N° 216
128? Jaargang.
1885,
Maanda
14 September.
Middsiburg 12 September.
Dit blad verschijnt dagelijks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen?
Prijs per 3/m, franco f 3,50;
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent."
AdvertentiSn: 20 Gent per regeb
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,1©
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
taal^ waarmee anderen trachten de
|e«chreefde
Brieven uit de Hofstad.
MIDDELBIJRGSCHE COURANT.
Agenten zijn te "Vlissingen: P.G. De Veij Mestdagh en Zoon, te Goes: A. A. W. Bolland, te Kruiningen:F. Van der Peijl, te Zierikzee: A. C. De Moon, te Tholen: W. A. Van Niedwenhdijzen, en te Ter Neuzen A, Van der Peul Jz.
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger.
Nog voortdurend wordt, naar aanleiding der
onrustige bewegingen in sommige gemeenten,
maar hoofdzakelijk in verband met het te
Amsterdam gebeurde, eene nabetrachting ge
houden en gevoelt deze of gene zich opgewekt
zijne stem te doen hooren.
Zoo ook thans de werklieden-vereeniging
Hulp naar vermogen te Zalt Bommel, die tot
de „werklieden in Nederland" een opwekking
heeft gericht van den volgenden inhoud:
Diep doordrongen van de overtuiging, dat de baldadig
heden, die op verschillende plaatsen in ons vaderland
worden gepleegd, onze zaak bederven en een schande zijn
voor onzen goeden naam, waar werklieden er aan deel
nemen, veroorlooft zieh het bestuur van de werklieden-
vereeniging Hulp naar vermogen te Zaltbommel een beroep
te doen op alle werklieden in Nederland tot handhaving
van de orde in aller belang.
Zorgelijk voorzeker zijn reeds de dagen, die wij beleven
en een zorgelijker toestand van werkeloosheid bedreigt ons
Alleen samenwerking van alle goedgezinden uit alle
standen kan redding aanbrengen.
Het zijn onze vijanden, die ons willen drijven op den
weg van ruw en dom geweld.
De maatschappij moet thans vooral blijken in waarheid
een maatschap te zijn: vele leden maar
een lichaam. Hoofd en hart, oog en oor, hand en
voet moeten eendrachtig zijn. Hand en voet moeten
echter niet de plaats willen innemen van hoofd en hart.
Het is een onwaarheid, dat het kapitaal, de werkgevers
de aanzienlijken onze vijanden zijn. Wij tellen onder hen
onze beste vrienden, wier voorbeeld slechts algemeene
navolging vraagt.
Wij kunnen wijzen in onze gemeente op onze werk-
liedenvereeniging, wier leden tot de onderscheidene ge
zindten behooren, die, gesteund door onze werkgevers en
burgers, en daaronder van de aanzienlijksten, onze
tegenstanders heeft beschaamd, ons volksbondshuis tot
stand bracht, aan onze werklieden hulp in ziekte verzekerde
en uitzicht opende op steun in den ouden dag.
Wij kunnen ook daar buiten wijzen op fabrikanten wier
namen leven in elk rechtgeaard werkmanshart op
staatslieden en nijverheidsmannen, die met onzen Heldt de
algemeene pensioenvereeniging voor werklieden in het
leven riepen; op de kampvechters voor ons volkonderwijsi
op hen die ous de rijks opstspaarbank verwiervenop de
mannen van de pers, die waardig en krachtig onze be
langen bepleiten voor de openbare meening en ons
voorlichtenop allen, die in eiken kring voor ons arbeiden,
waar zij dit kunnen.
Zijn er onwaardigen, die onze belangen met voeten
treden, wij mogen het evenmin aan allen wijten als men
ons aansprakelijk kan stellen voor de buitensporigheden,
waaraan sommige werklieden schuldig staan. Onze
vrienden hebben er reeht op, dat wij ook onzen plicht doen.
Wij behoeven niet te wachten met het uitbrengen van
onze stem, totdat de vraag omtrent het algemeen stemrecht
op staatkundig gebied, waarvan wij geen heil verwachten,
beslist zal zjjn.
Brengen wij reeds aanstonds onze stem uit, voor wij
dit kunnen en moeten en waar dit nog veel te weinig
geschiedt.
De strijders voor ons volksonderwijs vragen haar, om
mede te werken voor den grootsten schat, dien wij onzen
broederen kannen verschaffen. Onderwijs, ook op teeken
en ambachtsscholen, is ongetwijfeld van het hoogste belang
tot oplossing van de maatschappelijke vragen. Het
Volksbond, roept ons op om de millioenen guldens, die
jaarlijks de drank verslindt, te veroveren voor do spaar
bank, om voeding en woning te verbeteren, het vermaak
te veredelen, overal volksbondshuizen te doen verrijzen.
Verepnigen wij ons daarom op den weg van orde en
overleg, waarop vervulling van plicht van zelf tot
handhaving van recht voert. Laat geen verschil van
inzicht omtrent het algemeen stemrecht op staatkundig
gebied of van godsdienstige strijdvragen langer van
rechtstreeksche samenwerking, uitsluiten in aller belang.
Elks godsdienst zij geëerbiedigd, maar worde ook openbaar
in zijne schoonste vruchten, in onderling liefdeshetoon,
verdraagzaamheid in waken en vertrouwen. Elk man doe
zijn plicht. Dan, maar ook dan alleen, kunnen wij zelfs
de donkerste toekomst gerust te gemoet te gaan".
Dit stuk getuigt grootendeels van een prae-
tischen zin. Waar het bestuur der Zalt-
Bommelsehe vereeniging aandringt op samen
werking, wijst op hetgeen gedaan wordt in
het belang van den werkman, zoowel onderling
als door den steun van de meer gegoeden, wier
plicht het is naar hun vermogen mee te werken
tot verbetering van het lot hunner minder met
aardsche goederen bevoorrechte natuurgenooten
daar doét het een goed werk. Zijn
schrijven is een waardig protest tegen de op-
gemoederen in beweging te brengenen al
mogen ook hunne dolzinnige woorden en
theorieën een eenvoudig, koel menschenverstand
niet licht meeslepen, er zijn omstandigheden,
die allicht aanleiding geven, dat men meer
luistert naar zulke taal dan naar een kalm
woord.
Het valt toch licht te begrijpen dat, waar
het gebrek voor de deur staat of de woning
reeds is binnengetreden waar de toekomst door
gebrek aan werk duister is geworden, de blik
ook is belemmerd en men zich door anderen
licht laat meevoeren.
Het is een moeilijke lijd. Op dat chapiter
zijn reeds honderd variaties geuit. Dat elke
stand daaronder gebukt gaat, laat zich begrijpen,
maar nog duidelijker is het dat zij, die bijna
of in 't geheel niets bezitten, die van den eenen
dag op den anderen leven en wier inkomsten
nu geheel ophouden, het wel het moeilijkst
zullen hebben.
De werkman heeft zelf schuld, beweert men;
in goede dagen weet hij niet genoeg te sparen
voor moeilijke tijden. Wij weten niet in hoever
dit thans nog gelden kan en betwijfelen of de
goede dagen in den laatsten tijd wel zoovele
zijn geweest. En wie de rekening van een
man uit den werkenden stand wil maken, hij
zou, dunkt ons, waarschijnlijk nog verstomd
staan, dat menig werkman, met een talrijk
gezin, nog met zijne verdiensten toekomt.
Uitzonderingen bevestigen natuurlijk in dezen
ook den regel. Er zijn in eiken stand, in
eiken kring, in elke familie personen die het
geheel oneer aandoen. Maar evenmin als een
gansche familie aansprakelijk is voor de uit
spattingen van een lid, evenmin komt de
verantwoordelijkheid voor de plaats gehad
hebbende opstootjes op rekening van den
werkenden stand.
Het ligt niet in den aard van onze werk
lieden om oproer te maken zij zijn van kalme
natuurmeestal zijn ze al te phlegmatisch.
Hoe een standje ontstaat het is een
even groot raadsel als hoe het eindigt. De
nietigste kleinigheden zijn geschikt om een
vuurtje aan te blazen, dat een ernstig karakter
krijgt, maar zulk eene kleinigheid beschouwe
niemand als oorzaak. Er zijn eigenbelang
zoekenden, bedillers, ontevredenen die van het
geringste partij zoeken te trekken om zulk
een vuurtje aan te wakkeren. Zij zijn nooit te
vindenzij laten anderen het werk doen, het
gevaar trotseerenen roepen later het hardst
mee in het koor om het gebeurde af te keuren.
Het voorgevallene te Haarlem met den jongen
die peren plukte in een andermans tuin, zou
niet zulk een nasleep gehad hebben, wanneer
niet andere personen, wie zal wel nooit
uitkomen, dit eene uitstekende aanleiding
vonden om eene beweging op touw te zetten,
waarvan zij den omvang niet konden overzien.
In Zwolle het is bewezen stonden
eveneens anderen achter de schermen, die óf
zich wilden wreken uit persoonlijken haat of
om andere reden eene oproerige beweging
wenschten.
Al zien wij in al het voorgevallene volstrekt
geen ernstige teekenen, maar op zich zelf
staande feiten, waarvan de oorzaken elders
gezocht moeten worden dan in den algemeenen
toestand van den werkman, eene waarschu
wing als uit Zalt Bommel kan daarom toch zijn
nut hebben, niet alleen voor den werkman
maar ook voor hen, die geroepen zijn het be
lang van het algemeen te bevorderen, en den
storm van algemeene werkeloosheid te bezweren,
die meer en meer nadert.
Wij voorzien toch dat het aangeven van
allerlei plannen het uitvoeren van een goed
en uitvoerbaar idee zal tegenhouden.
Men schrijft over landverhuizingover heide-
ontginning, over droogmaking der Zuiderzee.
Dit zijn tenminste goede middelen, die meer
nut kunnen stichten dan de onpractische
werkverschaffing, in den vorigen winter in
toepassing gebracht, en die in een stad als
Amsterdam schatten van geld heeft verslonden.
Laten thans de burgemeesters van Amster
dam en zijne collega's der provinciale hoofd
plaatsen zich vereenigen om tot een bepaald
besluit Ie komen, wat er gedaan moet worden
in hét belang van den Nederlandschen
werkman in 't algemeen. Zij kunnen zich doen
voorlichten door mannen van bekwaamheid en
kennis van toestanden.
Dit is, dunkt ons, een middel om de werk
lieden af te houden van te luisteren naar de
onbekookte tbeoriën van den heer Fortnijnhet
kan ten minste tot een practischer resultaat
leiden en in ieder geval meer nut stichten
dan al het geschrijf en gewrijf over hetgeen
zulke mannen den volke verkondigen.
Iedere daad, die getuigt van belangstelling
in en van een streven om verbetering te brengen
in het lot der werklieden, breekt meer de kracht
der woorden van dergelijke opgewonden aan
hangers van het socialisme dan tal van be
schouwingen.
11 September 1885.
Wij leven toch in een gezegend land Die
dankbare uitroep wordt zoo dikwijls vernomen,
en waarlijk, er bestaat reden tot die dankbaarheid.
Yeel schoons en aangenaams, wat vreemde landen
aanbieden, wordt verduisterd en vergald door
verschillende rampen en ellenden, die wij, gelukkige
Nederlanders, öf slechts in geringe mate, öf alleen
bij name kennen. Onze natuur moge niet met
die in andere streken kunnen wedijveren, wjj
loopen ook geen gevaar de slachtoffers te worden
van de mheilen, die nederstortende rotsgevaarten
voortrollende lawinen, woedende bergstroomen,
onderaardsche rommelingen of vulkanische uit
barstingen kunnen veroorzaken. Ons klimaat moge
veelal ruw en guur zijn en ons den liefelijken
plantengroei van het Zuiden onthouden, wij blijven
tevens in den regel gespaard voor epidemiën, die
elders ware slachtingen aanrichten. Ons volk
moge in veel onverschillig zijn en weinig belang
stellen in de publieke zaak, ons vaderland had
tot nog toe juist daardoor niet te lijden van staat
kundige woelingen en socialistische onlusten, die
in andere natiën inheemsch zijn en tronen doen
wankelen, rust en veiligheid der burgers in gevaar
brengen. In sommige opzichten misdeeld, maar
toch driewerf gezegend Nederland
Zal die gunstige toestand voortduren Men
behoeft nog niet te gelooven in de profetie van
wijlen Modderman, dat een groote sociale revolutie
aanstaande is, die ook in ons land zich zou doen
gelden, om toch te erkennen,' dat in de laatste
jaren zich verschijnselen hebben voorgedaan, die
althans eenige bezorgdheid wekken, of die zege
ningen op staatkundig gebied wel bestendig zullen
zijn. In de laatste twee tientallen jaren is wel
eenige verandering merkbaar. Wjj zijn gewoon
geraakt ons volk en onzen koning telkens zoo
te roemen in vergeljjking met andere natie's en
vorsten. Yeelmaals bracht de telegraaf ons be
richten omtrent lagen, die aan vreemde vorsten
gespannen waren door hun eigen onderdanen,
betreffende aanslagen van sluipmoordenaars op hun
leven. En dan bedachten wjj telkens met vreugde
en dankbaarheid, met een zeer gerechtvaardigden
nationalen trots, welke onschatbare voorrechten
het hoofd van den staat hier geniet. Terwijl andere
gekroonde hoofden nauw hun paleis durven ver
laten, overal door wachten werden beschermd,
niet uitreden zonder sterk escorte en zonder vooraf
den te volgen weg te hebben doen verkennen,
bewogen de leden van ons Oranjehuis zich steeds
in volkomen gerustheid onder het volk, dat hun
bjj iedere gelegenheid door luide toejuichingen
van zijne gehechtheid bljjken gaf. Bjj feesteljjk-
heden en plechtigheden zag men in het buitenland
alle maatregelen van voorzorg nemen, beducht
als men was voor oproerige bewegingen, terwjjl
in ons land zelfs aan de mogelijkheid van derge-
ljjke gebeurtenissen niet werd gedacht. En thans?
Och, eigenljjk is de toestand nog dezelfde, alleen
geraakt men allengs doordrongen van de moge
lijkheid, dat die anders worde. En hoe voorzich
tig en misschien plichtmatig het is zich op alles
voor te bereiden, juist die voorbereiding verergert
den indruk van die nieuwe verschjjnselen en deze
ontleenen daaraan steeds meer beteekenis. Men
is bevreesd voor de toeneming in macht van de
sociaal-democratie, en weigert haren aanhangers
daarom de door hen voor hunne vereeniging ver
langde rechtspersoonlijkheid, en men weigert ver
volgens hunne vennootschap als zoodanig te erken
nen door goedkeuring der statuten Men bemoeiljjkt
hen in het houden van vergaderingen en optochten,
alsof niet juist door dien tegenstand de sociaaT-
democratie veel meer veld wint dan door allerlei
bjjeenkomsten en redevoeringen en uiterljjk vertoon.
Regeering en politie vermoeien zich met het
beramen van plannen om toch maar te beletten,
dat de socialisten daags voor en op den dag vaa
de opening van de zitting der staten-generaal iets
zouden doen, wat onbehoorlijk is. Door dat
alles wordt ongerustheid gewekt bjj de ingezete
nen de een voorspelt dat dit zal gebeuren, de
ander meent dat de zorg voor de openbare veilig
heid gebiedt ook nog dezen maatregel te nemen,
gene acht het gevaarlijk Z. M. aan onaangenaam
heden bloot te stellen en verzekert dan, op grond
van eigen vreesachtige overtuiging, dat de kamers
niet door den koning persoonlijk zullen geopend
worden, en zooal meer. Dit laatste vermoeden
heb ik reeds in mjjn vorigen brief tegengesproken,
en nu doen ook andere bladen het. Ik kan
nogmaals verzekeren, dat de koning wel degeljjk
zelf aan de gewone plechtigheid zal deelnemen,
en dat de troonrede reeds in den ministerraad is
vastgesteld. Het zou ook zeer verkeerd werken,
indien de koning zich den derden Maandag van
September schuil hieldde regeering zou zich
daardoor zeker de beschuldiging op den hals
halen van bang te zjjn en de bevolking zou dan
inderdaad nog meer in ongerustheid geraken. En
waarljjk, voor die vreesachtigheid is geen reden.
De Nederlandsehe sociaal-democraten schijnen het
er op gezet te hebben kalm te blijven en zjj
zullen zich ook wel wachten wanordelijkheden te
plegen. Het zeer sterke garnizoen der residentie
houdt hen in bedwang en elke rustverstoring zou
dan ook reeds in den aanvang worden onderdrukt
zonder veel moeite. Dat weten de heeren zelf
ook viel, en zij bewezen dit nog dezer dagen
door de verspreiding onder de militairen van een
proclamatie", waarin wordt gezegd dat de macht
hebbenden voortgaan met de eitchen van »het
volk", zooals de sociaal-democraten zich met een
schromeljjke overdrjjving gelieven te noemen, on
verhoord te laten, omdat zij zich sterk gevoelen
door het leger. Yan hun standpunt zeer juist,
trachten zjj nu het leger voor hun zaak te winnen
en gaan zelfs zoover van den soldaten aan te
raden, wanneer zij mochten geconsigneerd of
tegenover „het volk" geplaatst worden, te toonen,
dat zjj geen willooze en hartelooze werktuigen
zijn. Maar gelukkig heeft die. oproerige taal, die
aanzet tot verzaking van eed en plicht, weinig
vat op onze brave landverdedigers, en zeker zal
ook het soldaten-lied van kapitein Meys niet
worden verdrongen door de parodie daarop, aan de
achterzjjde der proclamatie gedrukt, die den
soldaten wordt aangeboden ter vervanging van
het eerste. Daarvoor is de sociaal-democratische
dichter te onhandig geweest. De zinsnede „Wal
flarden noemt gij heilig „Bespottelijk bijgeloof l'1
is op zichzelf reeds een voldoend beletsel daarvoor,
want soldaten, gehecht als zjj zjjn aan hun vaandel,
waarvoor zjj zelfs een bjjna kinderachtigen en
belacheljjken eerbied koesteren, zullen nooit dat
vaandel flarden noemen. Maar genoeg, wjj kunnen
gerust zijn. De sociaal-democraten zullen wel zoo
voorzichtig zjjn zich in toom te houden, wel
wetende, dat een Bterke troepenmacht op het
eerste bevel zal aansnellen om de orde te her
stellen, en zjj zouden dan tot nun eigen schade
ondervinden, dat onze cavalerie en onze grenadiers
niet zoo vergeetachtig en weinig militair zjjn als
die schuttermuzikantdie dezer dagen na eene
uitvoering in den dierentuin reeds buiten het hek
was gekomen, toen hjj eerst bemerkte zjjn zijdge
weer rustig in den muziektempel te hebben laten
staan en door de mededeeling daarvan den lachlust
der omstanders opwekte.
Twee rechtszaken trekken tegenwoordig de
bijzondere aandacht. In omvang zjjn zij niet met
elkaar te vergeleken en toch maakt men zich
voor beide minstens even warm, misschien voor
de nietigste wel het meest. Meer nog dan over
Jeanne Lorette hoort men spreken oyer die arme
dienstmeid, die tot een maand celstraf is vëröör»
deeld wegens het medenemen uit haren dienst van
een klein zakje thee en een paar ons vleesch^
welke laatste zjj zelts sou gespaard hebben van
het haar tot middagmaal verstrekte. Haar daad
verdient zeker afkeuring, maar niet zulk een zware
straf. De meesten zullen zooals reeds in dit blad
is opgemerkt een meid, die zjj nog maar enkele
dagen in dienst hebben, bjj betrapping op zulk
een geringen diefstal hoogstens wegzenden, maar
niet onmiddellijk aan de justitie overleveren. Maai