N°;'23. 129® Jaargang. 1886. Donderdag 28 Januari. Middelburg 27 Januari. Dit blad verschijnt d a g e 1 ij k s met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3/m. franco 8.50. Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. GEMEENTERAAD. LBllRGSC 0UR4IVT. Agenten te Ylissingen: P. G. de Vey Mestdagh Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kminingen: F. van dek Peijl, te Zicrikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhüijzen, te Terneuzen: A.van dek Peijl Jz. Hoofdagenten voor het Buitenlandte Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. De burgemeester van Middelburg maakt bekend dat op Vrijdag den 29en Januari 1886, des namiddags te drie uren, een openbare zitting van den gemeenteraad zal plaats hebben. Middelburg, den 27 Januari 1886. De burgemeester voornoemd, P I C K ATJEH. Van onzen Amsterdamschen correspondent.) In een gisterenavond te Amsterdam gehouden vergadering van Burgerplicht, die door een groot aantal leden en geïntroduceerden werd bijgewoonc^ besprak de beer J. J. W. E. Verstege, gep. luife.- kol. van bet Indische leger te '3 Gravenhage, daartoe uitgenoodigd: Onze positie in Atjeh, be schouwd in verband met den aard des vijands, met terugblik op het verledene en met het oog op de toekomstHij deed dit met bet doel om belang stelling van bet denkend deel van ons volk voor bet eindeloos Atjeh-drama op te wekken, dat nu reeds 13 jaren duizenden menscbenlevens heelt geeischt en tusseben 200 en 300 millioenen schats beeft gekost. De naam Atjeh was in Nederland nooit popu lair, integendeel was hij in de laatste jaren een wanklank geworden. Zelfs de pers wist daarin geen verandering te brengen, en meerdere staats lieden volgden dan ook een politiek van mis leiding, waarvan bet volk de dupe is geweest, zoodat wij op Atjeh thans dan ook in de gecon centreerde stelling, door sommigen de vlucbt-linie genoemd, zijn teruggebracht. Spreker wilde ons de Atjehers leeren kennen, den tegenwoordigen toestand duidelijk maken, om daarbij te wijzen op de onverantwoordelijke staat kunde, sedert 1881 gevolgd, en de demoralisatie van bet Indische leger, die door de concentratie steeds zal toenemen. Op een kaart, in zijn nabjj- heid opgehangen, wees spr. de stellingen aan, die aan bet einde van April 18741875 en op 1 Maart 1885 door onze troepen op Groot-Atjeh waren ingenomen. Een viertal stellingen zouden tot leiddraad van sprekers betoog strekken 1° „Vooral in verband met den aard van bet Atjebscbe volk zal de concentratie voor ons op den duur niet houdbaar zijn." Volgens Clausewitz gedoogt de oorlog geen toegevendheid, zoolang de vijand niet weerloos is gemaakt, en dat is bet juist wat onze politici hebben vergeten. Ook hadden wij, veel meer dan gedaan is, rekening moeten houden met de ligging en de plaatselijke gesteldheid van het land (waarvan kort een beschrijving werd gegeven), alsmede met den aard van het volk, welks moreele eigenschappen het karakter, den omvang en duur van den oorlog bepalen. Een ziekelijke philan- tropie openbaarde zich ten onzent voor de Atjehers, die als onbeschaafd volk wreed behoorden behandeld te worden. Uit de bronnen als Beaulieu 1621 en Gerlach 1873 en anderen toonde spreker aan hoe het Atjehache volk trouweloos wreed en verradeljjk was en, op gezag van den heer Kroesen, gouverneur van Sumatra's Westkust, werden eenige voorbeelden van onzedelijkheid, zucht tot liegen en bedriegen der Atjehers medegedeeld; die overigens moedig, krjjgshaftig, trotsch en energiek z|jn en van geen onderwerping aan eenig gezag, tenzjj door geweld; willen weten. Het philantropisch streven van generaal Van Swieten eindigde, toen een z|jner parlementairen was dood gemarteld. Toch predikte die krijgsman de toepassing van een Europeesch volkenrecht tegenover onzen barbaarBchen vijand,. Dwalingen uit zachtmoedigheid zijn de ergste, zegt Clausewitz; en generaal van Swieten schreef in zjjn particulier journaal: „heeft men den oorlog in de binnenlanden eens aangevangen, dan is terugtreden niet goed meer mogelijk zonder zich aan den schijn bloot te stellen, dat het uit zwak» heid geschiedt". Door de concentratie is onze zwakheid aan de Atjehers gebleken, en zij zullen niet rusten, voor sjj ons, evenals weleer de Portugeezen, van hun bodem hebben verdreven. Met den heer Kroesen is spr, het eens, dat Atjeh geheel onderworpen of vernietigd moet worden. II0 stelling. De concentratie is volkomen in strjjd met onze annexatie-politiek in 1874 afge kondigd, en kan dus, ale onlogisch geyolg daar van, nooit tot het einddoel van den oorlog leiden. Gedurende de 2° Atjeh-expeditie zien wij, zoowel hier als in Indië, twee partjjen opkomende eene bewerende dat w|j een beperkte stelling moeten hebben en op onderwerping moeten wachtende andere, lettende op den strjjdlustigen aard der Atjehers, is nog altjjd van meening, dat concentratie in strijd is met een gezonde krijgskunde. Ofschoon de staatkunde in onze Indische oorlogen steeds een onbeduidende rol speelde, beheerscht z|j geheel den Atjeh-strijd, en zelden is weifelender politiek aan den dag gelegd dan in dezen oorlog. Hij is een voortzetting of liever een werktuig der staatkunde, en zal dus haar karakter aannemen. Wanneer een staat aanvallend en veroverend optreedt tegenover een moedig volk, dat alles voor zjjn onafhankelijk heid over heeft, en de aanvaller reeds, na de eerste behaalde voordeelen, een zeer agressive staat kunde bljjft volgen, dan moet ook de oorlogvoe ring daarmede noodzakelijk verband houden. Onze politieke gedragslijn was daarmede niet in over eenstemming. Zoo was het bezetten van den Kraton niet het einde maar het begin van een onderwerpings-oorlog, en na de annexatiever klaring een fout, wat de Tenomquaestie duideljjk heeft bewezen. De agressive politiek moest de verovering van Groot-Atjeh tengevolge hebben, doch thans zijn onze troepen, in plaats van dit te hebben gedaan, teruggetrokken of om officieel te zeggengecon centreerd, wat geheel in strjjd is met de op 12 Febr. 1874 geproclameerde in bezitneming van het geheele Atjehsche rijk en onze toen over dat land en volk aanvaarde souvereiniteit. Die concentratie kon ons niet meer vrijwaren tegen vreemde interventie of zelfs vreemde vesti ging op het gebied van Groot-Atjeh buiten onze geconcentreerde stelling of kuststreken; en eindeljjk heeft die concentratie juist mogeljik gemaakt, wat wij in Maart 1878 door den „overijld" aangevangen oorlog hebben willen voorkomen. IIIe stelling. Op krjjgskundige gronden, op grond ook der ondervinding in Atjeh opgedaan, 0. a. op het einde van April 1874 en 1875, moet de concentratie worden afgekeurd als op den langen duur onhoudbaar. De oorlogen tegen Bali en Boni, waarin generaal Van Swieten zoo krachtig handelde, zijn juist door het stout optreden zoo gelukkig beëindigd, Men ruste niet voor dat de macht van den vjjand geheel gebroken was, wat uitvoerig werd aangetoond. Op Atjeh echter volgde generaal Van Swieten een andere tactiek, doch de uitkomsten waren dan ook contrarie. Met de annexatie-verklaring hadden de Atjehers geen vrede en zij vielen ons gedurig aan. Ten onrechte is beweerd, dat generaal Pel voorstander was eener afwachtende houding, want 30 April 1875 schreef hij aan den gouverneur-generaal, in strjjd met het beweren van generaal Van Swieten en den heer Fransen van de Putte, dat „hjj twjjfelde of de door hem ingenomen positie voldoende zou bljjken om de Atjehers tot onderwerping te dwingen. Hjj wenschte voortzetting der vijande lijkheden zoo spoedig als onze strjjdkrachten daartoe ons in staat stelden." En thans, nu de vjjand den slechten moreelen toestand van ons leger, ons voortdurend weifelen kent, daarenboven beter geoefend en gewapend is, is spr., op grond der krijgsgeschiedenis, als ook van generaal Pel's oordeel, overtuigd dat concen tratie op Atjeh onhoudbaar is. IVe stelling. De concentratie is de bekroning van het werk der staatkunde, die sedert 11 Maart 1881 op Atjeh in toepassing is gebracht, Ook volgens krjjgskundige grondstellingen moet zij veroordeeld worden. Na een kort overzicht van de glansrjjke krijgs bedrijven door generaal Van der Heijden, die bekroond werden met de stichting van de missigit te Kotta Radja, ging de heer Verstege na, hoe de zaken sedert veranderd zjjn; n. 1. een gede moraliseerd leger, geen veiligheid meer, onze soldaten, in plaats van aanvallers, op zelfverde diging bedacht geworden, En dat alles door de beslissing van Maart 1881, door den raad van Indië genomen, Generaal Van der Hejjden door een civielen gouverneur, Pruys van der Hoeven, vervangen. Eerst heette men overlast te hebben van „maraudeurs", thans zjjn het „gewapende benden." De voorbereiding en de uitvoering der concen tratie werden nu verder uitvoerig en duideljjk uiteengezet. Steeds werd de toestand bevredigend genoemd en zoodoende het Nederlandsche volk misleid; op adressen werd geen'acht geslagen en in geheime kamerzittingen op 16 en 17 Juni 1884 tot de concentratie besloten. De Nisero-zaak «?hjjnt er toe geleid te hebben, De nieuwe stelling, met een oppervlakte van 6700 hectaren en een bezetting van 4500 man, werd uitvoerig beschreven, om daarna aan te toonen, dat met de concentratie in nauw verband staan: 1° de ver gunning tot terugkeer naar Atjeh van vandaar verbannen hoofden, als de gevaarljjke en onbe schaamde Toekoe Moedeh Baid, 2° de „fameuse blokkade" waarvoor lj mill, is toegestaan, die zeker wel het dubbele heeft gekost. Die concen tratie heeft nog niets dan negatieve resultaten opgeleverd, Ook de Engelschen achten het tegenwoordige stelsel onzinnig; en daar de zeeroof onrustbarend toeneemt, behoort interventie van die zjjde niet tot de onmogelijkheden. Atjeh had nooit geannexeerd, doch er slechts een vestiging achtergelaten moeten worden. Om veilig binnen de linie te kunnen zijn, zonden alle Atjehers er buiten moeten gezet worden en in hunne plaats eenige koppensnellende Alfoeren van Ceram, Ternate of elders binnen de linie gelegerd moeten worden. Wellicht is dat barbaarsch, doch de Fianschen en Russen gebruiken ook wel Tur ko's en Kozakken. Een commissie van enquête moest ingesteld worden om ons van den Atjeh-kanker te verlossen, en deze moest een te volgen gedragsljjn aanwijzen Met een beroep op allen, die 'twel meenen met Nederland en zjjn koloniën, om met hem bjj de regeering op de instelling van zulk een commissie aan te dringen, eindigde de heer Verstege zjjn voordracht. Te half acht precies aangevangen, had de ge achte spreker te kwartier voor elf, zonder eenige pauseering, zjjne interressante rede geëindigd, die gedurig door luid applaus werd onderbroken. Zjj wekte dan ook algemeen belangstelling bjj de opgekomenen, onder wie zich bevonden luit.-gen. Verspjjck en vele andere autoriteiten op militair gebied, benevens de twee kamerleden Cremer en De Savornin Lohman. De heeren Van Swieten en Gleiehman hadden wegens ongesteldheid hunne afwezigheid veront schuldigd. Wegens het vergevorderde uur volgde slechts een kort debat, waaraan de heeren Perelaar en Bosscher deelnamen, alleen maar om hulde te brengen aan het uitmuntend en alleszins waar exposé van den tegenwoordigen toestand op Atjeh en de gevolgen, die daaruit noodwendig moesten voortspruiten zooals die door den heer Verstege waren geschetst. De eerste voegde daaraan nog toe, dat het binnen de geconcentreerde ruimte nog niet zoo rooskleurig was als men uit des inleiders rede wel zou kunnen opmaken, want dat de arme soldaat daar binnen nog gedurig bestookt wordt door sluipmoordenaars, die hjj nota bene buiten de linie niet mocht achtervolgen. Hjj las verder al de benende Atjehrapporten, sedert 1 Febr. 1885, voor ten bewjjze van hetgeen hjj gezegd had. De heer Bosscher wees ook op de demoralisatie van het leger, veroorzaakt door de vele overplaat singen. Hjj verklaarde in Indië van de laagste tot de hoogste posten te zjjn opgeklommen en Insulinde dus liet te hebben het zou hem daarom aan zjjn hart gaan als de schoone parel aan Nederland ontviel, Toch kan men nu reeds elders in Indië, in Midden Sumatra, Oost en Midden Java, in Madioen sporen van verzet tegen ons gezag waarnemen, wat men na den nood- lottigen Atjeh oorlog ook kon verwachten. Maar met Lndië's val staat die van Nederland in 't nauwst verband en ook omdat hjj Nederland lief heeft, hoopt hjj dat Verstege'» woord diepen in druk mag maken bij on» volk, het de oogen opene voor ons waarachtig belang en er een eervol einde kome aan de strijd. Dat zaL veel, zeer veel geld kosten, maar liever dat besteed, dan onze koloniën in andere handen te zien overgegaan. Vóór alles moet echter volgens den heer Bos scher het leger gereorganiseerd worden; de soldaat moet beter in het schieten en het vechten met de bajonet geoefend worden, opdat hjj de klewang niet meer vreeze, Hjj hoopt ook dat een enquete worde ingesteld, maar men vergete niet, dat de smannekes" de besluiten zullen moeten uitvoeren. De heer Verstege antwoordde kort en betreurde het, dat de oud-minister Fransen van de Putte niet aanwezig was om wellicht ernstige beden kingen tegen zijn rede in te brengen. Hij dankte de heeren Perelaar en Bosscher voor hunne woorden, alsmede het bestuur van Burgerpligt, dat hem gelegenheid had gegeven tot spreken, De rede van den beer Verstege zal op kosten der vereeniging in druk verschjjnen. De gemeenteraad van Middelburg zal Vrjjdag, des namiddags te S uren, vergaderen, ter behan deling der onderstaande zaken; ingekomen stuk ken; onderzoek geloofsbrieven nieuw gekozen raadslid; overdracht en wijziging voorwaarden telephoon-concessierekening kamer van koophan del; wijziging, af- en overschrijvingen, alsmede beschikking post onvoorziene uitgaven gemeente- begrootingen 1885 en 1886; vaststelling 2e suppl. kohier inkomsten-belasting 1885 reclame tegen het 1® suppl. kohier inkomsten-belasting 1885 en benoeming van een voorzitter burg. armbestuur en (zoo mogelijk) van een lid van het college van curatoren over het gymnasium. Natuurljjk was, zooals gebruikelijk, de gisteren avond alhier gehouden vergadering van leden en donateurs der Vereeniging ter bevordering van animale koepokinenting te Middelburg zeer slecht bezocht. In het geheel waren een tiental per sonen aanwezig. Namens het voorloopig comité werden zij door den heer J. L. van der Pauwert welkom geheeten. Hjj deelde naee dat hjj,—daartoe door den heer dr Van. Berlekom aangezocht, nadat een tweetal andere leden geweigerd hadden deel uit te maken van het voorloopig bestuur, zich bereid had verklaard met den heer A. de Vulder van Noorden de heeren oprichters der vereeniging terzjj te staan, echter onder uitdrukkelijke voorwaarde dat hjj alleen aan de voorbereidende stappen zjjn hulp zou verleenenen geen al te werkzaam aan deel daaraan zou behoeven te nemen. De be zigheden, aan zjjne betrekking en aan de vervulling van enkele door hem vrijwillig op zich genomen plichten verbonden, verhinderden hem zijne werkzaamheden uit te breiden. Nu echter door de gewijzigde verhouding tus- schen heeren vaccinateurs en de vereeniging, een gevolg van de oplossing van het bureau van vacci natie in de vereeniging, de heeren doctoren buiten het bestuur stonden en de heer A. de Vulder van Noorden zoo beleefd was geweest om het secre tariaat waar te nemen, bleef er niets anders over dan dat hjj de vergadering presideerde. Hij stelde daarop aan de orde het ontwerp-reglement, dat na enkele wjjzigingen en toevoegingen werd goedgekeurd. De hoofd bepalingen daaruit zjjn zooals wjj die in ons nommer van Maandag hebben meegedeeld. Na de vaststelling van die statuten bracht de voorzitter een woord van dank aan den heer De Vulder van Noorden voor zjjne jjverige bemoei ingen, vooral bij het ontwerpen van het reglement, van hulde aan dr. Carsten voor de voorlichting, in het belang der vereeniging verstrekt; en uitte hjj den wenseh dat de heeren doctoren, de vaders der vereeniging, van hun kind veel vreugde mochten beleven. Ten slotte werden de drie bestuursleden der vereeniging benoemd. Bjj eerste stemming wer den met 9 van de 10 stemmen gekozen de heeren A, de Vulder van Noorden, M. Fokker en J. L, van der Pauwert. De beide eersten namen hunne benoeming aan laatstgenoemde verklaarde echter aan het verlangen der vergadering niet te kunnen voldoen. Hierop werd in zjjne plaats benoemd de heef J. H. Snijders, die zich de keuze liet welgevallen. Na enkele opmerkingen in het belang der ver eeniging werd de vergadering gesloten. Voor de tweede maai in dit seizoen gaf eene gymnastiek-vereeniging alhier ditmaal de gymnastiek- en schermvereeniging Oefening kweekt kracht, directeur de heer J. H. van der Bel eene openbare uitvoering. Wellicht is het toe té schrjjven aan het betrekkeljjk veelvuldig openbaar optreden van dergeljjke vereenigingen, dat de belangstelling bjj het publiek niet grooter is. Toch verdiende eene uitvoering als die van giste renavond drukker te worden bezocht. De gym nasten gaven bljjken wat door ernstige en Ijverige studie op hun gebied kan worden verkregen; de oefeningen aan de verschillende werktuigen ge tuigden van vlugheid en kracht, eigenschappen die bjj enkelen wel eens parten speelden aan de, voor den waren turner zoo noodige kalmte en regelmaat bjj iedere beweging. Ook in den afwisselenden schermstrjjd toonde menigeen zjjn bedrevenheid in het hanteeren der wapenen. Door de opvoering van een tooneelstukje heeft men getracht eene aangename afwisseling te bren gen. Of men daarin door de keuze van juist zulk een stukje geslaagd is, zouden wij ongaarne voor onze verantwoording nemen. Mocht, na een goed besteden oefentjjd, deze vereeniging weer in het openkaar optreden^ daq.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1