N°29. 129e Jaargang. 1886. 4 Februari. Donderdag Rijksbelastingen. Middelburg 3 Februari, Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 3.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentie n-: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Kadastrale metingen en schattingen. Gezellige praatjes over Atjeb-politiek. Agenten te Vlissingen: P. G. de Yey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van der Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van NiEDWENHBuzEN,te Temeuzen: A.van der Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Dadbe Cie., John F. Jones, opvolger. De burgemeester van Middelburg, ontvangen hebbende eene opgave der uitkomsten van de metingen en vastgestelde schatting van eenige in deze gemeente gelegen eigendommen gelet op artikel 15, 2e lid der wet van 26 Mei 1870 (Staatsblad n° 82); brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat gemelde opgave geduren de dertig dagen ter Secretarie dezer gemeente voor hen ter inzage is nedergelegd. Hiervan is afkondiging geschied waar het be hoort. Middelburg, den 2 Febuari 1886. De burgemeester voornoemd. P I C K door H. In sommige gevallen kan het wel eens zijn nut hebben, al wordt bet door de meesten als een ondankbaar werk beschouwd, om oude koeien uit den sloot te halen, en te hameren op een aanbeeld, reeds zoo plat geslagen als ons regeeringsbeleid in en tegenover Atjeh, in de eerste helft van het dozijn jaren, verloopen sedert den aanvang van den oorlog tegen dat rjjk. Daarom geloof ik een niet geheel overbodig werk te verrichten, en wellicht do aandacht van dezen of genen lezer te zullen boeien, door eens uit mijn geheugen op te delveD, wat ik zoo al van eigen aanschouwen weet, of uit den mond van ooggetuigen heb ver nomen omtrent deze question bruiantedie sints zoo'n langen tijd aan de orde is. Schrijver dezes heeft in de jaren '75, '76 en '77 deel uitgemaakt van de bemanning van het blokkade-eskader in de wateren van Atjeb, en is dus in de gelegen heid geweest zoo 't een en ander te zien, te hoo- ren en op te merken. Hij verscheen er omtrent een jaar nadat de veroveraar van den kraton, generaal Van Swieten, van daar vertrokken was, en maakte de reis met den tijdelijken vervanger van generaal Pel, kolonel Wiggers van Kerchem. Het was in de maand Juni 1875, dat hjj op de reede van Oleh-Leh arriveerde. In dien tijd ver keerde de kraton met de omliggende posten in den toestand van een vesting met gedetacheerde forten, en wel van een belegerde vesting. Nacht en dag hoorde men op de reede den donder van het geschutvuur, en zag men het springen der granaten, geworpen door de vooruitgeschoven posten. In de duisternis kon men de lichtkogels zien vliegen als verschietende sterren aan het uitspansel en over dag was men in de gelegenheid den rook der barstende bommen op te merken als vlokjes witte wol, afstekende tegen het donkere groen der wildernis. Zelf kwam schrjjver dezes toen niet aan den wal. Hij was bestemd naar een schip, gestationeerd ter noordkust, en bleef aan boord van de mailboot de aankomst van het stoomscheepje afwachten, dat hem zou overvoeren. Intusschen duurde het drie dagen, eer hij de reis kon aanvaarden, en in dien tijd had hjj ruimschoots gelegenheid om de reê eens rond te gluren, en behalve den indruk van het matig schoone natuurtafereel, ook nog de weinige be zienswaardigheden in zijn geheugen te prenten, die zich daar aan het oog van den beschouwer voordeden. De weinige oorlogschepen, die er lagen, gaat hij met stilzwijgen voorbij, maar wel verdient aan dacht een vrij onoogelijk houten barkje onder Noorsche vlag, dat dicht onder den wal lag, en waarvan hjj den kapitein der mailboot, met welke hij den overtocht van Batavia deed, zoo 't een en ander hoorde vertellen. »Die schuit, zei de kapitein, heeft het gouver nement al een aardigen duit gekost. Zooals ze daar ligt, zou men voor dat geld al ten naastenbij 3 of 4 spliksplinter nieuwe kunnen bouwen, en toch is ze nog niet eens rijkseigendom". Ik werd nieuwsgierig en deed eenige vragen. Het was een store-ship, zooals men dat met een zeemans term noemt, daar liggende om, wanneer bij storm weder of zware branding de gemeenschap met den wal verbroken is, goederen en passagiers van aankomende stoomschepen over te nemen. De bemanning was tevens in gewone tjjden behulpzaam bjj het laden en lossen. De regeering had- net schip ingehuurd tegen een bagatel van eenige bónderden guldens per dag, ik weet niet recht meer hoeveel. Zeker een alleszins gerecht vaardigde maatregel bjj dringende behoefte en voor korten tjjd, maar waarom dat schip op dezelfde conditiën jaar en dag in dienst gehouden? Toen ik een jaar later weder op de reede van Oleh-leh kwam, lag het daar nog. Ik heb ge hoord dat de kapitein, tevens reeder, de zuinigheid van het gouvernement roemde, maar tevens dat hjj ook de eenige was, die dat deed. Het waren drie vervelende dagen, die ik ter reede van Groot Atjeh sleet voor mjjn vertrek naar de Noordkust. Een klein voorproefje van hetgeen mjj te wachten stond op de blokkade. Het was in den kwaden moesson, en de regen viel bij stroomen. De lucht was zwaar bewolkt, en de droefgeestige natuur in overeenstemming met de eenvoudige Ijjkstatie van den zeeman, wiens stoffelijk overschot bij Poeloe Toean in den schoot der baren zonk op den avond van den dag, dat de sloep van de Metalen Kruis mjj afhaalde en naar de Petrel bracht, waarmede ik naar de Noordkust vertrok. Daar heb ik met korte tusschenpoozen anderhalf jaar vertoefd. Een eentoonige, vervelende tjjdeen tijd, dien ik ook niet in de puntjes beschrijven zal. Het zou veel hebben van bet verhaal zonder end in het sprookje van den koning, die zooveel van lange vertellingen hieldDe vogel kroop door het gat in 't dak van de schuur, pikte een graantje, vloog er mêe weg, kwam wêer terug, pikte er weer een, enz. net zoo lang tot het geheele ma- gazjjn leeg was. Bjj mjj zou 't zonder veel vari atie zjjnDeed zijn. dienst, at en dronk, ging naar kooi, stond weer op, enz. dag in, dag uit. Men gelieve mjjne, hier en daar naar een poëtisch reisverhaal zweemende uitweidingen te beschou wen als een soort van inleiding of ook wel als een hors cCoeuvreeigenljjk niet behoorende tot het menu. Het hoofddoel van mjjn verhaal is de aandacht te vestigen op ieiten van ons regeerings beleid in Atjeh, en daaraan is bezwaarlijk een romantische kleur te geven. Om dan maar met de deur in huis te vallen. Ik kreeg al heel spoedig een gansch andere opvatting van de beteekenis van het woord blokkade, dan ik in mjjne onnoozelheid vroeger daaraan gegeven had. Te voren dacht ik: een blokkade bestaat in het bekruisen van eene vijandeljjke kust door oorlogschepen, met het doel de gemeenschap met de buitenwereld over zee te belettenhet aanhouden en tot goeden prijs verklaren van handelsvaartuigen, die het verboden terrein bezoeken, enz. Op Atjeh ge leek de blokkade weinig op die beschrijving. Koopvaardjjschepen kwamen en gingen, losten hunne lading en namen nieuwe vracht zonder er eenige belemmering, hoegenaamd, te ondervinden. Tot opheldering van dit vreemde verschijnsel, zoozeer afwjjkende van de gewone regelen, ver nam ik al dadelijk dat de bewoners der Noord kust, op weinige uitzonderingen na, tot onze vrienden behoorden; en waarljjk met behulp van een verrekjjker zag ik hier en daar aan den wal de vaderlandsche driekleur wapperen. Dat deed mjjn hart goed, en reeds begon ik eenige sym pathie te gevoelen voor die bruine onderdanen van Z. M. koning Willem III, die, in weerwil van al hetgeen wjj hun hadden aangedaan, onze banier zoo trouw omhoog hielden. Maar helaas 1 evenals de blokkade bleek mij die vriendschap en die trouw al spoedig eene illusie te zjjn. Het zal spoedig duideljjk zjjn, waarom. Daartoe is het noodig eene beknopte uiteenzetting te geven van den staatkundigen toestand van het rjjk van Atjeh op het tijdstip dat schrijver dezes daar verscheen. Atjeh verkeerde bjj het uitbreken van den oorlog in een toestand niet ongelijk aan dien van de meeste landen van Europa in de middeleeuwen. Het leenstelsel was er in zwang. De sultan heerschte in naam over het geheele rjjk, maar inderdaad was slechts een klein Btukje aan zjjn onmiddelljjk gezag onderworpen. Het overige gedeelte des lands was gesplitst in een aantal kleine staatjes onder vorsten, die den titel voerden van Toengkoe (verhevene). Zjj erkenden het oppergezag van den sultan, doch waren in binnenlandsche aangelegenheden geheel onafhan kelijk:. Toen na de inneming van den kraton de sultan aan de cholera overleed, bleef hjj zonder opvolger, daar er twist ontstond wie gerechtigd was zjjn plaats in te nemen en de meeste vorsten van geen der pretendenten, die zich opwierpen, iets wilden weten. Zoo bleef de troon onbezet, en waren de vazallen rechtens souvereinen ge worden. Aangelokt door de voordeelen, die ons gouvernement hun aanbood, indien zjj ons gezag wilden erkennen, traden velen toe, en kregen vergunning voor hunne onderdanen om vrij handel te drjjven over zee en het visschersbedrjjf uit te oefenen. De invoer van oorlogsbehoeften bleef echter verboden, en daarvoor waren de handels vaartuigen aan eene visitatie onderworpen. Dit was oogenschjjnljjk heel mooi, en maakte een goeden indruk in het buitenland, maar de wrange vruchten van deze politiek bleven niet uit. Dat zullen wjj dadelijk zien. Waren ook al enkele van de vorsten ons goed gezind om deugdeljjke redenen sommigen na- meljjk ontvingen aanzienljjke geldsommen als gratificatie de mindere hoofden en het volk bleven ons vijandig, en gaven daarvan ook de duidelijkste 'oljjken. Zjj gingen voort in grooten getale naar Groot-Atjeh te trekken om den heiligen oorlog tegen de „kafirs" te voeren, en dreigden ons het hoofd at te slaan, zoo wjj het waagden aan den wal te komen. Het hielp niets al wilde de vorst al ten onzen gunste zijn gezag doen gelden. In zulk een half geordende maatschappij in een land, dat voor een groot gedeelte uit wildernissen bestaat, legt het gezag der autoriteiten doorgaans weinig gewicht in de schaal, vooral waar het een zaak betreft, die niet in den geest der bevolking valt. In zulke landen heerscht aan de eene zijde bloedige wille keur, aan den anderen kant de meest volkomen vrjjheid, ontaardende in regeeringloosheid. Wat was nu het gevolg der door ons gevoerde staat kunde in verband met den beschreven toestand Het aantal onzer oorlogschepen, vroeger nauweljjks voldoende waar het alleen gold de scheepvaart op de kusten te beletten, BChoot thans geheel te kort in de taak, die hun als gevolg der vredespolitiek werd opgedragen. Zjj moesten den invoer van oorlogs contrabande verhinderen, maar hoe?! Hoe was het mogelijk, dat een twintigtal oorlogschepen, verspreid over een kustgebied van meer dan 100 geographische mjjlen lengte, de talrjjke handels vaartuigen, die daar dageljjks verschenen, naar eisch konden visiteeren. Begin cr eens aan met eene bemanning vau in het geheel 80 koppen de lading van een groot zeeschip 'f, onderst boven te halen, en colli voor colli te onderzoeken of er ook verboden waar in zit. Dat is immers volkomen onuitvoerbaar in den korten tjjd, die daarvoor was gegund. Al waren er tienmaal zooveel schepen geweest, het had nog bezwaarlijk gegaan. En hoe geschiedde nu die visitatie? Een officier ging naar het schip, vroeg om de scheepspapieren, doorzag de ladingljjst enz., maar vond natuurljjk niets verdachts. Och! het papier is geduldig! Hjj wandelde het dek rond, keek hier en daar met een gewichtig gezicht in een openstaand luik, en ging weer van boord. Hjj was voor zichzelf overtuigd, dat hij oomedie gespeeld had. Maar hoe kon hjj anders! Hjj speelde een rol in het stuk, dat de Ned. Ind. regeering liet opvoeren. Bon gré, mal gré. Hjj moest wel. Het is duideljjk dat de Atjehers op deze wjjze zooveel oorlogs contrabande invoerden, als zjj maar wilden. Ons prestige leed er geducht onder. Ik heb zelfs eens hooren vertellen, dat op een kolenschip, ingehuurd door het gouvernement, lilla's onder de lading verborgen waren. Het mankeerde er nog maar aan, dat de Atjehers ons gebruikten als tusschen- persoon voor oorlogsbestellingen bjj Krupp tegen zooveel percent commissieloon I (Slot volgt.) De klacht van den heer Quarles van Ufford, dat zoo weinig katholieken leden zijn van de Maatschappjj van weldadigheid, wordt door de Maasbode als volgt beantwoord: »Zou dit ook verklaarbaar zjjn, doordien de katholieken ook in deze vereeniging bjjna overal buiten het bestuur gehouden worden? De room- sche dubbeltjes wil men wel, maar overigens wil men met de roomschen, vooral met een room- schen pastoor, zoo weinig mogelijk te doen heb ben, en de dominé's, die ook hier domineeren, zijn de aangewezen mannen om de maatschappjj bjj de katholieken in te leiden." Wjj merken echter op dat hoogst zelden een pastoor lid van eene gemengde commissie of een bestuur wil worden, al verleent hjj ook zjjn steun. Daarvoor schjjnen redenen te bestaan, die wjj niet kennen. De uitsluiting is dus meestal meer eene geheel vrijwillige dan een gedwongene Het motief van de Maasbode gaat daarom niet geheel op; al is het ook niet gansch en al onge grond en al ware het te wenschen dat aan het geopperde bezwaar tegemoet werd gekomen. Maar dit neemt toch ook niet weg, dat eene maatschappjj, waarvan zoovele katholieken profi- teeren, van de zijde der bemiddelde roomschen meer steun moest ondervinden zonder dat dezen daarom behoeven te domineeren. Of is het louter om het heerschen te doen en niet om de zaak zelye dat men eene goede daad verricht? De redactie van het Rolt. Nbld. heeft kennis gemaakt met het nieuw model helmhoed, door een Brusselschen fabrikant geleverd ten dienste van het Neerlandsch-Indiseh leger en die zoo uitermate volgens het oordeel van den v o r i g e n minister van koloniën geschikt zou zijn. De helm bestaat uit een vilten vorm of klok, overtrokken met blauw wollen stof (serge) en is versierd met een zon van geel koper, in welks midden zich het Nederlandsche wapen op een oranjekleurigen achtergrond vertoont. Aan weers zijden van den helm bevindt zich een leeuwenkop van hetzelfde metaal, dienende tot bevestiging van een lederen stormband, wélke echter niet gebruikt kan worden en ook slechts voor sieraad dient. Op den kruin prijkt een grootere leeuwen kop, welks geopende muiL tot ventilatie dient. Binnen in den helm bevindt zich een lederen zweetband, die ter plaatse van het voorhoofd rust op vier gutta percha ringetjes en daardoor ook de ventilatie bevordert. Yerder nog een reepje zwart gelakt leder, dat door middel van een paar gewone haakjes aan de binnenzijde van den helm bevestigd is en voor stormband dienen moet. De indruk, dien het geheel op de redactie maakte, is bepaald ongunstighet ding doet eerder denken aan een stuk Neurenberger speel goed dan aan een militair hoofddeksel. Boven dien laat afwerking zoowel als de kwaliteit veel te wenschen over. Dit oordeel rust op 'goede gronden en wordt door de redactie van het Rotttrdamsche orgaan nader gestaafd. Deze hoed nu kost volgens eene goede prijsberekening 2.22; het gouvernement betaalt 5.40 en het publiek 6 per stuk. De leverancier verdient dus aan de 10.000 ex., aan ons land te verschaffen, niet minder dan f 31.800. Nu worden de nog meer benoodigde helmhoe den 15 Febr. hier iu het land aanbesteed, maar in de voorwaarden wordt o. a. bepaald dat vorm of klok, 24 uren met water gevuld zjjnde, niet mag doorzijpelen, m. a. w. dat ze volkomen waterdicht moet zjjn en dat de vorm, na 6 uren in een waterbad van 50 gr. C. gelegen hebbende, niet kleverig, slap of week mag worden, of haar oorspronkeljjken vorm verliezen. Welnu al deze in dén Nederlandschen helm hoed vereischte hoedanighedenworden, zegt het R. Nbld., in den „onvolprezen" Belgischen helm hoed geheel gemist. Ze zjjn volstrekt niet wa terdicht en, met lauw water even bevochtigd, lost de ljjm terstond op de hoed wordt kleverig en laat zich in alle richtingen verbuigen. Waarom worden nu aan den Nederlandschen fabrikant zoo veel hoogere eischen gesteld dan aan den buitenlanderof beter gezegd, waarom wordt buitenlandsch fabrikaat goedgekeurd, ter wijl binnenland sch fabrikaat van dezelfde qualiteit, overeenkomstig de opgesomde voorwaarden, zal afgekeurd worden? Er komen in de voorwaarden van aanbe steding nog heel wat meer bepalingen, die bedenking wekkenmaar dat hebben deze voorwaarden met alle voorwaarden gemeen» Voor 'toogenblik wenschen wij er slechts de aandacht op te vestigen, dat het buitenlandsch fabrikaat alweer eens in de tweede kamer opgehemeld en geprezen is ten koste van het binnenlandsche, terwjjl het bij onderzoek blijkt van de meest prullige hoedanigheid te zjjn, waarmede de aan prijzers zeiven alleen tegenover den vreemdeling, maar niet tegenover den landgenoot genoegen nemen. Indertijd is door ons medegedeeld dat er van uit Arnhem eene poging werd aangewend om een Bond van schutterij-onderofficieren in Nederland op te richten. Uit een door ons heden ontvangen cir culaire bljjkt dat dit streven, hoewel het veel steun vond, nog niet als volkomen gelukt is te beschouwen. Er traden 300 deelnemers tot het plan toe, uit de volgende 20 plaatsen Amersfoort, Arnhem, Bergen op Zoom, Bolsward, Doesburg, Dordrecht, Goes, Gouda, Grave, 'sGravenhage, Groningen, Harderwjjk, Helmond, Leeuwarden, Leiden, Meppel, Oldenzaal, Purmerend, Tiel en Zutfen. Met 8 plaatsen wordt nog onderhandeld, waar omtrent een gunstige afloop te verwachten is, terwjjl 10 andere met hunne toetreding wenschen te wachten totdat de bond zich bepaald gevestigd heeft, waarna men op 40 plaatsen met 500 deelnemers durft rekenen. Er zjjn echter in ons land 85 gemeenten, waar dd. schutterjjkorpsen aanwezig moeten zjjn, en waarbjj zich circa 2000 onderofficieren bevinden. Men hoopt dus nog altjjd op meer medewerking. De bond is echter als gevestigd te beschouw^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1