N° 121. 128* Jaargang 1885. Maandag 25 Mei. Middelburg 23 Mei. Jan Mail's joiste piemelt. Dit blad verschijnt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen: Prijs per 3/m. franco f 3,50; Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar a 5 Gent. Advertentiën* 20 Gent per regel: Geboorte-, Trouw-, Doodberichten enz.: van 1 -7 regels f 1,10 iedere regel meer f 0,20. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte Bij deze courant behoort een BIJVOEGSEL. f 13IDDELBUÏtGS€HE COURANT. W 1111 Agenten zijn te Vlissingen: P. G. De Veu Mestdagh en Zoon, te GoesA. A. W. Boeland, te Kruiningen: F. Van der Peul, te Zierikzee: A. C. De Mooij, te Tholen: W. A. Van Nieuwenhuijzen, en te Ter Neuzen A. Van dei Peul Jz. Hoofdagenten toot het Buitenland te Parijs en Londen, de Compagnie générale de Publicité étrangère G. L. Daube en Cie., John F. Jones opvolger. Er is in de laatste dagen meer geschreven over dr, Vitringa dan over Jan Holland's De Woort en zijn kringen niet onverklaarbaar is dit verschijnsel, wanneer men bedenkt hoe de Deventer schrijver in al zijne werken, al zijn zij in menig opzicht nog zoo verdienstelijk, iets bijzonders, iets anders dan een ander te lezen geeft, en hoe dit vooral zijn jongste pennevrucht kenmerkt. Zoo licht komt men er toe in den persoon van den schrijver, in zijne daden op lossing te zoeken van het raadsel, welke drijfveer zijn pen bestuurde bij bet schrijven van zoo menigen regelen ditmaal vooral moest zulks het geval wezen bij een werk, met zoo'n duidelijk sprekenden tendens, als het hierboven genoemde. Zijn nieuwste werk is een doorloopend plei dooi voor het katholieke geloofen dat hij daarin, volgens het oordeel van bevoegden, niet ongelukkig was, bleek uit de goedkeuring, hem door een tweetal katholieke organen ge schonken. Het is daarom te hegrijpen, dat men aan die zijde verder ging dan Jan Holland waarschijnlijk zelf bedoelde en dat men elders geloof sloeg aan geruchten, waaraan de grond niet geheel en al ontbrak. Wie den verspreider van dit gerucht een verwijt daarvan maken mocht, omdat het een zaak betrof, die het particulier leven van een persoon raakte, hij verlieze niet uit het oog dat dr. Vitringa als Jan Holland met zijne werken is opgetreden als hervormer der maat schappij, en dat hij daarom belangstelling wekt voor zijn persoon en voor zijne daden, die een licht kunnen doen opgaan over zijn werken en schrijven in het algemeen belang. Maar onbescheiden zou het wezen, wanneer men zulk een daad, waarop het gerucht doelde, aan kritiek onderwierp dan ging men te ver en mengde men zich in zaken, die louter den per soon treffen. Wij hebben slechts te maken met Jan Holland, zooals hij zich uit in zijne boeken, die over het geheel het kenmerk dragen van een ge zonden, practischen zinen waaraan, al schijnen zij soms excentriek, geen streven naar waarheid mag worden ontzegd, Of die jongste pennevrucht dan waardis om daaraan een artikel te wijden Zeer zeker, zeggen wjj. Ons schijnt het toe dat He Woort en zijn kring een voornamen Schakel vormt in Jan Holland's boekenreeks; en dat daarmee vooral rekening gehouden moet worden bij de beoordeeling van zijn streven. Zijn Doris en Doortje was gewijd aan de oplossing der schoolquaestie, en zijn nieuwste Werk eindigt met eene herinnering aan het twee vijfden en drie Vijfden, waarin Nederland is verdeeld. En als De Woort aan het slot Van het boek zijn vrouw omhelst, dan uit hij den wensch, dat al die vijfde parten in Neder land zoo ernstig naar waarheid zoeken, en, al biddend om licht van boven, elkander zoo in minne verdragen mogen, als die twee elkaar hartelijk, innig lief hebben. Jan Holland meent, begrijpen wij hem goed, door zijn roman aan de bereiking van dat ver heven doel mee te werken. En die illusie mag men hem niet laten. Wanneer hij aan de eene zijde tracht een beter licht te doen opgaan over een aanzienlijk deel van hen, die den grooten strijd mede strijden, dan werkt hij zoo ongelukkig met licht en schaduw, dat hij het andere, nog grooter deel, bijna geheel in het duister zet, Het is een zonderling boek, dat hij thans de wereld inzond. Evenals de vroegere draagt het de sporen van verregaande overdrijving, nu des te gevaarlijker omdat het zulk eene tedere quaestie geldt. De hoofdpersoon, De Woort, meester in de rechten, heeft een bloeiende kassierszaak te Groningen. Van de theologie heeft hij in zijn studententijd geen hoogen dunk gekre~..ii; gelooven doet hij niet, want dat strijdt tegen zijn gezond verstand. Die man wordt zeer ernstig ziekin dien toestand maken wij het eerst kennis met hem en met een modern predikant, een neef van hem, Voogtman, die, omdat De Woort aan typhus lijdt, liefst niet hem bezoekt en slechts, en dan schoorvoetend, aan de deur komt in- formeeren naar den toestand van den lijder. Voogtman is iemand die van harte meer dan eens zijn dominéschap naar den drommel wenschte. De man spreekt veel van zijne idealen, waarvan Jan Holland, die van moderne dominés al even veel schrik heett als Victor Hugo van de priesters en Bilderdijk van de liberalen, met laatstgenoemden dichter, als het ware zegt Het ia maar jammer voor onze aarde, Dat al die poespas niets beduidt. Na zijn herstel komen de bedienden van De Woort hem daarmede geluk wenschen en, nadat hij zich uitgelaten heeft, hoe hij maar liever gestorven zou zijn,vindt een zijner be dienden, Van Baars, een braaf, oppassend, katholiek jongman, daarin aanleiding om met hem een dispuut te houden over het zondige van zulk een zeggen en over zijn kerk. Bij een pas herstelden zieke vonden wij zulk een geredeneer al misplaatst, vooral van iemand die zelf beweert liefst over gel'ooiszaken te zwijgen. Tot verder herstel wordt besloten dat men naar buiten zal gaanmevrouw De Woort, iemand van orthodoxe richting, die in dezen meer lette op andere belangen dan op de ge zondheid van haar man, weet het zoo te leiden dat men zich eenigen tijd zal terugtrekken op Elsberg, een onbekend en tamelijk ongenaak baar dorpje in het hoogste gedeelte der Veluwe. Daar wordt men in kennis gebracht met een gezelschap allertreurigste personen. In de eerste plaats met een freule Dongeraat, die een jong student protegeert, zekere Jaapje van Brendel, iemand die een zeer woelige jeugd achter zich had, door zijn wangedrag aan de academie zijn vader, een eerlijk ouderwetsch predikant, het hart van weedom had doen krimpen, zoolang tot de levensbron voor den tijd was opgedroogden die door verkwisting zijne drie zusters in bittere armoede had ge dompeld. Dit jonge mensch bekeert zich en wordt predikant te Elsberg. Nadat hij ernstig onge noegen heeft gehad met een rijken boer, die zich aan dronkenschap overgeeft, van de liefde geen begrip heeft en over dominé's vermaningen zich wreekt met, op grond van onrechtzinnig heid, de gemeente tegen hem in het harnas te jagen, scheidt hij zich af, en sticht hij met behulp van freule Dongeraat een kerkje en een huis van barmhartigheid. In dat huis treffen wij een ouden heer Bles aan, gewezen onder wijzer, een man van veel talent, maar die door te veel gebruik van sterken drank onbruikbaar was geworden voor zijn ambt en wien, nadat hij hoe langer hoe losbandiger was geworden, met zijn vrouw door dominé Breudei een plaatsje in de gemeenschappelijke woning wordt gegund. Toch was de herberg nog vaak zijn lievelings oord. Een ander bewoner van het huis was een jong mensch, Willem Harten, die veel geld verteerde 5 door zijn vader in Noordbrabant werd besteed maar toen hij werk maakte van een katholiek meisje onder curateele werd ge steld, en naar Elsberg geplaatst. Daar trof hij in hetzelfde huis nog aan een baronnesse Kemelsburg met hare dochter. In haar jeugd had zij zich laten schaken en een faux pas ge maakt. Later was zij gehuwd met een ballet danser, die haar ergerlijk mishandelde. De glorie van het huis was echter de jonge baron Van Bergen, die het by de cavalerie niet verder brengen kon dan tot wachtmeester ëq nu ook moest bekeerd worden. Om dat goede werk te bevorderen bezocht hij het meest, met den onderwijzer, de dorpskroeg. "H;.:; gezelschap is niet fijn, zal men ons toestemmen, en allerminst geschikt om een genezen zieke zijn verloren gezondheid weer te geven. Het verwonderde ons, dat De Woort, toen hij bemerkte, waar zijne vrouw hem had heenge bracht, niet dadelijk rechtsomkeert maakte Hij vergenoegde zich met bij haar zijn beklag te doen, dat hij alle vrijheid miste, dat hij in den toestand verkeerde van een onder curateele gestelden verkwister. Trouwens de hoofdper soon mist alle fermiteit. Hij beweert zoo wat philosoof te zijn en van ouds een liefhebber om dominees in 't haar te zitten. Die bezigheid heeft hem er van afgehouden zich te bemoeien met de opvoeding van zijn zoon, die zijne opleiding in de muziek genietof deze al of niet studeert, beeft de vader nooit onderzocht, en bet kon hem trouwens niets schelen. Over zijn dochter oefent de mama met haar clubje macht uit; dit jonge juffrouwtje dweept zoo'n beetje meê in gezelschap van de vrouwen en verbeeldt zich te goedertrouw haar geestver want te zijn. Maar evengoed kan zij zich vereenigen met de zoutelooze scherts van licht zinnige wereldlingen. Met groote belangstelling luistert zij echter naar de verhalen van Van Baars, die wekelijks zijn patroon op de hoogte der zaken komt brengen en die gelegenheid te baat neemt om de dochter omtrent de voor treffelijkheid van zijn geloof in te lichten. Dit geeft aanleiding tot het praatje, dat beiden verliefd op elkaar zijn, wat in de oogen der calvinistische dames een gruwel zou wezen. Men weet den jeugdigen baron, die het in den militairen stand zoover bracht, ertoe te dwingen de dochter het hof te maken een engagement volgt totdat op een goeden morgen de baron weg- geloopen blijkt te zijn: Middelerwijl heeft de zoon van De Woort zijn studie laten varen; komt bij papa op kantoor, tracht Van Baars te verwijderen, wat hem maar al te zeer gelukt, door telkens te zorgen dat er tekorten zijn in de kas, waaraan dan schijnbaar Van Baars schuld heeftzoodat deze eindelijk besluit zijn ontslag te nemen en als zendeling te vertrek ken. Bij zijn afscheid beijvert hij zich nog om zijn patroon eenige inlichtingen te geven over het geloof, dat hem zoo dierbaar is. En De Woort, in plaats van het onschuldig jongmensch, de handen boven het hoofd te houden, hem tegenover zijn zoon in zijn eer te herstellen, laat hem gaan. Eerst later toont hij eemg karakter, wanneer de zoon zelfmoord heeft gepleegd, een berooide brandkast achter, latende. Dan offert hij zijn eigen middelen op om de eer der zaak te redden en gaat hij met vollen ijver aan het werk. Die zoon nu is in Jan Holland's werk de vertegenwoordiger van het ongeloof. Van welk allooi de levensbeschouwing van dat heertje is blijkt wel uit een briefje dat men vond, nadat hij, in Arlequin's pak gestoken zich het leven had ontnomen. Daarin komt dit voor: »Ik wilde een groot fortuin Tergaren om daarmee in Parijs of elders flink van wal te steken. Zoo heb ik een beetje in effecten gespe culeerd, belaasniet met bet beste succes, zooals u wel gewaar zult worden bij een oppervlakkigen blik in onze brandkast. Dat ik bet gedaan heb, spyt mij nietimmers zoowel voor u als voor de lui, die bij ons hunne papieren gedeponeerd hebben, staat dezelfde weg naar bet zalig Nirwana open, zoodat het wel kan zijn, dat ik bij slot van rekening uw aller geluk bevorderd heb. Vaarwel ik vind het een komiek idee dat wjj samen een poosje op het dwaze tooneel van bet bewustzijn hebben rondgescharreld en in der eeuwigheid niet meer van elkander zullen booren." Wij besluiten ons overzicht van dit boek met de mededeeling dat de dochter trouwt met nee, Voogtman, die zijn domineeschap er aan geeft en met vreugde plaats neemt achter den lessenaar. Jan Holldnd beweert in zijn nieuw werk terecht, dat het 0 zoo'n slecht werk is dat beoordeelen van de godsdiensten naar de han- delingen van sommige hunner. Niets is zoo valsch en niets is zoo algemeen in zwang. En toch werkt hij met zijn roman dat slechte beginsel in de hand. Tegenover het pogen om de eene partij in een goed licht te stellen, wat op zich zelf waardeering verdient, wijl omtrent haar zooveel verkeerde begrippen in omloop zijn, beijvert hij zich om van de andere partijen de slechtste zijden bloot te leggen. Om de eene te verheffen verlaagt hij de anderen. Wie zich opmaakt om den heerschenden strijd op dit gebied te kalmeeren, om wederzijdsche waardeering aan te kweeken, dient zich daar voor vooral te wachten. Jan Holland kan weten dat er, bij al het goede hetwelk van het katholieke geloof te zeggen valt, onder orthodoxen, modernen en ongeloovigen ook wel betere, edeler figuren te vinden zijn dan de bewoners van het huis van barmhartigheid, dominé Voogtman en den zoon van De Woort. Jan Holland moet weten, dat het vaak harder strijd kost niet te gelooven dan wel en dat het slechts een caricatuur van een önge- loovige is, dien hij ons schildert. Hij heeft thans vooral zijn doel voorbij gestreefd; hij is nu, ten nadeele van zijn pogen, te ver gegaan in zijne verdediging. Zelfs zij, voor wier meening hij een lans breekt, kunnen geen vrede hebben met de schilderij, die men van hen ophangtomdat het iemand, die het eerlijk meent, nooit aangenaam aandoet ten koste van anderen hemelhoog te worden ver. heven; en zij, die tot andere gedachten moeten gebracht worden, juist daardoor worden afge^ stooten om van de verdediging kennis te nemen. De Deventer schrijver heeft nu een gevaarlijk terrein voor zijn arbeid gekozenvoor hem zeiven zou het te wenschen zijn, dat hij dit verliet, want hij loopt gevaar van fiasco te maken. En voor de maatschappij zou dit geen kwaad zijn, want zulke geneesheeren maken de kwaal nog erger dan zij reeds is. Het door den beer De Savornin Lohman iilge» diende wetsontwerp tot wijziging van art. 1 deï kieswet, waarvan gisteren in 't kort melding werd gemaakt, beeft de strekking nergens den census te verboogen en dus een census van 20 als grondslag aan te nemenden census overal op ƒ20 te stellen voor ben, die tot dat bedrag aan geslagen zyn in die belastingen, waarvoor dd aanslag overal op dezelfde wijze berekend wordt en voor alle overigen alleen rekening te houden met die verschillen in den aanslag, die berusten op het verschil in woonplaats. Kiezer zullen dus zijn allen, die, waar ook, ƒ20 betalen in de grondbelasting, naar tabel A der patentbelasting en naar de plaatselijk onverander ijjke grondslagen van het personeel. Yoor zoovör men is aangeslagen naar de plaatselijk verander lijke tabellen der patentbelasting en naar de plaatseljjk veranderlijke grondslagen van het per soneel worden ter berekening van den census, dié kiesgerechtigd maakt, de plaatselijke verschillen in aanmerking genomen, in dien zin, dat metó kiezer wordt, als men 20 zou betalen in dö plaatsen, waar de m aatstaf van berekening hét laagst is. De hoogstë census ia naar dit stelsel ƒ44. Met 1 Juni a. zjjn bevorderd tot opzichter van fortificatiën le kl. de opz. 2» kl. A. T. Bot té Vlissingen, tot opz. 2e kl., de opz. 3e kl. B. Gh Meyer te Terneuzen. Met 1 Juni wordt overgeplaatst s de opz. le kl. A. T. Bot van Amersfoort naar Vlissingen, terwijl op genoemden datum wordt gepensioneerd de opz. le kl. Wi Ort te Vlissingen. Tot dijkgraaf van den Nieuwen-WestkraaiertpoL der is door de vergadering van ingelanden herbe» noemd de beer M. de Regt te Borssele en tot djjkgraaf van den Noord-Kraaiertpolder de heer J. de Jager te Nieuwdorp. De Sti Ct. van heden bevat 14 pagina's staten van militaire nalatenschappenafkomstig van officieren, onderofficieren en verdere manschappen der landmacht in NeerL Indië, onder beheer der weeskamera daar te lande gekomen en die opge vraagd en ontvangen kunnen worden by het ministerie van koloniën in Nederland. Uit de provincie Zeeland komen op die staten voor: J. J. Waterschoot, geb. teHontenisse 1 Juni 1861, zoon van Brictus en Petronella Lambert I

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1885 | | pagina 1