht, zulk een strjjd kan en wil tegengaan Wij hebben niet geaarzeld de beschouwing van de Tijd onder de oogen onzer lezers te brengen zal dit blad eveneens zoo handelen, tegenover zijn lezerskring, met hetgeen wij schreven tot nood zakelijke opheldering van onze korte beschouwing, die zijn protest uitlokte? In het Dagblad van Z. H. van Zaterdag 6 Febr. komt een ingezonden stuk voor van den heer L. J. Lefèbre te 's Gravenhage, naar aanleiding van het bericht in ons blad betreffende de onlangs genomen proeven met den z. g. kustmisthoorn, door hem vervaardigd. In dat bericht werd het onvoldoende van dien hoorn aangetoond. De heer Lefèbre nu richt in zijn stuk eenige opmerkingen aan ons adres. Waarom hij dit langs zulk een omslachtigen weg doet en niet direct aan ons plaatsing van zijn ingezonden stuk verzocht, is ons onverklaar baar. De heer Lelèbre kon toch niet meenen, dat wjj hem geen ruimte daartoe in ons blad zouden atstaan. In zjjn stuk nu spreekt hij de juistheid van het onvoldoende der genomen proeven wel niet tegen, maar schrijft hij den ongunstigen uitslag toe aan een gebrek van het instrument, een gebrek, dat volgens zjjn eigen verklaring de heer Lefèbre goedgevonden heeft te verzwijgen, toen de proeven werden genomen. Daargelaten nu de vraag in hoever dat verzwjj- gen toen doelmatig en gepast was, zjjn wij overtuigd dat alle deskundigen te Vlissingen, o. a. de inspecteur van het loodswezen, met groote belang stelling de volgende proeven zullen volgen, waaruit dan blijken moet, dat de nu geplaatste hoorn als kustmisthoorn dienst zal kunnen doen. Te oordeelen naar wat daarvan tot nu toe is gezien, want gehoord hebben slechts weinigen iets, hebben wjj reden op dat punt minder opti mistisch te zjjn dan de heer Lelèbre. In het belang der scheepvaart en in dat van den jjverigen constructeur zeiven zou het misluk ken der proeven ons leed doen, doch beter geen misthoorn dan een, die niet aan de eisehen voldoet en aan de spotlust van alle zeevarenden voedsel geeft. De heer Lefèbre schrjjft in zijn stuk o. a. dat de hoorn zeer overhaast was opgesteld. Dit spreekt onze berichtgever tegen; het instrument is niet haastig gesteld en het is geschied door den heer Lelèbre zeiven. Ook zijne bewering dat bij de le proefneming er een vrjj sterke koelte uit het Z.Z.W. woei, rust op eene dwaling; maar laat dit nog waar zijn, dan toch dient opgemerkt dat tot de vereischten van een goeden kustmist hoorn behoort, dat het instrument niet afhankeljjk mag zijn van weer of wind, omdat het dienst moet doen aan de scheepvaart. Het geslacht van het woordje Bond.. Een onzer lezersV. kan zich niet vereenigen met de meening van prof. M. de Y ries om Bond mannelijkte doen zjjn. Hij schrijft Bond, (van binden) yerkorting vanverbond, 't welk beteekent een gemeen- schappeljjk, reeds vóór de handeling tot Btand gebracht accoord, bedoelende een corporatif op treden tot eenige handeling of gedrag. Het woord„Bond" moet alzoo, evenals verbond, waarvan het eenvoudig eene germanisti sche verkorting is, beschouwd worden als een woord van onzijdig geslacht. Zoo schrjjft men dan ook„Het verbond der Edelen", „het Rhjjn- verbond" enz. Woordverkorting moge bij het spreken eenig gemak geven, doch het is gevaarlijk voor de orthographic, welke daardoor allicht wordt be dorven en, tengevolge waarvan het spoor tot de etymologie duister wordt. En alzoo verliest men de juiste benaming of uitdrukking voor voorwer pen, zaken of gevoelens, waaronder het wezen en de kracht der taal lijden moet." Tegenover deze meening weten wij niet beter te doen dan uitvoerig mee te deelen op welke gron den het advies van prof. De Vries steunt. Deze schreef aan het bestuur van den Bakkersbond het volgende »Het geslacht van het woord Bond nu is altjjd twijfelachtig geweest. Vondel b. v. gebruikte het mannelijk, Cats onzjjdig, en in nieuweren tjjd nam Bilderdjjk het manlijk, Tollens onzjjdig. In het dagelijksch spraakgebruik wordt het woord, buiten samenstelling, weinig gebezigd. Toen wjj dus onze woordenlijst uitgaven, was het moeilijk eene keuze te doen. Wij verklaarden ons voor het onz. geslacht, omdat wij ons overtuigd hielden, dat dit destijds (1866) het meest gewone was, ofschoon wij er bijvoegden, dat de Duitsche bond, een aan 't Hoogduitsch ontleende naam, manlijk was, evenals in het Duitsch, omdat iedereen altijd de D. bond zegt, niemand ooit het D. bond. „Sedert de uitgave van onze woordenlijst is echter de staat van zaken veranderd. Door de opriehting van verscheidene bonden (een naam( die vroeger niet zoo gebruikt werd) is het woord meer en meer in zwang gekomen, en heeft de meerderheid der sprekenden zich allengs en on willekeurig voor den Bond verklaard. Dien wenk mogen wij niet veronachtzamen, want ten slotte behoort toch de^»spraakmakende gemeente", niet de taalkenner, het geslacht te bepalen. Daar komt bij, dat de vereeniging van protes tanten zich genoemd heeft: De Protestantenbond en door dien algemeen bekenden naam is het manlijk geslacht nu alom meer in zwang gekomen. Daar nu de bepaling van het geslacht des woords dat vroeger aitjjd twijfelachtig was, alleen door eene opzettelijke keuze kan worden vastgesteld; daar het manljjk geslacht, ondanks onze woor denlijst, sedert 1866 meer en meer gebruikeljjk is geworden; en het niet wenBcheljjk schijnt, dat nevens den (eenmaal gevestigden) Protestantenbond nu andere vereenigingen zich het bond zouden noemen, zoo geloof ik zonder aarzelen voor het vervolg het manlijk geslacht te moeten aanbeve len. Mjjn advies is derhalve, uwe vereeniging den Bukkersbond te noemen, en ik voor mjj zal in een volgende uitgave der woordenlost het artikeltje, dat nu luidt »Bond, onzijdig; (Duitsche bond), manljjk," veranderen in: „Bond, manljjk, (meervoud bonden.") „Nu er zoovele vereenigingen met dien naam worden opgericht, kunnen wij natuurlijk het meervoud niet langer missen. »Ik merk nog even op, dat het manljjk geslacht ook volkomen in overeenstemming is met dat van dronk, sprong en rond, die op dezelfde wjjze gevormd zijn." Krachtens het koninkljjk besluit, waarbjj de bekende schutterij-besluiten voorloopig geschorst worden, zullen de bestaande dienstdoende en rustende schutterjjen voorshands op den tegen- woordigen voet ingericht bljjven. De minister van marine brengt ter algeineene kennis, dat het naamboekje der koninkljjke Neder- landsch marine voor 1886, uitgegeven ten bate van het fonds voor oude en gebrekkige Zeelieden, is verkrjjgbaar gesteld voor een gulden per exem plaar o. a. bij den inspecteur van het loodswezen enz. te Ylissingen. De Staatscourant van heden bevat de overeen komst tusschen de regeering en de Holl. IJzer. Sp. AD betreffende de exploitatie der ljjn Amers foortKe sferen. Yolgens de AmsU is de Nederlandsche conces sie voor den stoomtramweg BreskensMaldeghem, die aanvankelijk voor 30 jaren was gegeven, thans tot 50 jaren uitgebreid. Men schrjjft ons uit Amsterdam Het bericht dat de provinciale inspecteur der directe belastingen, invoerrechten en accjjnzen voor de provinciën Noord-Holland en Utrecht, de achtenswaardige heer J. Goossens alhier, met 1 Mei e. k. eervol ontslag uit zjjn omvangrijke betrekking zal aanvragen, was wel wat voorbarig, in ieder geval onjuist, wat het tijdstip betreft. Aanleiding tot dit bericht gaf wellicht of schoon het niet vermeld werd het feit, dat het 29 April e. k. 50 jaren zal geleden zjjn, dat de heer Goossens in staatsdienst trad als' militair bjj de artillerie, en, na 8 jaren als commies 4*

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1