Maandag 10 Augustus. Caromels Hoeve. N° li FEUILLETON. 128' Jaargang, Middelburg 8 Augustus. Dit blad verschijnt dagelijks, cast uitzondering van Zon- en Feestdagen? Prijs per 3/m. franco 3,50; Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent.' Advertentiën- 20 Gent per regel; Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels 1,10 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden "Berekend naar plaatsruimte ~n~ «mauau i-»i '•jwwob; MIDDELBURGSS!! COURANT. V.' Agenten rijn te VlissingenP. G. De Veii Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Bolland, te KruiningenF. Van der Peul,te ZierikzeeA. C. D* Mooii, te TholenW. A. Van Nieüwenhhijzen, en te Ter Neuzen A. Van dm Peul Jz, Hoofdagenten voor het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger. Gisterenavond is te 'b Gravenhage overleden de heer mr A. E. J. Modderman, oud-minister van justitie, die zichal ware het alleen door zijne medewerking aan het nieuwe strafwetboek, welks invoering hij niet mocht beleven, eene onvergan kelijke eerezuil heeft gesticht. De overledene was eerst aan het Amsterdamsche Athenaeum, later aan de Leidsche universiteit hoogleeraar, en aan beide instellingen van hooger onderwijs was het strafrecht hem als hoofdvak opgedragen. In 1879 nam hij, als minister van justitie, zitting in het ministerie-Van Lynden. Naar men verneemt bestaat lij de anti-revo lutionaire partij het plan om aan jhr mr Elout van Soeterwoude, bjj gelegenheid van zijn 80en geboor tedag op 19 Aug. a. een geschenk aan te bieden. Het zal bestaan in een prachtalbum, en dr A. Kuyper zou hoogstwaarschijnlijk met de aanbieding ervan worden belast. De minister van marine verwittigt belangheb benden, dat door hem eiken Vrijdag, te beginnen met 14 dezer, te 11 uren, aan het lokaal van het departement van marine, zullen worden ontvangen degenen, die hem over zaken, gezegd departement betreffende, wenachen te spreken. Het Dagblad verneemt dat bij de regeering de officieele kennisgeving van den koning der Belgen is ontvangen, dat Z. M. den titel heeft aangeno men van Souverein van den onafhankelijken Congo- Staat. De kamer van koophandel en fabrieken alhier zal Maandag, den 10 dezer, te 3 uren precies eene openbare vergadermg houden ter behandeling van rapporten. Aan het Utrechtsch Dagblad schrijft men uit Botterdam Zoo dikwjjts ik de jongens van het hier liggende opleidingsschip Anna Paulowna door de straten onzer stad zie marcheeren, met het geweer op schouder en voorafgegaan door pijpers en tamboers der mariniers, verheug ik mjj in dit schouwspel. Het is waarlijk een lust, die jonge aanstaande zeelui te zien. Ze zien er zoo proper en net uit, hunne houding is zoo flink, en ze zien er zoo vergenoegd uit. Ik heb mjj menigmaal, hen ziende, afgevraagd wat hebben die jongens gedaan, dat een vorig minister van marine hen heeft willen verbannen naar eene havenplaats, waar zjj minder genot in hun leven zouden hebben? En ik heb mij geërgerd over den heer Keuchenius, die in de tweede kamer, op grond van hooren zeggen, zooveel kwaad wist te vertellen van de jongens onzer opleidingsschepen. Thans echter heeft een Uit het Engelsch van JOHNNY LUDLOW (Mrs. HENRY WOOD). Charlotte en Charlotte. „Lieve tijd, lieve tjjd 1 Ik was juist van plan om te vragen of ik den armen Nash nog eens zien mocht; wjj hebben elkaar zoo lang gekend, weet ge; maar nu zou het misschien onvoorzich- tig zjjn." „Zeer onvoorzichtig, mijnheer Todhetley. De ziekte was zeer kwaadaardig in haar soorthet zou niet alleen uw eigen dood kunnen veroorzaken maar gjj zoudt ook anderen kunnen aansteken. Gjj hebt vrouw en kinderen mjjnheer." »Ja, ja, gjj hebt geljjk Die arme Nash Hoe is uw zuster Zelfs in dit akelige oogenblik kon hjj haar niet mevrouw Caromel noemen. »0, zjj is heel naardoodelijk geschokt Ik vrees dat zij de ziekte overgeërfd heeft en haar man spoedig zal volgen daar zij hem tot het laatst heeit opgepast. Ik hoop dat die vrouw, die hier kwam om hun huiselijk geluk te verstoren, die Charlotte Tinkle, de vruchten zal oogsten, die zjj gezaaid heeftwant het is alles haar werk." „De menschen plukken gewoonlijk de vruch ten hunner eigen daden, 't zij die goed of kwaad konstabel-majoor der marine, de heer M. J. E. Kriens, in een publiek geschrift' den heer Keuche nius min of meer in het geljjk gesteld, en op zjjne beurt een jammerklacht aangeheven over de verslapping der krijgstucht bjj onze marine, en met name ook bjj de jongens, die tot oorlogs matrozen worden opgeleid. Een konstabel-majoor is een functionaris, met wien niet valt te spotten. Maar met allen eerbied voor majoor Kriens moet ik, wat althans onze Rotterdarnsche jongens betreft, hem in zijne aan klacht niet ontvankelijk verklaren. Over de jongens van het Amsterdamsche opleidingsschip kan ik niet oordeelen, maar evenmin kan de majoor oordeelen, over do jongens van de Anna Paulowna. Zijne voorbeelden gelden dan ook uitsluitend de jongens van de Wassenaar. Nu is het best mo gelijk, dat de jonge zeelui van onze beide oplei dingsschepen jongens zijn van tweeërlei maaksel. Misschien ook wel zoekt men voor ons de beste uit. In elk geval is dit zeker, dat over het gedrag der jongens van de Anna Paulowna niet veel te klagen valt. De officieren van dit oorlogs vaartuig hebben indertjjd de beschuldigingen van den heer Keuchenius openlijk tegengesproken, en er zal hier te Botterdam wel niemand geweest zijn, die deze handeling der officieren niet van ganacher harte toegejuicht heeft. Natuurlijk zjjn deze jonge zeelieden geen jonge juffrouwen, en ook geen heiligen. Er zal er wel eens een onder doorloopen, die niet deugt, en misschien zelfs doet de beste wel eens iets, dat berisping verdient. Maar dit is de zaak niet. Op het doorgaande gedrag komt het aan, en dan zal ieder hier in Rotterdam de jongens prijzen. Dat zij zich aan boord goed gedragen, getuigen hunne officieren, en die zullen het dan toch wel weten, en buiten boord gedragen zij zich over het alge meen mede zeer goed. Kort nadat het opleidingschip hier gevestigd was, hebben onze gegoede ingezetenen gezorgd, dat er in de stad een lokaal voor de jongens werd ingericht, waar zjj het zich den tijd, dat zij geen dienst hebben, genoegelijk kunnen maken. In dit uitspanningslokaal vinden de jongens eene kantine, waar zij zeer goedkoop ververschingen kunnen bekomen en waar allerlei spelen voorhan den zjjn, waarmede zij zich den tijd kunnen korten. Zjj hebben hier dus een goed leven, en men begrijpe allicht, dat onze ingezetenen zooveel goede zorgen niet voor hen zouden hebben, wan neer de jongens zich niet goed gedroegen. In dit uitspanningslokaal vertoeven de jongens gaarne, en ook dit pleit voor hen. En ziet men hen op straat, hetzjj onder elkander, hetzij met vrienden of betrekkingen uit de landkrabben, ook dan gedragen zij zich als ordenteljjke jongens. Laat de gestrenge heer konstabel-majoor eens met den nog gestrenger heer Keuchenius een reisje naar Rotterdam maken. Men zal hun wel geen toegang weigeren tot het genoemde uitspannings lokaal, en ook niet tot het opleidingschip. Zjj kunnen zich dan door hunne eigen scherpziende zjjn", merkte de baron aan en stond op om heen te gaan. Hjj wilde er echter niet bjj voegen, wat hjj dacht dat de andere Charlotte ook moest oogsten wat zij gezaaid had. Heeft de arme kerel veel geleden?" »0p het laatst niet. Zjjn krachten waren uitgeput; hjj lag eenige uren bewusteloos. Tot gisteren avond hoopten wjj nog hem te behouden. O het is een vreeselijke ramp Dat was het. De baron vertrok geheel ter neer geslagen. Drie dagen later had de begrafenis plaats. Zjj kon niet langer uitgesteld worden. De baron ging er heen, als iemand dood is houdt alle vete op. Henry Tinkle wilde echter niet gaan. Caromel was aan hem en aan"de wet ontsnapt, zei hjj, daar was niets tegen te doen, want dat was Gods wil, maar hij wilde Caromel, levend of dood, geen eerbied bewjjzen. De geheele gemeente scheen bjj die begrafenis genoodigd te zjjn. De meesten gingen, enkelen wilden niet. Het was een dichte drom, die zich in de oprijlaan bewoog. Weinigen waagden zich in huis; zjj bleven liever buiten staan: want een overdreven vrees voor hetgeen men op Caromel8 hoeve kon opdoen, vervulde de heele gemeente. Toen dus de dragers uit het huis kwamen, zwoe gende onder de met een zwart fluweelen Ijjkkleed met breeden zilveren rand bedekte kist, gevolgd door den beer Schunk, week de heele rouwstoet achteruit. Da kleine Dun zou de universeele erfgenaam oogen overtuigen, dat zij onzen braven jongens onrecht hebben aangedaan, en dat zij iets aan hen goed te maken hebben. In een artikel met het opschrift „Pro Deo" oppert m' J. Domela Nieuwenhuis in De Amster dammer bedenkingen tegen de door de re geering voorgestelde bepaling betreffende toevoe ging van advocaten in strafzaken. Het is wel gemakkelijk en zuinig voor de schatkist, als de wetgever den burgers beveelt gratis economische diensten te bewjjzen. Is bet echter rechtvaardig? Dat ontkent mr N. In Duitschland kent de staat den toegevoegden Rechtsanwalt aanspraak op hono rarium toe. Het bedrag van dat honorarium wordt bepaald door de Gebührenordnung für Rechtsanwalte van 7 Juni 1879 en door den staat betaald. Wanneer de beklaagde in de kosten wordt veroordeeld, heeft de staat recht de kosten der verdediging van hem terug te vorderen. Dat beginsel komt m' N. het alleen juiste voor, met dien verstande, dat hjj het zeer zou prijzen, indien de advocaten vrijwillig eene niet te druk kende armenpraktjjk onder elkander verdeelden. Intusschen stelt de Nederlandsche regeering bjj haar ontwerp tot wijziging van het wetboek van strafvordering van 27 October 1883 voor, dat aan iederen beklaagde, v- rmogend of onvermogend, wien niet reeds ambtshalve een raadsman is toegevoegd, daarbjj de bevoegdheid wordt verleend, in iedere strafzaak, behalve bij overtredingen, tot den president het verzoek tot eene dergeljjke toevoeging te richten. De president is volkomen vrjj, het verzoek toe te staan of te weigeren- Wordt dat wet, dan zal eene zeer belangrjjke uitbreiding volgen der toevoeging van advocaten in strafzaken. Terwijl toch thans alleen in cri- mineele zaken de verplichte toevoeging bestaat, zal deze dan bij alle vervolgingen ter zake van misdrijf kunnen plaats vinden. De toevoeging zal in schier alle zaken regel wordende president toch zal niet ligt de verantwoordelijkheid der weigering op zich nemen te minder omdat hjj altijd te vreezen heeft, dat de rechtbank zijne afwjjzende beschikking zal te niet doen. De regeling der regeering tast de onafhankeljjk- heid aan der advocaten, die, als uitoefenende een vrij beroep, geen kommando van een rechterlijk ambtenaar behooren te erlangen tot dienstver richting. De staat zorge, evenals hjj de publieke aanklagers betaalt, voor uit de staatskas betaalde ambtshalve verdedigers, als de beklaagde geen door hem gekozen verdediger binnen een bepaalden tjjd heeft aangewezen. In geen geval heeft de staat recht om de advocaten tot kosteloozen rechtsbjjstand aan niet-onvermogenden te dwingen. Dat is zelfs eene inbreuk op de rechtspraktijk als middel van bestaan der advocaten, in straf zaken evenmin geoorloofd als in andere. Wenscht men verdediging met bet oog op den rechter, welnu men verplichte den niet-onvermo genden beklaagde tot betaling der kosten, indien men dat uit de staatskas niet wil doen geschieden- van den heelen eigendom geweest zijn, indien Charlotte de eerste er niet ware. Nu kon hjj evenmin erven als ik of een ander. In de gegeven omstandigheden was er geen mannel jjke erfgenaam in leven en Nash Caromel had, als de laatste van zjjn naam, het recht gehad om een testament te maken. Het was niet bekend of hjj dit gedaan had of nietdoch na den afloop der begrafenis was de zaak uitgemaakt. Schunk had als eerste rouwdrager naast de baar geloopen en nu haalde hjj het testament voor den dag. Een zestal heeren, waaronder de baron, gingen naar binnen. Het testament was in behoorleken vorm, door een vreemden notaris opgemaaktniet door Schunk, die het wel zoo veilig had gevonden, om er buiten te blijven. Eenige dagen na de terugkomst yan Charlotte de eerste, toen Nash pas ongesteld werd, was de vreemde notaris geroepen en het testament gemaakt. Caromels hoeve werd met alles wat er toe behoorde en al wat Nash verder bezat toege wezen aan Duncan Schunk, ook wel genaamd Duncan Schunk Caromel. Echter niet onvoor- waardeljjker werden voogden benoemd, die gedurende zijn minderjarigheid zjjne belangen moesten behartigen. Zjjn moeder (genaamd Char lotte Schnnk ot Charlotte Caromel) kon de hoeve blijven bewonen, indien zjj verkoos en dejaarljjksche inkomsten ervan genieten, ten behoeve van haaf en haar zoon. Als die zoon een en twintig jaar was, 'kwam hjj in het volle bezit, maar dan stond het der moeder vrjj om bjj hem te bljjven wonen. In één woord zjj namen alles. Charlotte Tinkle Mr N. vindt echter verdediging onnoodig, als de beklaagde, die haar betalen kan, baar niet verlangt* Aan on vermogenden behoort het verkrjjgen van rechtsbijstand te worden verzekerd. Daartoe kan het regelen vaü een armenrecbt noodzakelijk zjjn. Verlangt men in dat geval de hulp der advocaten zonder vergoeding uit de staatskas, men late aan de orde der advocaten de regeling dezer gewich tige aangelegenheid over. Desgevorderd zou men den president of het rechterlijk college kunnen opdragen, in geval van weigering door het bureau een advocaat tot de verdediging uit te noodigen. Door de dorpsvereeniging De Eensgezindheid te Steggerda is dezer dagen aan den heer Lieftinck, lid van de tweecle kamer der staten-generaal, een schrijven gezonden, waarin hulde wordt gebracht aan zjjn loffelijk streven tot verbetering van den financieelen toestand der plattelandsgemeenten als meening der vereeniging wordt te kennen gegeven, dat tot bereiking van dat doel het alleszins wenscheljjk en billijk is, dat eigenaren van onroerende goederen, ofschoon elders wonende naar het bedrag der baten van die goederen begrepen worden in den hoofdeljjken omslag der plaatsen, waar die goederen gelegen zijn, en het eerbiedig verzoek aan den heer Lieftinck, dat hij, omdat men zich vleit, dat bjj deze meening kan deelen tot bereiking hiervan zjjn invloed in de tweede kamer der staten-generaal zal willen aannemen. Naar men verneemt, is ook door de vereeniging Nut en Genoegen, te Blesse, een schrijven van dezelfde strekking aan den heer Lieftinck toege zonden. De vereeniging De Eensgezindheid hoopt, dat ook andere vereenigingen of particulieren, die zich kunnen vereenigen met den hoofdinhoud van boven bedoeld schrijven, daarvan aan den heer Lieftinck schrifteljjk zullen doen bljjken en tot bereiking van het gewenschte doel den steun zullen vragen van den heer L., die reeds getoond heeft veel te willen doen tot leniging van den financieelen nood der plattelandsgemeenten. Het vieren van een nationalen feestdag blijft onze pers bezighouden. Ook de Werkmansbode doet zijn meeuing in deze kwestie kennen. Het orgaan van het Algemeen Nederlandsch Werklieden - verbondschaart zich in den strjjd tusschen vóór- en tegenstander van zulk een dag aan de zijde van hen, die wel de groote behoefte aan een nationalen feestdag inzien. Den geboortedag van het prinsesje acht het blad daartoe echter evenmin geschikt als den geboor tedag van Willem den Zwijger, of den gedenkdag van den slag bjj Waterloo. De Werkmansbode raadt aan dien dag niet te zoeken, maar hem te maken. De gelegenheid bestaat. Men herzie spoedig de grondwet en ver- zekere daarin het recht dat den meerderjarigen burgers van den constitutioneelen staat toekomt» zoodat die grondwet inderdaad de bestemming krjjge door Thorbecke er aan toegekend, dat is kreeg niets. „Het is een gemeen testament", riep een der toehoorders, het huis verlatende. „En zjj zullen er niet wel bjj varen, let maat op," voegde de baron er bij. „Het minste wat Caromel had kunnen doen was zijn bezitting tusschen de beide vrouwen te verdoelen,', Hier mede scheen de Caromels zaak, die zooveel ergernis gegeven had, afgeloopen te zjjnbet was een zeer onbilljjke afloop. Charlotte Tinkle, die geen cent van zich zelf bezat, bleef bjj haar moeder en kwam in de kerk in haar weduwrouw, met een smarteljjken trek op haar lief, zacht gelaat. Men zei dat zjj het nooit te boven zou komen, dat zjj haar man voof zjjn dood niet meer gezien had, Charlotte Schunk bleef ongestoord op de hoeve wonen en noemde zich bjj Voortduring mevrouw Nash Caromel. At en toe verscheen zjj in de kerk 5 maar niet dikwjjls Haar sluier was dichter dan die van de andere weduwe en haar gegaufreerde kap langer. Niemand kreeg de koorts en Schunk zond den baron de veertien duizend gulden binnen een maand na den dood van Nash terug. En dat was het einde, zooals wjj dachten van de geschiedenis op Caromels hoeve. Maar er zouden nog zonderlinger dingen plaatst hebben

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1885 | | pagina 1