N° 224
128* Jaargang.
1885.
Woensdag
23 September.
FEUILLETON.
Middelburg 22 September.
BRIGHT A POS WIK.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen?
Prijs per 3/m. franco f 3,50.'
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.
Advertentiën* 20 Gent per
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van i -7 regels 1,50
iedere regel meer f 0,20;
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
MIDDELBURGSCHE COURANT.
w
Agenten zijn tg Vlissingen P. G. De Veij Mestdagh en Zoon, tG Gogs A. A. W. Bolland, te KruiningenF. Van der Peijl, te Zierikzee A. C. De Mooij, te Tholen W. A. Van Nieuwenhuijzen, gh tc Ter Neuzen A, Van der Peul Jz,
Hoofdagenten voor hot Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daubs en Cie., John F. Jones opvolger.
Alle bladen, van welke richting ook, zijn een
stemmig in kunne afkeuring over de troonrede.
Alleen het Dagblad toont zich niet onvoldaan.
Men vergunne ons uit de overige bladen eene
kleine bloemlezing.
De N. R. Ct laa+ zich geheel in onzen geest
uit. „Zoo arm van inhoud, zoo laag van toon,
zoo zonder eenig perspectief als dit jaar is de
troonrede nog nooit goweest", zegt het blad.
Van hetgeen de regeering in de aanstaande
zitting doen zal, zegt de troonrede niets anders
dan dat „behalve de reeds aanhangige wetsont
werpen, andere belangrijke voorstellen aan uwe
overweging zullen worden onderworpen'"', en dat
„„de zorg voor 's rijks financiën steeds een spaar
zaam beheer en versterking der middelen eischt"".
Langs welken weg die „„versterking"" zal worden
gezocht, en welke „„belangrijke voorstellen"" er
zullen inkomen, bliift in het midden. Verder deelt
de regeering over hare plannen niets mede, dan
dat er „„maatregelen worden genomen om
de schutterijen te versterken en hare oefeningen
te verbeteren
»Wat heeft men hiervan te denken? Heeft de
xegeering geen plannen?; weet zij zelve nog niet,
met welke „„belangrijke voorstellen"" zij komen
zal of moet dat een geheim blijven?
Ook over da grondwetsherziening, die dan toch
den politieken toestand beheerscht, en waarover
in deze zitting beslist zal moeten worden, geen
woord. Vreemd 1
In afwachting van het licht, dat er bij het adres
van antwoord over deze houding van 's konings
raadslieden zal ontstoken worden, veroorloven wij
ons de vraag, of zulk een troonrede den luister
van het koningschap verhoogt
De Standaard wil liefst tot die rede het zwijgen
doen.
.Over wat niets zegt, zegt men dan ook niets.
Leuker, magerder, ijler, onbeduidender hoopske
volzinnen is nog nimmer (zelfs door dit kabinet)
den koning op de lippen gelegd.
Het is een stapel stadhuiswoorden, die men
met Pompei cement aan elkaar heeft moeten
lijmen, om ze te laten kleven.
Een redelooze rede, zoowel den koning, die haar
at moest lezen; de staten-generaal, die haar
aan moesten hooren; als het volk, over welks
belangen ze heenleutert, om 't zeerst onwaardig.
Metterdaad de diapason in de regeeringskringen
te 's Gravenhage moet al zeer laag gezonken zijn,
dat de heeren ministers, in een politiek oogenblik
van zoo uitnemend gewicht, geen deger woord
voor den koninklijken redenaar wisten te vinden,
dan dit miswassen en misdoopte staatsstuk."
Het Vad. laat zich in den volgenden geest uit
„Heeft men ooit beleefd ergens ter wereld, dat
een grondwetsherziening aanhangig is en dat de
Een verhaal
van A. LüTTËLSBURG.
Bij het bed van Brigitta teruggekeerd zei dr
Eriksen.
„Kindlief, ik geloof dat wij met omzichtig
heid te werk moeten gaan, zonder dat de eenige
levende bloedverwant van Gerda er iets van
vermoedt. Wat zoudt gij er van zeggen als ik uw
man met het kind eens hier liet komen Gij
hebt in een vlaag van wanhoop gehandeld, toen
gij hem verliet maar bedacht gij dan niet
hoeveel verdriet gg hem daarmede aandeedt
„Ja mgnheer, daar dacht ik wel aan, maar
het was beter, dan wanneer ik schande over zijn
eerlijken naam bracht", antwoordde zg met tranen
in de oogen en blozende.
„Maar gjj zegt, hij heeft u nooit iets verweten
dan moet hij u toch wel zeer liefhebben."
Zij kreeg een nog hooger kleur.
„En nu dat kind," vervolgde de dokter, „ik
zeg u, als die man, die reeds éen poging gedaan
heeft om het u te ontstelen, vernomen had, waar
het kind was, zou hij zijn plan toch uitgevoerd
hebben. Wat die schande aangaat, die gij over
den eerljjken naam van uw man zoudt brengen,
daar begrijp ik niets van. Ik ontken niet, dat uw
pliverwacht verschjjnen op den Kullen met dat
troonrede die als een onbeduidende kleinigheid
volkomen onvermeld laat Acht de regeering, die
nogal met grondwetsherziening als haar programma
optrad, dat werk zóó onbeduidend, dat zij het veilig
kan verzwijgen Houdt zij er volstrekt geen reke
ning mee nu alom in den lande om grondwetsher
ziening wordt gevraagd, ais de eerste eisch des tjjds?
Beseft zij het niet, dat tal van hervormingen,
waarop wij sints jaren en jaren wachten, eerst
mogelijk zullen worden, als eerst alle krachten
worden ingespannen om de beletselen uit den weg
te ruimen, die in onze hoogste staatswet zijn
gelegen Is de regeering dan geheel en al blind
voor de teekenen des tijds
Dat deze regeering zoo kortzichtig zou wezen
wij gelooven het niet. Maar uit overmaat van
voorzichtigheid geeft zij zich niet bloot. Haar
eenige eerzucht is, dat men van haar aan 't einde
van het zittingjaar kan zeggen, dat zij weer een
jaar heeft beleefd
Behoeven wij nog te zeggen, dat deze troonrede
ons diep teleurstelt? Wij waren nooit bewonderaars
van dit ministerie, al erkenden en erkennen wij
gaarne de verbazende kennis, de handigheid en
de slimheid van den min. van binnenl. zaken en
het talent en de werkkracht van den min. van
koloniën, maar waar het zoo weinig toont den
ernst der tijden, de behoeften der natie, den plicht
der regeering te begrijpen, dan blijft het beneden
de laatstgemelde verwachtingen.
Zulk een regeerirg heeft geen levenskracht
meer, zg kan hoogstens wat voortvegeteeren
zulk een regeering verocrdeelt men niet, zij
heeft zichzelve veroordeeldzulk een regeering
kan niet meer vallen, maar moet te eeuiger tijd
ineenzakken.
Vrede zg dan haar assche
Het Hbld. meent dat onbeduidender en minder
zeggende troonrede in 's konings bijna veertig
jarige regeering zeker niet is uitgesproken. Als
een prijsvraag ware uitgeschreven over de onbe-
vredigendste wijze om een gewichtig zittingjaar
te openen, zou deze rede stellig den eersten prijs
hebben behaald.
De belangrijkste vraagstukken, die de natie
bezighouden, worden met een onbelangrijk stil
zwijgen ter zijde gehouden, en bg de onderwerpen
die wèl worden genoemd, mist men schier overal
elke aanduiding ten bewijze, dat de regeering
hare aandacht wijdt aan de vervulling van recht
matige wenschen en behoeften.
Welk een uitstekende gelegenheid heeft de
regeering laten voorbijgaan, om door goed gekozen
woorden de natie, in een toespraak aan hare
vertegenwoordigers, tot eendracht en vreedzame
samenwerking, in dezen tijd van spanning en
overgang, op te wekken! Welk eenuitnemenden
invloed had juist thans een opwekking kunnen
hebben, tot verdraagzaamheid, en gematigdheid
aan alle partpen gericht.
De regeering is bp de opening der zitting verre
beneden hare taak en hare roeping gebleven.
Mogen hare daden en voordrachten dien indruk
weldra uitwisschen
kind bij uwe bekrompen naburen kwade vermoe
dens kon opwekkenwant de wereld is gewoon om
naar den sohijn te oordeelen; maar wat gij van den
diefstal zegt, dien men u ten laste gelegd heeft,
daarbg ontbreekt het geringste bewijs om u van
zulk een misdaad te beschuldigen. Die armband in
uw koffer zegt niets degeen die u in verdenking
bracht was Gustaaf Maalstroom, een berucht
persoon, die slechts bij toeval een tuchthuisstraf
is misgeloopen. Nog voor een paar weken stond
hp terecht wegens wisselvervalscbing en als zjjn
vader niet zijn halve vermogen opgeofferd had om
zijn zoon te redden, zat hp nu al lang achter
slot."
Brigitta had met ingehouden adem geluisterd.
Vreugde en hoop herleefden. Als die man eens
waarheid sprak Zou het eenmaal zoo licht om
haar heen worden als die eerwaardige man het
haar voorspiegelde 1
„Ik zal zelf naar uw man gaan om hem te
zeggen, dat gg leeft. Ik zal de kleine Gerda
meebrengen, ten einde van den angst bevrijd te
zijn, dat mgnheer Von Bestwig haar wegvoert."
Brigitta was weer in onmacht gevallen, maar
de dokter hield zich niet op om haar bij te brengen;
daarvoor riep hp zijn vrouw; hp zelf en spoedde
zich heen om zjjn voornemen ten uitvoer te gaan
brengen.
Olaf Halm had nog ziek en zwak het hospitaal
verlaten. Hg meende dat de lucht daar binnen
hem belette om te herstellen en k|j meest toeh
De Amst. laat zich in de volgende bewoordingen
over die rede uit
»Ziedaar een troonrede, om er geen woord van
te zeggen.
Een huishoudelgk praatje op een zeldzaam
ernstig oogenblik.
Achteruitgang, malaise, verwarring, spanning
hier en daar, schier op elk gebied. Maar van
dat alles schijnt Nederlands regeering niets bespeurd
te hebben; niets, tenzij de groote daling der
prijzen van producten, die een ongunstigen invloed
oefende op de nijverheid van Europeanen in Oost
en West-Indië
Hoe durven verantwoordelijke ministers, waar
een arbeid van niet minder beteekenis dan die
tot grondwetsherziening wordt gevraagd, waar
heel Nederland gevoelt, dat hervormingen, diepin
grijpende hervormingen, noodig zijn, Z. M. een
troonrede op de lippen leggen, als ware hg blind
en doof voor hetgeen ieder ziet en hoortals
ging hem niets ter harte van hetgeen de gemoederen
des volks vervult
Waarlijk, zij, die den heer Heemskerk wel eens
gebrek aan moed ten laste leggen, vergissen zich.
Dit stilzwijgen der troonrede over de hoogste
belangen der natie getuigt van owermoed.
Z. Ex. waagt waarschijnlijk meer nog dan hij
zelf weet. Hij brengt des konings populariteit
en prestige in gevaar. En dat is, op den huidigen
oogenblik, voor een verantwoordelijk minister,
o. i. onverantwoordelijk. Men kan zich tegenover
het volk plaatsen, als men niet met het volk
wil medegaan. Maar in een troonrede de houding
aan te nemen, alsof er bij zooveel gisting als
alom wordt waargenomen, er geen volk bestond
dit maakt een diep treurigen indruk.
Wat moet er onder zulk een minister van 's
lands zaken terecht komen
Heden morgen gewerd ons eene uitnoodiging
om eene verzameling te komen zien, die zonder
eenr'gen weidschen praal, slechts, in een stal
is opgesteld, nl. de verzameling appelen en
peren door de Walchersche botanische en tuinbouw-
vereeniging bijeengebracht om te Antwerpen op de
daar van den 27 tot 29 September te houden ooft-
tentoonstelling te worden geëxposeerd.
Zeker zeldzaam is de collectie, hier op een
drietal tafels uitgestald, zeldzaam met het oog op
de misschien wel 400 verschillende soorten, zeldzaam
met het oog op den omvang, het fraai uiterlgk
of de nieuwheid der soort.
We duizelden Van de tallooze namen van appels
of peren, die ons werden genoemd, en kunnen niet
ontkennen dat wij eenigszins beschroomd en zeer
in 't kort er melding van maken.
Spoedig bleek ons dat, zooals op elk ander
gebied, een schoon uiterlijk niet altijd goede
hoedanigheden aantoont en. dat onder een ruwe
sckil menigmaal, een fijne kern verscholen zit.
Veel toch lgkt smakelijk op 't gezicht en is wrang
en zuur in den mond, terwijl wat ruw en onsmakelijk
lijkt den grootsten lekkerbek doet watertanden.
Bgv. de witte calville appel, een der fijnste en
herstellen, ter wille van de kleine Gerda.
Maanden lang had hjj in het ziekenhuis gelegen,
door den grootsten angst over het kind gefolterd.
Dikwijls verwenschte bij Brigitta, dat zij hem
weerhouden had van dien stap, die voor goed aan
alles een einde zou gemaakt hebben maar hij kon
toch niet ernstig boos op haar zijn. Als hij aan
haar rein, edel gelaat dacht en aan de wijze
waarop zij zeide geef mij dat kinddan kwam
er een soort van rust over hem in hare handen
zou Gerda veilig zgn.
En toch bleef de bezorgdheid. Brigitta was een
arm, verlaten schepselzou het haar niet te zwaar
vallen om voor het kind te zorgen zwaarder
dan zij zelf gedacht had Tweemaal had hij haar
een pakje met geld gezonden, dat waren voor haar
groote sommen geweest, maar ondanks zijn armoede
had hjj toch een anderen maatstaf voor het geld
en hij rilde bjj de gedachte, hoe weinig het
geweest was.
Hjj kreeg een hevigen angst voor den dood en
die dreef hem uit het hospitaal. Hjj dacht als
hjj daar bleef liggen, zou hjj nooit weer opstaan en
het verlangen om weg te komen zegevierde over
zjjne zwakte. Men waarschuwde, ried, voorspelde
volkomen herstel hjj geloofde er niet aan
hjj moest eruit.
Toen hjj buiten kwam, zonk hij bjjna ineen,
maar hjj wilde niet. Zjjne bevende hand omklemde
den stok, dien men hem gegeven had, steviger, en
een bitter lachje speelde om zjjn mond. Was het
A ee» pelgrimsstaf of een bedelstaf Het deed' er
duurste Boorten, minder aangenaam op zicht, en
daarnaast de groote, kleurige keizer Alexander, die
hoezeer blozend van uiterlijk, niet in zjjne schaduw
staan kan. De kleine fijne goud-pippeling, de
eveneens niet groote karakterappei, of de renet
tulpa, ook wel de koningspippel genoemd, staan
in hoedanigheid verre boven, doch in uiterljjk
verre beneden den Dantziger kantappel, den gan-
zebout en meer andere.
Maar reeds te veel van de appelshoezeer er
nog verscheidene soorten te noemen zijn, moeten
wjj ervan afstappen en ook iets van de collectie
peren zeggen.
Die collectie is even rijk als die der appels,
hoewel de peren in fraaiheid van uiterljjk minder
trekken dan de appels; de meesten stellen echter,
wat de smaak betreft, de langwerpige ver boven
de ronde vrucht.
We zagen daar zoowel de fijne, Beurré Antoinette,
de Duchesse d' Angoulème, de heerenpeer, de
Sylvester en de oude jutte- en marsepjjnpeer,
als de reusachtige Calabas Carofon, de kleine
Arlequin peer en nog vrij wat meer dat echter
plaatsgebrek ons verbiedt te noemen.
Wij vertrouwen dat hetgeen wij er van mede
deelden voldoende zgn zal om te doen zien, dat
de Walchersche vereeniging, die huiten mededinging
inzendt, op de Antwerpsche tentoonstelling geen
slecht figuur zal maken. Wie zich daarvan
overtuigen wil ontzie de moeite niet om morgen
even een bezoek te brengen aan de verzameling,
die in het koetshuis van den heer Vis gratis
voor ieder te bezichtigen is.
Men schrijft ons uit Domburg
Terwijl de Gr. Crt meedeelde, dat er eenige
mannen van kapitaal en invloed met dr Mezger
een nieuw badhuis zullen doen bonwen, weet een
correspondent van een ander Zeeuwsch blad mee
te deelen, dat de bemoeiingen daarvoor reeds zoo
ver gevorderd zjjn dat een belangrijk stukgronds,
bij het tegenwoordig badhuis gelegen, daarvoor is
aangekocjit. »Keeds in het begin van 't volgende
jaar wenscht men met den aanbouw te beginnen."
Correspondenten hebben meestal eene rijke
phantaisie, wat hun om meer dan éen reden niet
kwalijk genomen kan worden. Maar zou men, door
deze minstens voorbarige berichten in de wereld te
zenden, soms tegenspraak willen uitlokken om daar
door te weten te komen, wat er van de vele en
velerlei reeds opgeworpen plannen omtrent Domburg
zal worden ten uitvoer gebracht Wij zijn over
tuigd, dat alles wat omtrent deze zaken in de
dagbladen geschreven wordt aan goede yoornemen
slechts schaden kan.
Wat door de Midd. Crt omtrent plannen van
dr Mezger werd gemeld is juist, maar er is nog
veel te doen vóór hjj zijn plan kan uitvoeren.
Een nieuw badhuis dat onder zijne speciale leiding
zal staan is stellig nog een Chateau en Espagne.
De eigenaren van het bestaande badhotel hebben
zich de vrije beschikking verzekerd over uitge
breide terreinen rond hunne tegenwoordige bezitting.
Op dit feit wordt natuurlijk voortgeredeneerd en
niet toe, als hg hem maar bjj zjjn kind bracht
als hjj het huisje op den Kullen maar bereikte
en Brigitta zag, om op haar gelaat te lezen of
zijn kind haar niet tot last geworden was.
Maar daar stond hjj, arm, doodarm zelfs
zonder reisgeld en hg bezat niets, waarvoor hg
iets kon krjjgen. Waarheen zou hg zich wenden?
Hg had zgn laatste, beste pak kleeren aan en
als hg maar een gelegenheid geweten had zou hg
in de een of andere herberg gaarne dansjes zgn
gaan spelen, hg die eens gehoopt had met zgnö
vingers duizenden te verdienen. Maar thans
beefden die vingers; zg waren krachteloos, en
wie zou dien zieken man willen laten spelen?
Het zou de vreugde storen als de dansers hem
zagen. Eensklaps kreeg hg een inval, die zgn
bloed sneller deed vloeien- Was hg arm en
hg bezat een kostbare AmatiDie was eens zgn
beste vriendin en troosteres in moeielgke uren
geweest; maar nu kon zg hem grooter dienst
bewgzen dan hem door hetgeen zg opbracht in
staat te stellen om Gerda te zoeken Hg droomde
niet meer van toejuichingen, van eer en aanzien}
zgne stgve vingers zouden wel nooit meer liefelgke
tonen aan de snaren ontloken; wat deed hg nog
met een viool?
Door die gedachte bemoedigd stapte hg flinker
door naar het vertrekje in het nauwe steegje dat
hg tot nog toe bewoond had.
Wordt vervo