N" 9. JL29e Jaargang. 1886 Dinsdag 12 Januari. Middelburg 11 Januari Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Prijs per 3lm. franco 3.50. Afzonderlijke noininers zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Advertentiën: 20 Cent per regel. Geboorte-, Trouw-, Doodberichten, enz.: van 1-7 regels ƒ1.50 iedere regel meer 0.20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Mr. P. N. VAN DER BILT. Agenten te Vlissingen: P. G. de Vey Mesxdagh; Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen: P. van dee Peijl, te Zierikzee: A. C. de Mooij, te TholenW. A. van Nieuwenhtjijzen, te Terneuzen: A.van dee Peul Jz. Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube Cie., John F. Jones, opvolger. Wij herinneren de kiezers te Middelburg aan de verkiezing voor een raadslid, die morgen (Dinsdag) moet plaats hebben. De stembus is tot vier uren geopend. Als candidaat blijven wij, om de in ons vorig nommer aangegeven redenen, aanbevelen den heer Het anti-revolutionair lid der tweede kamer, jhrmr G.J.Th. Beelaerts van Blokland protesteert in het Hbld tegen den toeleg om de staatkundige anti-revolutionaire partij aansprakelijk te stellen voor de kerkelijke beweging te Amsterdam. Hij schrijft o. a. „Evenmin als het bil'ijk ware, om de liberale partij als zoodanig verantwoordelijk te stellen voor het anti-militairisme door eenige harer schranderste leiders voorgestaan, evenmin verdient de anti-revolutionaire partij te worden berispt of geprezen voor de houding, door eenige harer voormannen in het kerkelijke aangenomen. Wat mij betreft en dit strekke tevens tot antwoord op menige vraag mjj dezer dagen gedaan ik schroom niet, met allen eerbied voor anderer inzicht, te verklaren 1° dat de handelingen, die tot de schorsing van Amsterdamsche predikanten, ouderlingen en diakenen aanleiding gaven, door mij diep worden betreurd 2° dat ik het thans plicht acht voor elke gemeente van de Ned. Hervormde kerk in ons vaderland, om bij de beroeping van predikanten, bij de benoeming van ouderlingen en diakenen en bij de keuze van een kiescollege, geen stemmen nit te brengen op eenig persoon hoe uitnemend ook, zonder volkomen verzekerd te zijn, dat hjj zjjne bediening nimmer zal gebruiken om verzet te plegen tegen de kerkeljjke organisatie waaronder hij is aangesteld. Met deze verklaring vertrouw ik te blijven goed anti-revolutionair." In de Heraut schrjjft natuurlijk dr Kuyper op zjjn gewone manier een en ander naar aanleiding van deze kerkelijke kwestie. Zijne tegenstanders betitelt hjj daarin met den naam van „Broeders die dienst doen voor beul." Dat opstel laat hij voorafgaan door een ander van vier kolommen over de liefdenatuurlijk niet de Christelijke liefde, want dit zou voor hem in dezen tijd een gevaarlijk onderwerp wezen, maar de liefde in het algemeen. Hij deelt daarin zegt het Hbld. tot ver heerlijking van de liefde het eerst mede, dat iemand, die niet reeds op aarde heilig gemaakt is, verdoemd wordt; dat er van heiligmaking na den dood geen sprake kan zijn. Vervolgens verklaart hjj met eene beslistheid, die iemand weder on willekeurig doet vragen hoe weet hij dat alles toch zoo? »dat bij het vrouwtje, dat moeder wordt, de liefde minder sterk is dan bij het dier." Dit is voor vrouwtjes, die moeder zijn, een buitenge woon onaangename mededeeling Toch staat dit woordelijk in het bulletin van den overwinnaar der Nieuwe kerk. „De liefde der dieren is soms zoo sterk, zegt hij, „dat ze den mensch een ver- wjjt in de consciëntie werpt. Dezelfde henne, die anders reeds wegstuift als ze een kat op tien meters afstand merkt, zal tegen den njjdigsten kater invliegen, als ze kiekens heeft, waarvoor zij moet strjjden." Zeer te waardeeren is dit aanmoedigend woord van dr. Kuyper aan de hen, die om haar kiekens te verdedigen, zich tegen een kater verzet, doch hij gaat dus voort «Zedelijke waarde heelt deze liefde van de klokhen niet, inaar wel waarde. «Eu wanneer onze kleine jongens woedend worden, als ze zien hoe een mannetjeskouiju de jongen doodbijt, terwijl het vrouwtje voor haar jongen vecht, dan is er in .hun jongenshart een zuivere stem, om die meerdere liefde van het moedertje te loven." «Klimmen we nu uit deze dierenliefde voor hun jongen naar ónze wereld van de kinderen der meuschen op, dan treft het ons, dat we hier soortgelijke verschijnselen vinden, die bijna in niets van de liefoe onder de dieren te onderscheiden zijn. Een behaagziek, wuft meisje, iu wie men anders schier nooit een tiek van liefde of toe wijding opmerkte, ze wordt moeder, eu zie, opeens is het of dit jonge moedertje het mysterie der liefde heeft leeren Verstaan. Za denkt aan niets anders dan aan haar wichtje. »JSn toch, al is er gelijkheid, er is toch ook verschil. «Bij dat vrouwtje dat moeder wierd, is de liefde minder sterk dan bij het dier Zij geeft haar kindeke uren lang aan een ander ovtr om te verzorgen, terwijl de vogel op haar jongen zit, zonder er van af te gaan. De bedoeling van „den door beulsknechten vervolgden ouderling" met dat geschrjjt is natuur lijk uitmuntend, daar hij wil aantoonen, dat de moeder het van de klokhen wint, zoodra ze „in het wichtje iets meer ziet dan een mollig hoopje vleesch" en het daarom laat doopenmaar toch moeten we het opnemen voor moederB van onge doopte kinderen, door als onze wel overwogen overtuiging uit te sprekt n, dat een mensch beter weet lief te hebben dan een kip. Er is nu een maal vtrschil van gaven en talenten; een vrouw kan helaasniet „op haar jongen zitten, zonder er van af te gaanze heeft een bakers bijstand noodig bij het kleeden van haar kind, hetzij dit gedoopt zij of niet, en daarom vinden we de achterstelling van vrouwen bij kakelende kippen, te kras, veel te kras. Doch niettemin stemt het tot eerbied voor het hoofd der vroegere anft'-revolutionaire partij in Nederland, dat, terwijl hij in de Nieuwe kerk zulke belangrijke garmzoenspliehten te vervullen heeft, hij toch nog tijd vin it om tien kolommen in de Heraut vol te schrijven over manmtjes- konijnen, kippen, jonge moeders, door vorst be schimmelde plantjes, beulsknechten en ouderlingen. De Staatscourant is tegenwoordig weer bezig provineiesgewijze uitgebreide staten te geven over de uitkomsten van den oogst. Staten vol cjjfers, een wellust voor statistieke oogen. Van elk gewas wordt opbrengst en qualiteit door een cijfer aan gewezen, niet alleen zooveel het gewas zelf betreft, maar ook voor het „stroo, lint, hooi of droog- blad". Opgegeven wordt, in hoeveel gemeenten de oogst bedroeg 100, hetwelk beteëkent bij uitstek gunstig, dus uitmuntend", zooals de „Str. Crtleeraart; 90 d. i. zeer goed; 80 d. i. goed; 70 d. i. vrjj goed; 60 d. i. meer dan middelmatig; 50 d. i. middelmatig; 40 d. i. gij raadt het al minder dan middel, matig; 30 d. i. nog minder, namelijk gering; 20 d. i. slecht of 10 d. i. mislukt. Nul ontbreekt, dat zou al te treurig effect maken. Ten slotte wordt door een enkel cijfer het oordeel omtrent den geheelen oogst uitgedrukt. Zoo vernemen wij bijv. dat het in Zeeland met de tarwe dus was gesteld: opbrengst van het graan 77.5, qua liteit 81.9 opbrengst stroo 79.1, qualiteit 80.6. Zoo worden wij ingelicht omtrent 50 gewassen- Een is er vergeten, een allergewichtigst, namelijk kuol (speciaal apenkooi) opbrengst 100, qualiteit 100. Vad.) In eene Zaterdagavond op de bovenzaal der sociëteit de Vergenoeging alhier gehouden alge- meene vergadering van de leden der IJsclub Walcheren zijn als bestuursleden gekozen de heeren W. J. Domenie, W. L. van Leeuwen en A. Adema. Het ledental der club, bedraagt thans 176, waar onder 3 donateurs, terwijl het kasboek een saldo van 595.34 aanwijst. De heer mr G. N. de Stoppelaar opende heden middag de vergadering van de kamer van koop handel en fabrieken alhier met den leden zijn gelukwensch aan te bieden bij de wisseling des jaars. Om verschillende redenen onthield de voor zitter zich van een terugblik op betgeen in 1885 voorviel; handel en nijvrrheid toch kwijnden hier zoowel als elders en hetgeen meldenswaardig voorviel zal den leden uit het weldra uit te brengen verslag blijken. Alleen wenschte hij dat in den nieuw ingetreden jaarkring handel en nijverheid mogen herleven en dat het den leden gegeven zijn zal met luit en jjver werkzaam te zijn tot bevordering van de welvaart van Mid delburg. Verder werd in de zitting, waarbjj de heeren Tak, Snijders, De Kaoter, Doorenbos en Alberts afwezig waren, overgegaan tut benoeming van een voorzitter. De heer mr G. N. de Stoppelaar werd met algemeene stemmen op één na ais zoo danig herbenoemd. Als ondervoorzitter werd met algemeene stem men de heer J. A. Tak herkozen. Onder dankbetuiging voor het hem geschonken vertrouwen verklaarde de heer De Stoppelaar de betrekking van voorzitter weder te aanvaarden. De bode Tapper werd in zjjne bediening ge continueerd. Daarna werd overgegaan tot de samenstelling der maandcommissiën. Zitting zullen hebben gedurende Januari, Mei en September de heeren De Stoppelaar, Tak en Van Burg) voor Februari, Juni en October de heeren Sprenger, Alberts en J. P. Fokker; voor Maart, Juli en November de heeren Den Bouwmeester, Snijders en Verhulst, en voor April, Augustus en December de heeren Luteijn, De Kanter en Doorenbos. Behalve dat mededeeling werd gedaan van eenige ingekomen stukken, werd door den voor zitter de aandacht der kamer gevestigd op de hoogst ongelijkmatige rangschikking der gemeen ten voor wat betreft de patentwet. Middelburg is geplaatst in den derden rang, terwijl onderschei dene gemeenten, waar handel en nijverheid meer bloeien dan hier, in den vierden rang zijn geplaatst. Met het oog op de door den minister ingediende wjjziging der patentwet, waardoor te voorzien is dat die wet, althans wat de hoofd bepaÜDg betreft, nog geruimen tijd van kracht blijven zal, vestigde de heer De Stoppelaar de aandacht op deze onbil lijkheid. Het advies der maand-commissie zal hierop worden gevraagd. Ten slotte werd de rekening over 1885 opge nomen en goedgekeurd. Eene buitengewone gebeurtenis bracht heden de troepen uit dit garnizoen onder de wapenen. Aan den gegagetrden sergeant van het O. I. leger P. J. Coset werd ten 1 uur de Militaire Willemsorde uitgereikt door den garnizoens-com- mandant van Middelburg, den majoor G. van Nouhuys. In groot tenue gekleed stond het bataljon infanterie op dat uur op het Molenwater geran geerd, gecommandeerd door den kapitein Van Dorth. Op het aangegeven uur verscheen de tot ridder benoemde Coset, geleid door een officier, onder de vroolijke tonen der schutterij-muziek, op het terrein. Nadat de carréformatie was aangenomen, werd Coset door den majoor aldus toegesproken Namens het Nederlandsche leger wensch ik n van harte geluk met de onderscheiding u te beurt gevallen; gij hebt getoond haar waardig te zijn door bij herhaling uw leven te wagen in den strijd voor koning en vaderland. Elk soldaat ziet op u met eerbied en sympathie ieder Nederlander is trotsch op mannen als gij het kruis voor Moed, Beleid en Trouw, dat uwe borst versiert, geeft u aanspraak op de militaire eerbewijzen, is de herinnering aan uwe helden daden tegenover Neerlands vijanden. Dit eerekrnis legt u echter bijzondere plichten op, want de ridder der Mil. W. Orde moet niet alleen de krijgsmansdeugden van het slagveld bezitten, maar ook in de gewone maatschappij verwacht men getrouwe plichtsbetrachting van u, wilt ge op de algemeene aeüting, onafscheidelijk aan uwe decoratie verbonden, aanspraak maken. Moge men u altjjd en overal als een ridder der M. W. O. kunnen v<reeren en hoogachten; keer terug inde burgermaatschappij met het voornemen üoor bescheidenheid en nauwgezette waarneming uwer plichten u te onderscheiden; wees immer een Nederlander in den edelen zin van het woord, een man die leeft voor het welzijn van anderen. Dan zult ge bij u zeiven eene blijvende belooning vinden en in de dagen van levensstrijd ook den zedelijken moed bezitten om te overwinnen." Daarop richtte de majoor het woord tot den troep en zeide ongeveer het volgende: »HH. officieren, onderoff. en soldaten! Ik heb de eer aan u voor te stellen een der dapperen van het leger in O. Indië. Deze ridder, bij Z. M. besluit dd. 17 Sept. 1885 n°, 25 benoemd, is in de Indische dagbladen als held genoemd, heeft zich herhaaldelijk tegenover den vjjand onderscheiden, o. a. oleef hjj bjj het be stormen eener benting, ofschoon door een kogel in den schedel gewond, in den strjjd op zijn post tot de krachten hem ontzonken. Een ander maal bjj de spits etner colonne ingedeeld, hield hjj tegenover den vjjand stand, tot hjj alleen overbleef; trok daarna strjjdende terug, een ge wonden kameraad met zich voerende. Moge het voorbeeld van hem, wiens heldendaden door den koning zoo schitterend zijn beloond en die door elk Nederlander met achting wordt aangezien, u aansporen in tjjden van oorlog, zooals hjj uw plicht te doenen wilt ge hem navolgen, gaat dan over bjj het Indische leger; d&ar zjjn voorn lauweren te plukken op het slagveld, dafir kunt ge toonen uw leven veil te hebben voer koning eu vaderland." Onder de aanwezigen merkten wij, behalve den majoor prov. adjudant, de officieren van de schut terij, ook de ridders Hobein, V. d. Berge en Slut van Vlissingen op, dio, na het uitreiken der orde, J[ op ridderljjke wijze Coset gelukwenschten, Na afloop hiervan werd tweemalen voor den held van den dag gedéfileerd en keerde de troep naar de kazerne terug. De aanwezige ridders en de officieren werden daarop door den garnizoens-commandant uitge- noodigd in St. Jorisalwaar hun de eerewijn werd aangeboden. Te ongeveer 2 uren werden de gedecoreerden door eene deputatie van de onderofficieren en van de schutterij in St. Joris afgehaald, teneinde ook in hunne sociëteit eenige oogenblikken te vertoeven. Door den voorzitter aldaar toegesproken, bleven de aanwezigen geruimen tjjd genoegeljjk bjjeen. Hoe men in Indië over de daden van den ser geant Coset oordeelde, kan uit het volgende bljjken. Het Bat. Hbl. schrijft in zjjn nommer van 24 Febrari 1885 o. a. „Ovt r gewonden spiekende, zou ik waarlijk niet gaarne vergeten u een oogenblik te onderhouden over een gewonden held in den waren zin des woords, nameljjk over den onderofficier Coset; een man, die, hij rnogo al geen Fries zijn, toch bewe zen heeft geen minder harden kop te hebben dan de zonen van dezen voiks.-tam. Doch men oor deelt): Coset kreeg bjj Theo-Thoe-Koning een kogel in den schedel. Hjj duizelde een oogenblik, maar bleef toch zijn kommande voeren; eenige minuten later moest hij echter tot zj,n epjjt vervangen worden door den ergeant-majour Keijzer, een noodzakelijkheid die hem alle illusie benam, daar hij niet aan het stormen kon deelnemen. »Door twee officieren van gezondheid te Mandor onderzocht, konden die heeren niets anders con- stateeren dan een klein gaatje in den schedel en, daar de man overigens zeer, wel was, kwamen zjj weldra tot het besluit, dat er geen kogel in Coset's hoofd zat, maar deze, zooals wel meer gebeurt, op het schedelbeen was teruggekaatst. »Te Pontianak was dr Rogier echter een ander gevoelen toegedaan en, na een zeer gevaarlijke schedel-operatie, haalde die kundige heelmeester wel degelpk den veronderstelden kogel, benevens een stuk laken van Coset's pet, uit uiens hoold. „Het dient echter gezegd, dat de kogel zoo plat was als een cent, een bewijs te meer voor de baruheld van sommige menscheljjke schedels. Denzelfden Coset noemde ik tevens „een held", zie hier waarom. Den vorigen dag uitgerukt met de kolonne van kap. Tengbergen, bthoorde hjj tot de spits, die van twee zjjden vuur kreeg en weldra, met acnttrlating van een zwaar gewonde, zich terug trok. „Coset bleef echter pal staan en potte er on* verüeterljjk lustig op los; eerst toen net vuur aan 's vjjands zjjde wat beuaarde, bemerkte hjj, dat hjj slechts alleen was, waarop hjj zich op de voorhoede terugtrok, echter niet zonder den armen gewonde mede te nemen, die echter, heiaasl spoedig te Mandor overleed." Wanneer men het bovenstaande in aanmerking neemt en daarenboven let op de zwaie taak, die Coset gedurende de expeditie te vervullen had, uoor bjjna voortdurend met het bevel oveï de spits te worden belast, dan ka., de onder scheiding zeker als wel verdiend worden be* schouwd. Wjj hopen den dapperen ridder vele jaren in het bezit van het eerekruis te zien. In een plechtige zitting der ai'rondiasements*5 rechtbank alhier had heden, in tegenwoordigheid van eenige belangstellenden, de installatie plaats van den nieuwbenoemden rechter, den heer mr S. Gratama Hzn, vroeger kantonrechter te Schoon* hoven. Na opening dier zitting door den president, jhr mr A. van Reigersberg Verslujjs, voerde allereerst het woord de heer mr J. A. van Hoek; officier van justitie. Deze wees erop hoe het de eerste maal was dat door dit college, zooals het thans is samengesteld na de nieuwe rechterlijke indeeling van 1877, eene installatie plaats had. Toen in 1879 mr P, Roetert Tak, destijds substi tuut-griffier bjj de rechtbank, benoemd werd tot kantonrechter te Kampen, achtte de.regeering het onnoodig die betrekking van substituut-griffier te vervullen. Twijfel of de vacature van rechter zou worden vervuld was daarom mogeljjk en misschien ook wel geoorloofd als men nagaat wat in andere rechtbanken plaats had en de werkzaamheden van die colleges verg-lijkt bjj die van deze rechtbank; Die twjjtel werd eebter opgeheven, toen de stukken werden opgtzonden aan de rechtbank tot het opmaken van eene aanbeveling en nog meer toen die aanbeveling werd gevolgd door eene benoeming. Spreker verklaarde dat ook het parket jhr. mr, D, G. van Tejjlingen met leedwezen had zie»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1886 | | pagina 1