104=
J aargims?
W oensdag
19 Augustus.
Jl
KENNISGEVING.
OjeÉi jacht op klein will.
Middelburg 18 Augustus.
Dit blad verschijnt dagelijks,
met uitzondering van Zon- en Feestdagen:
Prijs per 3/m. franco f 3,50.'
Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Cent;
Advertentiën: 20 Cent per regel:
Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van I -7 regels l,Sö
iedere regel meer f 0,20.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte
O
HIDDELBIRGSGBE COURANT.
Agenten zijn te VlissingenP. G, De Veij Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te KruiningenF. Van der Peul, te ZierikzeeA. C. De Mooij, te TholenW. A. Van Nieuwenhüijzin, en te Ter Neuzen A. Van dei Peul Jz„
Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Datjbe en Cie., John F. Jones opvolger.
De F4.-Commissaris des Konings in Zeeland,
gezien het beluit van de gedeputeerde staten van
14 Augustus 1885, n° 115; gelet op art, 11 der
wet van 13 Juli 1857 (St.bl. n° 87)
maakt bekend, dat de opening der jacht op
klein wild, met uitzondering van die op fazanten,
in de provincie is bepaald op Maandag 7 Sep
tember 1885
voorts dat de jacht op fazanten zal worden
geopend op Donderdag 1 October 1885, en dat
de korte jacht zal geoorloofd zijn dageljjks en de
lange jacht op Maandag, Woensdag en Zaterdag
van iedere week, alsmede op de vier dagen, voor
afgaande aan de sluiting der jacht, alles met
uitzondering van de Zondagen.
Middelburg, 15 Augustus 1885.
De td.-Commissaris des Konings voornoemd,
VAN DER BILT,
Lid van Gedeputeerde Staten.
door F. N.
Van een der hoogste duintoppen liet ik den blik
weiden over het omliggende land. Een zomer
morgennevel, die zee en veld achter een half
doorzichtigen sluier verborgen hield, dreet weg
voor den doorkomenden zonneschijn, en zoo ontrolde
zich langzamerhand een heerljjk tafereel, niet
alleen indrukwekkend door eigenaardige schoonheid,
maar vooral ook door de herinneringen die deze
kuststreek voor den geest roept. Aan den noord
kant glinstert en flikkert, in duizend tinten van
donker azuur tot zacht groen, de onafzienbare
waterplas, waarvan het schijnbaar eentoonig maar
werkeljjk melodieus ruischen, als vele aanrollende
wagens, een treèenden indruk maakt op het
daarvoor vatbaar gemoed. Aan de landzijde zien
wjj als een veelkleurig tapijt, Btralende in het
zonnelicht, het oude eiland Walcheren, zooliefljjk
dat men begrijpen kan hoe een dichter het roemde
>een bloemhof dravende op de zee". Het schouw
spel kluistert den voet, zoodat men er maar
moeiljjk van scheiden kan, want 't is eene eigen
aardigheid van onze prachtige duinen, dat men
er maar zelden afdaalt, zonder den wensch om er
weer op te stijgen. Een tal van gedachten
verdringen zich op deze plaats voor onzen geest.
Twaalf eeuwen geleden droegen die golven de
kielen, waarmede Willebrord en zjjne Angel-Saksi
sche volgelingen naar Westkappel zeilden om daar
de «bigde boodschap van het Christendom aan de
stamverwante, reeds eenigszins beschaafde kustbe
woners te brengen en een paar eeuwen daarna
kwamen hier de schrikwekkende drakenschepen
der Noormannen om het vernietigen van den ouden
godsdienst met vuur en zwaard te wreken. Waar
wjj thans het kerkje van Zoutelande, zeker een
der oudste van Zeeland, schilderachtig zien
uitsteken tusschen de hooge duintoppen, werd zes
eeuwen geleden op St. Maartens translatiedag
(4 Juli) 1253 de bloedige strijd gestreden met de
daar gelande Vlamingen en het lot van Zeeland
door de zegepraal van Zeeuwen en Hollanders voor
langen tjjd beslist. Maar sterker dan deze
herinneringen uit de nevelachtige middeleeuwen
spreken tot het vaderlandsche hart de dagen toen
de Vlissingsche touwslagersjongen, opgeklommen
tot opperbevelhebber van 's lands vloot, de scheeps
macht van twee groote koningrijken hier deinzen
deed voor de vlag onzer kleine maar pittige repu
bliek, en overal langs de kust door 't bulderen
van het kanon de kerken dreunden, waarin het
volk, dat niet strjjden kon, God om de overwinning
smeekte. Glorierijke dagen die schitterend aan-
toonen wat een kleine natie vermag „die niet en
desespereert." Maar op bloei volgde verwelking
en zoo kwam men tot den tjjd dat onze driekleur,
behalve in Japan en in Elmina, van de zee ver
dwenen was en dat, in Juli 1809 hier de Engel»
sche vloot werd gezien die Walcheren bezetten
en het reeds Fransch geworden Vlissingen plat
schieten kwam, Vjjf jaren later keek menigeen
met kloppend hart van deze duinen naar de
Engelsche oorlogschepen, die ons helpen kwamen
om de kluisters te verbreken, waarmee valsche
Fransche vrienden onder den schijn van vrjjheid
te brengen, en gebruik makende van het party
gekibbel, ons volksbestaan hadden vernietigd.
JBiedt de ^ee veel te overpeinzen, meer nog geeft
het land te denken. De tafreelen, hier onzen
geest voorbijtrekkende, zijn te veel om er bij stil
te staan en daarom wil ik thans slechts de ge
dachten mededeelen die in mjj oprezen toen ik
mg Walchferen voorstelde, gezien van de Dom-
burgsche duinen, nu ruim honderd jaren geleden.
Aan de noordzijde aanschouwde men de torens
van Veere en daarbij een mastbosch van schepen.
De havens dier toen nog vrjj welvarende stad
lagen vol koopvaarders en vischschuiten voor de
groote en kleine vaart; de Sehotscne court dreet
er een altijd nog aanzienlijken handeleen aantal
gilden ondersteunden de nijverheidprachtige
huizen, bewoond door een aantal deftige tamiliën,
versierden straten en kaaienmen had er een
Latjjnsche school en een Engelsche, Fransche en
Luthersche gemeente en vier Nederduitsche predi
kanten; er was een talrjjk garnizoen, en men
telde er omstreeks vijfduizend inwoners. Het is
een weemoedige vergelijking dat nette rjjke stadje
van weleer en de tegenwoordige bouwval met de
sporen der afgebroken straten, de verlaten woningen,
de holle, grootendeels ledigstaande kerk, de haven
meest zonder schepen en het sierlijke, kunstrijke
stadhuis, dat aan een gouden kroon doet denken
op het hoofd van een lijk.
Onlangs deelden de couranten mede dat Engel
sche schilders en reizigers zekere voorliefde voor
de oude stad toonen, wat licht te begrjjpen is,
daar deze doodsche oYerbljjfselen der eens zoo
invloed- en neringrjjke veste krachtig getuigen
van de onbestendigheid der aardsche dingen.
Aan de zuidzijde van 't eiland ontwaren wjj
Vlissingen, toen ook eene zeer welvarende plaats
met eene energieke, haast te energieke, bevolking
van kooplui, die door kaapvaart en slavenhandel
schatten hadden verdiend en ^daarom wel eens
„strooplui" werden gescholden. Op intellectueel
gebied liet zich hier dezelfde veerkracht gelden.
In de laatste helft der achttiende eeuw vond men
daar geleerden als Vrolikheit, Brahé, Lambrechtsen
Gallandat, Wagenaar, Orujjsselbergen, VanRoojjen
en anderen; dichters en dichteressen als Guépin,
Bellamy, Van der Woordt, VanSonsbeeck, Elisabeth
Bekker, en merkwaardige ontwikkelde vrouwen
als Coosje Busken en Fransje Baane. Dat in
een afgelegen stad met nauweljjks tienduizend
inwoners een genootschap werd opgericht dat nog
na eene eeuw den goeden naam van Zeeland op
het veld der wetenschap zou ophouden, mag wel
een opmerkelijk teit heeten.
Als wjj ons de hooid- en hofstad Middelburg
in dien tijd voorstellen is er een groot verschil
tusschen het heden en verleden. Hoewel de beste
dagen voorbjj waren, bloeide de handel nog aan-
merheijjk en genoten de neringen goede dagen.
Wel vloeide de stedeljjke schatkist niet meer als
een deriig jaren vroeger over, maar de inkomsten
waren toch nog rjjkelgk en Pieter de la Rue teekent
aan dat er in dien tgd in Middelburg door Van
de Brande, Van de Perre, Hujjsman en Van Dis-
hoeck huizen werden gebouwd zóo prachtig dat zjj
meer op voisteijjke paleizen geleken dan op wo
ningen van burgers eener republiek.
Op het zoogenoemde platte land had men toen
met moeieljjke jaren te worstelen, en in weerwil
van een rente-standaard van 3 pet. bleven de
landerjjen laag in prjjs, wat in verband met den
bloei der steden medewerkte om oude kasteelen
en lusthoven in stand te houden en nieuwe te
doen aanleggen. Om sleonta van nu verdwenen
landgoederen te spreken, prijkten destjjds St. Jan
ten Heere, het Huis te Oostkappel, de kasteelen
Aldegonde en Popkensburg nog in vollen glans;
terwj|l Rhjjnsburg, Steenhoven, Munnikenhof, Ter
Linde, Noordhout, Arnestein, Popperoeden am
bacht en vele anderen van den ouden rjjkdom
getuigden. Om de drie steden vond men, als een
bloemenkrans, sierljjke speelhoven, wier bezit
de lieieljjke droom was van den kleinen koopman
of den geldwinnenden winkelier.
Dat handel en njjverheid in de meeste Zeeuwsche
steden na de omwenteling van 1795 merkeljjk zjjn
verminderd, is te in het oogvallend om nog betoogd
te worden. Men mag echter niet voorbjjzien dat
de algemeene maatschappeljjke toestand sedert
verbeterd is, en dat de onderste laag der
bevolking, die destijds, nauweljjks gekend en weinig
verzorgd, in de achterhoeken der steden voortleefde,
en als »'t rauwe gemeen'' of het gepeupel werd
aangeduid, tegenwoordig in Zeeland bjjna niet
meer gevonden wordt.
Bilderdjjk schreef, als ik mjj wel herinner!
»Het voorleedne toont den geest de duistre toekomst aan,
Voor hem die 't ongeziene in 't zicht Ore ieert verstaan."
Zoo zjjn er in onzen tjjd wel lessen te trekken
uit die dagen van snel verval na grooten bloei.
i
Sporen wij de oorzaken na. Reeds lang tè voren
hadden helderziende mannen voorspeld, dat, als
de wonde, die de Vereenigde Provinciën ondermjjnde,
voortgewoekerd was tot de edelste deelen, het
schjjnbaar nog hechte staatsgebouw bij den minsten
Bchok van buiten als een kaartenhuis zou instorten.
Dat gebeurde dan ook bjj den aanval der Fran-
chen in 1795. Het was een groote misslag, vooral te
wjjten aan de communards van Jan. 1798, dat men
niet poogde het bestaande voorzichtig te verbeteren,
maar het oude gebouw, waarin het Nederlandsche
volk opgegroeid waB, tot in de grondslagen om
verhaalde. De proefnemingen met de ondeelbare
republiek en andere regeeringsvormen waren dan
ook zeer ongelukkig en eindigden met volkomen
ondergang onzer nationaliteit. Weinig beter slaagde
het door doctrinaire diplomaten uitgebroeide
denkbeeld om de toen vooral zoo ongeljjksoortige
twee groote deelen der Nederlanden onder éen
grondwet te vereenigeneen dwaling of erger nog
een domheid, die na 15 jaren zoo bloedig werd
geboet dat eene hereeniging met Belgie, misschien
zelf een zeer wenscheljjke nauwe aansluiting voor
eerst nog onuitvoerig k zou wezen. Of het koning
schap, met zjjn kostbaren bjj hang, de inwendige
kracht van onzen staat verhoogd heeft mag
betwjjfeid worden.
Van eene republiek met een roemrjjke geschie
denis werd het vereenigd Nederland door de groote
mogendheden, met jjverige medewerking van menig
voormalig patriot en echten tirannen-hater, ge
maakt tot een onbeduidend koningr jj k, met al het
klatergoud, dat daarvoor noodig schijnt. Het edele
huis van Oranje, met zjjn reeks beioemde stadhouders,
had geen koningskroontje noodig om een eervolle
plaats te beslaan onder de vorsten van Europa.
Het koningschap bevestigde het, als een verzengende
sirocco uit het zuiden aangewaaide, beginsel van
centralisatie. Zonder veel rekening te houden met
het-ontstaan en de ontwikkeling der vroegere
toestanden, zoo schoon verzinljjkt door een bundel
van ieder op zichzelf sterne pjjlen, omslingerd
door een los maar stevig lint, werd alles, zooveel
aoenljjk, op denzeltden leest geschoeid, en moest
iedere lichtstraal uit de residentie komen, wat
ook geheel in den aard van koning Willem I
viel. Men zag voorbjj dat de vroegere instellingen
in beginsel zoo kwaad niet waren, dat zjj, hoe
ook verbasterd, waarschjjnljjk wel te verbeteren
zouden zjjn geweest, indien het licht der open
baarheid het onkruid, dat ze verstikt had, verhinderue
weder op te schieten. De nieuwe staatsinrichting
bracht teweeg, dat de kleine, vroeger stemhebbende
steden, waar vele aanzienlijke geslachten gevestigd
waren gebleven om voet in den stijgbeugel te
houden, door het vertrek van de vermogendste
tamiliën in verval kwamen. Later leden ook de
meer afgelegen proyihciën, toen het aanzien dei-
besturen verminderde, en de geest des tjjds mede
werkte om de zucht naar meer persoonlijk
levensgenot in de middelpunten der landen hooger
te stellen dan het oud vaderlandsche plichtgevoel
jegens provincie, stad en familie.
(Slot volgt).
Het Vad. behandelt in zjjn nommer van Maandag
de eedskwestie en de grondwet. Het doet daarin
uitkomen dat zjj, die sinds jaren oplossing der
tedskwestie vorderden, steeds verwezen werden
naar de grondwetsherziening. Dan toch zou het
oogenblik gekomen zjjn om of den eed geheel at
te schaffen, öf vrjjheid van keuze aan alle staats
burgers toe te laten, öf wel het thans geldende
recht, dat een privilegie voor de Doopsgezinden
schept, uitdrukkeljjk te erkennen en door duide
lijker redactie buiten allen twjjtei te stellen. In
elk geval zou het dan de tjjd zjjn om eene prin-
cipieële beslissing te nemen; wat zonder wjjziging
der grondwet onmogeljjk werd geacht. Maar
intusschen verscheen het rapport der staats-com-
misaie, en daaruit bleek, dat die commissie zich
de vrjjheid had veroorloofd, te doen, alsof er in
Nederland volstrekt geene eedskwestie bestond.
Alleen worden in art. 83 en 125 ter wille van de
eenheid van redactie de woorden „op de wjjze
zjjner godsdienstige gezindheid" weggelaten.
Maar waarom ten minste niet eene poging ge
waagd om aan te toonen, dat het bestaande stelsel
deugdeljjk is, doch dat alleen de redactie te
wenschen overlaat Desniettemin heeft de minister
Heemskerk het slechte voorbeeld van de staats
commissie gevolgd.
Maar op die wjjze lost men de moeieljjkheden
niet op. Werd zonder nadere toelichting de redactie
van den minister Heemskerk tot wet verheven,
dan zou de onzekerheid grooter worden dan ooit.
Eenerzjjds zou piet een beroep op de toelichting
aan te voeren zjjn, dat alleen de redactie is£ ge
wijzigd en dus geene verandering van beginsel is
aangenomenanderzjjds zou men niet in gebreke
bljjven te betoogen, dat de verplichting tot eeds
aflegging is opgeheven, nu de redactie der
grondwetsbepaling is gewjjzigd in dezelfde be
woordingen als steeds plegen aangeprezen te worden
door de voorstanders der vrjje keus tusschen eed
en belofte.
Men was dan ook in de tweede kamer van
me jning, dat in elk geval de bedoeling van den
wetgever duideljjker uit het artikel zelf moest
bljjken.
Eene andere vraag echter is het, of het facul
tatief stellen van den eed wel de beste oplossing
van de eedskwestie kan worden geacht. De Btaat,
eens de volkomen vrjje keus eerbiedigende, ontkent
ook de noodzakeljjkheid van den eed en kan dus
zonder gevaar voor den staat den eed geheel prjjs
geven. Naar het Vad. meent, moet de vraag aldus
worden gesteldIs er eenig staatsbelang, dat op
dit oogenblik behoud van de in de grondwet
voorgeschreven staatkundige eeden vordert? Naar
het schjjnt is ook in de tweede kamer de meerderheid
van oordeel, dat tegen de afschaffing van staat
kundige eeden geen overwegend bezwaar bestaat.
Nu waren er, blijkens hetzelfde verslag, ook wei
leden, die de z. g. politieke eeden behouden willen
maar waarom Omdat zjj vreesden, dat „het
afschaffen of facultatief stellen van den politieken
eed van zelf tot verwijdering van de overige eeden
uit de wetgeving zou leiden." Een alles behalve
afdoend argument, zegt het Vad. Is de vordering
van den eed bjj de aanvaarding van het lidmaat
schap eener politieke vergadering niet gerecht
vaardigd en bjj het getuigenis afleggen in strafzaken
wel, dan behoeft ook de afschaffing van den éenen
eed niet tot afschaffing van den anderen te leiden,
Bjj de igrondwets-herziening heeft men alleen te
doen me| de staatkundige eeden van de leden der
staten-generaal en met andere, door de grondwet
zelve voorgeschreven eeden, en wordt op dit terrein
eene beslissing genomen in vrjjzinnigen geest. De
gewone wetgever moet dan weten, hoe bjj den eed,
aangenomen, dat die hem in sommige gevallen
noodzakeljjk voorkomt, heeft te regelen om niet
met de grondwettig gewaarborgde vrjjheid van
beljjdenis in botsing te komen.
De generaal-majoor A. W. J. van der Schrieck
commandant der 3e divisie infanterie, vergezeld
van zjjn adjudant, den luitenant-kolonel jh* F. van
Spengler, hield heden eene inspectie over het hier
garnizoen houdende bataljon, en nam zjjn intrek
in de Nieuwe Doelen.
De gisteren alhier gehouden collecte ten-behoeve
der scholen met den bjjbel heeft onzuiver 340.50|
opgebracht»
Ten vorigen jare bedroeg die.opbrengst 374.18|5
Ook aan den heer P. Polet, directeur der gas
fabriek te Middelburg, is voor op de Antwerpsche
tentoonstelling geëxposeerde schema-ontwerpen voor
gasfabrieken te Amsterdam, Rotterdam en Middels
burg, eene bekroning, eervolle vermelding, toege
kend»
Gisteren werd hier eerie algemeene vergadering
gehouden door de broederschap van candidaat-
notarissen.
23 leden woonden haar bjj. De aftredende
hoofdbestuurders, de heeren mc C, E, Achterberg
en W. Krabbendam, werden herkozen.
Tot voörzitter voor het jaar 1885 86 benoemde
de vergadering den beer mr C. E. Achterberg)
terwjjl Maastricht werd aangewezen als plaats)
waar de volgende vergadering zal bijeenkomen.
De gemeenteraad van Goes zal Donderdag deri
20 Augustus 1885, des namiddags te 2 uren, eenë
openbare vergadering houden ter behandeling dei
volgende zaken Mededeelingen Ingekomen stuk
ken; Verordening regelende het lager onderwgs;
Verordening tot heffing en invordering van school
geld voor het lager onderwgs; Voorstel burg. en
weth. tot wjjziging der begrooting voor 1885;
Idem tot af- en overschrjjving op de begrooting
voor 1885 Eerste suppletoir kohier van den hoof
dei jj ken omslagVoorstel van burg. en weth. tot
het leggen van een voetpad langs den stationsweg;
Benoeming van een onderwjjzer bjj het lager on
derwgs, en staten van oninbare posten en restan
ten van de gemeentebelasting over 1883 en 1884»
De gemeenteraad van Krabbendjjke heeft be
sloten eene oesterbeurs op te richten, die eiken
Zaterdag van 's voormiddags II tot 's namiddags
2 uren zal worden gehouden,
li C. in